DE EEMLANDER".
Dinsdag 7 October 1913.
De Klokken die verklonken.
N°. 86
12"' jaargang.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
NHERSFOORTSCH DAGBLAD
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURQ.
V
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort v. f l.OO.
Idem franoo per post - 1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukkon) - 0.10.
Afzonderlijke nummers - 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50j
Elke regel moor0.10»
Dienstaanbiedingen 355 cents bij vooruitbetaling.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handol en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingon
tot het herhaald advertooren in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt
aanvraag toegezondon.
Het nieuwe ministerie en
het nationaal grondbezit
Bij de aanvaarding liarer functies door de
ïlieuwe regeering zijn in tal van bladen, zoo
wel van Luiks als Yan rechts, beschouwingen
ten beste gegeven, wensclien en verwachtin
gen uitgesproken, ingenomenheid of teleur
stelling betuigd. Het spreekt van zelf, dat, be
halve de personen der nieuwe ministers, het
algemeen kiesrecht en het staatspensioen in
het Lijzonder de onderwerpen der bespre
kingen waren. Een enkele maal kwam ter
sprake eventueede uitbreiding der bevoegd
heid van dc Eerste Kamer, waarover nog
dezer dagen een halletje werd opgeworpen en
even werd door een enkel blad de droogma
king der Zuiderzee aangeroerd. Wat echter,
voor zoo ver wij konden nagaan, tot dusver
door geen enkel persorgaan, de moeite ©ener
bespreking werd waardig gekeurd, was de
kwestie van gemeentelijk of slaatsgrondhezit.
Dit verwondert ons te meer, nu aan het hoofd
van een der departementen, de heer Treub, de
belce ide gewezen Wethouder van Amsterdam,
heeft plaats genomen.
Het is opmerkelijk, hoe betrekkelijk wei
nig aandacht over het algemeen aam het
grondvraagsluk wordt geschonken. Men poli
tiseert over kiesrecht cn staatspensioen, over
invaliditeitsverzekering en emancipatie van
«1e vrouw, alle ongetwijfeld hoogst belang
rijke zakon. liet is, alsof de verschillende
partijen mei elkander wedijveren om in de
gunst te komen bij de massa, door het voor
opstellen van maatregelen of het toegeven
aan cischen inzake politieke ontvoogding en
economische versterking der arbeidende
Idassc.
De tijden zijn in dit opzicht veranderd.
Het is not, geen twintig jaar geleden, dat zij,
die voor algemeen kiesrecht streden, met een
roode kool stonden aangctcekend en identiek
wcrdten geacht met „socialen", and eis gezegd
„revolutie-makers" en „opruiers". De voor
mannen van den Bond voor Algemeen Kies-
en Stemrecht, om van het Nedërlandsch Werk
liedenverbond niet te spreken, en die van de
Friesche Volkspartij, waren mannen wier
namen bij velen in den lande een slechten
klank hadden. Eu toch beoogden zij niet an
ders dan de invoering van het democratisch
beginsel bij uitnemendheid, het algemeen
kiesrecht. Wij denken hierbij aan dr. Vitus
Bruinsma, O. Stellingwerf van het Friesch
Volksblad, D. R. Mansholt, den bekenden
landbouwer en kweeker van veredelde zaai
granen, dc onderwijzers Rauwerda, Dijkstra
en Na wijn, den Deventer J. Stoffel, den Haar
lemmer D de Ciercq en lal van anderen.
De sociarl-democratcn hadden ook wel het
algemeen kiesrecht in hun program opgeno
men, maar ondanks hunne vermeende demo
cratische gezindheid was dit geenszins hun
belangrijkste eisch. Hunne liefde voor het al
gemeen kiesrecht was eigenlijk altijd van min
of meer pla tonische n aard. Zij streden er wel
voor, betoogden zelfs in groote meetings bij
duizendtallen doch men kan niet zeggen, dat
zij er naar grepen, zooals men recht had van
hen te verwachten. Zoodra de vrucht van lan
gen en aanhoudenden strijd tot het punt was
gebracht om te kunnen worden binnenge
haald, onttrokken zij zich. Het heette, dat de
eensgezindheid onder de partijgenooten in
gevaar kwam, of het strookte niet met het in
ternationaal karakter der arbeiderspartij tc
grijpen naar de vrucht van jarenlange pro
paganda, waarbij men ziöh beriep op de eene
of andere uitspraak van het een of ander
internationaal socialistisch congres. Het was,
alsof men vreesde voor beëindiging van den
strijd der partij en zoo maakte het steeds don
indruk, dat dc strijd de hoofdzaak en de
zaak, waarvoor men streed, bijzaak was.
