DE EEMLAN DER". Zaterdag 11 Juli 1914. BINNENLAND. FEUILLETON. TANTE LUTTE. N° 10 Tweede Blad. 13da Jaargang. ORTSCH hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.. r- Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: P#r 8 maanden voor Amersfoort f 1.00* Idem franco per post 1.50* Per week (met grati9 verzekering tegen ongelukken) - 0.10. Afzonderlijke nummers - 0.05. tXeze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau; UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. m PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke rogel meer- 0.10. Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedryf bostaan zeer voordoeligo bepalingen tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende do voorwaardon, wordt aanvraag toegezonden. op Van een Neef. Wij hadden ik spreek van den tijd, dat 'k gen jongen van zoowat twaalf jaar was in tnze familie menschen van allerlei rang en „stand", een heele maatschappelijke ladder vol. Trouwens zoo iets komt bij de meeste families voor, doch gewoonlijk nemen zij, die op de bovensporten staan, een toon en houding aan alsof bij hen niets anders dan volbloed ras be hoort. Ik kom er rond voor uitbij ons was verschei denheid. Vooreerst denk ik aan een neef, die nu en dan op Zondag-achtermiddag mijn ouders kwam bezoeken en bij wie wij ook wederkeerig van tyd tot tijd verschenen. Deze neef was aun de stadsreiniging. Let wel. hij was daar niet Direc teur of Onderdirecteur, ook niet opzichter of bij de_administralie als boekhouder of schrijver, in het geheel niet iemand die bij deze tak van gemeentelijke dienst iets had te commandeeren. Neen, hij was platweg bij de stadsreiniging, een werkman, die zes dagen van de week liep naast een vuilniskar, waarin hij de vuilnisbakken van den Burgemeester of de Wethouders, ja zelfs van het Koninklijk paleis evengoed als van den armsten drommel in een afgelegen steegje op nam en ledigde. Een reiniger was het, die, bezem en schop in de hand, met die eigen hand allerlei ongerechtigheden samenschraapte en verwijderde. Ik herinner mij ook best, dat hij zich zeer behoorlijk gedroeg. Hij deed niet gedwee, maar nok niet vrijpostig, opdringerig of brutaal. Over .▼eel van wat er alzoo aan belangrijks in ons land of elders voorviel, wist hij zeker verstundig jaee te spreken, althans ik hoorde mijn vader gooiets wel eens zeggen tegen moeder, wanneer bewuste neef vertrokken was. Hij is zijn ge selschap zei vader eens al wel zoo veel Waard als menig fattig heertje. Hij trachtte niet een „gemaakt" spraakje aan te nemen en bleef bij zijn groet geheel natuurlijk zonder die over dreven dwaze strijkages te willen nadoen, waar mede vele zoogenaamd beschaafde menschen elkander voor den gek houden. Al deze prijzenswaardige hoedanigheden, waarbij ik nog het dragen van een fatsoenlijke burgerkleeding moet voegen, waren echter niet in staat hem genade te doen vinden in de oogen van mijn oudere zuster Mijn oudste broeder had vrijwel vrede met het bestaan van dezen neef, al scheen hij mij bij tijd en wijle niet ge noeg te kunnen inprenten, dat het eigenlijk een achter neef was. Het is zonderling, maar personen, die in een familie niet voor gelijk- -waardig worden gehouden, zijn a 11 ij d ach ter neven en -nichten, terwijl Ministers, Gene raals, Senatoren, groot-grondbezitters, rente niers, bankdirecteuren en dergelijke hoogwaar- digheidsbekleeders altijd volle neven en nichten zijn. De reden van dit raadselachtig afstammings- verschijnsel daarlatende, een feit was het, dat onze zus voor den meergenoemden neef min achtend den neus optrok. Als zij het stemge luid van den goeden man maar hoorde, kreeg haar gelaat de kleur van oen rijpe belle-fleur. Nu moet ge weten, dat zus was in dien leeftijd, waarin meisjes bij onze Oostelijke buren met den titel van „bakvisch" worden bestempeld. Zij zat in de hoogste klasse M. U. L. O. Ge weet wel „Blonde lokken. Korte rokken, denken