DE EEMLAN DER".
Zaterdag 11 Juli 1914.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
TANTE LUTTE.
N° 10 Tweede Blad.
13da Jaargang.
ORTSCH
hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG..
r-
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
P#r 8 maanden voor Amersfoort f 1.00*
Idem franco per post 1.50*
Per week (met grati9 verzekering tegen ongelukken) - 0.10.
Afzonderlijke nummers - 0.05.
tXeze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau; UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
m
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke rogel meer- 0.10.
Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling.
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedryf bostaan zeer voordoeligo bepalingen
tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende do voorwaardon, wordt
aanvraag toegezonden.
op
Van een Neef.
Wij hadden ik spreek van den tijd, dat 'k
gen jongen van zoowat twaalf jaar was in
tnze familie menschen van allerlei rang en
„stand", een heele maatschappelijke ladder vol.
Trouwens zoo iets komt bij de meeste families
voor, doch gewoonlijk nemen zij, die op de
bovensporten staan, een toon en houding aan
alsof bij hen niets anders dan volbloed ras be
hoort.
Ik kom er rond voor uitbij ons was verschei
denheid.
Vooreerst denk ik aan een neef, die nu en
dan op Zondag-achtermiddag mijn ouders kwam
bezoeken en bij wie wij ook wederkeerig van
tyd tot tijd verschenen. Deze neef was aun de
stadsreiniging. Let wel. hij was daar niet Direc
teur of Onderdirecteur, ook niet opzichter of
bij de_administralie als boekhouder of schrijver,
in het geheel niet iemand die bij deze tak van
gemeentelijke dienst iets had te commandeeren.
Neen, hij was platweg bij de stadsreiniging, een
werkman, die zes dagen van de week liep naast
een vuilniskar, waarin hij de vuilnisbakken van
den Burgemeester of de Wethouders, ja zelfs
van het Koninklijk paleis evengoed als van den
armsten drommel in een afgelegen steegje op
nam en ledigde. Een reiniger was het, die,
bezem en schop in de hand, met die eigen hand
allerlei ongerechtigheden samenschraapte en
verwijderde.
Ik herinner mij ook best, dat hij zich zeer
behoorlijk gedroeg. Hij deed niet gedwee, maar
nok niet vrijpostig, opdringerig of brutaal. Over
.▼eel van wat er alzoo aan belangrijks in ons
land of elders voorviel, wist hij zeker verstundig
jaee te spreken, althans ik hoorde mijn vader
gooiets wel eens zeggen tegen moeder, wanneer
bewuste neef vertrokken was. Hij is zijn ge
selschap zei vader eens al wel zoo veel
Waard als menig fattig heertje. Hij trachtte niet
een „gemaakt" spraakje aan te nemen en bleef
bij zijn groet geheel natuurlijk zonder die over
dreven dwaze strijkages te willen nadoen, waar
mede vele zoogenaamd beschaafde menschen
elkander voor den gek houden.
Al deze prijzenswaardige hoedanigheden,
waarbij ik nog het dragen van een fatsoenlijke
burgerkleeding moet voegen, waren echter niet
in staat hem genade te doen vinden in de oogen
van mijn oudere zuster Mijn oudste broeder
had vrijwel vrede met het bestaan van dezen
neef, al scheen hij mij bij tijd en wijle niet ge
noeg te kunnen inprenten, dat het eigenlijk een
achter neef was. Het is zonderling, maar
personen, die in een familie niet voor gelijk-
-waardig worden gehouden, zijn a 11 ij d ach
ter neven en -nichten, terwijl Ministers, Gene
raals, Senatoren, groot-grondbezitters, rente
niers, bankdirecteuren en dergelijke hoogwaar-
digheidsbekleeders altijd volle neven en
nichten zijn.
De reden van dit raadselachtig afstammings-
verschijnsel daarlatende, een feit was het, dat
onze zus voor den meergenoemden neef min
achtend den neus optrok. Als zij het stemge
luid van den goeden man maar hoorde, kreeg
haar gelaat de kleur van oen rijpe belle-fleur.
