0OOT3 de dJeagd.
Juffertje Ongeduld.
Naar het Engelsch van
F. 8. HOLLTNGS.
Vlij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK IH.
De schadu w"bee 1 d e n.
Korlen lijd na hel avontuur te midden der
narcissen werd er voor een liefdadig doel
een uitvoering op touw gezet, waarvoor Tante
Hilda haar welwillende hulp had beloofd-
Kinderen zouden schaduwbeelden voorstellen
en verschillende liedjes zingen.
De 'kinderen van den Rozenhof zoo heette
de tvifla van kolonel Eliot zouden ook
meedoen. Zij hadden er veel plezier in, vooral
Patty, die reeds bij de eerste repetities veel
lof oogstte. Zij begreep de dingen vlug en
kende dadelijk de verschillende houdingen,
die zij moest aannemen.
Lucie was eleganter, maar begreep minder
vlug wat zij doen moest; bovendien was zij
erg verlegen. Arthur was in de wolkeu, toen
hij hoorde, dat hij zijn degen mocht gebrui
ken.
De groote jongens hadden eerst een soort
minachting voor de geheele vertooning, doch
ten slotte deed Charlie toch als een oude
vioolspeler mee en viel Herbert in voor een
jongen, die een dokter moest voorstellen.
Patty was niet weinig trolsch op haar suc
ces en deed lange verhalen aan Juf.
„Ja, maar die dames hoeven je haar ook
niet te borstelen", kon Juf niet nalaten te zeg
gen.
IIcl leed geen twijfel, dat Patty in deze da
gen een beetje over hel paardje getild werd,
doch Tante Kale dacht, dat dit wel voorbij
zou gaan, als dc verlooning eenmaal weer tot
het verleden behoorde
„Ik hoop maar, dnt ik niet middenin (blijf
stoken'', zei Lucie; „en ik wou, dat wij echte
schapen hadden, als ik het herderinnetje moet
voorstellen", zei Connie.
Onder aan dc trap hoorden zij een kinder
stemmetje zingen.
„Het is niet precies zuiver. Heel veel talent
voor muziek hebben onze kinderen niet",
merkte kolonel Eliot glimlachend op.
„Toch heeft zij een lief stemmetje", zei Tantp
Hilda.
„Moeten jullie je nog niet klaarmaken, kin
deren?" vroeg mevrouw Eliot. „Hot is im
mers dc laatste repetitie?*'
..Ja Moeder, maar Patty moet veel meer
re-peteeren dan wij. Zij is de „nieuwe pop"
in „Daisy's Droom".
„Daar komt zij aan, Hilda, md haar hoed
heclemaal scheef op haar hoofd, terwijl haar
ceintuur over den grend sleept", riep Tante
Kale uit. en Tante Hilda ging naar Patty
toe om te zorgen, dat zij er wat nelter uit
zag.
„Wie moet met Arthur op de wip zitten?''
vroeg Connie, terwijl de meisjes de breed*
Irap opliepen om hun bowlen en mantels te
halen.
„Patly", antwoordde Lucie. „Ik word altijd
misselijk als ik op een wip zit en daarom wil
zij het doen."
„Ik wou dal ik het mochL Ik zou het zoo
prettig vinden", antwoordde Connie. „Palty
zal zoo groot lijken bij Arthur cn zij mag toch
al zoo veel zingen en bovendien de „nieuwe
pop" zijn."
Maar jij bent toch ook een pop", zei Lucie
troostend.
„Alleen maar een ouwe, waar niemand
naar omkijkt."
Connie was een beetje ontevreden over de
nederige rol, die haar was toebedeeld.
„En jij bent Daisy en moet een liedje hee-
lemaal alleen zingen", ging zij voort.
„Ja, ik wou dat ik dat niet hoefde", ant
woordde Lucie; „ik ben zoo bang, dat het
verkeerd gaal."
„Kom, 't zal wel gaan. De dames zeiden
toch, dat je het zoo lief zong en Juffrouw
Morton vindt, dat je meer gehoor hebt dan
Patty."
Dc avond, die bestemd was voor de „Leven
de schaduwbeelden" viel ?uist op Dinsdag na
Pinksteren. De kinderen hadden dien dag
vacantie en Tante Hilda was den geheelen
morgen in de zaal, waar de uitvoering zou
plaats heibben, om deze te helpen versieren
Dc kinderen droegen manden wilde en ge
kweekte bloemen aan en Patty wilde zóó veel
sterk-riekende bloemen plaatsen, dat Tante
Hilda bang was, dat de lucht te doordringend
zou zijn in de zaal.