over sommen na in de mathematica." Als zoodanig stond ze doodsangsten uit, dat een van haar even wijze en voorname school vriendinnen met dat treurige familielid zou samenbotsen. Wat moest ze dan zeggen? Welke houding moest ze dan aannemen? Eenmaal, dat er tijdens zijn verwenscht bezoek gebeld werd, raakte mijn lieve zuster zóó van streek, dat ze huilende en stampvoetende de kamer uitholde. Hoe klaarde de lucht echter op, toen ik haar kwam vertellen, dat oom Jan, de deurwaarder er was, een gezellige, rondborstige prater, die haar beter beviel. De volle zon glansde echter eerst dan op haar gezichtje, wanneer onze ouders vereerd werden met het complimenteus bezoek van den oudsten zoon van gezegden oom Jan, cadet te Breda. Dan wist onze coquette niet, hoe ze zich in de behagelijkste houdingen zou wringen en in wat Lef lachje ze haar mondje zou plooien om maar aange naam te zijn in de oogen van dezen kloeken, keurig gemonteerden en #goedverzorgden jonk man. Behalve dezen behoorde ook tot den kring een zwager van mijn moeder, wachtmeester bij de maréchaussees, een prachtstuk van een man, wiens gebruind gelaut omlijst was door een vol len, .pikzwarten baard, terwijl van boven zijn dikken knevel een verstandige neus uitstak, als 't ware gemaakt om op verren afstand smokke laars en misdadigers op te sporen. Wij jongens bewonderden altijd zijn rustig doordringende oogen, zijn forsche gestalte met de breede schouders, zijn krachtige houding en de kloeke beenen, waarop hij stond als op zuilen. En dan die helder blauwe kleeding, zoo rijkelijk afgezet en behangen met hagelwitte biezen, koorden, tressen en kwastenzij was een sieraad voor het oog. Zijn verschijning garneerde de om geving en vulde de iuimle met de afstraling van macht en gezag. Hij was almede de bizon- dcre lieveling van onze zuster. Bescheidener, maar met dat al zeer degelijk was de figuur van een anderen oom, een broer van vader, den timmerman-aannemer. De vertrouwelijkste en eervolste plaats nam echter oom, de dokter in, wiens oudste zoon wat niet alle dagen met dokterszonen gebeurt studeerde om predikant te worden. Men begTijpt, dot onze vijftienjarige zus op ai deze laatstgenoemde familie niets had aan te merken. Zij vond, dat ze bij het uitkiezen van haar ouders nog al verstandig te werk was gegaan en met de daarbij behoorende verwan ten vrij gelukkig geweest was. Daarom te meer bleef die asch-neef een hindernis en ze liet hem die ergernis soms op ergerlijke wijze blijken. Haar houding in deze hinderde mijn ouders niet weinig. Op een keer, toen juist een school kennisje werd aangekondigd, voorkwam mijn verstandige moeder een uitbarsting door voor te stellen, dot de twee juffertjes een wandeling zouden gaan maken, welk voorstel vader, die den blik van verstandhouding, door moeder tot hem gericht, begreep, dadelijk heel goed vond. Tegen etenstijd kwamen wij dien dag alle drie ongeveer gelijktijdig thuis. 1 oen wij nu zoo onder elkander waren, zei vader tot zus Lize, kom eens even bij me en laat me je laars jes eens zien! Lize voldeed aan het bevel met een verwonderd onderzoekenden blik op vader gericht. Berst werd nu de rechtervoet ge ïnspecteerd en daarop de linker, evenwel niet dan nadat onze zus gevraagd had wat wil U toch? Ik herinner mij nog den veelzeggenden glim lach om moes lippen, terwijl zij schijnbaar on opmerkzaam hier en daar wat recht zette. Wel sprak onze papa wat zijn je laars jes onder aan de zolen en rondom mooi schoon 't is alsof ze zoo juist met de poetslap bewerkt zijn! Zeg, kind, heb je al dien tijd bij je vrien din in dc salon gezeten? Wel neen antwoordde zus, een beetje snib big heelemaal niet; hoe komt U er bij' We hebben samen een lange wondeling gemaakt, langs die gracht en die straat en die pleinen en ik kom rechtstreeks daarvan thuis. Hé, zei vader, waren die straten en grachten zóó schoon? Zeker! antwoordde Lize kortaf. Doch met een scheen ze lont te