H\ 336
li" Jaargang.
jH
mm bh
Jitgevers: VALKHOFF Co.
^ND.
icht.
king in
1.
P-ijl
leefder kunnen zijn dan hij tegenover don heer
Van Achterborgk geweest is. Ik heb ook het
antwoord van aen heer Van Achterbergk ge
lezen. Ook die briovcn gevon mij den indruk:
hij is wel genegen tot aansluiting. Toon dan
ook het verzoek kwam om een persoonlijk
onderhoud met B. en W. om tot resultaat te
komen, vond ik dat ook zoo juist mogelijk.
Men kan dergelijke zaken gemakkelijker mon
deling bespreken dan er veel over schrijven.
Maar aan dat verzoek is niet voldaan. En
nu moet ik eerlijk bekennen ik ben tot do
volgende conclusie gekomendat de heer Van
Aehterbergh beslist zich niet wilde aansluiten.
Tot die conclusie ben ik gekomen, omdat de
zaak van den kant van den Directeur volkomen
juist is behandeld. Als oudste lid van den
Raad heb ik met groot genoegen geconstateerd,
dat niet de minste blaam noch B. en W. noch
den Directeur treft, en dat de Raad volkomen
vertrouwen kan stellen in het beleid van B.
en W. en den Directeur. Om dio reden stel
ik voor op deze zaak niet verder in to gaan,
maar over to gaan tot de orde van den dag.
De Voorzitter: "Wordt dit ondersteund?
De heor Van Aehterbergh: Mijnheer
de Voorzitter, daar protesteer ik tegenU
mag dat niet vragen, U hebt mij beloofd dat
ik net woord zou krijgen.
De Voorzitter: Ik moet vragen of Uw
voorstel wordt ondersteund. U ziet, het wordt
niet ondersteund. Bent U nu tevreden
Nu wensch ik een enkel woord te zeggen.
U hebt straks de zeer ernstige beschuldiging
tot B. en W. gericht, dat B. en W. doof wil
den blijven. Dat is een zware beschuldiging.
Dat vraag ik U te distilleeren uit wat dan ook.
Dat kunt U niet. Want als het zoo is, dan is
het iets uit ons binnenste. Uit welke feiten
bewijst U dat wij doof wilden blijven? Ik heb
het niet kunnen volgen uit Uw redovoering
die zoo snel werd voorgelezen
De heer Van Aehterbergh: Dat spijt
mij, Mijnheer do Voorzitter, maar ik zie er
geen heil in dio heele geschiedenis nog eens
voor te lezen.
De Voorzitter: Pardon, dat vraag ik ook
niet. U hebt de conclusie getrokken B. en
W. willen doof blijven. En nu doe ik U het
vriendelijk verzoek, in het belang van een or
delijke discussienog even te zeggen waaruit
U dat afleidt.
De heer Van Aehterbergh: Mijnhoor
de Voorzitter, dan zal ik het met andore ge
vallen bewijzen.
De Voorzitter: Pardondat bedoel ik
niet. Ik vraag U alleen nog even dat gedeolte
te horhalen, opdat ik gelegenheid krijg te ant
woorden. Want ik kon U zoo gauw niet vol
gen. De taak van een Voorzitter is zeer zwaar.
Hij moet er op letten dat de ledon precies bij
de orde blijven en tegelijker lijd moet hij toch
lnisteron om te kunnen roplicoeren namens
B. en W.
Do heer Van Aehterbergh: Mijnheer
ée Voorzitter! Dan geloof ik, dat ik het hier
wel heb„Wethouder Van Duinen begint in
„zijn antwoord op de vraag van den bcerEy-
„6ink te zeggen „dat hij in dit geval zeer
„moeilijk kan antwoorden namens B. en W.
„waar B. en W. nog als hot ware geheel bui-
„ten de zaak staan." Ongelukkiger woorden
„had de Wethouder niot kunnen kiezenals
„dezeom de houding van B. on W. te ver-
„dedigen want als ik kan aantoonen dat B.
