K*. '83 Tw edë Blad 12Jaargang „DE EEMLAN DER". Zaterdag 31 Januari 1914. BINNENLAND. FEUILLETON. Op den Terpenberg. Uitgevers: Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden yoor Amersfoort f 1.0O* Idem franco per post 1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO. Afzonderlijke nummers - 0.03. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regelsf 0.50, Elke regel meer- 0.10. Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement. Eeno circulaire, beyattondo do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Ons belang bij het behoud van Indië. Het Is herhaaldelijk gezegd, dat wij Hol landers zoo slecht op de hoogte zijn van In- dié, en dat de belangstelling van het meeren- deel onzer grooter is voor vreemde landen dan voor onze overzeesche bezittingen, het Rijk buiten Europa. Van verschillende zijden door de Regeering en door particuliere cor- poraticn, is en wordt getracht belangstelling voor onze koloniën te wekken, kennis om trent land en volk te verspreiden. De erva ring leert evenwel, dat op deze wijze juist diegenen worden bereikt, wier belangstelling die opwekking het minst behoeft, dat zijn zij, die met Indië in aanraking zijn of zijn ge weest- De groote massa bereikt men echter niet, tot haar dringen de in het werk gestelde po gingen niet door; zij blijft op dit punt even koel en onwetend. Hoe waar dit is, blijkt telkens, als zich in verband met onze koloniën het een of ander vraagstuk voordoet. Vlug als de publieke opi nie anders is, onthoudt zij zich in een derge lijk geval van het uitspreken van eenig oor deel. Het is dan, alsof het buiten ons volk om gaat Wij kunnen dit voorzeker merkwaardig verschijnsel ook thans weer waarnemen, nu een zeer belangrijke quaestie de levens- quaeslie voor Nederland als koloniale mo gendheid aan de orde is: de vraag wat al of niet moet worden gedaan, opdat wij on ze Oost niet verliezen. De quaestie doet zich op dit oogenblik voor in verschillende vormen. Wij denken hier in de eerste plaats aan de beweging on der de inlandsche bevolking, welke in de laat ste maanden zoo zeer de aandacht heeft ge vraagd, en voorts aan de plannen, die in wording zijn tot versterking der vloot. Het ligt niet in onze bedoeling op deze vraagstukken thans dieper in te gaan en even min zullen wij de verhouding tusschen Ne derland en zijn koloniën van historisch stand punt beschouwen. Het staat inmiddels vast, dat alles wat voor Indië zal moeten worden gedaan, geld zal kosten. (Het rapport van de staatscommissie voor de defensie spreekt b.Y. van een jaar- lijksche uilgaaf van 17 millioen ten laste van Indië en Nederland samen.) Nu zijn de financiën van Nederland en In dië administratief wel gescheiden in 1912 Is deze scheiding zelfs bij de wet bekrach tigd doch waar tot nu toe het over of te kort in of uit de Nederlandsche schatkist komt, bestaat er toch tusschen de Geldmid delen van moederland en koloniën een zeer nauw verband. Over de overschotten behoe ven wij nu niet meer te spreken. Batige saldi van den Indischen dienst zijn in het laatste veertigtal jaren het moederland niet meer toegevloeid. In vroeger tijd was dit anders. Van de In dische overschotten bouwde Nederland bijv. zijn Staatsspoorwegen. De vraag, welke thans onder de oogen zal moeten worden gezien, is of Nederland zoo noodig finantieele verplichtingen op zich mag nemen ten behoeve van Indië en zoo ja, in welke mate. Om deze vraag te beatwoorden, dienen wij de zaken nuchter te beschouwen, en hebben wij vóór alles na te gaan, hoe groot het be lang is, dat Nederland heeft bij het behoud van Indië. Eerst daarna immers kunnen wij bcoordeelen, welke finantieele verplichtingen aan de zijde van Nederland