Zij zouden ook een paar samenspraken
houden en op de laatste repetitie was één der
kleinen verhinderd te komen. Patly nam vrij
willig op zich ook deze rol te vervullen.
Tante Hilda -Hide wel, dat Patty niet zoo
gauw klaar stond om in te vallen en vond,
dal kleine Agnes uit de pastorie teleurge
steld keek. Zij fluisterde haar in, dat zij maar
een extra versje moest leeren, voor het geval
het programma eens veranderd mocht wor
den.
Patty werd zóó opgewonden door het hepn
en weer loopen op den warmen morgen, dat
Tante Kate er op aandrong, dat zij dien mid
dag in haar kamer een uurtje zou komen rus
ten.
Juf doorstond dien avond moeilijke oogen-
blikken, toen de jongedame bij haar toilet ge
holpen moest worden.
„Wat komt het er op aan?" vroeg Patty.
„Ik ben maar een schaduw, Juf."
„Ja, daar weet ik niets van", antwoordde
Juf. „Maar ik wee>t wel, dat ik mijn plicht
moet doen door je netjes af te leveren. En je
jurk en je schoenen moeten behoorlijk dicht
gemaakt worden en je baar ne'.jes zitten, nu
je bij al die mcnschen komt. Je geeft mé meer
moeite dan je drie nichtjes samen."
De zaal was dien avond goed bezet en het
was er zorgvuldig donker gemaald. Een groot
wit laken was achter m de zaal gespannen.
Na een kort openingswoord werd het eerste
tooneeltje vertoonde Bij het tweede klonk
Tante Hilda's zuivere stem, hoewel men haar
zelf niet zien kon. Daarna werden de houten
schapen, waarvoor Connie zoo graag leven
de gezien had, ten tooneele gevoerd. Toen dit
afgeloopen was, stelden Arthur en een an
dere kleine jongen een soldaat en een boer
Nu versoheen Patty met haar melkemmer.
Haar buigingen lieten nog wel wat te wen-
schen over, maar haar overige bewegingen
waren zoo aardig, dat alle aanwezigen luid
in de handen klapten.
De spelers en speelsters mochten in de
„Schaduwbeelden" niets zeggen en zelf ook
niet zingen. Door allerlei houdingen aan te
nemen, moesten zij hun rol spelen en iedereen
vond deze schaduwbeelden bijzonder aardig.
In „De oude vioolspeler" wekte Charlie
Yeel gelach door den grooten haard, dien hij
aanhad. De kinderen zelf hadden niet het
minste plezier.
Ik kan onmogelijk alle schaduwbeelden op
noemen, doch zij hadden veel succes en
vooral Patty werd telkens luid toegejuicht en
zij verlangde met veel ongeduld naar het
tweede gedeelte van den avond, waarin door
de kinderen gesproken en gezongen zou wor
den.
Maar eerst moest zij nog met Arthur op de
wip. Zij namen hun plaatsen aan de einden
der plank in en begonnen te wippen. Zij de
den het zoo regelmatig en Arthur's klein fi
guurtje, zijn stralend gezichtje, blonde krullen
en dikke beenen werden zoo bewonderd, dat
er tot zijn groot genoegen luid in de handen
werd geklapt.
Maar Patty vond dit nummer vrij verve
lend, al zag zij wel, dat Arthur er van genoot.
Eindelijk vond zij. dat het lang genoeg ge
duurd had en vóór het sein daartoe ge
geven was sprong zij eensklaps van de
wip zonder zelfs maar te denken aan het ge
vaar, waarin zij Arthur bracht. Hij viel met
een plof op den grond en een doordringende
gil deed zijn moeder in aller ijl toeschieten.
Spoedig waren er meer groote menschen bij
en Patty hield van schrik haar adem in. "Wat
had zij gedaan! Na dien eenen gil lag Arthur
roerloos op den grond en zij hoorde iemand
zeggen, dat dit een slecht teeken was.
Toen kwam er een dokter, die in de zaal
was. bij en hij zei:
..Breng hem zoo spoedig mogelijk in dc
frisschc lucht. Het is hier door al die bloe
men veel te benauwd!"