„en W. niet alleen niet buiten deze zaak staan,
„maar integendeel er alles officioel van gewe-
„ten hebbendan heb ik tevens aangetoond
„dat B. en W. voor mijn aanvrage om water
„van de gemeonte-waterleiding doof wilden
„blijven en dat zij mij daarom gedwongen
„hebben met do U. W. M. af te sluiten."
De Voorzitter: Dank Uzoo hob ik
genoeg.
De heer Van Aehterbergh: Mijnheer
do Voorzitter, U hebt nietsIk zeg U dat ik
U zal aantoonen
De Voorzitter: Dat weet ik wel.
De heor Van Aehterbergh: Mijnheer
de Voorzitterik heb de zaak zelf opgesteld
en zelf voorgelezen. Hoe kunnen do heeren
bet dan beter weten dan ik
De Wethouder R ij k e n sZelf opgesteld
U?
Do heer Van Aehterbergh: Neen, U
hebt het voor ij opgesteld, daar bent U glad
gf noog voor. Is het zoo goed
De Voorzitter: Ik roep U tot de orde.
De hoor Van Aehterbergh: Allemaal
vcrkioziDgs-trucs.
Ik wensch nu do volgende 7 ponten voor te
lezen „Dat B. en W. met mijn aanvrage
„officieel bekend waren en dus niot buiten de
„zaak staan, ga ik bewijzen uit het antwoord
„van den Wethouder en uit de toelichting op
„dat antwoord van U, mijnheer do Voorzitter."
1°. Zelf erkende do Wethouder, dat hij in
Januari door den Directeur met deze zaak in
kennis is gesteld.
2°. Zelf erkende hij, dat hij iu Januari mij
op zijn spreekuur ontvangen heeft en over deze
zaak met mij toon heeft gesproken.
3°. Zelf erkende hij dat er indertijd 28
Maart j.l.aan den Voorzitter is medegedeeld,
dat er een heel dossier ten opzichte van deze
zaak was.
4°. Do Voorzitter erkende dat zij, B. en W
officieel met deze zaak in kennis gesteld zij
op 23 Maart.
5°. De Voorzitter erkende ongeveer 12 Ap:
de stukken van mjj opgevraagd te hebben.
6°. De Voorzitter erkende dat hij roet e
een onderhoud over deze zaak had willen he
ben op 22 AprU.
7°. Ook onzo zeer geachte heor Wethoud
Rijkens hoeft niet kunnen nalaten het bew
te leveren dat ook hom de zaak bekend w:
daar hij anders onmogelijk zijn geachteu ami
genoot had kunnen herinneren aan het schr
ven van den hoor Zijlstra aan mij.
De Voorzitter: U hebt nu voldoen
voorgelezen om mij in te lichten. Dank
Ik bon nu volkomen op do hoogte Yan
punten. Ik wensch van mijn kont nu e<
woord te zeggen. In deze heele zaak oude
scheid ik drie stadia. Ilot eerste stadiu
is dat van de onderhandelingen tusschen dr'
hoer Van Aehterbergh en den Directeur. D|
zijn geëindigd met Uw brief dat U niet mo
deling wilde onderhandeion doch verder allee
schriftelijk. Toen heeft de Directeur een bri
geschrevenlaten wij samen de zaak bespn
kon, dan zal ik den Wethouder ook uitno'
digen, en ik twijfel niet of de zaak zal in or<
komen. Daarop is geen antwoord ingekomei
Nu vraag ik U hebt U in dit stadium iei
te verwijton gehad aau den Directeurja c
neen
De heer Van Aehterbergh: Ja, Mijn
heer de Voorzitter!
De Voorzitter; Dan oisoh ik van U al
raadslid en iu dat opzicht stel ik hoogo eische
aan U, dat gij U in zulk een geval wondt tot
B. en W. Dat hebt U niet gedaan.
Nu kom ik aan het tweede stadium.
