K*. '83 Tw edë Blad
12Jaargang
„DE EEMLAN DER".
Zaterdag 31 Januari 1914.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Op den Terpenberg.
Uitgevers:
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden yoor Amersfoort f 1.0O*
Idem franco per post 1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO.
Afzonderlijke nummers - 0.03.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regelsf 0.50,
Elke regel meer- 0.10.
Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement.
Eeno circulaire, beyattondo do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Ons belang bij het behoud
van Indië.
Het Is herhaaldelijk gezegd, dat wij Hol
landers zoo slecht op de hoogte zijn van In-
dié, en dat de belangstelling van het meeren-
deel onzer grooter is voor vreemde landen
dan voor onze overzeesche bezittingen, het
Rijk buiten Europa. Van verschillende zijden
door de Regeering en door particuliere cor-
poraticn, is en wordt getracht belangstelling
voor onze koloniën te wekken, kennis om
trent land en volk te verspreiden. De erva
ring leert evenwel, dat op deze wijze juist
diegenen worden bereikt, wier belangstelling
die opwekking het minst behoeft, dat zijn zij,
die met Indië in aanraking zijn of zijn ge
weest-
De groote massa bereikt men echter niet,
tot haar dringen de in het werk gestelde po
gingen niet door; zij blijft op dit punt even
koel en onwetend.
Hoe waar dit is, blijkt telkens, als zich in
verband met onze koloniën het een of ander
vraagstuk voordoet. Vlug als de publieke opi
nie anders is, onthoudt zij zich in een derge
lijk geval van het uitspreken van eenig oor
deel. Het is dan, alsof het buiten ons volk om
gaat Wij kunnen dit voorzeker merkwaardig
verschijnsel ook thans weer waarnemen, nu
een zeer belangrijke quaestie de levens-
quaeslie voor Nederland als koloniale mo
gendheid aan de orde is: de vraag wat al
of niet moet worden gedaan, opdat wij on
ze Oost niet verliezen.
De quaestie doet zich op dit oogenblik
voor in verschillende vormen. Wij denken
hier in de eerste plaats aan de beweging on
der de inlandsche bevolking, welke in de laat
ste maanden zoo zeer de aandacht heeft ge
vraagd, en voorts aan de plannen, die in
wording zijn tot versterking der vloot.
Het ligt niet in onze bedoeling op deze
vraagstukken thans dieper in te gaan en even
min zullen wij de verhouding tusschen Ne
derland en zijn koloniën van historisch stand
punt beschouwen.
Het staat inmiddels vast, dat alles wat voor
Indië zal moeten worden gedaan, geld zal
kosten. (Het rapport van de staatscommissie
voor de defensie spreekt b.Y. van een jaar-
lijksche uilgaaf van 17 millioen ten laste van
Indië en Nederland samen.)
Nu zijn de financiën van Nederland en In
dië administratief wel gescheiden in 1912
Is deze scheiding zelfs bij de wet bekrach
tigd doch waar tot nu toe het over of te
kort in of uit de Nederlandsche schatkist
komt, bestaat er toch tusschen de Geldmid
delen van moederland en koloniën een zeer
nauw verband. Over de overschotten behoe
ven wij nu niet meer te spreken. Batige saldi
van den Indischen dienst zijn in het laatste
veertigtal jaren het moederland niet meer
toegevloeid.
In vroeger tijd was dit anders. Van de In
dische overschotten bouwde Nederland bijv.
zijn Staatsspoorwegen.
De vraag, welke thans onder de oogen zal
moeten worden gezien, is of Nederland zoo
noodig finantieele verplichtingen op zich mag
nemen ten behoeve van Indië en zoo ja, in
welke mate.
Om deze vraag te beatwoorden, dienen wij
de zaken nuchter te beschouwen, en hebben
wij vóór alles na te gaan, hoe groot het be
lang is, dat Nederland heeft bij het behoud
van Indië. Eerst daarna immers kunnen wij
bcoordeelen, welke finantieele verplichtingen
aan de zijde van Nederland verantwoord zou
den zijn. Daartoe moeten wij komen met cij
fers.
Zooals gezegd, rechtstreeksche baten trekt
de Staat der Nederlanden uit de onder zijn
gezag staande landen in andere werelddee-
len niet Wij hebben ons daarom te bepalen
tot de voordeelen, die de Staat indirect ten
goede komen, maar bovenal tot die, welke zijn
onderdanen genieten, hetzij direct, hetzij in
direct als gevolg van den tusschen Neder
land en Nederlandsch-Indië bestaancjen band.
