Vrijdag 5 December 1913.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
DOKTER JOOST
12" Jaargang.
N\ 137
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels.. f O.ÖO.
Elke regol meer0.10?
Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijt bestaan zeer voordeelige bepalingew
tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bg abonnement.
Eene ciroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Politiek Overzicht
Het gebeurde te Zabern in
den Rijksdag.
Kleine oorzaken heODen groote gevolgen.
Wie liad zich kunnen voorstellen, dat ecu
ombedacht woord, door een luitenant in oen
instructie-uur tegen zijne recrulen gesproken,
eene zoo ernstige knsis zou doen ontstaan,
dat het zou aangloeien tot een ernstig con
flict tusschen de regeering en den rijksdag,
waarbij het gaat om ue gewichtige, den grond
slag van hel comsülutioneele leven rakende
vraag of het aangaat, dat de militaire over
heid op ogen. gezag de taak, die de burger-
iijke overheid heelt te vervullen, van haar
overneemt en zich de dictatuur aanmatigt,
waaraan de burgerlijke overheid en de bevol
king zich willoos hebben te onderwerpen 1
Toch is dat het geval.
De spreker, die nadat de rijkskanselier en
de minister van oorlog de interpellation had
den beantwoord het eerst aan het woord
kwam, het lid van het centrum Felircmbach,
ving zijne rede aan met het dichterwoord:
„Das Unzulangliche, hier wird's Ereignis.
Das Unbegreiiliche, hier wird s getan." Dat
was het gevoel, waarmee men stond tegen
over het gebeurde in Zabern, maar nog meer
hel gevoed, waarmee men stond tegenover het
zoo juist uit den mond van de vertegenwoor
digers der regeering gehoorde. Wat door hen
gezegd werd, klonk als uit eene andere wereld.
„Het is smartelijk, maar hier geldt geen ver
goelijken meer. Wanneer de rijkskanselier ge
roepen is tot bescherming van het recht en
van de openbare macht, dan moet liij hier
zich doen gelden. Wij hebben betuigingen van
leedwezen gehoord, maar niets wat duidt op
maatregelen om het kwaad ongedaan te ma
kenHet leger is ouderworpen aan het
recht en aan de wet; het staat niet buiten de
wet en mag dat niet zijn." Van den minister
van oorlog in 't bijzonder zeide hij: „Lk wil
slechts hopen, dat de toon van den minister
van oorlog niet de weerklank is van de ge
sprekken, die kort te voren elders hebben
plaats gehad. Anders zou het heden, dat moet
ik uitspreken, een dies ater, een onheilsdag,
zijn voor het Duitsche rijk."
Niet minder scherp was de toon, dien de
volgende spreker, de nat ionaal-liberaal van
Calker, aansloeg. Hij geeselde de houding van
de militaire overheid, die als zij een weinig
takt aan den Hag had gelegd, zoo gemakke
lijk deze zaak in 't reine had kunnen bren
gen; hij zeide daarvan: „Zij heeft hel niet ge
daan uit het standpunt van eene geheel ver
keerde preslige-poüliek, die meent, dat zij
zelfs dan het gezag in gevaar brengt, wan
neer zij een begaan onrecht inziet. Het tegen
deel is waar. Het gezag wordt in gtfvaar ge
bracht door vergoelijking van het onrecht.
Daarin ligt de groote fout van het militaire
bestuur. Ik had verwacht, dat de minister
van oorlog heden zou toegeven, dat het een
fout was niet dadelijk op den tweeden dag te
hebben gecorrigeerd. Wanneer dat was ge
scliied, dan zou er volledige voldoening zijn
geweest en zou den rijkskanselier zijn inoeic-
ljjk werk gemakkelijker zijn gemaakt."