De heer Van Duinen heelt als Wethouder met
U een onderhoud gehad. Ik heb er van och
tend den heor Van Duinen nog over gevraagd,
en hij heeft mij verklaard dat hij volkomen
den indruk had. dat niet de heer Van Aehter
bergh zonder nadtr bericht de onderhandelin
gen zou laten varen on dat hij niet veronder
stelde dat de heer Van Aehterbergh met do
Utrechtsche Waterleiding zou contracteeren.
Derde stadium: de raadsvergadering
van 28 Maart, waar het College van B. enW.
als zoodanig voor het eerst iets van de zaak
heeft gehoord. U doet aan B. en W. het ver
wijt dat zij doof wildon blijven. Ik heb in de
vorige vergadering daidelijk aangetoond dat
dit niet het geval kan zijn. Ten eerste heb ik
U uitgenoodigd de correspondentie over te leg
gen. Laat ik terloops even opmerken, U sprak
over een fout van mij, dat ik zou hebben ge
zegd „deze gelegonhei d", in plaats van
„golegenhei d". Ik voor mij heb precies
voorgelezen wat er in het vorig raadsverslag
stond, en de verslaggever is zoo even zoo vrien
delijk geweest mij eigener beweging er op at
tent te maken dat dit een drukfout is. Ik
hoop dat U mij zooveel wilt vertrouweu dat
U gelooft dat dit de waarheid is.
De heer Van Aehterbergh: Zeker,
Mijnheer de Voorzitter
De Voorzitter: Daar dank ik dan voor,
vcor dit blijk van vertrouwen.
Op 28 Maart zijn wij dus voor het eerst
met de zaak in kennis gesteld. Op 22 April
heb ik een onderhoud mot U gehad en toen
bob ik U gevraagdlaten wij eons samen
spreken. Wat is dit onderhoud geweest Wij
hebben toen zeer amicaal gesproken. Ik her
inner het mij levendig dat ik heb gezegdhet
is zoo eigenaardig, het is hier een psycholo
gische kwestie Mijnheer Van Aehterbergh,
heb ik gezegd, U ziet hior spoken. En toen
hebt U gezegdJoist. Toen heb ik weer
gozogdik vind de toestanden zooals zij zijn,
daar is niets aan to veranderen, maar ik zal
mijn best doen, dat in den vervolge ieder op
gelijke wijze wordt behandeld. U kuDfc niet
ontkennen, dat U zeer tevreden is heengegaan.
En toen heb ik van mijn kant het volste ver
trouwen gehad dat U, gezien mijn hoedanig
heid als hoofd van het College van B. en W.
en als Voorzitter van don Road, zoudt wachten
tot ik do zaak had aangepakt. U wist uit do
dagbladen dat ik ongesteld was en overkropt
met werkzaamheden. En U hebt toeli niet
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regolsf O.."O.
Elke regel meer«0.10,
Dienstuanbiodingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Qroote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijt bestaan zoor voordoolige bepalingoo
tot het herhaald ndvortooren in dit Blad, bij abonnement,
Eono ciroulairo, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
zogd is, dan had ik U natuurlijk ónmiridelJijK
geïnterpelleerd en gevraagd hoe is dat met
olkaar to rijmen Die vraag stol ik«<p nu.
Iu hoeverre mogen wij vertrouwen ui Uw
verklaringen stellen
Mijne Heeren, ik geloof hiermee<le juist te
hebben aangetoond, dat in deze drie stadia de
heer Van Aehterbergh als raadslid niet hot
zijne heeft gedaan. Hij had juist in deze
kwaliteit B. en W. moeten betrappen op fou
ten. Daarvoor zijn B. en W. altijd gaarne
toegankelijk. Dat heeft luj niet gedaan. Hij
heeft plotseliug een contract gesloten. Dut i
mijn zaak niet Daarover zult U van mij
geen woord hooron.
