BINNENLAND. N° 1© Tweede Blad. 13d" Jaargang. DE EEMLAN DER". Zaterdag 18 Juli 1914. AMERSFOORTSCH DAGBLAD Hoofdredacteur: Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG» Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden yoor Amersfoort f l.OO. Idem franco per post 1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.10. Afzonderlijke nummers 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en beriohten vóór 2 uur in te eenden. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels.» f 0.50. Elke regel meer0.10. Dienstaanbiedingen 25 cents bjj vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimto. Voor handel en bedrijf bestaan zeor voordoelige bopabugen tot het herhaald advortoeren in dit Blad, bij abonnetuent. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Van een Neef. (Slot). En hiermede wilde vader opstaan. Ja maar.... bracht mijn broer schuchter in het middendie neef Hein is van uw familie? Dan heeft hij toch zeker vroeger niet willen leeren, anders had hij tooh wel iets beters kun nen worden. In koor stemden Lize en ik met die wijze opmerking in. Ah ja riep vader heel goed dat je die opmerking maakt. Ik kan jelui evenwel niet vol ledig hierop antwoorden, daarvoor ben jelui nog- te jong. Ik moet jelui alleen maar naar aan leiding van die opmerking" een paar vragen doen. Ge gaat alle drie op een degelijke school. B. S. of 'Burgerschool. Ben jelui daar zoo •r op een goeden dag heengewandeld 'v el neen, pa antwoordden we gelijk i hebt ons bij den Directeur of bij „het hoofd" gebracht. Recht zoo zei vader en blijf je daar zoo maar heenloopen of moet daar nog wat bij ge beuren? Wel zei mijn broer we nemen maande lijks schoolgeld mee, natuurlijk en we bestellen de boeken, die ons opgegeven worden. Juist. En vader en moeder betalen de boe ken, die de boekhandelaar dan levert vulde vader leukweg aan. Welaan, stelt je eens voor dat je vader en moeder samen of afzonderlijk alle avonden op de „soos" of in café's en schouwburgen zaten te genieten en jelui bij je huiswerk geheel aan je lot overlietendat ze hun geld daar aan allerlei fijne soupers be steedden, inplaats van laat en hard te arbeiden, de een op het kantoor, plannen beramende voor het werk van morgen, de ander in de huiska mer door haar ijver de winst van vader ver meerderende. Stelt je voor dat je moeder tel kens met elke gekke mode meeliep en nieuw meubilair kocht, dan moesten je vader en moe der immers schulden maken. Begrijpt ge wel, dat dan mijn zaken vliegend achteruit hadden moeten gaan, waardoor wij jelui eindelijk van school hadden moeten nemen. Stel je zoo'n gezin voor het soort is niet zeldzaam en denk dan dat van gebrek en verdriet de moeder komt te sterven, de vader van baloorigheid met de jongste, een jongetje van acht jaar, naar het buitenland trekt, daar na een paar jaar door ongewoon zwaar lichame lijk werk evenzeer komt te sterven, terwijl het ventje onverzorgd, onopgevoed, verwaarloosd achterblijft, zou het dan zoo erg de schuld van dien jongen zijn, indien hij niet meer heeft kunnen worden dan straatreiniger? En dan vraag ik jelui nog eensis 't in zulk 'n geval ten slotte niet bewonderenswaardig braaf en flink van een dergelijken verwaarloosden jon gen, wanneer hij liever het eenvoudigste, maar tcch hoogst nuttige werk ter hand neemt om zijn eigen brood te verdienen, dan het heertje spelen op kosten von do familie om te eindigen met bedrog en schelmerij en zoo in de gevange nis terecht te komen Begrijpt ge mij zoowat, kinderen?" We waren dien middag aan tafel erg in de stilteer waren in onze jonge hoofden ge dachten neergedaald, die ons de openbaring waren van een andere wereld. Een geheimzin nige adem van waardeering was over ons gekomen. Dat ik nu nog dit gesprek kan op halen, bewijst welk een diepen indruk dat schijnbaar onnoozele familielooneeltje op mij maakte. rs Avonds peinsde ik er nu en dan over. Be zei in mij-zelf Vader zal wel gelijk