Nu moet ge weten, dat zus was in dien leeftijd,
waarin meisjes bij onze Oostelijke buren met
den titel van „bakvisch" worden bestempeld.
Zij zat in de hoogste klasse M. U. L. O. Ge
weet wel
„Blonde lokken.
Korte rokken,
denken over sommen na
in de mathematica."
Als zoodanig stond ze doodsangsten uit, dat
een van haar even wijze en voorname school
vriendinnen met dat treurige familielid zou
samenbotsen. Wat moest ze dan zeggen? Welke
houding moest ze dan aannemen? Eenmaal, dat
er tijdens zijn verwenscht bezoek gebeld werd,
raakte mijn lieve zuster zóó van streek, dat ze
huilende en stampvoetende de kamer uitholde.
Hoe klaarde de lucht echter op, toen ik haar
kwam vertellen, dat oom Jan, de deurwaarder
er was, een gezellige, rondborstige prater, die
haar beter beviel. De volle zon glansde echter
eerst dan op haar gezichtje, wanneer onze
ouders vereerd werden met het complimenteus
bezoek van den oudsten zoon van gezegden
oom Jan, cadet te Breda. Dan wist onze
coquette niet, hoe ze zich in de behagelijkste
houdingen zou wringen en in wat Lef lachje
ze haar mondje zou plooien om maar aange
naam te zijn in de oogen van dezen kloeken,
keurig gemonteerden en #goedverzorgden jonk
man.
Behalve dezen behoorde ook tot den kring
een zwager van mijn moeder, wachtmeester bij
de maréchaussees, een prachtstuk van een man,
wiens gebruind gelaut omlijst was door een vol
len, .pikzwarten baard, terwijl van boven zijn
dikken knevel een verstandige neus uitstak, als
't ware gemaakt om op verren afstand smokke
laars en misdadigers op te sporen. Wij jongens
bewonderden altijd zijn rustig doordringende
oogen, zijn forsche gestalte met de breede
schouders, zijn krachtige houding en de kloeke
beenen, waarop hij stond als op zuilen. En dan
die helder blauwe kleeding, zoo rijkelijk afgezet
en behangen met hagelwitte biezen, koorden,
tressen en kwastenzij was een sieraad voor
het oog. Zijn verschijning garneerde de om
geving en vulde de iuimle met de afstraling
van macht en gezag. Hij was almede de bizon-
dcre lieveling van onze zuster.
Bescheidener, maar met dat al zeer degelijk
was de figuur van een anderen oom, een broer
van vader, den timmerman-aannemer.
De vertrouwelijkste en eervolste plaats nam
echter oom, de dokter in, wiens oudste zoon
wat niet alle dagen met dokterszonen gebeurt
studeerde om predikant te worden.
Men begTijpt, dot onze vijftienjarige zus op
ai deze laatstgenoemde familie niets had aan
te merken. Zij vond, dat ze bij het uitkiezen
van haar ouders nog al verstandig te werk was
gegaan en met de daarbij behoorende verwan
ten vrij gelukkig geweest was. Daarom te meer
bleef die asch-neef een hindernis en ze liet hem
die ergernis soms op ergerlijke wijze blijken.
Haar houding in deze hinderde mijn ouders
niet weinig. Op een keer, toen juist een school
kennisje werd aangekondigd, voorkwam mijn
verstandige moeder een uitbarsting door voor
te stellen, dot de twee juffertjes een wandeling
zouden gaan maken, welk voorstel vader, die
den blik van verstandhouding, door moeder tot
hem gericht, begreep, dadelijk heel goed vond.
Tegen etenstijd kwamen wij dien dag alle
drie ongeveer gelijktijdig thuis. 1 oen wij nu
zoo onder elkander waren, zei vader tot zus
Lize, kom eens even bij me en laat me je laars
jes eens zien! Lize voldeed aan het bevel met
een verwonderd onderzoekenden blik op vader
gericht. Berst werd nu de rechtervoet ge
ïnspecteerd en daarop de linker, evenwel niet
dan nadat onze zus gevraagd had wat wil U
toch?