ruiken, want plotseling kreeg ze een hevige ldeur en vulde met ietwat gebogen hoofd en op gedempten toon haar haastig antwoord aan met een ja, dat waren ze dan zeker Zoo zei pa het doet me groot genoegen dit van je te hooren, want zulks bewijst, dat onze neef Rain en al zijne medearbeiders aan de gemeentereiniging behoorlijk hun plicht heb ben gedaan. En je bemerkt nu tevens wat groot genot we aan hen te danken hebben. Wat is het een rustig en prettig idee, dat de dames met haar sierlijke rokken, de heeren met hun lange pantalons en allen met hun fijne glanzende schoenen buiten op hun gemak kunnen wande len, alsof we over den looper in den gang of op de tapijten in de kamer stappen. Die zindelijke toestand buiten, kindlief, hebben we aan hen te danken, aan die gewoonlijk geminschatte men schen, die niet te vies en te kieskeurig zijn anderer stof en vuil en afval weg te nemen. Die arbeiders bij de straatreiniging zijn het, die met hun karren en schuiten onze kamers, keukens en luinen ontlasten van alle oude prul len, papieren en vodden, opdat wij, daarvan verlost, netjes kunnen zitten in een reinen boêl. Zij verdienen daarvoor onze achting en een beleefde behandeling. Want zoo ging vader voort noch ik, noch je moeder, noch jelui- zelf, noch je vrienden en vriendinnetjes hebben cén bezemveeg gedaan voor dc openbare zin delijkheid. Het is waar aldus mijn vader verder wij betalen belasting om al die reinigers huil loon uit te betalen- Maai- wat zouden die guldens van mijnheer A. en mevrouw B. en van mij-zelf, ge stort bij den gemeente-ontvanger, kunnen ba ten, als er niemand was, die met arbeid den rommel wilde aanpakken. Probeer het maar eens. Leg een rijksdaalder in den modder met het commando, dat hij den smeerboel zoo spoe dig mogelijk moet opruimen. Kom dan na een uur kijken, wat er gedaan iszouden jelui deu ken, dat dat doode geldstuk ons van het straat- vuil verlost had? Dat UEds. laarsjes na een flinke wandeling nog zoo schoon zijn, is zeker een gevolg van de goede maatregelen van het gemeentebestuur cn van de regeling der directie, maar ten slotte toch weer van hen, die deze verstandige rege ling uitvoeren door hun persoonlijken arbeid, d w. z. van de werklieden. En daarom zoo besloot vader is het niet meer dan billijk, dat ge neef Hein in het vervolg met de noodjge beleefdheid en achting behandeltvooral ver wacht ik dat van mijn dochtertje, dat immers een beschaafde dame worden wil. Geef me daar de hand op. (Slot volgt). Asser-stichting in het Vredes paleis. Men schrijft ons uit 's Gravenhage: Toon in 1910 -wijlen de minister van Slaat, mr. T. M. C. Asser, het 50-jairig jubileum van zijn promotie tot doctor in de rechten her dacht, werd liem als bewijs van hulde on ver- cering oen bedrag, door zijn vrienden in ver schillende landen bijeengebracht, lor hand ge steld met de uitgesproken bedoeling, dal daar voor zou worden gesticht een zoo volledig mogelijke bibliotheek van boeken en tijdschrif ten over internationaal privaatrecht, die deel zou uitmaken van de bibliotheek der Carnegie- stichting, te 's Gravenhage. Ten einde aan deai wcnsch der commissie, die zich voor dit hul debetoon had gevormd, te voldoen is door don gehuldigde een paar jaren later in het leven geroepen de Asser-Stichting, waarin door hem hel bovenbedoeld bedrag werd in gebracht, ten einde daarvoor boeken en tijd schriften, uitsluitend op het gebied van inter nationaal priv aatrccht aan te koopen, om deze deel van de bibliotheek van hol Vredespaleis te doen uitmaken. Bij acte van 21 Oct. 1912 werd deze slichting in het leven geroepen; doch eerst na hel overlijden van den stichter, kan door verschillende omstandigheden tot de uitvoering van deze acte worden overgegaan. Naar wij vernemen, zijn door het bestuur der Asser-stichting de noodige stappen, ge daan, ten einde het bestuur der Carnegie- stichting van den inhoud dor akte op dc hoog te te stellen en is door