verantwoord zou den zijn. Daartoe moeten wij komen met cij fers. Zooals gezegd, rechtstreeksche baten trekt de Staat der Nederlanden uit de onder zijn gezag staande landen in andere werelddee- len niet Wij hebben ons daarom te bepalen tot de voordeelen, die de Staat indirect ten goede komen, maar bovenal tot die, welke zijn onderdanen genieten, hetzij direct, hetzij in direct als gevolg van den tusschen Neder land en Nederlandsch-Indië bestaancjen band. Tot de directe voordeelen, die wij zullen hebben te waardeeren, behooren: le de bedrijfswinsten der in Indië werken de ondernemingen op het gebied van land en mijnbouw, nijverheid, handel, bankwezen, en verkeer; 2e de inkomsten van de in Indië gevestigde Nederlanders, werkzaam in particuliere be drijven; 3e de bezoldiging van Nederlanders, die in dienst van den Staat, in burgerlijke of militai re betrekkingen in Indië zijn geplaatst, als mede de pensioenen, die deze staatsdienaren na het eindigen van hun dienstverband ge nieten. Daarnaast zullen wij hebben te bezien de indirecte baten, dat zijn de voordeelen, welke ten goede komen aan het veel grootere ge deelte der Nederlandsche burgerij, dat van de hierboven genoemde rechtstreeksche re venuen niet geniet. Als de voornaamste der ten deze werkende factoren vraagt onze aandacht de hahdelbe- staande aan den eenen kant in den aanvoer en den verkoop hier te lande, van de Indi sche producten, en aan den anderen kant in de export van hier naar Indië, waarbij voor al van beteekenis is de uitvoer der voort brengselen van de verschillende takken on zer eigen industrie. In het nauwste verband met den handels- omzet staat het scheepvaartverkeer, waar bij zich weer aansluiten de scheepsbouw, de uitrusting der schepen en het haven- en ex peditiebedrijf. Eindelijk past bij een opsomming in ver band met de indirecte voordeelen een herin nering aan de belangen der neringdoenden en nijveren. Al deze belagen in cijfers uit te drukken is zeker geen gemakkelijke taak, nog afge zien van de omstandigheid, dat in het alge meen de economische gegevens omtrent on ze koloniën ver van overvloedig zijn. Wij hebben nochtans getracht door bereke ning en door raming aan de hand van, groo- tendeels minder algemeen bekende, cijfers de geldelijke belangen, waarvan hier sprake is, aanschouwelijk te maken. Zoo zijn wij dan door optelling van de maatschappelijke kapitalen der in Indië wer kende naamlooze vennootschappen, welke al daar of in Nederland haar zetel hebben, ge komen tot het reeds gepubliceerde bedrag van 1 milliard (aanvang 1913) gestort aandeelen kapitaal. Verder kwamen wij, op grond van de op brengst der Indische inkomstenbelasting en van het aan de Indische geldmiddelen uitge keerde gedeelte der Nederlandsche bedrijfs belasting tot een raming der door deze naam looze vennootschappen en daarmede gelijkge stelde lichamen gemaakte winsten van 111 millioen gulden per jaar, hetgeen gekapi taliseerd 6 pet geeft een kapitaalswaarde van 1850 millioen. Ten laste van deze naaml. vennootschap pen liepen in 1912 obligatie-leeningen tot een gezamenlijk bedrag van 126 millioen. Telt men bij deze cijfers nu nog 40 millioen voor de waarde der particuliere culluuron- dernemingen (grootendeels overeenkomstig de waarde, waarnaar de verpondingsbelas ting wordt geheven), dan komt men tot een totaal bedrag van ruim 2 milliard. Buiten rekening blijven hier dan nog, als niet te taxeeren, de particuliere bedrijven, die zich bewegen op een ander gebied dan dat der cultures. Op grond der voor 1913 geraamde op brengst der Indische inkomstenbelasting wordt het inkomen der in particuliere be trekkingen werkzame Europeesche ingezete nen (inlanders en vreemde oosterlingen