Ik herinner mij nog den veelzeggenden glim
lach om moes lippen, terwijl zij schijnbaar on
opmerkzaam hier en daar wat recht zette.
Wel sprak onze papa wat zijn je laars
jes onder aan de zolen en rondom mooi schoon
't is alsof ze zoo juist met de poetslap bewerkt
zijn! Zeg, kind, heb je al dien tijd bij je vrien
din in dc salon gezeten?
Wel neen antwoordde zus, een beetje snib
big heelemaal niet; hoe komt U er bij' We
hebben samen een lange wondeling gemaakt,
langs die gracht en die straat en die pleinen
en ik kom rechtstreeks daarvan thuis.
Hé, zei vader, waren die straten en grachten
zóó schoon?
Zeker! antwoordde Lize kortaf. Doch met
een scheen ze lont te ruiken, want plotseling
kreeg ze een hevige ldeur en vulde met ietwat
gebogen hoofd en op gedempten toon haar
haastig antwoord aan met een ja, dat waren ze
dan zeker
Zoo zei pa het doet me groot genoegen
dit van je te hooren, want zulks bewijst, dat
onze neef Rain en al zijne medearbeiders aan
de gemeentereiniging behoorlijk hun plicht heb
ben gedaan. En je bemerkt nu tevens wat groot
genot we aan hen te danken hebben. Wat is het
een rustig en prettig idee, dat de dames met
haar sierlijke rokken, de heeren met hun lange
pantalons en allen met hun fijne glanzende
schoenen buiten op hun gemak kunnen wande
len, alsof we over den looper in den gang of op
de tapijten in de kamer stappen. Die zindelijke
toestand buiten, kindlief, hebben we aan hen te
danken, aan die gewoonlijk geminschatte men
schen, die niet te vies en te kieskeurig zijn
anderer stof en vuil en afval weg te nemen.
Die arbeiders bij de straatreiniging zijn het,
die met hun karren en schuiten onze kamers,
keukens en luinen ontlasten van alle oude prul
len, papieren en vodden, opdat wij, daarvan
verlost, netjes kunnen zitten in een reinen boêl.
Zij verdienen daarvoor onze achting en een
beleefde behandeling. Want zoo ging vader
voort noch ik, noch je moeder, noch jelui-
zelf, noch je vrienden en vriendinnetjes hebben
cén bezemveeg gedaan voor dc openbare zin
delijkheid.
Het is waar aldus mijn vader verder wij
betalen belasting om al die reinigers huil loon
uit te betalen- Maai- wat zouden die guldens van
mijnheer A. en mevrouw B. en van mij-zelf, ge
stort bij den gemeente-ontvanger, kunnen ba
ten, als er niemand was, die met arbeid
den rommel wilde aanpakken. Probeer het maar
eens. Leg een rijksdaalder in den modder met
het commando, dat hij den smeerboel zoo spoe
dig mogelijk moet opruimen. Kom dan na een
uur kijken, wat er gedaan iszouden jelui deu
ken, dat dat doode geldstuk ons van het straat-
vuil verlost had?
Dat UEds. laarsjes na een flinke wandeling
nog zoo schoon zijn, is zeker een gevolg van
de goede maatregelen van het gemeentebestuur
cn van de regeling der directie, maar ten slotte
toch weer van hen, die deze verstandige rege
ling uitvoeren door hun persoonlijken
arbeid, d w. z. van de werklieden. En daarom
zoo besloot vader is het niet meer dan billijk,
dat ge neef Hein in het vervolg met de noodjge
beleefdheid en achting behandeltvooral ver
wacht ik dat van mijn dochtertje, dat immers
een beschaafde dame worden wil. Geef me daar
de hand op.
(Slot volgt).