laatstgenoemd bestuur te kennen gegeven, volgaarne te willen mede werken, om liet bestuur der Asser-stichting in staat tc stellen, de bepalingen der acte ten uitvoer te brengen. Deze bedoelen, dat de aldus aangekochte boeken cn tijdschriften over internationaal pri vaatrecht, niet alleen eigendom zullen blijven van de Asserstichting en slechts in bruikleen aan de Carnegiestichling wordt afgestaan, maar ook dal zij zullen worden 'bewaard in een afzonderlijke aldeeling van dc Carnegie stichling, met een hierop doelend opschrift, terwijl het bestuur der Asserstichting een af zonderlijk bureau in of nabij die ufdccling zal worden aangewezen, waarin zijn secretaris geregeld zijn functies van bc-lieerder der stich ting zal kunnen uitoefenen. In di> bureau zaj tevens, naar den wensch van den stichter, ter inzage liggen een lijst van allen, die finan cieel tot liet tot stand komen der stichting hebben medegewerkt. Naar wij tevens vernemen zijn door den stichter voor dc eerste maal tot leden van den Raad van Commissarissen benoemd de hee ren: mr. W. II. de Beaufort, oud-minister van Buitenlandschc zaken; mr. Til. Stuart, te Am sterdam; J. ter Meulen Jr., directeur der liol- landsclie Lloyd te Amsterdam, de eerste cn laatste voorzitter cn penningmeester van dc commissie van 1910, de tweede secretaris der commissie, die zich vormde bi; Asser's vertrek uit Amsterdam en mr. C. D. Asser Jr., advo caat en procureur te Amsterdam, die allen deze functie op zich hebben genomen. Tot leden van hel bestuur der stichting zijn voor de eerste maal benoemd de heeren mr. dr. J. A. A. II. de Beaufort, hoofdcommies aan het departement van Buitenlandsche zaken te 's Gravenhage; mr. dr. F. Donker Curlius, ad vocaat te 's Gravenhage, H, van der Mandere te 's Gravenhage, alle drie leden der commis sie van 1910, en J. Asser. De laatste treedt aJs secretaris van het bestuur der stichting op. Waarschuwingen aan hen, die wenschcn te emigre eren. In de „Staatscourant" zijn op last van het Ministerie van Builenlandsohe Zaken dc volgende waar schuwingen opgenomen: Aan hen die voornemens mochten zijn om, afgaande op aanbiedingen van dc „DanaheI' ll ol ton Company'' te Minneapolis, naar do Vercenigde Stalen te emigreeren, wordt aan geraden, alvorens daartoe te besluiten, in lichtingen in te winnen bij het Departement van Builenlundsclic Zaken. Aan personen die naar Chili wenschcn le emigreeren wordt in overweging gegeven, zich eerst ter verkrijging van nadere inlich tingen te wenden tot den heer W. B. Engel- brccht, beroeps-consul, belast met de waar neming van het consulaat-generaal te San tiago, aan wicn in het Ncdcrlandsch kan ge schreven worden. Op den briefomslag le zetten: „Au Consu- lat-Général de Hollande, Santiago Chili". Het verdient aanbeveling den brief aan le teekenen Met den liier gegeven raad wordt niet be doeld landverhuizers terug tc houden van emigratie naar Chili, doch enkel hen op dc gelegenheid tc wijzen om in ieder bijzonder geval de noodige voorlichting tc bekomen. Waar niettegenstaande herhaalde waar schuwingen, wederom gezinnen naar Brazi lië geëmigreerd zijn, die aldaar in kommer vollen toestand geraakten, wordt de aan dacht van belanghebbenden er dringend op gevestigd dal personen, die naar Brazilië emigreeren, cn niet slagen, in geen geval meer kunnen rekenen op gelde lij ken bijstand of terugzending naar Nederland voor reke ning van het Rijk. In aansluiting aan een vroeger bericht brengt de Minister ter kennis, dat de Canadec- sche Regccring voorshands emigratie naai Canada beslist afraadt aan iedereen, behal ve aan. boerenarbeiders, vrouwelijke dienst boden cn boeren in het bezit van kapitaal. De consul-generaal der Nederlanden te Pretoria waarschuwt tegen landverhuizing van arbeiders naar Zuid-Afrika, indien niet vooraf zekerheid is verkregen dal de be langhebbenden 'bij aankomst aldaar arbeid zullen verkrijgen. Ned. Maatschappij ter bevordering der