En zoo is liet nog, getuige de belachelijke
houding van de S. D. A. P. na de jongste
Kamerverkiezingen, een houding, die het
noodlottig gevolg heeft, dat diegenen in dc
partij, wicn het waarlijk ernst is met do voor
gestane beginselen en die praten over zaken
stellen beneden werken er voor, met lamheid
worden geslagen en tot werkeloosheid wor
den gedoemd.
Maar gelukkig, de zaak van het algemeen
kiesrecht heeft andere aanhangers gekregen,
die, hopen en vertrouwen wij, den drempel
zullen durven overschrijden.
Wat dit aangaat, zijn wij volkomen gerust.
Maar die andere zaak, die van het ge
meentelijk of nationaal grondbezit is er een,
di'e ons even na aan het hart ligt en daarover
roert men zich niet.
We hebben dr. Lely als minister van Water-
staal en wij twijfelen niet, of deze zal, nu hij
Yoor de derde maal minister is, zijn lievelings
idee, de droogmaking der Zuiderzee, niet ver
loochenen. Nu of nooit zal hij hare ver
wezenlijking zien.
We willen er geen kwaad van zeggen en
kunnen ons de warmte begrijpen, waarmee
hel grootschc plan door hem en anderen ver
dedigd wordt, al willen wij ons geenszins de
moeilijkheden ontveinzen, die aan de onder
neming verbonden zijn. Wij gelooven, dat de
•100 mjilioen, waarvoor het werk heet klaar
te kunnen komen, in hooge mate problematiek
zijn en wij zijn er zeker van dat voor ontzet
tend veel minder geld heel wat zekerder re
sultaten te verkrijgen zijn op de uitgestrekte
woeste gronden, die nog ongeveer 1/5 van
Nederlands bodem uitmaken. Maar den heer
Lely heeft het nimmer ontbroken aan den
durf om met volle handen te grijpen in
's lands schatkist, hij is alles behalve een zui
nig bewindsman. Ook kan niet met recht wor
den volgehouden, dat alle dingen, die hij ten
koste van ettelijke milliocn daarstelde, per
slot van rekening aan de opgewekte ver
wachtingen beantwoordden en dat sommige
niet veeleer teleurstelling baarden. Men
denke b.v. aan de Velser pont, aan de vis-
schcrshaven te Scheveningen en aan den
spoorweg in Suriname. Maar wij willen aan
nemen, dat hierbij oorzaken in het spel zijn
geweest, die de heer Lely destijds niet heeft
kunnen voorzien of welker nadeeligo invloe
den hij niet heeft kunnen wegnemen, gedach
tig als wij zijn aan het onvolmaakte, dat al
het mcnsclielijk handelen aankleeft. Laat hem
dus ook nu zijn stokpaardje berijden, al zou
den wij hel veiliger achten liet nog een poosje
op stal tc zotten.
We hebben ook mr. Treub als bewinds
man en wel juist aan het hoofd van het
departement vam Landbouw, Handel cn Nij
verheid, welks werkkring zeer nauw verwant
is aam dat van Waterstaat.
Mr. Treub is een man uit één stuk en ee*n,
die er wezen durft en er wezen kan. Geen
tegenstander heeft dc sociaal-democraten ooit
feller bestreden dan hij, die met zijne begin
selen zoo dicht bij hen stond, maar door zijne
beginselvastheid en zijne bekwaamheid ge
noodzaakt was stelling tegen hen te nemen.