Asser-stichting in het Vredes
paleis. Men schrijft ons uit 's Gravenhage:
Toon in 1910 -wijlen de minister van Slaat,
mr. T. M. C. Asser, het 50-jairig jubileum van
zijn promotie tot doctor in de rechten her
dacht, werd liem als bewijs van hulde on ver-
cering oen bedrag, door zijn vrienden in ver
schillende landen bijeengebracht, lor hand ge
steld met de uitgesproken bedoeling, dal daar
voor zou worden gesticht een zoo volledig
mogelijke bibliotheek van boeken en tijdschrif
ten over internationaal privaatrecht, die deel
zou uitmaken van de bibliotheek der Carnegie-
stichting, te 's Gravenhage. Ten einde aan deai
wcnsch der commissie, die zich voor dit hul
debetoon had gevormd, te voldoen is door
don gehuldigde een paar jaren later in het
leven geroepen de Asser-Stichting, waarin
door hem hel bovenbedoeld bedrag werd in
gebracht, ten einde daarvoor boeken en tijd
schriften, uitsluitend op het gebied van inter
nationaal priv aatrccht aan te koopen, om deze
deel van de bibliotheek van hol Vredespaleis
te doen uitmaken. Bij acte van 21 Oct. 1912
werd deze slichting in het leven geroepen;
doch eerst na hel overlijden van den stichter,
kan door verschillende omstandigheden tot de
uitvoering van deze acte worden overgegaan.
Naar wij vernemen, zijn door het bestuur
der Asser-stichting de noodige stappen, ge
daan, ten einde het bestuur der Carnegie-
stichting van den inhoud dor akte op dc hoog
te te stellen en is door laatstgenoemd bestuur
te kennen gegeven, volgaarne te willen mede
werken, om liet bestuur der Asser-stichting in
staat tc stellen, de bepalingen der acte ten
uitvoer te brengen.
Deze bedoelen, dat de aldus aangekochte
boeken cn tijdschriften over internationaal pri
vaatrecht, niet alleen eigendom zullen blijven
van de Asserstichting en slechts in bruikleen
aan de Carnegiestichling wordt afgestaan,
maar ook dal zij zullen worden 'bewaard in
een afzonderlijke aldeeling van dc Carnegie
stichling, met een hierop doelend opschrift,
terwijl het bestuur der Asserstichting een af
zonderlijk bureau in of nabij die ufdccling zal
worden aangewezen, waarin zijn secretaris
geregeld zijn functies van bc-lieerder der stich
ting zal kunnen uitoefenen. In di> bureau zaj
tevens, naar den wensch van den stichter, ter
inzage liggen een lijst van allen, die finan
cieel tot liet tot stand komen der stichting
hebben medegewerkt.
Naar wij tevens vernemen zijn door den
stichter voor dc eerste maal tot leden van den
Raad van Commissarissen benoemd de hee
ren: mr. W. II. de Beaufort, oud-minister van
Buitenlandschc zaken; mr. Til. Stuart, te Am
sterdam; J. ter Meulen Jr., directeur der liol-
landsclie Lloyd te Amsterdam, de eerste cn
laatste voorzitter cn penningmeester van dc
commissie van 1910, de tweede secretaris der
commissie, die zich vormde bi; Asser's vertrek
uit Amsterdam en mr. C. D. Asser Jr., advo
caat en procureur te Amsterdam, die allen
deze functie op zich hebben genomen.
Tot leden van hel bestuur der stichting zijn
voor de eerste maal benoemd de heeren mr.
dr. J. A. A. II. de Beaufort, hoofdcommies aan
het departement van Buitenlandsche zaken te
's Gravenhage; mr. dr. F. Donker Curlius, ad
vocaat te 's Gravenhage, H, van der Mandere
te 's Gravenhage, alle drie leden der commis
sie van 1910, en J. Asser. De laatste treedt aJs
secretaris van het bestuur der stichting op.