Tot de directe voordeelen, die wij zullen
hebben te waardeeren, behooren:
le de bedrijfswinsten der in Indië werken
de ondernemingen op het gebied van land
en mijnbouw, nijverheid, handel, bankwezen,
en verkeer;
2e de inkomsten van de in Indië gevestigde
Nederlanders, werkzaam in particuliere be
drijven;
3e de bezoldiging van Nederlanders, die in
dienst van den Staat, in burgerlijke of militai
re betrekkingen in Indië zijn geplaatst, als
mede de pensioenen, die deze staatsdienaren
na het eindigen van hun dienstverband ge
nieten.
Daarnaast zullen wij hebben te bezien de
indirecte baten, dat zijn de voordeelen, welke
ten goede komen aan het veel grootere ge
deelte der Nederlandsche burgerij, dat van
de hierboven genoemde rechtstreeksche re
venuen niet geniet.
Als de voornaamste der ten deze werkende
factoren vraagt onze aandacht de hahdelbe-
staande aan den eenen kant in den aanvoer
en den verkoop hier te lande, van de Indi
sche producten, en aan den anderen kant in
de export van hier naar Indië, waarbij voor
al van beteekenis is de uitvoer der voort
brengselen van de verschillende takken on
zer eigen industrie.
In het nauwste verband met den handels-
omzet staat het scheepvaartverkeer, waar
bij zich weer aansluiten de scheepsbouw, de
uitrusting der schepen en het haven- en ex
peditiebedrijf.
Eindelijk past bij een opsomming in ver
band met de indirecte voordeelen een herin
nering aan de belangen der neringdoenden
en nijveren.
Al deze belagen in cijfers uit te drukken
is zeker geen gemakkelijke taak, nog afge
zien van de omstandigheid, dat in het alge
meen de economische gegevens omtrent on
ze koloniën ver van overvloedig zijn.
Wij hebben nochtans getracht door bereke
ning en door raming aan de hand van, groo-
tendeels minder algemeen bekende, cijfers de
geldelijke belangen, waarvan hier sprake is,
aanschouwelijk te maken.
Zoo zijn wij dan door optelling van de
maatschappelijke kapitalen der in Indië wer
kende naamlooze vennootschappen, welke al
daar of in Nederland haar zetel hebben, ge
komen tot het reeds gepubliceerde bedrag van
1 milliard (aanvang 1913) gestort aandeelen
kapitaal.
Verder kwamen wij, op grond van de op
brengst der Indische inkomstenbelasting en
van het aan de Indische geldmiddelen uitge
keerde gedeelte der Nederlandsche bedrijfs
belasting tot een raming der door deze naam
looze vennootschappen en daarmede gelijkge
stelde lichamen gemaakte winsten van 111
millioen gulden per jaar, hetgeen gekapi
taliseerd 6 pet geeft een kapitaalswaarde
van 1850 millioen.
Ten laste van deze naaml. vennootschap
pen liepen in 1912 obligatie-leeningen tot een
gezamenlijk bedrag van 126 millioen.
Telt men bij deze cijfers nu nog 40 millioen
voor de waarde der particuliere culluuron-
dernemingen (grootendeels overeenkomstig
de waarde, waarnaar de verpondingsbelas
ting wordt geheven), dan komt men tot een
totaal bedrag van ruim 2 milliard.
Buiten rekening blijven hier dan nog, als
niet te taxeeren, de particuliere bedrijven,
die zich bewegen op een ander gebied dan
dat der cultures.
Op grond der voor 1913 geraamde op
brengst der Indische inkomstenbelasting
wordt het inkomen der in particuliere be
trekkingen werkzame Europeesche ingezete
nen (inlanders en vreemde oosterlingen wor
den in deze belasting niet aangeslagen) ge
schat op 110 millioen.
Het totaal der bezoldigingen der Europe
anen, die in dienst van den Staat een bur
gerlijke of militaire betrekking bekleeden, be
draagt in een rond cijfer 60 millioen per
jaar.
Buiten dit bedrag vallen de Indische pen
sioenen en verlofslraktementen, waarvan jaar
lijks 13 millioen wordt uitbetaald in Neder
land.