De eerste spreker had met een enkel
woord zijne smart uitgedrukt over „de mo-
recle verliezen van. deze ongeluksmaand,
die eerst in moeielijken arbeid na langen,
langen tijd weer goed gemaakt kunnen wor
den." De nationaal-liberale spreker doed dit
uitvoeriger met een beroep op zijn 16-jari-
gen arbeid aan de universiteit te Straats
burg, waarin hij steeds had getracht verzoe
ning teweeg te brengen lussdien de verschil
lende elementen der bevolking. Diepe teleur
stelling klonk er uit zijne woorden; „Ik leef
in dit land, werk voor dit land, heb ge-
wenscht en gehoopt er te blijven, opdat ook
mijne kinderen voor de verzoening werkzaam
zouden zijn. En nu na zestien arbeidsjaren
staat men op het punt, bij rijp overleg ie
zeggen: Alles weer kapotI" En hij eindigde
met te Yragen„Hoe stelt de minister van
oorlog, hoe stelt de rijkskanselier zich de
toekomst van Elzas-Lotharingcn voor? Om
een beeld te krijgen van de plannen der re
geering, verzoek ik den rijkskanselier drin
gend ons in dit gewichtige uur voor Elzas-
Lotharingen te zeggen, welke maatregelen
zullen worden genomen om Elzas-Lotharin-
gen niet van het Duitsche rijk af te stooten,
maar om het dichter aan ons Duitsche
vaderland te verbinden. Noem ons de maat
regelen, die gij zult nemen om eene geluk
kige toekomst van het rijkstand Elzas-Lol'ha-
ringen te waarborgen."
Men voelt uit deze woorden de ernstige
bezorgdheid, waarmee de loop, dien de ge
beurtenissen hebben genomen, brcede krin
gen van volksvertegenwoordigers vervult. Zij
hoopten nog, dat 'de rijkskanselier zijn laatste
woord niet zou hebben gezegd met zijne ver
klaringen van verleden Woensdag, die zoo
groote teleurstelling bij hen hadden gewekt.
Maar toen die hoop onvervuld bleef, is aan
het einde van deze debatten, zooals niet an
ders was te verwachten, de motie aangeno
men, die door de vrijzinnige volkspartij was
ingediend, met ondersteuning van den ge-
heelen rijksdag, uitgezonderd de beide con
servatieve partijen. Deze motie r'.rekt om
vast te stellen, dat de behandeling van de
zaken, die het onderwerp van de in
terpellation vormen, door den rijkskanse
lier niet beantwoordt aan de opvattingen van
den rijksdag. Dat is dus, in zachte termen,
zooals het parlementaire gebruik meebrengt,
eene besliste afkeuring van zijn legeerings-
beleid.
De aanneming is geschied met 293 tegen
54 stemmen. Dat zijn inderdaad welspreken
de cijfers.
DuïtschlancL
B e r 1 ij n, 4 Dec. De rijksdag zette he
den de bespreking van de interpellation over
de gebeurtenissen te Zabern voort.
De rijkskanselier verklaarde, dat hij giste
ren met zijn zwijgen over hel rapport van de
burgerlijke overheid deze volstrekt niet heeft
willen desavoueeren. Maar men had hier te
doen met een aanval op het militaire be
stuur. Hij heeft ook volstrekt niet alleen van
het militaire rapport gebruik gemaakt; het
burgerlijke rapport kende hij nauwkeurig en
hij liecft zich er ook van bediend. Maar tus-
schen de beide rapporten bestond eene scher
pe tegenstrijdigheid. Hij was daarom op het
gemis van contact tusschen beide en zeide
uitdrukkelijk: „Het gebeurde bij de ontrui
ming van het slotplein vindt in de wet geen
grond''. Hoe kan men meer zonder harts>
tocht verdeeien.? Ik bewaarde de grootstö
kalmte om het kwaad niet te verergeren.
De rijkskanselier moet zich in zulke ernstig
ge uren eene andere reserve opleggen dan
de afgevaardigden. Mijne meening in de»
kwestie van de grondwet van het rijkslandf
is niet gewijzigd. Ik noemde het zeer ernstig,
niet omdat ik bevreesd was voor mijne «pon
sitio of omdat een votum van afkeuring tegen
mij is voorgesteld, maar mol het oog op het
gevaar, dat er eene diepe klove tusschen le-<
ger en volle zal ontstaan. Eene bijregeerin^
bestaat niet, slechts eene hoofdregeering,
waarvoor ik aan den keizer verantwoordelijk!
ben. Als dk die verantwoordelijkheid nic|
meer kan dragen, zuil gij mij niet meer opi
deze plaats zien. Juist door hel allerhoogst^
gezag zijn de betrokken partijen nadrukke
lijk gewezen op de noodzakelijkheid van har
monische samenwerking tusschen de militai
re en de burgerlijke overheid.