Waarschuwingen aan hen, die
wenschcn te emigre eren. In de
„Staatscourant" zijn op last van het Ministerie
van Builenlandsohe Zaken dc volgende waar
schuwingen opgenomen:
Aan hen die voornemens mochten zijn om,
afgaande op aanbiedingen van dc „DanaheI'
ll ol ton Company'' te Minneapolis, naar do
Vercenigde Stalen te emigreeren, wordt aan
geraden, alvorens daartoe te besluiten, in
lichtingen in te winnen bij het Departement
van Builenlundsclic Zaken.
Aan personen die naar Chili wenschcn le
emigreeren wordt in overweging gegeven,
zich eerst ter verkrijging van nadere inlich
tingen te wenden tot den heer W. B. Engel-
brccht, beroeps-consul, belast met de waar
neming van het consulaat-generaal te San
tiago, aan wicn in het Ncdcrlandsch kan ge
schreven worden.
Op den briefomslag le zetten: „Au Consu-
lat-Général de Hollande, Santiago Chili".
Het verdient aanbeveling den brief aan le
teekenen
Met den liier gegeven raad wordt niet be
doeld landverhuizers terug tc houden van
emigratie naar Chili, doch enkel hen op dc
gelegenheid tc wijzen om in ieder bijzonder
geval de noodige voorlichting tc bekomen.
Waar niettegenstaande herhaalde waar
schuwingen, wederom gezinnen naar Brazi
lië geëmigreerd zijn, die aldaar in kommer
vollen toestand geraakten, wordt de aan
dacht van belanghebbenden er dringend op
gevestigd dal personen, die naar Brazilië
emigreeren, cn niet slagen, in geen geval
meer kunnen rekenen op gelde lij ken bijstand
of terugzending naar Nederland voor reke
ning van het Rijk.
In aansluiting aan een vroeger bericht
brengt de Minister ter kennis, dat de Canadec-
sche Regccring voorshands emigratie naai
Canada beslist afraadt aan iedereen, behal
ve aan. boerenarbeiders, vrouwelijke dienst
boden cn boeren in het bezit van kapitaal.
De consul-generaal der Nederlanden te
Pretoria waarschuwt tegen landverhuizing
van arbeiders naar Zuid-Afrika, indien niet
vooraf zekerheid is verkregen dal de be
langhebbenden 'bij aankomst aldaar arbeid
zullen verkrijgen.
Ned. Maatschappij ter bevordering
der Geneeskunst.
Maandagmorgen te negen uur werd de alge-
meene vergadering door den voorzitter, prof.
Zwaardemaker, geopend, met een welkomst
woord aan jhr. mr. dr. De Gijselaar. Hij wees
op de groote beteekenis van Leiden, als plaats
van wetenschap, voornamelijk van de medische
wetenschap. Dit geldt niet alleen voor het ver
leden, maar ook voor het heden, en spreker her
innerde daarbij aan het nieuwe ziekenhuis dat
hier zal worden opgericht.
De voorzitter wijdde vervolgens eenige har
telijke woorden aan de in dit jaar ontvallen le
den, welke woorden staande werden aange
hoord.
De burgemeester antwoordde met korte woor
den Hij deed uitkomen, dat de gemeente, door
de stichting van Endegeest, Rhijngeest en Voor-
geest ook medewerkt aan de bevordering der
geneeskunst.
Hierna werd besloten een telegram van hulde
te zenden aan H. M. de Koningin.
Het bleek dat er 146 afdeelingen met 134
stemmen vertegenwoordigd waren.
Dr. Zwaardemaker hield alsnu, ter inleiding,
een korte rede over opleidings-vragen, een on
derwerp dat, naar hij meende, belangstelling
Tot velen moet dc waarheid eerst lang
haam komen; niet alle ijzer kan den vollen
gloed van het vuur terstond verdragen.
54
door MARIE DIERS
Schrijfster van
V,Dokter Joost en zijne /.even zorgen", enz
yertaald door Cato W. Wes'tenberg.
Ze wist niet wat cr bijna gebeurd was.
