H\ 336 li"' Jaargang. ütoMI KND. jp7^ ÏT-—lp-* - 1 BHfl bh HB iitgevers: VALKHOFF Co. betrekken; en dat het do schnld van B. en W. ie, dat ik daarin niet geslaagd ben, omdat, zij doof wilden blijven voor mijne aanvrage, heb ik eveneens bewezen. Dat ik dit zoo klaar heb kunnen bewijzen, heb ik zeker voor een groot deel te dankon aan de wijze waarop B. en W. de vraag van den heer Eysink beantwoord hebben en ik zeg a daarvoor mijn beleefden dank, vooral ook aan den heer Rijkens, die, door zich slechts even mot de zaak te bemoeien, daardoor zoo duidelijk bewezen heeft met de zaak op de hoogte te zijn. De heer Eysink zal nu wel moeten inzien, dat de door hem geworpen bom, aan den ver keerden kant ia gesprongen, wat ik niet kan helpen, maar hotgeen voor hem oen les kan zijn niet weer mot bommen te gooien (g e- 1 a c h). Gaarne zou ik van deze gelegenheid nog gebruik maken den heer Eysink een goeden raad to geven B. en W. geven, duidelijk blijk ook niet te weten of om do woorden van den wethouder Yan Duinen te gebruiken „Zij staan er nog als het ware buiten" dat tal van bewoners van BisschopperwegAchterluiaard en Kroonfjesmolen al jaren om gas en ook om water vragen. Op 21 Dec. 1912 is er weer door 125 bewoners om gas gevraagd, maar B. en W. blijven doof. Als koopman en lid van de Commissie van bijstand zal de hoer Eysink begrijpen of liever moeten begrijpen, dat do gemeente, door het niet leveren van gas en water, geregeld eeno groot© schade lijdt en ik zou daarom den heer Eysink willen aanraden, dit ook eens aan B. en W. te gaan vertollen. Word ik bij de as. verkiezingen herkozen dan hoop ik Mijnheer de Voorzitter bij het opmaken der gemeente-begrooting eens te spreken over de wijze, waarop door B. en W. het gemeente-belaag wordt behartigd. Mijnheer de YoorzitterI De heer Rijkens vind het zoo kras, dat ik niet bij den Directeur gekomen ben, toon deze dat verzocht. Die opmerking komt toch niet te pas Mijnheer de Voorzitter, dat is toch iets wat mij persoonlijk raakt, ik zal toch gaan waar ik wil, dat staat toch zoker niet ter beoordeeling van den heer Rijkens? Ik had daarom van u mogen ver wachten, Mijnheer de Voorzitter, dat u den heer Rijkens tot de orde goroepen hadt, toen bij die vraag stelde. Ik wil den heor Rijkens nu wel mededeel en, dat er nog enkele menscbon zijD waar ik niet hoen zou gaan, al word ik daartoe ook verzocht en daaronder behoort ook de lieer Rijkens. (Bewegisg). Evenmin komt de opmerking van den heer Kroes te pas „Wat een Janus". Ver- schillende menschen zagen daarin eene be- leediging voor mij. Janus is een Romeinsch afgodsbeeld met twee aangezichten. Om daar mede vergeleken te worden, en dan geheel onverdiend, is toch niet aangenaam. Maar bovendien word ik Diet gaarne met afgods beelden vergeleken, daar ik daiir nu heelemaal niet op gelijk on ook, o zoo weinig voor gevoel. Dank n, Mijnheer de Voorzitter! De heer Jorissen: Mijnheer de Voorzit ter! Ik heb in de vorige Raadszitting dit ongeveer gezegddat een particulier zich bij deze of gene waterleiding aansluitkan mij betrokkelijk onverschillig zijn. Ik bedoelde ditals raadslid kan ik bet misschien betreu ren als men bij de U. W. M. gaat, maar ik heb daar als lid van den Raad niet over te spreken. Ik heb alleen deze vraag gesteld naar aanleiding van hetgeen U hebt medege deeld dat de heer Van Achterbergh had ge zegd in de Raadszitting van zooveel Januari Is U uit de correspondentie gebleken dat den heer Van Achterbergh moeilijkheden in