Maar het grootst was Treub tijdens zijn wet
houderschap te Amsterdam. Iiij en zijn poli
tieke geestverwant, de vaji Amersfoort af
komstige C. V. Gerritsen, insgelijks wethou
der der hoofdstad, waren destijds de ijverige
en bekwame voorvechters van gemeentelijke
exploitatie van bedrijven, welke geacht kun
nen worden voor het algemeen belang onmis
baar te zijn. Treub heeft de naasting door de
gemeente van de gasfabriek en de tram niet
slechts voorbereid, maar ook tot stand ge
bracht en beider werkzaamheid als gemeen
tebedrijf geregeld. Het i's uitteraard moeilijk
te zeggen, hoe lamg het leven zal zijn, dat hem
als minister is beschoren; vooral voor het
huidige kabinet is dat onmogelijk uit te ma
ken. Maar vast staat, dat, wanneer binnen
afzienbaren lijd onze spoorwegen door den
Staat zullen worden genaast en alzoo op ge
lijken voet komen te staan als het eveneens
van Rijkswege geëxploiteerde post- en tele-
gnaafwezon, mr. Treub de aangewezen man
is om deze zaak Lot een goed einde te bren
gen.
Wij hopen dat het hem gegeven moge zijn.
Politiek Overzicht
Uohenzollern en Cumberland.
Toen het huwelijk gesloten werd lusschen
prinses Victoria Louise van Pruisen, de doch
ter van den Duitschen Keizer, en prins Ernst
August Aan Cumberland, dacht men alge
meen, dat daarmee de oude strijd tusschen
Hohemzollcrn on Cumberland om de Hanno-
versche koningskroon geëindigd was. Wel
had de herbog van Cumberland geen afstand
gedaan van zijne aanspraken op het in 18G6
bij Pruisen ingelijfde koninkrijk. Maar zijn
oondge zoon had aan den rijkskanselier oen
brief geschreven, waarin hij er op wees, dat
hij mot toestemming van zijn vader als Prud-
«isch offioior dien keizer trouw en gehoor
zaamheid hajd gezworen, en verklaarde:
„Daarin ligt idle belofte, dat ik niets zal doen
en niéts z«i ondersteunen wat er op gemunt
is liet tegenwoordige bezit van Pruisen te
veranderen". Deze omstandigheid, in verband
mot eene verklaring van den ouden hertog,
die den bijbolschen leeftijd nabij is, dat hij af
stand deed van den Biriuiswijksoheii troon, was
naar zijne meeniing voldoende om de intrek
king te bewerken van de bcshabon van den
Bondsraad van 7 Juni 1885 en 28 Februari
1907, volgens welke geen lid van hol Welfen
huis dezen troon kan bestijgen, zoolang een
lid wan dit geslacht zich bevindt in eene met
de grondwet van hut DuLtsclie rijk en met
den binnenlandschen vrede strijdige verhou
ding tot Pruisen. Op gr oud daarvan werd ver
wacht, dat in het najaar de bondsraad, op
voorstel van Pruisen, zijne zoo oven genomen
besluiten zo-u intrekken.
Intussckon heeft in de vorige week de
bondsraad zijne eersto zitting na do zomcr-
vacautie gehouden, zonder zich bezig te hou
den met de vraag of prins Ernst August den
hortiogstroon van Brunswijk zal beklimmen
Daarentegen heeft het lid van den Duiitschen
rijksdag Colshorn, eon lid van het dagolijksoh
bestuur der Wettische partij* die tot dc ver
trouwensmannen van don hertog van Cum
berland behoort, in eene te Diepkolz gehou
den rede een commentaar geleverd op den
brief van prine Ernst August, die voedstel
geeft aan die gedachte, dat d)e verhouding
tjussckon Hohenzollorn an Cumberland nog
niet is zoo-aLs zij, belioordjo te zijn. Hij heeft
bij due gelegenheid gezegd: „Wij welen, dat
hij nooit afstand gedaan heelt (van de kroon
van Hannover) on nooit afstand zal doen.
Deze brief heeft niols te maken met eene ab
dicatie. Dc eed van den prins op de Prui
sische vlag beiteekent niets; de vaandtaljeöd
bindt niet voor hot teven, maar voor den tijd
waarin men werkelijk soldaat is. De brief is
werkelijk geen abdicatie. Als ik hel niet had
geweien, dan heb ik vernomen uit don mond
van den hertog be Gmundon, dat zoo min de
hertog als de Pruisische ro gee ring liem als
eene abdicatie hebben beschouwd. Wij heb
ben verder n'iots noodig dan hot duidelijke
feit, dat er geem abdicatie aanwezig is. Wij
hebben don strijd 47 jaren gevoerd, en wij
zullen nog 47 jaren verder werken."