hebben, maar met dat al heb ik dan toch maar, wanneer ik groot ben, liever een vak van een geleerdedokter, advocaat of officier of domi nee zijn is beter dan alle dagen in het vuil van anderen te scharrelen. Dank je! Tot dit besluit kwam ik toen ik een kind was, doch nu ik een man geworden ben, heb ik nog een anderen kijk op de dingen gekregen. Staan zoo vraag ik mij-zelf thans af 'Je heeren van de geleerde ambten en beroepen zóó vèr van den straatreinjger? Zeker, wat be treft de massa kennis en het oordeelkundige der geleerdheid ofsohoon ook daarbij niet allen „die lange messen dragen, echte koks zijn. Doch is de afstand zoo lijnrecht tegen overgesteld, wat betreft hun taak en den aard van hun arbeid in de maatschappij? Ik geloof het niet. Zij zijn wel niet straat- reinigers, maar welbeschouwd grootendeels staat s-reinigers. De meesten der bedoelde ambten, betrekkingen en beroepen wroeten in, ruimen op en leven ten slotte van het lijden, de ellende, de schande, de gemeenheid, de lage hartstochten, de ondeugden, de zonde, in één woord het vuil in de menschel ij k maatschappij. Ware er geen kwaad of wilt ge geen afval en modder in en onder de menschen, dan waren die zeer geachte perso nen, die nu de hoogste plaatsen innemen, er ook niet. Narigheid is de grond, waarop zij ar beiden; het kwade en ongewenschte vormt hun bestaansrechtdaartusschen leven zij en bewe gen zij zichdat levert hun hun onderhoud. Neem als duidelijk voorbeeld, den dokter, den arts, den chirurg. Zie hen zich bewegen in hun „werkpak", den langen, witten jas, door de iichtbezette zalen der ziekenhuizen die „bei en", waar zooveel akeligs en smerigs en vie zigs is bijeengebracht, immers met geen ander doel, dan dat de geneesheeren en het verple gend personeel al die ellende mogen verwijde ren. Moor drnrtoe ziin zij genoodzaakt die ake ligheid nauwkeurig te bezien, den berg van af gescheiden vuil soms zeer van nabij te onder zoeken. Zij moeten weten toe te tasten ook bij de walgelijkste ziekten of operaties. De be handeling van welk eên leger van rarigheden en narigheden ligt niet opgesloten in het ééne woordtandarts. Derhalve lijvenreini- g e r s zijn allen, die de geneeskunst uitoefenen. Met den heiligen Hermandad is het niet an ders gesteld. Waarmede hebben zijne dienaren in de hoogste zoowel als de laagste rangen zich te bemoeien? Immers met wat er in de samen leving zich aan onhebbelijks, lastigs en laags voordoet. Bij wat hinderlijk is, bij oneerlijkheid, oplichterij, bij den publieken modder roept men om de hulp der „politie." De stapel nachtrapporten, die de dienstdoende hoofdagent eiken morgen den commissaris op zijn bureau brengt, is het maatschappelijk vuil nisvat, waarin straks moet gesnuffeld wor den om uit te zoeken, wat nader onderzocht en aan de magistratuur moet worden overgedragen. En die Magistratuur, heel het rechtcrendom met de daaraan verwante orde vAn advocaten en de deurwaarders? Och, hoe net en deftig zij ook gekleed mogen zijn en hoe statig zij zich bewegen, de rechters alsmede de directeuren van gevangenissen, tuchtscholen, gerechtelijke werkkolonien en werkinrichtingen, al die hee ren leven voortdurend in, tusschen en van den socialen afval, helaas! Te beproeven om de gemeenschap zoo mogelijk daarvan te zuiveren, liefst door eene menschkun- dige, opvoedende behandeling, is hun studie en hun dagelijksch bedrijfin het vuil wroeten zij in de rechtzaal, in de raadzaal en in hun studeerkamer van den morgen tot in den nacht. Hoe vertrouwelijk kan de advocaat zitten dicht bij zijn cliënt om den diepsten grond van menschelljke ontaarding, haar wording en oor zaken te leeren kennen. Hij leeft er mee als ware hij frère compagnon in de deugnieterij. Ja zelfs al wat de waarlijk hun gemeente of hun volk lievende leeraars en staatslieden uit- vorschen, in pionnen ontwerpen of in wetsont werpen neerleggen, beslaat meestal in het op ruimen van onwaarheid en dwaling, van on