den weg zijn gelegd? Ik heb daar direct aan toe gevoegd natuurlijk moeilijkbeden die niet voortspruiten uit cle uitvoering van bet regle ment want dat zijn geen moeilijkheden. Ik heb die vraag met opzet gedaan en wel hier om op het oogenblik nog gaat de zaak dunkt mij uitsluitend eD alleen over dat gezegde van den heer Van Achterbergh. Wat hij doet of niet doet is zijn particuliere zaak en hebben wij als leden van den Raad niet. to beoordeelon. Er zou ook nooit een lid zijn dat als zoodanig daarop aanmerking haddo gemaakt. Ook de heer Eysink heeft, geloof ik, daarop geen aan merking gemaakt. Hij heeft het alleen bejam merd eu betreurd toen de heer Yan Achter bergh in de bewuste zittirg hier verklaarde Mijnheer do Voorzitter, er zijn mij moeilijk heden in don weg gelegd en ik kan U bij gelegenheid een coirespondentie daarover too- nen. Toen heeft de heer Van Achterbergh zelf zijn particuliore zaak tot publiek eigendom gemaakt. Toen beeft bij zijn zaak voor hot lorum gebracht. Daarover gaat het hier hij heeft beweerd dat hem moeilijkheden in den weg zijn gelegd, met andere woordeD: hij heeft hier al6 het ware een beschuldiging ingebracht tegen een van onze gemeente-ambtenaren, don Directeur van het gas-en waterleiding-bedrijf. Hij hoeft U de correspondentie overgolegd. Dat doet mij genoegen en ik waardeer, dat U don heer Van Achterbergh aan zijn woord hebt gehouden en hem gezegd hebt: toon mij deze correspondentie. Ik heb die cor respondentie ook nagezien en nu spijt het mij dat ik hier openlijk moet verklaren dat mij niet is geblekon uit die correspondentie, dat den heer Van Achterbergh moeilijkheden in den weg zijn gelegd. De heer Yan Achterbergh interrumpeert mij. Welnu, het zal mij hoogst aangenaam zijn, als hij mij aanstonds uit die correspondentie kan bewijzen waar die moeilijk heden dan wel zitten. Het is heel gemakkelijk te beweren: er zijn mij moeilijkheden in den weg gelegd en ik zal een correspondentie laten zien. Maar bewijzen, dat is de zaakHet kan zijn dat ik niet goed golozen heb en niet op do hoogt© van alle zaken was. De heer Van Achterbergh hoeft hier gelegenheid om hot mij duidelijk te maken. Ik verzoek er hem beleefd orn. Ik heb een lange redeneering van li om gehoord maar die redeueering ging buiten deze zaak om. Hij beweert dat een ambtenaar hem moeilijkheden in den weg heeft gelegd. [Do hoer Van Achterbergh Mag ik oven interrumpeei en Het gaat hier om do vraag van den heer Van Eysink, niet om bijzakon.] Neen, om de vraag of er moeilijkheden in den weg zijn gelegd! Dat is „des Pudels Kern", en naar aanleiding daarvan is do geheele zaak op touw gezet. Wanneer de heer Van Achter bergh mij dat kan bewijzen, dan zal ik l ein dankbaar zijn. Daar wordt hij kwaad om omdat ik dat zeg [De heer Van AchterberghIk word nooit kwaad, nooit!] maar ik heb uit de correspondentie daar niets van kunnen vinden. A Is een ambtenaar verkeerd doet dan komt hem een terechtwijzing toe, maar wan neer een ambtenaar hier aangevallen wordt want daar draait de geheel© zaak om, door een lid van den Raad met de bewering: ik ben tegengowerkt, dan moet het Lid dat dit zegt het bewijzen. Ik hoop dat de heer Van Ach- terborgh mij mondeling zijn bewering wil toe lichten. De heer Eysink: Mijnheer de Voorzitter! Naar aanleiding van het gesprokene door den heer Van Achterbergh en de stukken die hjj in de courant hoeft geschreven Do heer Van Achterbergh: Mijnheer de Voorzitter! Dat is een particuliere zaak waarover mijnheer