Daarop werd Arthur naar builen gebracht
en Palty volgde werktuigelijk. Zij voelde de
frissche lucht cn hoorde een rijtuig wegrij
den. Ecnige kennissen, die maar tot de pauze
konden blijven, hadden hun rijtuig aangebo
den, dat buiten wachtte en de kolonel en
zijn vrouw reden met Arthur en den dokter
weg.
Als in een droom hoorde zij de menschen
om zich heen dit zeggen. Daar raakte iemand
haar schouder aan.
„Patly, ik ga met Charlie naar huis"
„O Tante, Tante, neem me toch mee! Ik
verlang er zoo naar tc weten, of Arthur zich
ernstig bezeerd heeft. Laat mij toch iets voor
hem mogen doen. Ik kón hier niet blijven
't is net, alsof ik hier stikken zal
„Lieve Patty, ik wil j° geen verdriet doen,
maar Bedenk, dnt het jouw schuld is. Thuis
kun je nu niets doen. 't Beste wat je doen
krunt de eenige manier, waarop je van
eenig nut kunt zijn is dapper tot het eind
te blijven en mee te doen."
„O Tante, Tante, dat kan ik niet!" snikte
Patty„ik kan het niet, als ik niet weet, hoe
het met Arthur gaat!"
„Dat weten we vooreerst geen van allen.
We moeten hopen, dal hij zich niet erg be
zeerd heeft. Intusschen moet je je plicht doen:
de menschen, die hier zijn samengekomen,
niet teleurstellen door niet meer mee te doen
en bij Lucie e*- Connie te blijven. Juf zal met
jullie en Herbert thuiskomen."
Tante Hilda ging weg en Palty hoorde
iemand zeggen:
„Jij bent aan de beurt, Patty 1"
Pal'ty begon nu haar gedicht op te zeggen.
Hoe wenschte zij nu, dat zij Tante Hilda's raad
had opgevolgd door een korter uil te kiezen.
Vóór zij aan het einde kwam, haperde haar
slem en scheen haar geheugen haar begeven
te hebben. Zij stond al heel hulpeloos te. kij
ken. Toen fluisterde Agnes haar in hel oor:
„Ik zal je plaats wel innemen, Patty." Dank
baar ging zij in een hoekje zitten, terwijl Ag
nes rustig haar gedicht opzei
Lucie en Connie kwamen diep bedroefd bij
haar, doch Patty herinnerde zich de woor
den van Tante Hilda en sprak hun moed in-
Zij wist nog niet. welk een kwelling „Dai
sy's Droom" voor haar zou worden, doch zij
spoorde zich zelf cn haar nichtjes aan vol tc
blijven houden.
Lucie's lief, kinderlijk stemmetje trilde
eerst wat, toen zij een wiegeliedje voor haar
nieuwe pop zong en Connie als de verge
ten, oude pop huilde werkelijke tranen-
Patty deed haar uiterste best zoo goed moge
lijk te spelen en te zingen, hoewel zii het erg
te kwaad kreeg, toen zij zag, dat Arthur's
plaats door Willy Grey werd ingenomen en
deze nu z ij n degen in de hand hield. Dit was
het gedeelte, waarop Arthur zich het meest
verheugd had.
Eindelijk was 't voorbij cn woei de frissdie
avondlucht over Patty's verhit gezichtje, toen
zij met Juf, Herbert en de nichtjes naar huis
ging.
Zij vernamen, dat Arthur nog altijd buiten
kennis was en Patty smeekte Tante Kate dien
nacht te mogen opblijven om alles, alles voor
Arthur te kunnen doe"
,Jk geloof, da<t ik weet, hoe je je op het
oogenblik voelt", zei Tante Kate. „God geve.
dal dit een les voor je leven mag zijn, lieve
kind! Maar je kunt op het oogenblik niets
voor hem doen. Tante Hilda is bij me. Doe
nl» wat ik zeg, en ga rustig naar bed."
Snikkend ging Patly naar haar eigen ka
mertje. Zij had vurig voor Arthur's behoud
en dal zij toch geduldiger mocht worden.
Eindelijk viel zij in slaap.
(Wordt vervolgd).
Een Schoolfeest te
Groenendijk,
door G. J. VISSCHER.