Sommige dezer cijfers spreken voor zich
zelf, andere behoeven voor een juist begrip
hunner beteekenis echter eenige nadere toe
lichting. Wij stellen ons voor die te geven te
gelijk met eenige bijzonderheden ter zake van
het handelsverkeer, waaromtrent wij voor 't
oogenblik vermeenen te moeten volstaan met
de vermelding, dat volgens de in- en uitvoer-
statistiek over 1912, hier te lande werd inge
voerd uit Indië voor 496 en uitgevoerd naar
Indië voor 154 millioen gulden, en dat de
vier maatschappijen, die de geregelde stoom
vaartverbindingen met Indië en tusschen de
verschillende deelcn van den Archipel onder
houden, thans 170 stoomschepen in de vaart
cn 15 inaanbouw hebben.
N. G B. V. D.
op verzoek eervol ontslagen C. J. Smit te
Breda als opzichter van het stoomwezen, W.
C. van Kuijk, laatstelijk ingenieur bij den post
dienst enz. in Ned.-Indië en J. Posthuma,
schrijver bij het Rijkslandbouwproefstation
te Hoorn.
ue inaaiscoui am van TLauuuag oi jan.
bevat o. a. ae volgende Koninklijke nesiuiten:
op verzoek eervol ontslagen J. D. van Voi-
lenwoven als vice-consul te Algiers, met be
noeming lol ridder in ae Oranje-Nassau-orüe;
benoemd tot consul-gcneraai te Weenen J.
Z. Lapair, consul aldaar;
benoemd bij de rechtbank te 'sGravenhage
lot president inr. A. Tellcgen Bzn., thans vice-
president; tot vice-presiaent jhr. mr. P. van
.Meeuwen, rechter iu die rechtbank;
benoemd tot commissaris van politie, tevens
van rijkspolitie, le Ylissingen A. Gasinjet, com
missaris van politie te Culemborg;
benoemd tot adjudant bij de brigade grena
diers en jagers de kapitein J. Borel, van het
regiment jagers;
Het Nederlandsch gezant
schap te 'KonstantinopeL Men
schrijft van bevoegde zijde aan ,,De Tijd":
Naar aanleiding van de arrestatie van den
oud-Albaneeschen afgevaardigde Basri-Bey
in het Nederlandsche gczantschapsgebouw te
Konstantinopcl dient opgemerkt te worden,
dat het gebouw en de grond, waarop het staal
geen Nederlandsch grondgebied is in den
eigenlijken zin van heft woord. Onbetwist en
onbetwistbaar is wal de onschendbaarheid
van Vle gezantenwoning, maar dat wil nog
nieit neggen, dat de woning van een gezant
grondgebied is van don Staat, dien hij verte
genwoordigt. i
De zg. „exterritorialiteit" van gezanten zal
wel tot bat misverstand hebben bijgedragen
want in werkelijkheid zijn de gezanten niet
buiten, maar op het grondgebied van den
Staat, dite hen ontving, en is de exterritoriali
teit enkel te beschouwen als een geschikte
term om (bet complex privileges aan te geven
ilie tuu gezant krachlens zijn functie genitet.
Het protest van den Nederlandschen gezant
zal dan ook wel niet gericht zijn tegen het
feit, dat de Turksche politie Nederlandsch
grondgebeid betrad, maar dat zij de woning
\an den gezant binnenging en haar bevoegd
heden aldaar uitoefende zonder zijn permissie
Immers, daargelaten of in Turkije nog asyl
recht bestaat, wat twijfelachtig is, aïtijd heeft
de politie vergunning van den gezant noodi
om iemand in het gezantsdhapsgebouw te
arrasftcKjrcn. Wel behoort de gezant, als er
geen asylrecht is, die vergunning te geven,
maar weigert hij deze, dan kan hem die ver
gunning alleen langs diplomatieken weg al-
gedwongen worden.
Blijkens officieele berichten komen de fei
ten bij het gebeurde binnen het afsluithek
van (hot Nederlandsche gezanlsahapsgebouw
te Konsfcantinoped op het volgende sa er:
Door verkeerd begrip hebben de op het
terrein wachthoudende gezantschapskawas
sen zicih niet verzet dat de Turksohe politic-
soldaten den polilieken gevangene Baszi-Bey
gevankelijk weder van het gezantschapster-
rein, waarheen de gevangene gevlucht was,
op den openharen weg hebben gebraoht.