begint. Ik weet wel U hebt de leiding De heer Eysink: Dan zal ik er niet over spreken. De Voorzitter: Ik heb hier de leiding. Mag ik U opmerken dat een groot deel van wat U in de courant hebt geschreven, bier ie behandeld Misschien wil de heer Eysink hierover spreken. De heer VaD Achterbergh: Als U maar weetals hij persoonlijk wordt, dan moet ik bet ook worden. (B e w e g i n g). De heer Eysink: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb niet den heer Van Achterbergh geïn- terpolleerd maar B. on W. Met de particuliere zaken van den heer Van Achterbergh had ik niets te maken. Natuurlijk, toen mij van ver schillende kanton bij geruchte ter oore kwam, dat de heer Van Achterbergh een contraot met de U. W. M. had afgeslotendat is nog heel iets anders dan onderhandelen heb ik direct gezegd Ik geloof er niets van. Meerdere men schen spraken mij er over en zeidenik heb i hot ook geboord. Ik daoht toens boo bot mogelijk! Zijn B. en W.die met den heer Van Achterbergh hebben onderhandeld, dan in gebreke gebleven? Het kan haast niotl En toon heb ik mij afgevraagdZijn er motieven voor mij om B. en W. to interpelleeren En die vraag heb ik bevestigend beantwoord. Ik vond het een gebiedende oisch, na al hetgeon ik had gohoord. Het zal den heer Van Achterbergh begrij pelijk zijn, dat ik niet heb gewacht totdat hij mij de zaak kwam bevestigen omdat dat de kwestie niet was. Het ging om de verant woordelijkheid van B. en W. Nu beweert hjj, dat ik dit Diet bij geruchte vernomen heb maar het reeds twee maanden geleden wist dat hij een contract had afgesloten. Ten min ste, zoo moet ik het opvatten. Daarvan kan ik dit mededeolon. Hij is, ik meen 28 Maart, toen wij de vergadering verlieton, met mij en meerdere leden meegeloopen naar de Varkens- markt. En tegen zijn gewoonte in hij gaat anders „linea recta" den Singel af, is hij met mij meegewandeld den Arnhemschon Weg op. En toen begon hij te zeggen jullie bobben hot gekitst. Ik zei: wat bedool je? En hij antwoorddedat weet je welhot is allemaal plagerij van den Directeur. Ik zei nogmaals: Wat bedoelt U Ja, zoido de heer Van Ach terbergh zeg hot gerust maar dat van den Bisschopper Weg is gekitst. Ik zei: dan woot je meer dan ikwant ik weet er niets van. En toon ging hij klagenik zal de juiste woorden Diet noemen, dat men hem onaange naam wilde zijn. Ik zei: Mijnheer Van Ach- torbergh, hoe komt U or toch bij Ik wil U do plechtige verzekering govon dat zoolang ik Lid van den Raad bon, ik nooit van eenig lid heb gehoord dat men U op een of andere manier wilde onaangenaam zijn. En toen hooft hij in drift gezegd: het is alleen plagorijik ga onderhandelen met de Utrecbtscho Water leiding l Wanneer een Lid van den Raad mg dat zegt, dan neem ik het niet au sórieux, en als een volgenden keer bet geval zich voor deedzou ik hot evenmin sérienx opvatten. Waarom, Z6ide de heer Van Achterbergh, heb ik meer verplichtingen tegenover de Gemeente dan een ander lid van don Raad P Dat is be trekkelijk zoo, en wanneer ik hem opmerkin gen had gemaakt, dan had hij mij terecht ge zegd waar bemoei je je moe? En hg weet zelf liet beste welke verantwoordelijkheid h|j heeft voor den Gemeenteraad. Hot was dos niet aan mij hier werk van te maken. Ik mocht niet anders denken alsdo belangon van de gemeente zijn bij deD heer Van Ach terbergh even veilig als bij mg. Ik heb et verder ook absoluut geen nota van genomen. Ik wil intu>schen dit opmerkenwanneer de heer Yan Achterbergh beweert, dat ik een