Dat zou een drukte geven te Groenendijk! De
burgemeester zou zijn veertigjarig ambtsfeesi
vieren en bij die gelegenheid zouden de
schoolkinderen onthaald worden op een
feest, dat klonk als een klok.
Weken te voren waren het hoofd der school,
meester Slot, en de onderwijzer, meester
"ViTvt. beziiz met het insludéeren van de feest
liedjes, welke zij1 heiden op bekende wijzen
hadden gemaakt.
Daags voor den grooten dag, 's middags om
vier uur, hadden zij gezegd:
„Kinderen! Morgen is er feest. Je sveet wel
waarom?"
„Ja, meesier! De burgemeester jubel
den ze al.
„Ssst! Nu ja, je weet het dus. Daarom moet
je morgen niet om 9 uur, maar pas cun 10 uur
op school komen, met je Zondaigsche kleeren
aan. Heb jc een vlag of een sjerp, dan mag je
die meebrengen; een .'oranjepet of een oranje
pakje, als je dat moclit hebben, is ook goed.
En dan moet je allemaal, omdat er chocola
demelk geschonken zal worden, een kopje van
thuis meebrengen. Denk er aan: om 10 uur!"
Wat hadden de kinderen het druk onder el
kaar, toen ze naar (huis gingen! Piet, het
zoontje van meester Slot, liep nog een eindje
met hen mee. Ze vroegen ham. of hel waar
was, dat er bij hem thuis twintig groote bus
sen met Blocker's cacao in dc kast stonden.
„Ik mag niets zeggen," zei Piet.
Maar Leen Klapwijk zei:
„Wil lk jullie eens wat vertellen? De mees
ter heeft gisterenavond hij ons veertig liter
melk besteld."
„En onzo Marie moet 'helpen schenken,"
riep een ander.
„En onze Trijntje ook," zei een derde.
't Was een drukte van belang. De een wist
dit en de ander dat.
Piet Slot lachte heel wijs, maar hij zei niets
dan: „Morgen zal je het wel zien."
Dat was me den anderen morgen een druk
te Oip het schoolplein.
Dc kinderen waren tegen 10 uur besteld,
maar om 8 uur kwamen de eersten al aan
zetten. 't Waren een jongen en een meisje, die
het verst van de sdhool af woonden, adhtor in
den polder, zeker wel drie kwartier gaans.
Ze hadden heiden een kopje in den zak. Ook
hadden ze samen één vlaggetje; het meisje
had het onderweg gedragen, imaar broer liad
gezegd: „Als de school aangaat, moet ik hel
ook een poosje hebben."
Telkens kwamen er een paar andere kin
deren bij, zoodat er om negen uur niet veel
meer ontbraken. Een leven, dal ze maakten!
Maar ze mochten natuurlijk nog niet naar
binnen.
Als Piet de een of andere kleinigheid van
huis naar school moest brengen, werd hij met
vragen bestormd.
„Kookt de melk al?"
„Heb je ze al geproefd?"
„Laat ze niet aanbranden, hoorl"
„Krijgen we koekjes ook?"
„Hoe laat is het al hij jullie op de klok?"
..Zet do klok een eindje vooruit!"
Om een uur of half tien werden er dooreen
paar mannen twee groote, zware kannen uit
het huis van den heer Slot naar de school ge
dragen. De jongens gingen links en rechts
staan, zoodat er een pad tusschen hen open
bleef. Een kleine rakker kwam met zijn hand
aan de kan. „Heet!" .riep hij. Of ze lachten!
Natuurlijk bekeken ze eikaars kopjes. Dc
een had een gewoon kopje, de ander had een
z.g. „kommetje", d. i. een kopje zonder oor.
Een paar groote meisjes hadden (haar kopje
netjes in een papier. „Dat van jullie is zeker
niet goed schoon," zei een jongen, plagend.
Keessie, een klein, dik jongetje, had iets mee
bracht, dat het midden hield tusschen een
kopje en een spoelkom. Hdj hield het achter
zijn rog, maar de andoren kregen het in de
gaten en toen moest hij wat hooren!
„1 Is jammer, dat Keessie geen kopje
heeft."
„Hij' is voor niets zoo dik niet."
„Hij is bang, dat hij te weinig zal krijgen."
„Hij theeft bij vergissing zijn waschhorame-
tje meegebracht."