Tegen -die wederrechtelijke machtsuitoefe
ning (heeft de Nederlandsche geeant zeer na
drukkelijk bij de Porte geprotesteerd.
Bij het Japansche gezantschap te
's Gravenhage werd in dato 28 Januari een
telegram ontvangen van den volgenden in
houd
„Sedert de jongste berichten hebben zich op
Sakurajima veelvuldige onderaardsche rom
melingen en aardschokken voorgedaan, maar
het gevaar is reeds voorbij. In de dorpen
was slechts geringe schade aangericht en de
vluchtelingen keeren alweer terug naar hun
huizen.
Daar evenwel toch het eiland voor de
helft of voor een derde verwoest is, zulien 10
15 000 inwoners moeten emigreeren.
Op Kagoshima zijn op den 21. dezer alle
vluchtelingen teruggekeerd en hiu jen zij
hun werkzaamheden hervat
Tot nu toe bedraagt het aantal dooden op,
Sakurajima en Kagoshima bij elkander 31 en
dat <ler gewonden 105, terwijl nog 18 perso
nen vermist worden
Opgaven van gebeneficiecr*
den uit vicariën, beurzen, enz. Hel
ministerie van Binnenlandsche Zaken heeft aan
de commissarissen der Koningin in de verschil
lende provinciën inderdaad een circulaire go-
zonden van den volgenden inhoud
„Blijkens een van den minister van Financiën
ontvangen schrijven vloeit uit het bepaalde bij
het koninklijk besluit van 2 Juni 1828 no. 28 o.a<
voort, dat predikantskinderen, die het genot heb«
ben van een of meer rijks- of porticuliere stu*
diebeurzen, alleen of gezamenlijk f 300 of meet
bedragende, beschouwd moeten worden als ta
zijn gekomen tot gevestigden stand, welke onv«
stondigheid ten gevolge heeft, dat de aanspraak
op kindergeld verloren gaat. Zijne Excellentie
heeft om tot een juiste controle der attesta-
tiën, kinder-, school- en academiegelden te ko
men gegevens noodig, ter verkrijging waar
van hij de tusschenkomst van het departement
van Binnenlandsche Zaken heèft ingeroepen.
Ik heb derhalve de eer U. H. E. G. uit te noo-
digen mij in staat te stellen aan mijn ambtgo-
noot van Financiën mededeeling te doen van
alle gegevens, die te dezer zake te uwer beschik
king staan en waaruit blijkt, dat door predikants
kinderen, don wel te hunnen behoeve door
ouders of voogden, uit eenige beurs, een slich
ting, vicarie of welke instelling ook, gezegde
som van f 300 of meer genoten wordt, met bij
vermelding van den datum, waarop voor be
langhebbenden dat genot is ingegaan."
De legerco m missie voor he'
kleedingvraagctuk heeft haar onder'
zoek in verschillende garnizoenen beëindigcL
zoodat met de samenstelling van het rapporf
een aanvang wordt gemaakt.
HetKamerlid Duijs. Het Zaandam^
sche Kamerlid Duijs, die ziek was, is aan d#
beterhand.
Tot ridder in de orde van het Legioen van
Eer is benoemd de heer II. K. Westendorp^
directeur eener Bankinstelling te Amsterdam/'
H. J. Pouts ma. Tot de a bbei derslei»
ders, die Dinsdag j.L uit Zuid-Afrika verwij
derd zijn, böhoort ook de secretaris van de
Vereeniging van Spoorwegbeambten, H. J.
Poutstma, bij gen. de Jim Larkin van Zuid-
Afrika.
Men zal zlcih herinneren, dat hij indertijd
in «de socialistische Ibeweging hier te ulndfi
eveneens een rol heeft gespeeld.
Nederlandsche Kamor van
Koophandel te Brussel. De Neder*)
landsche Kamer Van Koophandel le Brussel
heeft 23 dezer een algemeene vergadering ge-l
houden.
Dq voorzitter, de heer G. N. de Stoppelaaiy
richblo bij de opening der vergadering zijn
Lizste wenschen, in heft nieuw ingetreden jaar
tot de aanwezigen.