onjuistheid heb vertelddat mag ik zeggen dat onderhandelen toch heol iets andera is dan een contract sluiten. Wanneer de heer Van Achterbergh mij vraagt: wat kost dat land? dan heeft hij het tooh nog niet ge kocht Wat nu betreft mijn dankzegging aan B. en W. voor hnn inlichtingen hierin lioht opge slotendat het mij werkelijk genoegen aeed dat B. on W. geen blaam treft. En dat is heel logisoh. Welke inwoner zal zich daarover niet verheugen? Waar uit de besprekingen bleek, dat B. en W. geen blaam treft, was het niet anders als logisch dat ik mijn bljjdschap daat- over uitte. Wat de insinuatie betreftdat ik in mfjn interpellatie zou hebben gezegd„voor een reeks van jaren", ik zal natuurlijk den lieer Van Achterbergh als mijn meerdere erkennen in het insinueerenen ik zal hem heelemaal op dien weg niet volgen De Voorzitter: Ik geloof toch, dat het beter is die diDgen niet te zeggen. Ik heb straks den heer Van Achterbergh tot de orde geroepen en het spijt mij dit nu U te moeten aoen. Laten wij ons houden binnen de par* lemontaire grenzen. De heer Eysink: Ik zal het graag doen. Ik heb naar mijn overtuiging en geweten ge handeld in het belang van de gemeente. BjJ geruchte had ik van verschillende zijden ver nomen dat er een oontraot was gesloten voor PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regelsf O.ttO. Elke regol meer- 0.10, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbotaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bostaan zoor voordooiige bopalingor tot het herhaald advertooren in dit Blad, bij abonnement Eene ciroulaire, bevattondo do voorwaurdon, wordt op aanvraag toegozonden. icht. king in 1. gereed mei» de dirvorlagc", de i cle legerslerk- Istercn ten ein- frgadcring was let in slaat om uncn, Die stem- aals hebben, en oldoend aantal stadium fvan cle men. Dan is cle fee de lezing aan Vehrbeitrag", de •uil het milliard tol dekking van invoering van •al vorderen, en de behandeling Vslellen, waaruit uitgaven zullen n met veel ijver /eenslemirring te 'killende pajrtijen ^ijze, waarop de •king meebrengt, nee is men thans j regeling, die is j van de doolr de tling op de vcr- ',en, is volgens kf. Ztg. daarover - wel geen com- ijfers vaststaande .1 heeft; maar te van verluidt, kan id verwacht wor- :rderheid met dit belangrijk groo- e weken kon aan- van de houding nnc organen had estie van de dek- zaak in gevaar t de ontbinding jrgrond in aan- >nncn. Tot zulk i partij lust gc- (pieel de gehee- Het mislukken de algemeen© jsvendig hadden H het oog niet 1 maar ook op d geene enkele naderhand eene anderen mocht iiding van den ♦laten, dan zal i den rijksdag fcrgadering om- dergelijke be- eijn omstandig- deze gelegen- bijzonder dui- regeering, die r zich heeft en verdaging van den rijks van geene enkele partij onvoorwaardelijk steun geniet, de grootste eischen aan het per soonlijke en finnncieele draagvermogen, die men nauwelijks als mogelijk had beschouwd voordat zij werden gesteld, kan doordrijven. Misschien is echter doordrijven een te sterk woord, want het financieelc gedeelte is min der door de regeering dan door den rijksdag, door de in stilte be ra-ad slagende leiders van de groote partijen, tol stand gebracht." Nu de overeenstemming lusseken de par tijen verkregen is, kan men verwachten, dal het gclieele werk spoedig voltooid zal wor den, wa-nt de rijksdag verlangt naar huis. liet woid't niet onmogelijk geacht, dal do voordracht lot versterking van het leger ei, hel geheele daarbij bekoorende