Van 't geen in Zabern werd misdaan za|
toch gedaan worden. Voor de toekomst gcldty
•het, zulke storingen te vermijden en deaf
vrede te herstellen.
De rijkskanselier sprak met buitengewone
energie en nu en dan onder diepe ontroering.
Storende interrupties van de Elzassisckc lc-
don werden door de andere partijen terug
gewezen. Ten slotte klonken levendige loe«
juichingen van rechts en gesis van links.
B e r 1 ij n, 4 Dec. In het voortgezette debat
over do interpellation wegens het gebeul
de te Zabern, zegt Rogalla von Jiieber-
slein (conservatief,): Wij wenschen dringend,
dat het contact tusschen de militaire en de
burgerlijke overheid worde hersteld. Wij ver
dedigen het incorrecte gedrag van luitenant
von Forstmer in het instructieuur niot. Voor
de rekrutc-n stond de weg o-pen der indiening
van eene klacht. De discipline moet onder allo
omstandigheden gehandhaafd worden. Het
grootste gedeelte van het kwaad zou niet zijn
geschied, als de militairen er niet toe waren
overgegaan zich zelf te helpen. Ais de plaatse
lijke overheid tijdig had ingegrepen, zou dit
alles niet zijn gebeurd.
Trampczynski (Pool) zegt: Het treurige is
het gedrag van de militaire overheid, die een
aantal personen tegelijk arresteerde in do
hoop één schuldige te vinden. De soldaten,
die de zaak in het publick hebben gebracht,
zijn tegenover hunne superieuren geheel on
beschermd. Wij Polen, die door staat en re
geering zoo onrechtvaardig behandeld wor
den, kunnen aan rechtsgronden van den staat
niet gelooven. (Bijval bij de Polen).
Gamp (rijkspartij) zegt: Wat ons zorgen en
opwinding had kunnen besparen, was als er
dadelijk maatregelen tot herstel van grieven
waren genomen. (Levendig: Zeer juist!) Do
bevolking van Zabern is politiek veel te ver
standig, dan dat uit het onbehoorlijke optre
den van een officier een conflict tusschen hcl
militaire en hcl burgerlijke gezag zou kun
nen ontstaan, dat de goede verstandhouding,
waaraan jaren lang is gewerkt, zou kunnen
vernietigen. Wij wenschen allen liet rijksland
zoo spoedig en zoo innig mogelijk met Duitsch-
land verbonden te zien.
Aan het einde van deze debatten nam do
rijksdag met 293 tegen 54 stemmen, ej wijl
vier leden zich van stemming onthielden, een
voorstel van de vrijzinnigen en de sociaal-
Hoofdredacteur: Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG. jjfD E EEMLAN DER
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f 1.00.
Idem franoo per post1.50*
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) 0.10.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Deze Courant versohflnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en beriohten vóór 2 uur in te zenden.
Uitgevers:
Waar smart is, daar is gewijde grond.
EN ZIJN ZEVEN ZORGEN.
81 DOOR
MARIE DIERS.
(Het was een warme Juniavond met helde
ren maneschijn. In de tuinkamer, die tijdens
het leven van de moeder de ontvangkamer
was geweest en nu door Heide en Marret om
geschapen was in een vriendelijk en gezel
lig vertrek voor muziekmaken, leven en 'bab
belen, brandden twee kaarsen aan den viool
lessenaar. Hans studeerde met Petcrqhen,
beiden waren vol ijver. De dokter, die niets
meer te doen 'had, was een poosje toehoor
der geweest Hij had geen flauw begrip van
muziek. Maar toen 'hij daar zoo in een donker
hoekje zat en de beide hoofden tegen het
licht zag, kwamen heel andere gedachten bij
hem op .Zulke gedachten had hij nog nooit .ge
had. Als pijlen doorboorden ze zijn Ihart. Het
was de loop der wereld, wat daar voorbereid
Werd, wat onder zijn oogen in zijn huis ont-
ftond, maar toen 'het daar zoo voor zijn geest
opdoemde, meende hij, dat het heel moeilijk
dragen was.