rechtvaardige. onredelijke of onmenschelijke in stellingen, gewoonten, wetten en zeden om ze door billijkere en gevoelvoller voorschriften te doen vervangen. Ook zij zijn menschen en staatsreinigers meestal. Naneven zijn ze van die eerste, die zijn gezag gebruikte om met den bezem in de hond te bevelen„gij zult geen menschenvleesch eten", „gij zult niet stelen", „gij zult door u aangebrachte schade dubbel vergoeden." Aan zulke wetgevers waren de wijzen en pro feten voorafgegaan, die den koningen en het volk op 't hart bonden, zich te zuiveren van dierlijke neigingen, zelfzucht en wilde woestheid. „Leert af kwaad te doen! Reinigt Uwe handen van onschuldig bloed!", dat was de roepstem der volksreinigers. Zoo reiken dus de president van den Hoogen Raad met doktoren, regeerders en leeraren de hand aan den man van de straatreini ging. Zóó is de samenleving. Zien wij dit in, dan leeren wij de schijnbaar ver uiteenloo- pende leden dier samenleving waardeeren on op prijs stellen. T. Uitwaart Jhr. Mr. J. Röell. Men meldt ons uit 's Gravenhage £en korte, eenvoudige lijkdienst, waarbij ■de predikant dr. Cramer een godsdienst! woord sprak, ging de overbrenging van het stoffelijk overschot van jhr. mr. Joan Röell, vice-president van den Raad van State van het het sterfhuis naar het Staalsspoorstaliion vooraf. Rij die huispleohligheid waren, behalve de familieleden van den geëerden ontslapene, alleen tegenwoordig de vertegenwoordiger van II. M. de Koningin, de adjudant in buiten gewonen dienst Staatsraad vice-admaraai Ten Bosch, en van Z. K. H. den Prins de adjudant kapitein Ruys, die namens den Vorst, lid van het hooge Staatscollege, nog een grafkrans voegde hij de vele bloemstukken, die haar be dekten voorts waren in de rouwkamer aan wezig de minister van Binnenlandsohe Zaken mr. Cort van der Linden en uit den Raad van State de leden de Ncrée, wd. vice-president, prof. Oppenheam en <le secretaris mr. dr. Bake, allen volgden den lijkwagen naar het Staatsspoorwegstation. De deftige lijkstoet trok langs de Koninginnegracht, waar de hui zen van de meeste medebewoners van jhr. Röell, ten teeken van deelneming waren ge sloten en Prinsengracht naar het Staatsspoor- station. Voor den ingang dor wachtkamer le kl. on der de verandah aan de Rijnstraatzijde werd bet stoffelijk overschot van den Staatsman op gewacht door een uitgebreiden kring van deel- nemenden, die er prijs op stelden den hoogen staatsdienaar, den voormaligen ambtgenoot, den vriend en vereerden mensdh een laatsteü groet te brengen. Daar ter plaatse stonden o.a. gegroept: van het Hof. baron Sirtema van Grovestins, baron Van Pallandt, kapitein ter zee jhr. Hooft Graafland, kamerheer jhr. Van den Bosch: van het Kabinet alle ministers, be halve dr. Lely, die door conferentie met H. M. op Het Loo verhinderd Wasvan het minis terie. waarin Röell van 18941S97 minister van Ruileiü. Zaken, was, de oud-minister Van der Kaay, mr. S. van Houten, luil.-generaal Schneider en mr. J. H. Beigsmavan vroegere ministers de heeren mr. Goeman Borgesius, mr. Loeff, generaal Staal, prof. dr. Kraus, mr. Fock, H. Colijn, mr. Th. de Meester en Cohen Stuart, de minister van Staat jhr. mr. Van Karnebeek; voorts van de Eerste Kamer de griffier mr. Zillesen; van de Tweede Kamer de leden jhr. mr. Van Doorn, mr. Van de Velde; van den Raad van State, ap enkelen na, alle leden, referendarissen cn commiezen van Staat, benevens ambtenaren ter secretarie van diil Staatscollege; voorts nog de volgende belangstellenden: de voorzitter der Rekenka mer; de directeur van Hr. Ms. Kabinet, de Staatsraden in buitengewonen dienst jhr. Ve- gelin van Clacrbeirgcn en dr. Kielstra. Van heL diplomatieke korps de gezanten van België, baron Fallon en van Italië hertog van Calvello, zoomede de Nederl. gezant te Madrid met verlof mr. Van Royen; van de departe menten tal van hoofdambtenaren; de Com missaris der Koningin, baron Sweerts, de bur- gemeestor jhr. Van