Keessie kreeg het op het laatst zoo benauwd
dat hij hard naar huis liep om een kleiner
te halen.
Daar kwam roeester Vink aan.
„Meester, mag ik mee naar binnen?"
„Nog niet, jongens!"
„Meester, mag ik de bloemen water geven?"
„Ze hebben gisteren pas gehad, Jan!"
Toen hij de school in ging, probeerden de
voorsten, naar binnen te kijken.
„Kan je wat zien?" vroegen de anderen.
„Ja!" zei er een, „de school slaat vol wasem
van de imclk en er staat een grootp kist met
koek bij het bord."
Bom! Bom! Daar sloeg de toren
klok tien uur.
..Ha! Tien uur! Eindelijk riepen ze.
Ze keken allemaal in de richting van het
(huis van den heer Slot. Ja! Daar kwam mees
ter Slot, en zijn vrouw, en drie groote meisjes,
die zouden helpen schenken.
De kinderen waren muisstil.
„Denkt er aan!" zei de meester. „Niet drin
gen als de deur opengaat, en bedaard naar ji
plaats gaan!"
Even daarna zalen ze op hun gewone plaat
sen in de bank, roet 'hun kopje voor zich. De
schuifdeuren tusschen d'e tsvee lokalen ston
den wijd open.
Eerst werd er een liedje gezongen. Daarop
werden de kopjes met chocolademelk gevuld
en kregen ze elk een krentenbroodje. Toen
kregen ze nog een kopje dhooola.
Om hlf elf kwam de burgemeester
Zoodra hij binnenkwam, weml het Wel
komstlied gezongen. Hij luisterde met den
hoed in dc 'hand. Toen liet liedje uit was, be
dankte hij en hij liep de beide lokalen door.
Dc meester zei tegen de kleintjes: „Jongens,
zingt eens: Lang zal hij leven!"
Of ze het deden en lang niet zachtjes! De
burgemeester hield lachcjnd de haniden voor
de ooren en toen zongen de kleuters natuur
lijk met blijde geziohlen nog een beetje hor
der. Ze mochten ook „Hoera!" roepen en dat
vonden zc verrukkelijk. Zoo hard als je kan:
„Hoera!" roepen cn dat zoo maar in school!
'tWas eenig!
Daarna werd er weer een feestliedje ge
zongen en ook werd er nog cens ingeschonken-
Wal zongen ze! Wat zij hel liefst zongen,
vond de burgemeester ook het mooist.' 'tWas
een versje op de wijs van: „In naam van
Oranje, doe open de poort!"
Nu zwaait met de \laggen en slaat op de trom!
Heel Groenendijk viert heden feest!
Het hoofd der Gemeente, hij kijkt nog cens om,
Want veertig jaar is hij *t geweest.
Vooruit met de vaandels! Hem hulde gebracht!
En: „Lang zal hij levon!" gezongen met
kracht
Wij zingen cm springen en roepen hoeral
Wij zingen cn roepen hoera!
Twee jongens van de hoogste klas mochten
er bij op dc trom slaan.
Piet had de. versjes geschreven op blaadjes
papier «roet zilveren randjes. Telkens als er
een nieuw liedje gezongen zou worden, gaf
hij rden burgemeester zoo'n mooi geschreven
exemplaar.
„Hob jij dat geschreven, Piet?" vroeg dc
burgemeester.
„Ja, burgemeester", zei Piet zachtjes.
„Zoo! Dat heb je heel netjes gedaan. Dank
je wed! Ik zal ze goed bewaren", zei hij en hij
vouwde elk liedje dubbel en stak het in den
binnenzak van zijn lange zwarte jas.
Om half twaalf ging hij weg. Toen begon
het schoolfeest eigenlijk pas „echt" te worden
De kinderen gingen twee aan twee in een
lange rij zingende, met de twee trommelsla-
gèrs voorop, het dorp doör. Heel Groenendijk
liep uit. Wat kelken die moeders! „Daar he»b
je Mientje! Dag Hein! Kijk die Betje eens!"
Antders hoorde je niet En de kinderen riepen
met schelle slem boven het zingen uit: „Dag
moeder! Dag zus!"