wor den in deze belasting niet aangeslagen) ge schat op 110 millioen. Het totaal der bezoldigingen der Europe anen, die in dienst van den Staat een bur gerlijke of militaire betrekking bekleeden, be draagt in een rond cijfer 60 millioen per jaar. Buiten dit bedrag vallen de Indische pen sioenen en verlofslraktementen, waarvan jaar lijks 13 millioen wordt uitbetaald in Neder land. Sommige dezer cijfers spreken voor zich zelf, andere behoeven voor een juist begrip hunner beteekenis echter eenige nadere toe lichting. Wij stellen ons voor die te geven te gelijk met eenige bijzonderheden ter zake van het handelsverkeer, waaromtrent wij voor 't oogenblik vermeenen te moeten volstaan met de vermelding, dat volgens de in- en uitvoer- statistiek over 1912, hier te lande werd inge voerd uit Indië voor 496 en uitgevoerd naar Indië voor 154 millioen gulden, en dat de vier maatschappijen, die de geregelde stoom vaartverbindingen met Indië en tusschen de verschillende deelcn van den Archipel onder houden, thans 170 stoomschepen in de vaart cn 15 inaanbouw hebben. N. G B. V. D. op verzoek eervol ontslagen C. J. Smit te Breda als opzichter van het stoomwezen, W. C. van Kuijk, laatstelijk ingenieur bij den post dienst enz. in Ned.-Indië en J. Posthuma, schrijver bij het Rijkslandbouwproefstation te Hoorn. ue inaaiscoui am van TLauuuag oi jan. bevat o. a. ae volgende Koninklijke nesiuiten: op verzoek eervol ontslagen J. D. van Voi- lenwoven als vice-consul te Algiers, met be noeming lol ridder in ae Oranje-Nassau-orüe; benoemd tot consul-gcneraai te Weenen J. Z. Lapair, consul aldaar; benoemd bij de rechtbank te 'sGravenhage lot president inr. A. Tellcgen Bzn., thans vice- president; tot vice-presiaent jhr. mr. P. van .Meeuwen, rechter iu die rechtbank; benoemd tot commissaris van politie, tevens van rijkspolitie, le Ylissingen A. Gasinjet, com missaris van politie te Culemborg; benoemd tot adjudant bij de brigade grena diers en jagers de kapitein J. Borel, van het regiment jagers; Het Nederlandsch gezant schap te 'KonstantinopeL Men schrijft van bevoegde zijde aan ,,De Tijd": Naar aanleiding van de arrestatie van den oud-Albaneeschen afgevaardigde Basri-Bey in het Nederlandsche gczantschapsgebouw te Konstantinopcl dient opgemerkt te worden, dat het gebouw en de grond, waarop het staal geen Nederlandsch grondgebied is in den eigenlijken zin van heft woord. Onbetwist en onbetwistbaar is wal de onschendbaarheid van Vle gezantenwoning, maar dat wil nog nieit neggen, dat de woning van een gezant grondgebied is van don Staat, dien hij verte genwoordigt. i De zg. „exterritorialiteit" van gezanten zal wel tot bat misverstand hebben bijgedragen want in werkelijkheid zijn de gezanten niet buiten, maar op het grondgebied van den Staat, dite hen ontving, en is de exterritoriali teit enkel te beschouwen als een geschikte term om (bet complex privileges aan te geven ilie tuu gezant krachlens zijn functie genitet. Het protest van den Nederlandschen gezant zal dan ook wel niet gericht zijn tegen het feit, dat de Turksche politie Nederlandsch grondgebeid betrad, maar dat zij de woning \an den gezant binnenging en haar bevoegd heden aldaar uitoefende zonder zijn permissie Immers, daargelaten of in Turkije nog asyl recht bestaat, wat twijfelachtig is, aïtijd heeft de politie vergunning van den gezant noodi om iemand in het gezantsdhapsgebouw te arrasftcKjrcn. Wel behoort de gezant, als er geen asylrecht is, die vergunning te geven, maar weigert hij deze, dan kan hem die ver gunning alleen langs diplomatieken weg al- gedwongen worden. Blijkens officieele berichten komen de fei ten bij het gebeurde binnen het afsluithek van (hot Nederlandsche