Haar gewoon vredig glimlachje lag op haar
gezicht, toen ze tot hem zelde: „Ja, daar moet
ik nog eens over nadenken. Alleen zullen we
•jo wel miet kunnen laten gaan."
Doch bij het eindexamen zakte. 3V<alter
schitterend.
Kort daarna kreeg mevrouw Van Bevers-
dorf eene hevige longontsteking. Christa was
daar nu dikwijls halve of heele nachten. Thuis
jnoesten ze mi maar eens zien, dat ze 't alleen
klaar speelden. Rolf was bij haar, ook Ernst
kwam over. Zoo rustte de verpleging op haai
en de beide zoons.
Sedert dien avond in de week na Pinkste
ren had ze Ernst als vriend verloren, llij-
jewam niet meer om een gezellig uurtje met
■haar.te praten, en als hij haar bii ziine moe-
dei* aantrof, was liij koud en vormelijk. Toen
in den eersten tijd leefde ze nog in dc geluk
zalige stemming, waarin Kurt's terugkeer
haar gebracht had. zoodat al het andere als
in eencn nevel langs haar heen gleed. Later
begon ze om de verloren vriendschap ie
treuren.
Ze beproefde ook, haar terug te krijgen,
maar hare schuchtere pogingen werden koud
afgewezen.
Deze schat, dien ze eens had bezeten, had
ze verloren. Evenals vroeger was ze zonder
steun en raad met hare groote, wilde zoons
alleen.
Ze moest wel zijnen wil eerbiedigen, doch
ze leed er onder. Is bel soms te vermetel voor
eene vrouw, den wensch te koesteren, de
krachtige, vrije vriendschap van eenen man
te bezitten? Kan zoo'n wensch onmogelijk voor
ons vervuld worden? daclit ze. Moet er altijd
een persoonlijk hegeeren mee gepaard gaan?
Kunnen we den mannen niet eens als gunst
toestaan, dat we hun de hand reiken*cn blijd
schap toonen over hun komen? Zouden we dat
eigenlijk niet hebben mogen doen, om hun
gieene aanleiding te geven, iets van ons te
verlangen, wat we niet kunnen geven? Moet
ik nu voorzichtig bedenken, of ik hem wel
zóó of zóó mag aankijken, of ik wel dit of dat
woord tot hem mag spreken?
Maar aan dit smartelijke ziekbed verdween
Christa's bitterheid. Nu was het de tijd niet,
om te denken over gekwetsten trots, over lief
desmart of verwijten. Het worstelende leven
eisohte alle krachten van de sterken.
De dokter gaf van den beginne af weinig
hoop. Hij dacht, dat dit verzwakte hart in
den strüd met den dood niet zou zegevieren
Mevrouw Von Bevcrsdorf voelde dit waar
schijnlijk zelf ook wel, ze was gedurende den
gelieelen tijd bij haar volle bewustzijn.
Vol overgroote helderheid was het weg
glijden van dit edele, rijke, zwaarbeproefde
loven. De zieke sprak niet veel, maar hare
blikken, hare weinige woorden waren louter
dankbetuigingen. Als ze Rolf zag binnentre
den ,was liaar gelaat door eenen hcmelschen
glans overstraald. Zc wist, dat de laatste hel
dendaad van haar leven, de scheiding van ha
ren zoon, gezegend was geworden.
In den laalstcn lijd mocht Rolf heelemaal
niet van haar wijken. Ze hield zijne hand
vast en praatte met een gelukzalig glimlachje
op de lippen over de jeugd van licm cn zijne
broeders. Dit alles was nu, in hel aangezicht
van den dood, vóórhaar vrii van dc knagende
smart van vroeger.
Rolf bleef sterk cn moedig, tot het laatste
voorbij was.
Aan het doodsbed trad Ernst op Christa
toe cn kuste hare hand. „U hebt mijne moeder
en mijnen broeder gered," zei hij innig aange
daan. „Neemt U me weer als vriend aan, als
U tenminste nog genoeg van me houdt."