De heer Van Aehterbergh: De mijne
wel.
Do Voorzitter: Dat is misschien dan
een zaak voor de kiesveroeniging maar niet
voor den Raad.
Summa summarura blijf ik bij mijn woorder
van 27 Mei, dat B. en W. inderdaad niet de
minste blaam treft.
De heor Van Aehterbergh. Ik wil
in do eersto plaats beginnen met vrat U hebt
gezegd. Op 16 Soptomber 1911 is aange
vraagd hot leggen van een hoofdbuis dooi
het gemeentebestuur. Die aanvraag moest
beantwoord zijn den I9den September, voor
den Bis8chopper weg. 19 September hebben
do eigenaars van den Bisschopper weg hals
over kop een vergadering bijeengeroepen en
hebben de vraag van B. en W. toestemmend
beantwoord. Ik moet eerst vertellen, dat toen
de buizen gelegd werden in den Bisschopper
weg, er door de gemeente geen gebruik is
gereed mek de
flhrvorlage", dc
de legerslerk-
istercn ten ein-
irgadering was
iet in slaat om
amen. Die stem-
aats hebben, en
óldoend aantal
stadium van de
■men. Dan is de
fecdc lezing aan
Vehrbeitrag", dc
•uit het milliard
tot dekking van
invoering van
'al vorderen, cn
de behandeling
rslellen, waaruit
uilgaven zullen
i met veel ijver
fcenslcmming to
.lillende partijen
»vijzc, waarop de
-king meebrengt,
nee is men thans
i regeling, die is
5 van de door de
.ling op dc ver-
;en, is volgens
kf. Ztg. daarover
- wel geen com
pters vaststaande
heeft; maar te
Van verluidt, kan
id verwacht wor-
xderheid met dit
belangrijk groo-
e weken kon aan-
van de houding
nnc organen had
*stie van de dek-
iaak in gevaar
de ontbinding
irgrond in aan-
>nnen. Tot zulk
partij lust ge-
ipiccl de gchee-
Hct mislukken
dc algcmeeno
wendig hadden
>t het oog niet
maar ook op
1 geene enkele
naderhand eenc
anderen mocht
nding van den
daten, dan zal
t den rijksdag
ïrgadering om-
dergelijke be-
iijn omstandig-
deze gelcgen-
bij'/ondcr dui-
regcering, die
- zich heeft en
van geene enkele partij onvoorwaardelijk
steun geniet, de grootste eischen aan hel per
soonlijke cn financicelc draagvermogen, die
men nauwelijks als mogelijk had bcschouwc
voordat zij werden gesteld, kan doordrijven.
Misschien is echter doordrijven een tc sterk
woord, want het financlecle gedeelte is min
der door de regcering dan door den rijksdag,
door de in stilte beraadslagende leiders van
dc groote partijen, tot stand gebracht."
Nu dc overeenstemming tusschen dc par
tijen verkregen is, kan men verwachten, dat
liet geheelc werk spoedig voltooid zal wor
den, want de rijksdag verlangt naar huis.
Ilot wordt niet onmogelijk geacht, dat dc
voordracht tot versterking van liet leger cn
het geheelc daarbij bohoorende samenstel
van belastwigcoi in het laa'lslt van deze maand
of in dc eerste dagen van Juli zullen worden
afgedaan. Dan is de verdaging van den rijks
dag te verwachten.
Wat de vraag betreft, of dc regcering hare
toestemming zal vcrleenen tot het werk dei
partijen, wordt de meening uitgedrukt, dat
dit wel waarschijnlijk maar niet zeker is. Dc
bondsstaten, wier belastingstelsel steunt op
de belasting van liet vermogen, zien in eert©
rijkswet, die van hetzelfde beginsel uitgaat,
eene bedreiging van hunne welvaart; zij
zouden zich daarom althans de toepassing en
dc uitwerking der bijzonderheden van dezen
maatregel willen verzekeren. Saksen heeft
reeds laten verklaren, het iu de mank zijnde
compromis tc zullen verwerpen. Maar de
rijkskanselier schijnt geen bepaalde legen-
stander van dit plan te zijn en men mag dus
aannemen, dal Druisen al zijn invloed zal
aanwenden om de toestemming van den
bondsraad te verkrijgen.