De bestuursïedein, de heeren jhï. J. M. Vl*
Bosch Kamper, C. W. Jacog en H. van Wijk^
wier mandaat een einde nam, werden met al*
gemeene steramen herkozen, zoodat het be*
stuur thans ahs volgt is samengesteld: G. N.
oorspronkelijke roman
28 door
H. WITTE.
Dubbelman, die daarbij goedkeurend knik
te, dacht wel het zijne van oie lectuur, be
grijpende uat aaar met weinig bij zou voor
komen, waarvan üe 2111 en neleeüeiüs, zoowel
voor üe éene ais voor üe anuere, oiuicgiijpe-
lijk moest wezen, maar hij acnlte liet mei
noodig uit in hel miciuen tc brengen, begrij
pende dat dit op het kinderlijk geloof aci
oude toch geen üen minsten invioea zou heb
ben; ook hield hij niet van dergelijke opmer
kingen.
Onder het lezen komen altijd woorden, zin
nen of raadgevingen voor, uie opgemerkt en
onthouden worden en waarvan de herinne
ring op laleren teeltijd hoogst nuttig, verster
kend of vertroostend kan zijn. Dit wist hij aan
zichzelf.
Werd er alzoo voor de verstandelijke, ook
voor de geestelijke vorming van het ver
dwaalde schaap zoo goed gezorgd als de om
standigheden gedoogden, ook haar lichame-
Hjke ontwikkeling vorderde zoo snel en op
zulk een verrassende wijze, dat ieder die haar
tag zich daarover verwonderde.
fieleek een plant, die uit een schralen,
slechten grond in goede, voedzame aarde is
overgeplant, en daarvoor door haar gezonden,
krachligen groei, weldra ook door haar rijken
bloei, üe aan haar besteedde zorg veelvoudig
loont.
Haar vroeger, door het voortdurend leven
in de buitenlucht eenigszins gebruinde tint.
was wel wat lichter geworden, maar ze had
dien toch, als een herinnering aan haar treu
rige kinderjaren, behouden; er was echter
langzamerhand een gezonde blos op haar
wangen gekomen, die daarin als versmolt en
aan haar lachend gelaat een ongemeeue be
koorlijkheid gaf. Ook was zij steeds opgewekt
cn vroolijk en scheen zich om haar twijfel
achtige alkomst in 't minst niet te bekreunen.
Anders was liet met Dubbelman, die deze
ontwikkeling met innig welgevallen gadesloeg,
cn vaak in stille den hemel dankte voor hel
voorrecht, dat hij dit lieve schepseltje had
mogen redden, uit een poel van ellende, waar
in zij anders gewis was ondergegaan. Wan
neer zij hem op zijn kruistochten door het
landgoed vergezelde, wat bij mooi weêr vaak
het geval was, en waarbij hij haar dan op de
schoonheid der natuur in eLk jaargetijde, op
merkzaam maakte, of in bijzonderheden'trad
over het leven van planten en dieren, ver
wonderde hij zich niet adeen over haar be
vattelijkheid, maar meer nog over een zelf
standige opmerkingsgave en haar kinderlijke
naieve gevolgtrekkingen. Hij werd dan ook
zoo zeer aan haar gehecht, dal hij haar miste
wanneer zij, vooral in huis, niet in zijn nabij
heid was. Geen wonder is het dus, dat hij de
gedachte aan de mogelijkheid van haar te
moeten missen als die, met het oog op haar
herkomst, bij hem opkwam, van zich trachtte
ai 4e zetten, en haar op allerlei wijzen aai;
zich trachtte te doen hechten* waartoe trou
wens geen bijzondere middelen noodig waren
Achtste Hoofdstuk.
De drie eerste jaren, nadat Margo in dien
kleinen kring was opgenomen, gingen in on
gestoorde rust en kalmte voorbij. Dubbelman,
uie niét alleen in de administratie, maar ook
in het bedrijf op den Terpenberg volkomen
op de hoogte van alles was gekomen, voelde
zich in dien zoo goed als onafhankelijken en
ruim gesalariëerden werkkring zeer on zijn
gemak; wat licht te begrijpen is, daar van
onbevredigde wenschen geen sprake was.