Een jaar later trok Christa hare reeds stu-
deerende zoons na naai* de universiteit. Wal
ter was nu gelukkig door het eindexamen ge
komen, evenals Rolf. Slechts Kurt was door den
verloren tijd eem jaar achter geraakt, hij was
nog niet klaair om student te worden. De
jongen moest nu eenvoudig mee en voor hel
laatste jaar weer op hetzelfde Berlijnschc
gymnasium, waarop hij vroeger was geweest;
daar hielp niets aan.
Zoo klom Christa dus op van schooljongens-
moeder tot sludenlenmoeder. In dc Arülleiie-
strusze, niet ver van de uim ersiitc.it, huurde ze
eene woning en had nu al hare oude jongens
ook Eginhard en Hans, die haar naar Berlijn
voorgegaan waren, weer onder hare vleu
gelen.
Er kwamen nieuwe zorgen, er kwam nieuw
geluk, maar alles werd gedragen door de
oude liefde. Ze had rust noch vrede, docli ook
nu evenals vroeger kreeg ze haar rechtmatig
deel van moeite, zorg, ergernis en angst, maar
ze stond ook midden in den stroom des levens.
Hare jongens, die nu jongelingen varen,
hadden, als ze conen leelijken streek hadden
uitgehaald, altijd nog een slecht geweten
voor tante Lütte, en in al hunne ervaringen
steeds nog dc eerste behoefte: „Dat moet ik
tante Liittc vertelden!" Ze brachten jongere
vrienden mee en verschaften hun een
toevluchtsoord bij de sludententante met de
kleine kamertjes en bel ruime, groote hart
Ze werden mannen en kregen betrekkingen
en waardigheden. Waiter word philoloog—
leoraar, hij, die zijn leven lang innerlijk een
wilde jongen bleef. Maar als zijne vrouw latei*
eens verdriet over hem had of liet niet met
hem eens kon worden, ging ze snel besloten
naar de Weidende mmcir Brüoke, naar het
groote, grijze huis, naar liet dierbare kamertje
van de oude tante Lütte. Daar werd altijd
raad on troost geschaft.
Rolf en Kurt werden arts. Karli Hoppe was
in Sötensand gebleven; hij had geenc behoefte,
te drinken uit de bronnen der wetenschap.
Tante Lülie's haar werd grijs, doch haar
hart 'bleef jeugdig als oen jonge vogel. Ja, hoe
onder ze wc-rd. hoe. minder pessimistische.
wanhopige buien ze kreeg. Ze had geleerd,
dat boven alle aardsche dingen ccnc groote,
heerlijke harmonie hccrscht. Men geeft zich
gedurende zijn leven «op aarde dikwijls veel
moeite en bebouwt vaak met veel angst, doch
ook met hoop op eenen goeden oogst zijn
stukje land. Dan echter staat men er vaak bij
tc kijken on verbaast zioh cn denkt: Wal daar
allemaal opkomt, dat heb ik toch niet gezaaid?
Dit verwonderen in ootmoed is het beste, wat
we hebben op onze oude, dierbare aarde.
De mannen,die eens hare lieve, ondeugen
de jongens wraren geweest, stuurden haar nu
hun eigen jong volkje toe. En dc groote, jonge
kinderoogen blikten heel ernstig, met vrome
liefde in het oude, eeuwig jonge gezicht met
liet witte liaar: dat was immers dc persoon,
die bij'hen thuis in 't hoogste aanzien stond,
dat was immers tante Lüttel
Em lainte Lütte zag nieuw leven opbloeien
en oud leven heengaan. Zoo kwam ook haar
eigen avond. De dag was schoon geweest,
vaak heel, vaak stormachtig; maar met eenen
gouden gloed ging de zon onder. Dc afgelegde
weg lag in louter glans en licht: een tuin vol
bloemen* waarin ze haar armzalig stukje
land herschapen ha(L
EIND E.