Voor het huis van den burgemeester werd
halt gehouden en het liedje van „Nu zwaait
met de vdaggen" werd nog eons gezongen. De
burgemeester kwam met zijn hcele gezin op
den stoep. Hij bedankte met de hand. De stoet
trok af. Telkens keken de kinderen otm. „Kijk
eens!" zeiden ze, „de burgemeester staat nog
met zijn hoed te zwaaien 1"
Zoo gingen ze weer naar school terug, waar
nu het heerlijke „koekhappen" begon.
Er was een kram in den zolder geslagen,
waar een touw (doorheen gestoken was. Do
meester had het eeno eind van het touw in
de hand en aan 't andere eind hing een fb'nke
ontbijtkoek te bengelen. De jongens kepen
achter elkaar onder dien koek door en moch
ten ervan happen, maar het was verboden,
den koek met de handen aan te raken. Deden
ze het tóch, dan trok de meester aan het touw
en wip! daar ging de koek naar boven.
Schik, idat ze hadden! Vooral, wanneer een
groote jongen wou grijpen en bij de grooten
trok de meester veel gauwer dan bij dc
kleintjes.
In den koek zaten, overal verstopt, vijf dub
beltjes, vier kwartjes en zelfs een gulden! Wie
een van die geldstukken in den tmond kreeg
modht het houden. De een kreeg dit, de an
dere dat, maar rde gulden zat zeker in het
boveneind, want hij wou maar niet komen
en de koek werd al langer hoe kleiner. Ein
delijk de jongens begonnen te beven...
nog een klein brokje koek... hoera! hoera!
Joost van Wiet had den gulden!
„Nou koop ik een Engelsch konijn!" »ei
Joost.
De meisjes mochten ringsteken, ook om
prijzen, maar dit waren hier tien fraaie ca
deautjes. De hoofdprijs was een pop met echt
haar, die bè, bè. kon zeggen.
Wat werd er gelachen, toen Klaartje de
Bruin de pop won, want allen wisten, dat
Klaartje pas een zusje gekregen had.
De meester wist het ook. „Wat zal dat een
vroolijke boel bij jullie wezen, iriaarl" zei hij.
„Nu knnnen er twee tegelijk bè! roepen."
Maar Klaartje was in de wolken. Ze drukte
de pop tegen zich aan en met stralende oog
jes zei ze: „Ik heb toch lekker een mooie pop!"
Vervolgens kregen alle kinderen twee si
naasappelen, om mee te nemen, zoodat ieder
wat thuis bracht.
Daarna werd er weer melk geschonken en
koek gedeeld. De kinderen waren door het
dolle heen. Vier hadden er hun kopje gebro
ken en een meisje had een kopje tmelk over
haar boezeLaar gekregen, maar op zoo'n feest
dag zou moeder idaar wel niet veel van zeg
gen.
Eindelijk zei meester Slot:
„Ziezoo, kinderen! Nu is het schoolfeest af
geloopen. Heb jullie het goed naar je zin
gehad?"
„Ja, meester! Dank u wel, meesterI Ja! Hoe
ra!" riepen ze door elkaar.
„Dan is het goed. Roep nu nog eens alle
maal: „Leve de burgemeester!" en dan naar
huis."
„Leve de burgemeester! Hiep. hiep, hoeral"
riep de vroolijke schaar en jubelend gingen
zij de school uit.
Nog weken en maanden daarna zeiden de
kindern als ze hel onder elkaar over het
schoolfeest hadden: „Dat was toch een éénige
dag!"
Van alles wat.
Kening en Edelman.
Eene der schoonste overwinningen, die
Karei V behaald heeft, is zeker wel die op
den Koning van Frankrijk, Frans I, in den
slag bij Paviai
Dat Keizer Karei daar de overwinning be<
haalde, had hij waarlijk niet te danken aan
zijnen koninklijken vijand, die wonderen van
dapperheid verrichtte. Reeds waren de
mcesten van de enkele Edellieden, die dezen
getrouw waren gebleven .gevallen en was
hem het paard orttfer het lijf gedood, toen
Karei van Lann<fT een van Kareis veldhee-
ren, hem toeriep: „Geef u over, Sire, of ge
zijt verloren!"
Frans I ziende, dat alle tegenstand nutte
loos was, gaf zijn zwaard aan van Lannoy,
zeggende: „Hier, neem het, het heeft veie
Spanjaarden gedood!"