Aan den Ualkati.
In de vierde zitting van dc financieel!
Balkancommissie is de medcdceling ingeko-
men, dat dc Oostenrijkschc en de Italiaan-
sche regcering de bepaling van het reglement
van orde hebben aangenomen, dat dc vier
Baikanstaten beslissende stemmen hebben
cn dat alle besluiten met eenstemmigheid
moeten worden genomen. Het reglement
van orde is nu definitief vastgesteld.
De drie subcommissiën, die benoemd zijn,
hebben respectievelijk besloten te verzoeken
om verschaffing van dc noodigc gegevens
tot vaststelling van hel juiste bedrag van de
openbare schuld van hel Turksche rijk, om
overlegging van eenc lijst van de maat
schappijen en individuen, die concession en
verdragen bezitten, betrekking hebbende op
de streken, die door Turkije zijn afgestaan,
en eindelijk dc vier Baikanstaten uit te noo-
digen het bedrag van hunne aanspraken op
schadevergoeding in cijfers vast te stellen cn
de voor die aanspraken geldende redenen te
motivceren.
Over het bedrag van deze schadevergoe
dingen wordt bericht, dat zij aanvankelijk
overdreven hoog waren. Bulgarije verlangde
eerst ruim 1000 millioen frs., hetgeen later
verminderd werd tot 800 millioen. Servië
viê verlangde 600 millioen en Griekenland
700 millioenMontenegro heeft nog geene
opgave gedaan. Sedert hebben de Balkan-
bondgenootcn zich tol eene nieuwe vermin
dering van hunne eischen laten vinden, en
op dit oogenblik vertegenwoordigen hunne
in staat tot spreken maar nu herkreeg ik
plotseling mijn stem.
„Ik begrijp u niet," zeide ik zoo duidelijk
en vast als ik kon. „Ik bon hier op mijn eigen
verlangen en ik ben niet verstrikt, noch lol
slachtoffer gemaakt. Waarom zou ik redding
noodig hebben?"
De oude man schudde het hoofd deelne
mend. „Arm kind!" zeide hij. „Zijt ge geen
gevangene in het huis van Aselzlon?"
„Met mijn eigen toestemming," antwoord
de ik.
(Hij hief de hand verwonderd op en de
yrouw glimlachte droevig.
„Dat is niet zoo!" vertelde zij. „Gij verkeert
in zeer ernstige dwaling. Gij zijt hier door
den boozen wil van Santoris een man die
•ieder zonder eenige gewetenswroeging zou
opofferen, Indien zijn eigen krankzinnige
theorieën slechts werden uediend! Gij zJii
„Indien gij goede'reden hebt om dit alles
te gelooven, wat zoudt gij mij dan aanraden,
te doen? Indien ik in gevaar verkeer, hoe zal
ik er aan ontkomen?"
De vrouw keek mij vreemd aan, en haar
oogen glinsterden van plotselinge belang
stelling. Haar eerwaardige metgezel beant-
waardde mijn vraag:
„Te ontsnappen is heel gemakkelijk hier
Gij hebt ons slechts te volgen en wij bren
gen u uit dit bosch en naar .uw eigen te
huis en vergeet
„Vergeet wat?" viel ik hem in de reden.