Gelijktijdig met deze rede heeft een to
Frankfort verschijnend blad sensatiewekken-
dc medericclingen gedaan, die gezegd wor
den uit den mond van den hertog en den
prins te zijn opgeteekend. Zoo zou de hertog,
nadat het huwelijk was voltrokken, tot de
leiders van de elfenpartij gezegd hebben:
„Mijne hceren, heden reken ik meer dan
ooit op uwe trouw en op uwe verdere krach
tige ondersteuning." Van den prins werd ver
teld, dat hij, toen vóór de verloving van hem
werd verlangd van dc aanspraken op Hanno
ver afstand le doen, dit nadrukkelijk gewei
gerd zou hebben met -de woorden: „Voor mij
en mijn huis komt in de eerste plaats de eer en
eerst in de tweede plaats de liefde". Het U
misschien imoeielijk uit te maken wat in dew
verhalen waarheid cn wat verzinsel is. Maai
wat een man, die in dc Welfenpartij eene zoo
aanzienlijke plaats bekleedt als de heer
Celshorn, in eene openbare rede verklaart,
verdienit zeer zeker de (aandacht.
Uit Berlijn wordt, in verband hiermede, aan
de Kóln. Ztg. bericht: „De levendige toon van
deze uitingen vam Welüschcn oorsprong is
gemakkelijk te verklaren, wanneer men in
het oog ho-udt, dat dc offioioele behandeling
van de kwestie in den bondsraad naderbij
komt. Al kan men ook deze medodeelingon
hoe eenzijdig zij mogen zijn, niet stilzwij
gen 1 voo1'1gaan, men moot toch zich er
voor wachten zich op grond daarvan een oor
deel te vormen. De in de eerste plaats hier
bij betrokken bondsregeeringen Pruisen en
Brunswijk nemen stilzwijgen in acht. Offi-
cieeic of officieuze mcdcdeelingcn over de
verdere behandeling van de Welfische kwes
tie ontbreken. Dit stilzwijgen laat zich gemak
kelijk verklarén, omdat lusschen dc naast be
trokkenen nog onderhandelingen in gang zijn.
Dc oplossing van de kwestie was reeds sints
geruimen lijd aangekondigd legen cimdo Octo
ber of begin November. Tot dusver is er dus
gccnc vertraging ingetreden.''
Aan den Itallian.
Sofia, 6 Oct. Servië heeft verklaard dei
dag van het horstel van den loop der con
ventie neele en sneltreinen nog niet tc kun
nen bepalen. Hot verkeer tusschcn Sofia en
Konstantinopol zal overmorgen hersteld wor
den.
Konstantinop>ei, 6 Oct. De kwestif
van Gumuldjina wordt als geheel opgelo^.
besdhouwd tengevolge van de interventie van
Ta la at 'Bcy. Dc Grieksche gedelegeerden ver
klaarden het Bulgaarsclie gezag uan te ne
men.
Kon sta n Li no pél, 6 Oct. Men verze
kert, dat bij de diplomatieke ontvangst bij
den grootvizier de ambassadeurs matiging
hebben aanbevolen. Zij verklaarden, dat do
mogendheden de Turksche belangen in de
eilandenkwestóe zullen welen tc beschermen.
Rome, 6 Oct. Eene officieusc nota, die is
medegedeeld naar aanleiding van het inter
view van den Servischen minister Spulaiko-
wics, opgenomen in een Parijsch blad, zegt,
dat het aan de llaliaansche regeering niet
bekend is, dat ccne Turksch-Bulgaarscho
overeenkomst gesloten is tegen Servië of ccni-
gen anderen staat. Er zijn zelfs gccne onder
handelingen in Rome gevoerd lusschen ver
tegenwoordigers van Turkije en Bulgarije. In
ieder geval had Spalaikowics volkomen ge
lijk, toen hij verzekerde, dat Italië met een
vriendschappelijkste gezindheid jegens Servië
bezield was.
Athene, G Oct Dc Turksche gevolmach
tigden hébben aan Minister Panos den tekst
van de Turksche tegenvoorstellen overhan
digd. Men verwacht, dat de onderbandeha
gen mqeielijk zullen zijn, omdat do Turksche
tegenvoorstellen nog andere kwosliën aan
roeren dan the van do vakoefs en van hot
burgerrecht, diiio Griekenland alleen wil be
handelen. De algemeen© indruk is minder
optimistisch.