Geneeskunst. Maandagmorgen te negen uur werd de alge- meene vergadering door den voorzitter, prof. Zwaardemaker, geopend, met een welkomst woord aan jhr. mr. dr. De Gijselaar. Hij wees op de groote beteekenis van Leiden, als plaats van wetenschap, voornamelijk van de medische wetenschap. Dit geldt niet alleen voor het ver leden, maar ook voor het heden, en spreker her innerde daarbij aan het nieuwe ziekenhuis dat hier zal worden opgericht. De voorzitter wijdde vervolgens eenige har telijke woorden aan de in dit jaar ontvallen le den, welke woorden staande werden aange hoord. De burgemeester antwoordde met korte woor den Hij deed uitkomen, dat de gemeente, door de stichting van Endegeest, Rhijngeest en Voor- geest ook medewerkt aan de bevordering der geneeskunst. Hierna werd besloten een telegram van hulde te zenden aan H. M. de Koningin. Het bleek dat er 146 afdeelingen met 134 stemmen vertegenwoordigd waren. Dr. Zwaardemaker hield alsnu, ter inleiding, een korte rede over opleidings-vragen, een on derwerp dat, naar hij meende, belangstelling Tot velen moet dc waarheid eerst lang haam komen; niet alle ijzer kan den vollen gloed van het vuur terstond verdragen. 54 door MARIE DIERS Schrijfster van V,Dokter Joost en zijne /.even zorgen", enz yertaald door Cato W. Wes'tenberg. Ze wist niet wat cr bijna gebeurd was. Haar gewoon vredig glimlachje lag op haar gezicht, toen ze tot hem zelde: „Ja, daar moet ik nog eens over nadenken. Alleen zullen we •jo wel miet kunnen laten gaan." Doch bij het eindexamen zakte. 3V<alter schitterend. Kort daarna kreeg mevrouw Van Bevers- dorf eene hevige longontsteking. Christa was daar nu dikwijls halve of heele nachten. Thuis jnoesten ze mi maar eens zien, dat ze 't alleen klaar speelden. Rolf was bij haar, ook Ernst kwam over. Zoo rustte de verpleging op haai en de beide zoons. Sedert dien avond in de week na Pinkste ren had ze Ernst als vriend verloren, llij- jewam niet meer om een gezellig uurtje met ■haar.te praten, en als hij haar bii ziine moe- dei* aantrof, was liij koud en vormelijk. Toen in den eersten tijd leefde ze nog in dc geluk zalige stemming, waarin Kurt's terugkeer haar gebracht had. zoodat al het andere als in eencn nevel langs haar heen gleed. Later begon ze om de verloren vriendschap ie treuren. Ze beproefde ook, haar terug te krijgen, maar hare schuchtere pogingen werden koud afgewezen. Deze schat, dien ze eens had bezeten, had ze verloren. Evenals vroeger was ze zonder steun en raad met hare groote, wilde zoons alleen. Ze moest wel zijnen wil eerbiedigen, doch ze leed er onder. Is bel soms te vermetel voor eene vrouw, den wensch te koesteren, de krachtige, vrije vriendschap van eenen man te bezitten? Kan zoo'n wensch onmogelijk voor ons vervuld worden? daclit ze. Moet er altijd een persoonlijk hegeeren mee gepaard gaan? Kunnen we den mannen niet eens als gunst toestaan, dat we hun de hand reiken*cn blijd schap toonen over hun komen? Zouden we dat eigenlijk niet hebben mogen doen, om hun gieene aanleiding te geven, iets van ons te verlangen, wat we niet kunnen geven? Moet ik nu voorzichtig bedenken, of ik hem wel zóó of zóó mag aankijken, of ik wel dit of dat woord tot hem mag spreken? Maar aan dit smartelijke ziekbed verdween Christa's bitterheid. Nu was het de tijd niet, om te denken over gekwetsten trots, over lief desmart of verwijten. Het worstelende leven eisohte alle krachten van de sterken. De dokter gaf van den beginne af weinig hoop. Hij dacht, dat dit verzwakte hart in den strüd met den dood niet zou zegevieren Mevrouw Von Bevcrsdorf voelde dit waar schijnlijk zelf ook wel, ze was gedurende den gelieelen tijd bij haar volle bewustzijn. Vol overgroote helderheid was het weg glijden van dit edele, rijke, zwaarbeproefde loven. De zieke sprak niet veel, maar hare blikken, hare weinige woorden waren louter dankbetuigingen. Als ze Rolf zag binnentre den ,was liaar gelaat door eenen