gezanlsahapsgebouw te Konsfcantinoped op het volgende sa er: Door verkeerd begrip hebben de op het terrein wachthoudende gezantschapskawas sen zicih niet verzet dat de Turksohe politic- soldaten den polilieken gevangene Baszi-Bey gevankelijk weder van het gezantschapster- rein, waarheen de gevangene gevlucht was, op den openharen weg hebben gebraoht. Tegen -die wederrechtelijke machtsuitoefe ning (heeft de Nederlandsche geeant zeer na drukkelijk bij de Porte geprotesteerd. Bij het Japansche gezantschap te 's Gravenhage werd in dato 28 Januari een telegram ontvangen van den volgenden in houd „Sedert de jongste berichten hebben zich op Sakurajima veelvuldige onderaardsche rom melingen en aardschokken voorgedaan, maar het gevaar is reeds voorbij. In de dorpen was slechts geringe schade aangericht en de vluchtelingen keeren alweer terug naar hun huizen. Daar evenwel toch het eiland voor de helft of voor een derde verwoest is, zulien 10 15 000 inwoners moeten emigreeren. Op Kagoshima zijn op den 21. dezer alle vluchtelingen teruggekeerd en hiu jen zij hun werkzaamheden hervat Tot nu toe bedraagt het aantal dooden op, Sakurajima en Kagoshima bij elkander 31 en dat <ler gewonden 105, terwijl nog 18 perso nen vermist worden Opgaven van gebeneficiecr* den uit vicariën, beurzen, enz. Hel ministerie van Binnenlandsche Zaken heeft aan de commissarissen der Koningin in de verschil lende provinciën inderdaad een circulaire go- zonden van den volgenden inhoud „Blijkens een van den minister van Financiën ontvangen schrijven vloeit uit het bepaalde bij het koninklijk besluit van 2 Juni 1828 no. 28 o.a< voort, dat predikantskinderen, die het genot heb« ben van een of meer rijks- of porticuliere stu* diebeurzen, alleen of gezamenlijk f 300 of meet bedragende, beschouwd moeten worden als ta zijn gekomen tot gevestigden stand, welke onv« stondigheid ten gevolge heeft, dat de aanspraak op kindergeld verloren gaat. Zijne Excellentie heeft om tot een juiste controle der attesta- tiën, kinder-, school- en academiegelden te ko men gegevens noodig, ter verkrijging waar van hij de tusschenkomst van het departement van Binnenlandsche Zaken heèft ingeroepen. Ik heb derhalve de eer U. H. E. G. uit te noo- digen mij in staat te stellen aan mijn ambtgo- noot van Financiën mededeeling te doen van alle gegevens, die te dezer zake te uwer beschik king staan en waaruit blijkt, dat door predikants kinderen, don wel te hunnen behoeve door ouders of voogden, uit eenige beurs, een slich ting, vicarie of welke instelling ook, gezegde som van f 300 of meer genoten wordt, met bij vermelding van den datum, waarop voor be langhebbenden dat genot is ingegaan." De legerco m missie voor he' kleedingvraagctuk heeft haar onder' zoek in verschillende garnizoenen beëindigcL zoodat met de samenstelling van het rapporf een aanvang wordt gemaakt. HetKamerlid Duijs. Het Zaandam^ sche Kamerlid Duijs, die ziek was, is aan d# beterhand. Tot ridder in de orde van het Legioen van Eer is benoemd de heer II. K. Westendorp^ directeur eener Bankinstelling te Amsterdam/' H. J. Pouts ma. Tot de a bbei derslei» ders, die Dinsdag j.L uit Zuid-Afrika verwij derd zijn, böhoort ook de secretaris van de Vereeniging van Spoorwegbeambten, H. J. Poutstma, bij gen. de Jim Larkin van Zuid- Afrika. Men zal zlcih herinneren, dat hij indertijd in «de socialistische Ibeweging hier te ulndfi eveneens een rol heeft gespeeld. Nederlandsche Kamor van Koophandel te Brussel. De Neder*) landsche Kamer Van Koophandel le Brussel heeft 23 dezer een algemeene vergadering ge-l houden. Dq voorzitter, de heer G. N. de Stoppelaaiy richblo bij de opening der vergadering zijn Lizste wenschen, in heft nieuw ingetreden