De ondervinding is een bebaarde vrouw,
die men vereert zonder He vragen of haar
verleden vlekkeloos is.
VICTOR BAKOSI.
71 Ui het Hongaarach vertaald door
JEXO SE BES'X'TÊ
èn J. A. BAABE Jr.
„Gaat de dominee ook naar de stad?"
„Ja*
„Van morgen in dc vroegte is onze pries
ter met zijn familie hier langs gekomen."
Eensklaps kwam Pali tot bezinning. Dat is
waar ook, deze vrouw had hen gezien, Haar
zou hij dus uit kunnen hoore.n
„Och kom, waar gingen zij dan heen?''
„Naar •Baltavür» Daar zal een groot feest
gehouden worden, zooals ik Koorde van den
koetsier, die op een a parten wagen al de
prachtig mooie baljaponnen overbracht."
Er viel Pali eon pak van 't hart. Men had
Horica dus slechts weggebracht om haar een
genoegen te doen en niet om haar voor altijd
ienj te ontrooven. Hij zou dus over liet meisje
binnen waken, als hij haar maar vond.. En,
free dengene, die hem daarbij ia den weg
i>t* willen staan f
,jHdbt u nog met de -juffrouw gesproken?"
"„Jawel, dominee."
1 Üi zoo?"
„Zij heeft mij gevraagd, of ik mij nog her
inneren kon, dat zij hier eens met haar moe
der den Hongaarschen predikant van Garabó
ontmoet had?"
„Heeft zij d&t gevraagd?"
„Ja. (De arme juffrouw zag er erg slecht uit.
't Leek wel of zij naar een begrafenis ging."
„Werkelijk?" en Pali's hart, dat egoisti-
sche, liefhebbende liart, sprong in hem op
van vreugde „en wat hebt u nog meer met
haar gesproken?"
„Geen woord meer, want haar moeder
kwam bij ons en in haar bijzijn wilde zij, ge
loof ik, niets meer zeggen."
Pali vervolgde zijn weg door het bosch,
met een verlicht hart. Maar nu ontwaakte in
zijn binnenste ook reeds een vast besluit: hij
zou het meisje van daar wegvoeren, haar mee-
sleepen en, als hij geen plaats had waarheen
hij haar brengen kon, dan de wildernis in,
gelijk de tijger met zijn buit.
iLaat in den namiddag bereikte hij Bal'tavér,
waar hij zijn intrek nam in een herberg aan
het uiteinde van de stad. Al vrij; spoedig was
hij uit de roode plakkaten te weten gekomen,
welk feest er gehouden zou worden. De Roe-
meensche tooneehereeniging hield haar jaar-
lijkschö vergadering en bij die gelegenheid
vergaderden ook uii Szeben, Brassó en Balazs-
falva verschillende priesters, leeraars, onder
wijzers en atjvokaten. Niet alleen was er een
feestelijke godsdienstoefening gehouden, maar
er zou ook een tooneelvoorstelling, een con
cert, en een bal gegeven worden. jVoor het
„Hotel Apaffy"' stónd een grooto schare boe
ren uit den omtrek, door hun jteiders naar
de stad ontboden, doelloos te gapen.
rToen de duisternis begon te vallen, sloop
ook Sinrindy do stad in^enhieldVÉinaf een
donkere plek den hel verlichten hoofdingang
van liet hotelgebouw in het oog. Opeens be
gon zijn hart te kloppen. Hij had Todorescu
met zijn vrouw naar buiten zien komen, dus
was Florica hier cn moest dan nu alleen
boven zijn. Toen de Todorescu's in het duister
verdwenen waren, was hij met een paar
sprongen bij de deur en snelde naar de gang
op de eerste étage.
„In welke kamers logeert de familie Todo
rescu," vroeg hij aan een kamermeisje.
„No. 9."
Hij klopte aan.
,.Wie daar?"
Het was de stem van Florica.
„Ik ben het."
„Pali, lieve Pali, God zegen je, je bent dus
hierheen gekomen?"
„Doe de deur open. Florica*"
„Neen, lieveling, dat ls onmogelijk, ik ben
alleen."