Peterchen was eerst dertien jaar, ze droeg
Jog 'korte rokjes en heur haar was in een
pooie, dikke, bruine vlecht gevlochten. Maar
«.groeide niet op. om hier in huis te bloeien.
Ze was zijn eigendom geweest, zoo echt, als
het slechts mogelijk was, maar dat zou ze
eens niet meer zijn.
Toen kon hij plotseling de pijn, die hem de
tonen der violen, de krachtige, zekere tonen
van „rooden Iians" en de al te teere, nog
onzekere streken van den kleinen Peter ver
oorzaakten, niet meer verdragen. Hij stond
op, de glazen tuindeuren stonden wijd open,
hij ging het houten trapje af en zag het maan
licht door de oude, hooge hoornen op de gras
velden glanzen.'*
„Zoo zal het worden, dat had ik kunnen
weten," zei hij. Hij sloot de oogen, door smart
overmeesterd. Hij voelde ridh plotseling zoo
alleen en verlaten op de wereld, dat hij niel
wist, waar ihij was of hop, dat hij zich 't liefst
had laten vallen en in gras en aarde veran
derd ware.
Daarvan had hij zich nooit rekenschap ge-
geven, dat ten laalste dit alles, waaruit nu
zijn leven 'bestond, los van hem kon worden
Iiij was al stil de meeni-ng toegedaan geweest,
dat hij reeds gedaan had, wat men redelijker
wijze van een man, een inensch kon verlan
gen, en hij had het trotsche bewustzijn ge
had, dat in den hemel vreugde over hem
moest zijn, omdat 'hij zijn eigen begeerten be
dwongen en in alle eer en deugd met zijn
eigen jeugd, zijn eigen leven afgerekend had.
Nu werd hem duidelijk, hoe nauw nog zijn
levensvezelen met andere levens verbonden
waren.
'Hij had iets anders gevoeld, toen Adinema-
rie gestorven was en weer iets anders, toen
hij van de schilderes afscheid had genomen.
<Nu was het, alsof hij zelf stierf. Alles in hem
kwam in verzet. „Wa4 doe ik nog op de we
reld, als jullie allemaal wegloopt'?n
Hij ging op een bank zitten, die in "de diepe
schaduw stond. Hij voelde zich zoo moe en
mat, alsof hij uren lag had geloopcn en al zijn
krachten uitgeput waren. Toen hij daar zoo
zat, kwam er een groot heimwee over hem
naar het verleden, toen ze nog allen klein
waren en hij zijn pakje met de zeven zorgen
zoo jammerlijk onbeholpen meesleepte.
Hoe was het nu? Nu was hij deze zorgen
immers spoedig allemaal kwijt. Matz was
klaar, binnenkort zou ze den docterslitel be
zitten. Vervolgens zou ze docent worden
en weg was ze voor hem. Heeelemaal zelfstan
dig was ze dan. Die zag nu haar eigen leven
duidelijk voor zich. Dat had hij zich ook wel
eens anders voorgesteld. Iets van „vrienden
worden" had hij gedroomd. Hij had immers
het flinke, krachtige voorwaarls9treven van
Malz lief en eerbiedigde dat, maar hij zou
haar daarbij ook graag nog iets anders gege
ven hebben: hij had haar willen leiden, haar
voor verstijven, eenzijdig-worden willen be
hoeden. Ja, wat kwam daar nu van? Het bleef
bij het willen. Ontmoetten ze elkaar al eens,
dan wTerd er wel het een en ander gesproken,
misschien praatte je wel langs elkaar heen,
en in ietder geval: tol een levende kracht, die
ook bij verwijdering nog voortleefde en werk
te, werd hot samenzijn niet. Wie droeg de
schuld daarvan? Och, dat doet er toch niet
toe. Misschien zijn wij, alles wel beschouwd,
ook slechts vogels, wier jongen uitvliegen, en
wellicht is al het gepraat over banden des
bloeds slechts verbeelding. Gewoonte, ja, mis
schien. Maar vaderschap—fcindersohap dan?