jaar tot de aanwezigen. De bestuursïedein, de heeren jhï. J. M. Vl* Bosch Kamper, C. W. Jacog en H. van Wijk^ wier mandaat een einde nam, werden met al* gemeene steramen herkozen, zoodat het be* stuur thans ahs volgt is samengesteld: G. N. oorspronkelijke roman 28 door H. WITTE. Dubbelman, die daarbij goedkeurend knik te, dacht wel het zijne van oie lectuur, be grijpende uat aaar met weinig bij zou voor komen, waarvan üe 2111 en neleeüeiüs, zoowel voor üe éene ais voor üe anuere, oiuicgiijpe- lijk moest wezen, maar hij acnlte liet mei noodig uit in hel miciuen tc brengen, begrij pende dat dit op het kinderlijk geloof aci oude toch geen üen minsten invioea zou heb ben; ook hield hij niet van dergelijke opmer kingen. Onder het lezen komen altijd woorden, zin nen of raadgevingen voor, uie opgemerkt en onthouden worden en waarvan de herinne ring op laleren teeltijd hoogst nuttig, verster kend of vertroostend kan zijn. Dit wist hij aan zichzelf. Werd er alzoo voor de verstandelijke, ook voor de geestelijke vorming van het ver dwaalde schaap zoo goed gezorgd als de om standigheden gedoogden, ook haar lichame- Hjke ontwikkeling vorderde zoo snel en op zulk een verrassende wijze, dat ieder die haar tag zich daarover verwonderde. fieleek een plant, die uit een schralen, slechten grond in goede, voedzame aarde is overgeplant, en daarvoor door haar gezonden, krachligen groei, weldra ook door haar rijken bloei, üe aan haar besteedde zorg veelvoudig loont. Haar vroeger, door het voortdurend leven in de buitenlucht eenigszins gebruinde tint. was wel wat lichter geworden, maar ze had dien toch, als een herinnering aan haar treu rige kinderjaren, behouden; er was echter langzamerhand een gezonde blos op haar wangen gekomen, die daarin als versmolt en aan haar lachend gelaat een ongemeeue be koorlijkheid gaf. Ook was zij steeds opgewekt cn vroolijk en scheen zich om haar twijfel achtige alkomst in 't minst niet te bekreunen. Anders was liet met Dubbelman, die deze ontwikkeling met innig welgevallen gadesloeg, cn vaak in stille den hemel dankte voor hel voorrecht, dat hij dit lieve schepseltje had mogen redden, uit een poel van ellende, waar in zij anders gewis was ondergegaan. Wan neer zij hem op zijn kruistochten door het landgoed vergezelde, wat bij mooi weêr vaak het geval was, en waarbij hij haar dan op de schoonheid der natuur in eLk jaargetijde, op merkzaam maakte, of in bijzonderheden'trad over het leven van planten en dieren, ver wonderde hij zich niet adeen over haar be vattelijkheid, maar meer nog over een zelf standige opmerkingsgave en haar kinderlijke naieve gevolgtrekkingen. Hij werd dan ook zoo zeer aan haar gehecht, dal hij haar miste wanneer zij, vooral in huis, niet in zijn nabij heid was. Geen wonder is het dus, dat hij de gedachte aan de mogelijkheid van haar te moeten missen als die, met het oog op haar herkomst, bij hem opkwam, van zich trachtte ai 4e zetten, en haar op allerlei wijzen aai; zich trachtte te doen hechten* waartoe trou wens geen bijzondere middelen noodig waren Achtste Hoofdstuk. De drie eerste jaren, nadat Margo in dien kleinen kring was opgenomen, gingen in on gestoorde rust en kalmte voorbij. Dubbelman, uie niét alleen in de administratie, maar ook in het bedrijf op den Terpenberg volkomen op de hoogte van alles was gekomen, voelde zich in dien zoo goed als onafhankelijken en ruim gesalariëerden werkkring zeer on zijn gemak; wat licht te begrijpen is, daar van onbevredigde wenschen geen sprake was. Hetzelfde kon ook gezegd worden van dokter Mendel, die zich in zijn omstandigheden, tóch zoo geheel anders dan die waarin hij vroeger liad geleefd, zeer goed had leeren schikken, terwijl hij in