„Al deze dwaasheid," antwoordde hij met
vriendelijken ernst. ,J>eze gedachte van
eeuwig leven en liefde, welke de listige be
zweerder Rafel Santoris in uw te gevoelige
en lichtgeloovige verbeelding heeft gewekt
dit fantastisch geloof aan onsterfelijkheid
en individualiteit der ziel gii zult den
cie gouheiü zn_rtz,eii* icgeif.- -ik utm ei xmj mi.
van bewust, dat ik eenig kwaad heb door
slaan door Rafel Santoris of door Aselzion
ik ben verbijsterd en gegriefd en gemar
teld door hetgeen ik hoor en zie maar
mijn gehoor en gezicht kunnen misleid wor
den waarom zou ik aan slechte dingen
denken, die niet bewezen zijn?"
Djï vrouw keek mij plotseling met groote
verachting aan.
,JDus wilt gij hier de dupe van uw eigen
gevoelens en droomen blijvenzeide zij
verachtelijk. „Gij, een vrouw wilt onder een
gemeenschap van mannen blijven, die be
kend zijn als bedriegers en offert uw naam
en reputatie VQor een hersenschim op!"
Haar uitdrukkingen en manieren waren
geheel veranderd en ik was dadelijk op mijn
hoede.
..Miin naam en reputatie heb ik zelf te ver-
„Wat ik ook
n hen, die er
i cn legde de
'gen fonkelden
gered," zeide
mee komen of
reeds te veel
n Aselzion ge
redden van de
:hter naar zich
l was ontwaakt
f£on.
gaan!" riep ik
an onheil ver-
jk eenig onheil
ik geloof geen
wouiu vaii neigden gij öc/egd hebt over Ra
fel Santoris of tegen Aselzion. Ik heb den
een lief en ik vertrouw den ander! Laat
mij in vrede mijn eigen weg gaan!"
Nauwelijks had ik deze woorden gespro
ken of de oude man en de vrouw wierpen
zich op mij, gicpen mij en beproefden mij
mede te sleuren. Ik verzette mij uit alle
macht, en hield nog altijd het boek „Het ge
heim des Levens" stevig in mijn handen.
Maar hun vereende krachten begonnen mij
te overweldigen en toen ik mij zwakker cn
zwakker voelde worden riep ik luid in wan
hoop uit:
„iRafell Rafell"
In een oogenblik was ik vrij. Mijn bewaar
ders lieten mij los, en ik snelde weg, niet
wetende waarheen ik snelde slechts heen,
bang vervolgd te worden totdat ik eens
kin ns bemerkte, dat ik alleen was aan de
oevers van een donkere uitgestrektheid wa«
^er, dat zich in koude duisternis tot den kc
rlzon uitstrekte.
HOOFDSTUK XVIII.
Droomen in een droom.
Ik stond eensklaps, door een onzichtbare
hand gedwongen, stil. Er was niets dan het
zwarte water voor mij, dal deinde in een
langzame beweging, terwijl liet flauw ver
licht was door een schemerachtig licht, als
van de afnemende maan. Ik keek achter mij,
daar ik vreesde, dat mijn vervolgers nog
achter mij waren cn zag dat een dikke mist
alles onzichtbaar maakte. Ik meende dat het
dag was en de zon scheen, maar nu scheen
het nacht. Geheel uitgeput naar lichaam en
geest zonk ik vermoeid op den grond neer,
vlak aan den rand van den vreemden, don
keren vloed, dien ik ternauwernood kon zien.
De stille en diepe duisternis had een slaap
wekkende uilwerking op mijn zinnen en
ik dacht hoe goed het zou zijn, als mij werd
toegestaan te rusten op de plek waar ik was.
„Ik kan mij begrijpen," zeide ik tot mij
zelf, „waarom velen verlangen naar den dood
en er om bidden als een grooten zegen! Zij
hebben do liefde verloren en zonder liefde
is het leven van geen waarde. Om voort te
leven door tijdkringen en werelden, die be
roofd zijn van liefelijkheid zonder metge^
zei en zonder hoop dit zou de hel zijn
niet de hemel!"
JHel niet de hemel!" zeide een stens
naast mij.
Wordt vervolgd.