Slechts een zuchtje, dat de lucht ingaat I
Voor Inge heb ik ook niet meer te zorgen.
Wat ze wordt en hoe ze wordt, dat is nu al
leen nog haai' zaak. niet de mijne, haar lot is
misschien in haar eigen handen ook veel beter
bewaard dan in de mijne. En met al de ande
ren zaï het precies zoo gaan.
Ook met Peter. Ook met Peter.
Daar zat hij. Zacht ruischten de toppen
der boomen boven zijn hoofd. Ilij drukte de
vuisten tegen de oogen. O, geef mij een stok,
om dit wilde, dwaze hart te doodenl Kan men
zich zelf zoo slecht beheerscihen Waarom
zegt men niet tot zich zelf: Wees stil, wat wil
je, dwaas? Wees blij, dat je kinderen nu alleen
overeind kunnen staan. Wat is dat voor een
zinneloos gedoe, je smarten zoo uit te krijten
omdat jij jij jij voor jouw persoon nu
op den achtergrond moet treden? Weet je,
wat aan den ouderdom past: op een hoogen
wachttoren op den uitkijk te staan, en stil
en mild gestemd na het volbrengen van de
levenstaak te zien naar het leven, dat men ge
schapen en geleid heeft dat is de kroon
van den ouderdom 1 Waarom zegt men dat
niet tot zich zelf?
Men zegt het wel tot zich zelf, maar zeggen
alleen is niet voldoende. Ach, was er toch
maar een stok voor oude menschen, die niet
leven en niet sterven kunnenI
Op deze groene, half vermolmde bank heeft
vroeger menigmaal Annemarie met hem ge
zeten. Ze zit ook nu naast hem. Ze streelt hem
het hoofd, lacht, spot en zegt: Och, jij dwaze
Eber, jij blijft eeuwig een kindil Ze trekt hem
bij de hand in de hoogte. Maak je niet be
lachelijk, Eber, maak niet, dat je je schamen
moet voor den goeden "God en onze lieve,
oude bank Ga mee naar onzen uitkijk, daar
zal ik je iets laten zien.
De tuin van het doktershuis was hier 'door
een houten hek Yan de velden gescheiden. In
het midden van dat thek was de aarde tot een,
klein heuveltje opgeworpen en daarop ston
den twee steenen banken zonder leuning. Ec?,
afgebrokkeld steenen trapje leidde hierheen;
hoog daarboven welfden de boomen zich. Dat
was de uitkijk van den dokter.
Wat men hier zag, was weliswaar zeer be
scheiden natuurschoon. De bontgekleurde
lage akkerscheidingen van de eigenaars der
velden kwamen tot aan het smalle voetpad,
dat langs het tuinhek liep. Links zag men
een landweg met populieren aan weerszijden.
Verder zag men weiden, waarboven nevelen
stonden, en aan den horizon een donker woud.
En dat was do geiheele heerlijkheid; en om
deze te aanschouwen moest men het brokke
lige steenen trapje opklimmen.
Maar jong leven was er opgegroeid, en het
krachtige, sterke leven bij dit trapje en dezen
uitkijk begon tot den ouderdom te behooren.
Wie in den tuin was, ging ook naar den uit
kijk. Men zou kunnen vergelen, kersen en aal
bessen te plukken, maar men vergat niet, naar
den uitkijk te gaan. De oude boomen hier had
den dag in dag uit bel worden en groeien van
de blonde, roode, bruine kopjes met zacht ge-
druisch, met harder geknap en gesuis bege
leid.
Ze bogen zich ook nu weer heen over he(
redelijkste en dolste, fhet lieflijkste en onzin
nigste, het 't allerzekerst zich steeds herha
lende, dat het beeld is van menschelijk wor
den en groeien, een in zaligen liefderoos el
kaar omarmend jong paar, dat het bestaan
van de wereld om zich heen vergelen was <m
,Ln elkaar opging.
Wordt vervolgd*.