samenstel van l>e la sim gen in hel laaM van deze maand of in de eerste dagen van Juli zullen worden afgedaan. Dan is de j dag te verwachten. Wat de vraag betreft, of de regeering hare toestemming zal verleencn lol liet werk dei partijen, wordt de mooning uitgedrukt, dat dit wel waarschijnlijk maar niet zeker is. De bondsstaten, wier belastingstelsel slóunl op de belasting van liet vermogen, zien in eene rijkswet, die van hetzelfde beginsel uitgaat, eene bedreiging van lnmne welvaart; zij zouden zich daarom althans do toepassing en de uitwerking der bijzonderheden van dezen, maatregel willen verzekeren. Saksen heeft reeds laten verklaren, het in de maak zijnde compromis te zullen verwerpen. Maar cle rijkskanselier schijnt geen bepaalde tegen stander Van dit plan te zijn en men mag dus aannemen, dat Pruisen al zijn invloed zal aanwenden om de toestemming van don bondsraad te verkrijgen. Aan den Itnlkiui. In de vierde zitting van de financieel* Balkancommissie is de medcdeeling ingeko» men, dat de Ooslenrijksche cn cle Italiaan- sche regeering de bepaling van hel reglement van orde hebben aangenomen, dat de vier Balkanstaten beslissende stemmen hebben cn dal alle besluiten met eenstemmigheid moeten worden genomen. Het reglement van orde is nu definitief vasLgeslcld. De drie subcommissiën, die benoemd zijn, hebben respectievelijk besloten te verzoeken om verschaffing van de noodige gegevens tot vaststelling van het juiste bedrag van de openbare schuld van hel Turksche rijk, om overlegging van eene lijst van de maat schappijen en individuen, die concession en verdragen bezitten, betrekking hebbende op de streken, die door Turkije zijn afgestaan, en eindelijk de vier Balkanstaten uil te noo< digen hel bedrag van hunne aanspraken op schadevergoeding in cijfers vast te stellen en de voor due aanspraken geldende redenen te motiveeren. Over het bedrag van deze schadevergoe dingen wordt bericht, dat zij aanvankelijk overdreven hoog waren. Bulgarije verlangde eerst ruim 1000 millioen frs., heigeen later verminderd werd tol 800 millioen. Servië vië verlangde GOO millioen en Griekenland 700 millioen; Montenegro heeft nog geene opgave gedaan. Sedert hebben de Balkan- bondgenooten zich tot eene nieuwe vermin dering van hunne eischen laten vinden, en op dit oogenblik vertegenwoordigen hunne in staat tot spreken maar nu herkreeg ik plotseling mijn stem. „Ik begrijp u niet," zeide ik zoo duidelijk en vast als ik kon. „Ik ben hier op mijn eigen verlangen en ik ben niet verstrikt; noch tol slachtoffer gemaakt. Waarom zou ik redding noodig hebben?" De oude man schudde het hoofd deelne mend. „Arm kind!" zeide hij. „Zijt ge geen gevangene in het huis van Aselzion?" „Met mijn eigen toeslemming," antwoord de ik. (Hij hief de hand verwonderd op en de yrouw glimlachte droevig. „iDat is niet zool" vertelde zij. „Gij verkeert in zeer ernstige dwaling. Gij zijt hier door den boozen wil van Santoris een man die ieder zonder eenige gewetenswroeging zou opofferen, Indien zijn eigen krankzinnige theorieën slechts werden gediend! Gij ziir „Indien gij goede reden hebt om dit alles te gelooven, wat zoudt gij mij dan aanraden, te doen? Indien ik in gevaar verkeer, hoe zal ik cr aan ontkomen?" -De vrouw keek mij vreemd aan, en haar oogen glinsterden van plotselinge belang stelling. Haar eerwaardige metgezel bcant- waardde mijn vraag: „Te ontsnappen is heel gemakkelijk hier Gij hebt ons slechts te volgen en wij bren gen u uit dit bosch en