Karei van Lannoy nam het aan, doch bood
den Koning zijn degen aan en sprak: „Een
Koning, zoo groot als Uwe Majesteit, mag
niet zonder degen verschijnen. Hier is de
mijne, hij heeft vele Franschen gered 1"
In
Eene vrouw-kaplteln.
Zuid-Amerika stond de stoombool
„Saline" onder bevel van eene vrouw. Zij was
de weduwe van eenen scheeps-kapitein met
wien ze zeventien jaar door den echt vcr-
eenigd was geweest en dien ze op al
zijen reizen vergezeld had. Daar zij eene
vrouw van meer dan gewonen aanleg
was, leerde zij weldra van haren man
alles wat betrekking had op dc zee
vaart. Eens gaf zij bij eene ontmoeting
met een ander schip, waardoor een groot ge
vaar van aanvaren ontstond, zulke goede be
velen en ze liet het schip waarop zij was, zoo
flink manoeuvreeren, dat men het dreigende
gevaar gelukkig ontkwam. Een harer vrien
den wist nu te bewerken dat zij vanwege de
regeering der Vereenigde Staten eene aan
stelling als scheeps-kapitein verkreeg. Sedert
dien tijd voerde zij het bevel over de „Saline".
Zij verrichtte al hare zaken zelve, en hoewel
ze een zeer goed huis en vele eigendommen
had, woonde ze met hare vier kinderen
meestal aan boord. Als gevaren zich voor
deden, trotseerde zij zc met moed, doch zij
zou deze niet opzoeken cn wist ze voorzich
tig te mijden. Het volk hield veel van haar,
cn algemeen stond ze bekend onder den naam
van haren overleden echtgenoot, „Kapitein
Miller."
En weet gc wat deze „Kapitein Miller" zeide
als de een of ander haar in haar bedrijf be
wonderde?
„Wanneer eene vrouw eene naai-machlnc
weet te gebruiken, waarom zou ze dan eene
grootere machine, als eene stoomboot is, niet
besturen kunnen?"
Een vreemd middel.
Op zekeren dag kwam een Australiër van
het vasteland met zijne twee vrouwen bij
eenen zendeling, en op de vraag wat hij
kwam doen, gaf de man ten antwoord: „Ik
wil mij met mijne twee vrouwen laten doo-
pen
„Dat kan niet, goede vriend," zeide de zen
deling. „De christelijke godsdienst staat den
man niet toe meer dan ééne vrouw te hebben.
Zoolang gij dus twee vrouwen hebt, mag Ik u
niet doopen."
Eenigszins ontevreden over die voor hem
zoo vreemde leer, vertrok de Australiër met
zijne vrouwen, doch kwam eene week later
terug, doch nu maar met ééne vrouw.
„Nu wilt gij mij met deze vrouw zekerlijk
toch wel doopen, nietwaar? vroeg de wilde.
„O ja wel, goede man," zeide de zendeling.
„Maar zeg mij nu toch eerst waar gij uw
tweede vrouw gelaten hebt."
De wilde wees lachend en met .hooge inge
nomenheid over zijne slimheid op zijne maag
en sprak: „Die zal mij geen last meer veroor
zaken. Ik heb haar opgegetenl"
Het valt te betwijfelen of de zendeling dat
vreemde middel om zich van eene vrouw te
ontdoen, goedkeurde en het paar nu doopte,
Stielletje,
Watten blazen.
Een aantal meisjes zit in een dichten kring
om de tafel; zoodat er-slechts een heel kleine
ruimte tusschen haar overblijft. Op tafel ligt
een vlokje watten en nu doet elk haar best
dit weg te blazen naar de andere meisjes. De
gene, aan wie het hangen blijft, geeft een pand
en wie haar handen gebruikt om de watten
af te weren moet twee panden betalen. Dit
eenvoudige spelletje geeft d1kw:jls aanleiding
tot groote vroolijkheid.
Olifantjesgekibbel.
Jimmie en Jumbo,
wat is dat toch raarl
vecht jullie nu
om een spons met elkaar?
Jimmie, geef gauw
'm je broertje terug;
beurt om beurt, hoor je,
kom. doe het nu vlug!
Strakjes dan kom ik
en help jullie gauw
wie er het eerste
wel klaar wezen zou?
'k Denk: wie niet schreit
en niet stout is; nee, nee -*
'n lief olifantje
is altijd tevreé!
H r m a ft Ti