hcmelschen glans overstraald. Zc wist, dat de laatste hel dendaad van haar leven, de scheiding van ha ren zoon, gezegend was geworden. In den laalstcn lijd mocht Rolf heelemaal niet van haar wijken. Ze hield zijne hand vast en praatte met een gelukzalig glimlachje op de lippen over de jeugd van licm cn zijne broeders. Dit alles was nu, in hel aangezicht van den dood, vóórhaar vrii van dc knagende smart van vroeger. Rolf bleef sterk cn moedig, tot het laatste voorbij was. Aan het doodsbed trad Ernst op Christa toe cn kuste hare hand. „U hebt mijne moeder en mijnen broeder gered," zei hij innig aange daan. „Neemt U me weer als vriend aan, als U tenminste nog genoeg van me houdt." Een jaar later trok Christa hare reeds stu- deerende zoons na naai* de universiteit. Wal ter was nu gelukkig door het eindexamen ge komen, evenals Rolf. Slechts Kurt was door den verloren tijd eem jaar achter geraakt, hij was nog niet klaair om student te worden. De jongen moest nu eenvoudig mee en voor hel laatste jaar weer op hetzelfde Berlijnschc gymnasium, waarop hij vroeger was geweest; daar hielp niets aan. Zoo klom Christa dus op van schooljongens- moeder tot sludenlenmoeder. In dc Arülleiie- strusze, niet ver van de uim ersiitc.it, huurde ze eene woning en had nu al hare oude jongens ook Eginhard en Hans, die haar naar Berlijn voorgegaan waren, weer onder hare vleu gelen. Er kwamen nieuwe zorgen, er kwam nieuw geluk, maar alles werd gedragen door de oude liefde. Ze had rust noch vrede, docli ook nu evenals vroeger kreeg ze haar rechtmatig deel van moeite, zorg, ergernis en angst, maar ze stond ook midden in den stroom des levens. Hare jongens, die nu jongelingen varen, hadden, als ze conen leelijken streek hadden uitgehaald, altijd nog een slecht geweten voor tante Lütte, en in al hunne ervaringen steeds nog dc eerste behoefte: „Dat moet ik tante Liittc vertelden!" Ze brachten jongere vrienden mee en verschaften hun een toevluchtsoord bij de sludententante met de kleine kamertjes en bel ruime, groote hart Ze werden mannen en kregen betrekkingen en waardigheden. Waiter word philoloog— leoraar, hij, die zijn leven lang innerlijk een wilde jongen bleef. Maar als zijne vrouw latei* eens verdriet over hem had of liet niet met hem eens kon worden, ging ze snel besloten naar de Weidende mmcir Brüoke, naar het groote, grijze huis, naar liet dierbare kamertje van de oude tante Lütte. Daar werd altijd raad on troost geschaft. Rolf en Kurt werden arts. Karli Hoppe was in Sötensand gebleven; hij had geenc behoefte, te drinken uit de bronnen der wetenschap. Tante Lülie's haar werd grijs, doch haar hart 'bleef jeugdig als oen jonge vogel. Ja, hoe onder ze wc-rd. hoe. minder pessimistische. wanhopige buien ze kreeg. Ze had geleerd, dat boven alle aardsche dingen ccnc groote, heerlijke harmonie hccrscht. Men geeft zich gedurende zijn leven «op aarde dikwijls veel moeite en bebouwt vaak met veel angst, doch ook met hoop op eenen goeden oogst zijn stukje land. Dan echter staat men er vaak bij tc kijken on verbaast zioh cn denkt: Wal daar allemaal opkomt, dat heb ik toch niet gezaaid? Dit verwonderen in ootmoed is het beste, wat we hebben op onze oude, dierbare aarde. De mannen,die eens hare lieve, ondeugen de jongens wraren geweest, stuurden haar nu hun eigen jong volkje toe. En dc groote, jonge kinderoogen blikten heel ernstig, met vrome liefde in het oude, eeuwig jonge gezicht met liet witte liaar: dat was immers dc persoon, die bij'hen thuis in 't hoogste aanzien stond, dat was immers tante Lüttel Em lainte Lütte zag nieuw leven opbloeien en oud leven heengaan. Zoo kwam ook haar eigen avond. De dag was schoon geweest, vaak heel, vaak stormachtig; maar met eenen gouden gloed ging de zon onder. Dc afgelegde weg lag in louter glans en licht: een tuin vol bloemen* waarin ze haar armzalig stukje land herschapen ha(L EIND E.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5