„Florica. ik heb je vandaag nog niet kun
nen zeggen, dat ik jo lief heb. Hoe gaat het
met je?"
„Slecht, omdat ik jou niet zien en nieit
'kussen kan. Wees maar niet bevreesd; ik denk
voortdurend aan jou, eeuwigMaar ga nu
weg, want vader zou mij naar Szeben bren
gen, als hij wist, dat je ons ach'erna geko
men bent. En dat zou ik niet overleven.'*
„Lieve Florica, ik zal liler blijven om over
je te waken. Maar open dan jo venster, daifc
hk je tenminste even zien kan. God zegene
je, lieveling!"
Er klonken voetstappen. Pali trok zich snel
terug in een donkeren hoek; daarna sloop
hij weg naar het modderige plein voor het
hotel. Eenige oogenblikkcn later werd een
venster od de eerste étage geopend en ver
scheen een in 't wit gexlecdc vrouwen-ge
stalte. die twee rozen naar beneden wierp.
Triomfantelijk sprong Pali er op toe, raapte
ze op, kuste ze en slak ze in zijn portefeuille.
Even boog het meisje uit het raam zich voor
over, daarna verdween zij en het venster
werd gesloten.
Zoo raapte die arme, dwaze jonge man
Florica's rozen uit den modder op En staan
de in een donkeren hoek, staarde ij huive
rend urenlang naar het venster, waarachter
Florica met zoo onstuimig kloppend hart aan
hem dacht, Florica, de wonderschoon© bloem
uit de sneeuwbergen. Zoo had de macht der
liefde dezen man veranderd in een fantas
tisch, dwepend gymnasiast.
Toen de Roemeencn reeds bijeen begonnen
te komen voor de tooneehiitvoering, begaf
hij zich naar een restaurant, dat zich bevond
in een hoek van het hotelgebouw Apaffy, en
dat tegelijkertijd als koffiehuis dienst deed..
Hier zette hij zich aan een tafeltje en dronk
een glas bier. In een hoek zat een groepje
Hongaren hun biertje voor het avondeten te
drinken; een paar onderwijzers, eenige amb
tenaren, de kantonrechter en enkele kooplie
den. Zij spraken er o.a. over, dat voor het
Roemeensdie leest van heden zelfs eenige
gasten uit Boekarest waren overgekomen.
Een der onderwijzers, die Simóndy kende,
sprak hem aan, zeggende, dat hij daar toch
niet zoo alleen moest blijven zitben (kniezen,
maar zich liever bij hen aansluiten.
Simóndy stond op en stelde zioh aaa elk
der heeren voor. Een van hen keek hem ten
zeerste yerrast aan.
„Wat, u'is Pél Simündy?"
„Ja, Mijnheer-"
„Dezelfde PA1 Simóndy, die in Holland
gestudeerd heeft - met Barna Bóitai?"
Dezelfde."
„Neen maar, dat doet mij genoegen, mijn
heer. Ik ben Taraós SzentpSli, kantonrechte»
alhier."
„Tamós Szentpóli de man van Anikó Bó*
tai?" riep Pali verrast uiL
„Juistl"
Strak keek Pali den man aan, die zoo'n
noodlottige rol in zijn leven gespeeld had, en
dien hij nu voor die eerste maal zag. In zijn
blik echter lag noch toorn, nouh haat, enkel
levendige belangstelling.
,jMaar u waart toch immers advokaat?"
Jawel, maar ik ben overgegaan tot de
rechterlijke macht."
„En maakt u vrouwtje höt goed?" en
zelf sltond hij er verbaasd oveE dat hij dit
zoo onverschillig vragen kon. De naam
Anikó" deed zijn hart al niet meer sneller
kloppen.
„Dank u, heel goed. Maar, weet ,u wat, a
moet bij ons het avondeten (komen gebruiken»
U zult er mijn vrouw stellig een groot geoo-e.'
gen mee doem"
Simóndy aarzelde eenige oogenblikkcn en
antwoordde toen zachtjesi
„Het zal mij aangenaam zijn/*
De kantonrechter stuurde dadelijk cru
boodschap naar huiskat hij oen wolkomen
gast ten avondeten meebrengen zou, rondö?
er evenwel bij te voegen wie het wa*
Word*