naar .uw eigen te huis en vergeet „Vergeet wat?" viel ik hem in de reden „Al deze dwaasheid," antwoordde hij met vriendelfjken ernst. „Deze gedachte van eeuwig leven en liefde, welke de listige be zweerder Rafel Santoris in uw te gevoelige en licklgeloovige verbeelding heeft gewekt dit fantastisch geloof aan onsterfelijkheid en individualiteit der ziel gii zult den de gociüeiii zicn^t-ir itgtxt;-ut ijuii o* i.nj mw van bewust, dat ik eenig kwaad heb door staan door Rafel Santoris of door Aselzion ik ben verbijsterd en gegriefd en gemar teld door hetgeen ik hoor en zie maar mijn gehoor en gezicht kunnen misleid wor den waarom zou ik aan slechte dingen denken, die niet bewezen zijn?" Djï vrouw keek mij plotseling met groote verachting aan. „Dus wilt gij hier de dupe van uw eigen gevoelens en droomen blijvenP' zeide zij verachtelijk. „Gij, een vrouw wilt onder een gemeenschap van mannen blijven, die be kend zijn als bedriegers en offert uw naam en reputatie v<?or een hersenschim op!" Haar uitdrukkingen en manieren waren geheel veranderd en ik was dadelijk op mijn hoede. ..'Miin naam en renutaLle heb ik zelf te ver- „Wat ik ook m hen, die er i cn legde de >gen fonkelden gered," zeide mee komen of reeds te veel n Aselzion ge redden van de ?htcr naar zich t was ontwaakt jxon. gaan!" riep ik an onheil ver- jk eenig onheil ik geloof geen b,j o,-ze8(I bebt over Ra fel Santoris of tegen Aselzion. Ik heb den een lief en ik vertrouw den amder! Laat mij in vrede mijn eigen weg gaan!" Nauwelijks had ik deze woorden gespro ken of de oude man en de vrouw wierpen zich op mij, grepen mij en beproefden mij mede te sleuren. Ik verzette mij uit alle macht, en hield nog altijd het boek „Het ge heim des Levens" stevig in mijn handen. Maar hun vereende krachten begonnen mij te overweldigen en toen ik mij zwakker en zw akker voelde worden riep ik luid in wan hoop uit: „(Rafel! Rafel!" In een oogenblik was ik vrij. Mijn bewaar ders lieten mij los, en ik snelde weg, niet wetende waarheen Ik snelde slechts heen, bang vervolgd te worden totdat ik eens- kinns bemerkte, dat ik alleen. was aan de oevers van een donkere uitgestrektheid wa« ^er, dal zich in koude duisternis tol den kc rlzon uitstrekte. HOOFDSTUK XVIII. Droomen in een droom. Ik stond eensklaps, door een onzichtbare hand gedwongen, stil. Er was niets dan hei zwarte water voor mij, dat deinde in een langzame beweging, terwijl het flauw ver licht was door een schemerachtig licht, als van de afnemende maan. Ik keek achter mij, daar ik vreesde, dat mijn vervolgers nog achter mij waren en zag dal een dikke mist alles onzichtbaar maakte. Ik meende dal het dag was en de zon scheen, maar nu scheen het nacht. Geheel uitgeput naar lichaam en geest zonk ik vermoeid op den grond neer, vlak aan den rand van den vreemden, don keren vloed, dien ik ternauwernood kon zien. De stille en diepe duisternis had een slaap wekkende uitwerking op mijn zinnen en ik dacht Koe goed het zou zijn, als mij werd toegestaan te rusten op de plek waar ik was. „Ik kan mij begrijpen," zeide ik tot mij zelf, „waarom velen verlangen naar den dood en er om bidden als een grootcn zegent Zij hebben de liefde verloren en zonder liefde Is het leven van geen waarde. Om vooTt te leven door tijdkringen en werelden, dié be roofd zijn van liefelijkheid zonder metgC zei en zonder hoop dit zou de hel zijn niet de hemel!" Jllel niet de hemel!" zeide een stem naast mij. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 15