Dubbelman een vriend bad ge vonden in den strengslen zin van het woord, en dan ook door dezen zoo goed ais een huis genoot beschouwd werd, wiens met langere of kortere tusschenpoozcn opkomende buieL van onverklaarbare afgetrokkenheid hij meestal met goed gevolg wist af te leiden. Wat eigenlijk Margo 'betreft, zoolang zij het volkomen onbezorgde en ook zorgelooze kind was, kon zij zich in haar nieuwen toestand niet anders dan overgelukkig gevoelen, waar toe een van nature vroolijke aard veel hij- droeg; maar die kinderlijke vroolijkheid werd, naarmate zij zich meer verstane „dijk ontwik kelde, merkbaar getemperd. Dat, waar zij zich als kind in 't minst niet om bekreund, ja, waar ze zelfs ndet aan ge dacht had. haar volstrekt onbekende afkomst, schoot haar, toen zij geleidelijk tot rijper na denken kwam, bij wijlen in de gedachten, eerst maar vluchtig, daarna meer blijvend; het was als de zich langzaam ontwikkelende kiem van zorg, en nu en dan bekroop haar een heime iijke angst, als zij aan de mogelijkheid dacht uaL liij, die haar vroeger als zijn eigendom beschouwde, haar toevallig op het spoor kon komen, en zij huiverde bij üe gedachte wal daarvan het gevolg zou kunnen zijn. Dubbelman, die deze verandering in haai gemoedsstemming had opgemerkt, en uit eu vele opgevangen woorden de oorzaak ervan begreep, vermeed zorgvuldig dit onderwerp aan te roeren of er zelfs op le zinspelen, hel geen hij aan zijn huishoudster ook uitdruk kelijk had verboden; maar hij kon niet ver- hinde.reii dat Margo er zelf wel eens over sprak; wat misschien goed was, wijl het hem aanleiding gaf om haar dienaangaande vol komen gerust te stellen. Het was toch im-. mérs in de hoogste mate onwaarschijnlijk dat die vreemde troep andermaal, ook al kwam zij weêr in dit land, juist dezen weg uit zou komen, cn ook al gebeurde dit, dar/ lag looli de Terpenberg allerminst op zijn weg Met deze overweging en de gedachte dal die Zigeuners geenerlei aanspraak op haai konden hebben, waarvan hij echter niet ab soluut zeker was, stelde hij ook zichzelveo gerust Eigenlijke reden tot bezorgdheid bestond ei dus niet en. daar hier overigens alle elemen ten voor een gelukkig en vergenoegd leven aanwezig waren, liet dit inderdaad niets te wenschen over. Zoo stonden de zaken, toen er iets voorviel, dat in die kalme rust niet alleen een korte stoornis veroorzaakte, maar ook. al was hel indirect, op Margo's verblijf een niet onbot lekkenenden invloed zou hebben. Zoo men den man, die op een heeten Julida| met een sleependen gang den grooten weg afkwam, een vagebond had genoemd, zou men ihp.m zeker de verschuldigde eer bewezen hebben, wajift een mooier type van een land- looper zou een teekenaar, zelfs een carri-» caturist niet kunnen wenschen. Niet groof \an postuur, had hij een, hoewel niet be paald onevenredig, vri] groot hoofd, met Dolle, hoogroode wangen. Zijn baardeloos ge zicht droeg het kenmerk van in verscheidene dagen niet onder het scheermes geweest U zijn en een vuile, verschotep grijze hoed maakte zijn tronie nog minder behaaglijk. Zijn veel te korte, op de kniecn met een am dere slof gelapte broek was blijkbaar vooi hem niet aangemeten geweest, en zijn t* groote scheef gcloopen schoenen waren hier en daar uit den naad gesprongen; zijn bruine lakensche jas had wel wat korter kunnen zijn en was gedeeltelijk dicht geknoopt, maar liet van boven een goor, aan den hals open hemd zien; daft van een das dus geen sprake was is licht te beprijpen. Op den rug droej hij een groote, ten deele gevulde knapzak en onder den arm een koperen trompet, die, vreemd genoeg, half met een zwarte slof om wonden was. Wordt vervolgd-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5