Hetzelfde kon ook gezegd worden van dokter
Mendel, die zich in zijn omstandigheden, tóch
zoo geheel anders dan die waarin hij vroeger
liad geleefd, zeer goed had leeren schikken,
terwijl hij in Dubbelman een vriend bad ge
vonden in den strengslen zin van het woord,
en dan ook door dezen zoo goed ais een huis
genoot beschouwd werd, wiens met langere
of kortere tusschenpoozcn opkomende buieL
van onverklaarbare afgetrokkenheid hij
meestal met goed gevolg wist af te leiden.
Wat eigenlijk Margo 'betreft, zoolang zij het
volkomen onbezorgde en ook zorgelooze kind
was, kon zij zich in haar nieuwen toestand
niet anders dan overgelukkig gevoelen, waar
toe een van nature vroolijke aard veel hij-
droeg; maar die kinderlijke vroolijkheid werd,
naarmate zij zich meer verstane „dijk ontwik
kelde, merkbaar getemperd.
Dat, waar zij zich als kind in 't minst niet
om bekreund, ja, waar ze zelfs ndet aan ge
dacht had. haar volstrekt onbekende afkomst,
schoot haar, toen zij geleidelijk tot rijper na
denken kwam, bij wijlen in de gedachten, eerst
maar vluchtig, daarna meer blijvend; het was
als de zich langzaam ontwikkelende kiem van
zorg, en nu en dan bekroop haar een heime
iijke angst, als zij aan de mogelijkheid dacht
uaL liij, die haar vroeger als zijn eigendom
beschouwde, haar toevallig op het spoor kon
komen, en zij huiverde bij üe gedachte wal
daarvan het gevolg zou kunnen zijn.
Dubbelman, die deze verandering in haai
gemoedsstemming had opgemerkt, en uit eu
vele opgevangen woorden de oorzaak ervan
begreep, vermeed zorgvuldig dit onderwerp
aan te roeren of er zelfs op le zinspelen, hel
geen hij aan zijn huishoudster ook uitdruk
kelijk had verboden; maar hij kon niet ver-
hinde.reii dat Margo er zelf wel eens over
sprak; wat misschien goed was, wijl het hem
aanleiding gaf om haar dienaangaande vol
komen gerust te stellen. Het was toch im-.
mérs in de hoogste mate onwaarschijnlijk
dat die vreemde troep andermaal, ook al
kwam zij weêr in dit land, juist dezen weg
uit zou komen, cn ook al gebeurde dit, dar/
lag looli de Terpenberg allerminst op zijn weg
Met deze overweging en de gedachte dal
die Zigeuners geenerlei aanspraak op haai
konden hebben, waarvan hij echter niet ab
soluut zeker was, stelde hij ook zichzelveo
gerust
Eigenlijke reden tot bezorgdheid bestond ei
dus niet en. daar hier overigens alle elemen
ten voor een gelukkig en vergenoegd leven
aanwezig waren, liet dit inderdaad niets te
wenschen over.
Zoo stonden de zaken, toen er iets voorviel,
dat in die kalme rust niet alleen een korte
stoornis veroorzaakte, maar ook. al was hel
indirect, op Margo's verblijf een niet onbot
lekkenenden invloed zou hebben.
Zoo men den man, die op een heeten Julida|
met een sleependen gang den grooten weg
afkwam, een vagebond had genoemd, zou men
ihp.m zeker de verschuldigde eer bewezen
hebben, wajift een mooier type van een land-
looper zou een teekenaar, zelfs een carri-»
caturist niet kunnen wenschen. Niet groof
\an postuur, had hij een, hoewel niet be
paald onevenredig, vri] groot hoofd, met
Dolle, hoogroode wangen. Zijn baardeloos ge
zicht droeg het kenmerk van in verscheidene
dagen niet onder het scheermes geweest U
zijn en een vuile, verschotep grijze hoed
maakte zijn tronie nog minder behaaglijk.
Zijn veel te korte, op de kniecn met een am
dere slof gelapte broek was blijkbaar vooi
hem niet aangemeten geweest, en zijn t*
groote scheef gcloopen schoenen waren hier
en daar uit den naad gesprongen; zijn bruine
lakensche jas had wel wat korter kunnen
zijn en was gedeeltelijk dicht geknoopt, maar
liet van boven een goor, aan den hals open
hemd zien; daft van een das dus geen sprake
was is licht te beprijpen. Op den rug droej
hij een groote, ten deele gevulde knapzak
en onder den arm een koperen trompet, die,
vreemd genoeg, half met een zwarte slof om
wonden was.
Wordt vervolgd-