Karnebeek; de administra teur aan het departement van Financiën jhr. mr. Von Weiier, de referendaris bairon van Itlersum, jhr. Van Weede en graal Van Lim burg SBirum, resp. hofmaa/rsahaik en kamer heer yan II. M. de Koniugm-Mocderde direc teur van het Bureau van den Industrieelcn eigendom 1111*. Snijder van Wissenkcrkegraaf van Randwijck, oud-secretaris van den Raad van Siate; prof. Jdtta en mr. Jellinghaus, ver. tegenwoordigende de Nede rL vereeniging voor intern, recht, gevestigd te Amsterdam, bij dc begrafenis van haren betreurden cere- voorrilter jhr. mr. J. Röell, welke besluursdc- putatie tevens een bloemkrans zond; mr. M. de Pinto, namens Vrede door Recht als hulde aan den overledene, die steeds de vredeszook steundede secretaris jhr. mr. Van Reencn en de ontvanger der gemeente jhr. Beelaerts van Blokland, en nog veie anderen. Deze breede kring sloot zich aphter de lijk baar aan op den korten weg naar den met rouwdraipcrltin boklccden wagen der Staats- spoorwegmaatschappij. En nadat de kist met den stapel kransen in den rouwtrain was ge plaatst, richtte baron Röell, de oudste broeder van wijlen den vice-president, het verzoek tot de vertegenwoordigers der Vorstelijke familie om aan H. M. en Z. K. LI. den diep gevoelden dank der familie voor dit koninklijk deelne- mingsbetoon. te willen overbrengen. Ten 10 u. 17 min. stoomde de trein met den vereerden doode langzaam we$ voor de oogen van de talrijke schare, die een eerbiedigen laatsten groet bracht aan den man, die in het staatkundig leven een zoo bctcckenisvollc plaats heeft ingenomen. Met denzelfden extra trein namen mede plaats de mdniirters van Buatenl. Zaken jhr. Loudon en van Landbouw mr. Treub, die met minister Cort van der Linden de Regeering aan de groeve te Leiusden vertegenwoordig den, zoomede de Staatsraden De Nerée, prof. Oppcnheim met den secretaris mr. Bake, als deputatie van het hooge college. Begrafenis te Leusden. Een groote schare van bekende figuren op politiek en wetenschappelijk gebied, re- geeringspersonen, vertegenwoordigers van land, provincie cn stad, hoogleerarcn enz. heeft gistermidag de plechtige uitvaart be geleid van jhr. mr. Joan Roëll, ridder groot kruis in de orde van den Ned. Leeuw cn vice- president van den Raad van State. Op het kleine, vriendelijke kerkhofje van Oud-Leus den, temidden van de stilte der landelijke om geving is zijn stoffelijk overschot ter aarde besteld in het graf, waar bij eens zijn echt genoote had ter ruste gelegd cn waar nu ook hij de rust zal vinden, die hem toekomt. Een breede schare was 't, die hem de laat ste eer kwam bewijzen. We noemen: den Minister van Binncnlandsche Zaken, mr. Cort v. d. Linden; den min. van Landbouw, Nij verheid cn Ilandel, mr. Treub; den Min. van Buitcnlandsche Zaken, mr. Loudon; leden van den Raad van State; leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, o.a. mr. Goeman Borgesius, voorzitter; mr. W. H. de Beaufort, mr. dr. ter Spill; mr. Smeenge, mr. Rutgers en Jhr. Schimmelpenninck; mr. Royaards, lid van Gedeputeerde Staten dezer provincie; den heer v. Beeck Calkoen uit Colhen, lid van de Prov. Stalen dezer provincie; Borcel v. ILoge- landen, lid der Ged. St. van Noord-Holland, mr. F. D. graaf Schimmelpenninck en mr. dr. A. F. baron v. Lynden, curatoren van de Rijks Universiteit, waarvan de overledene presi dent-curator was; mr. J. P. Fockema Andrcae, burgemeester van Utrecht en de beide wet houders Laseur en v. Dieren Bijvoet; gene- raal-majoor d'Hamecourt; een deputatie van de Utr. IviezcrsYcreeniging, bestaande uit ae heeren Brouwer Nijhoff en Everwijn; mr. v. Bolhuis, oud-voorzitter van fiet Hoog Militair Gerechtshof en vriend van den overledene; een deputatie van de Oud-Chr.-LIisl. kiesver., o.a. dr. A. W. Bronsveld; vele hooglceraren en oud-hoogleeraren van de Utrechtschc Hoo- geschool: prof. Kouwer, rector-magnificus en prof. Snellen, secretaris van den Academi- schen Senaat: orof. Simons, prof. Niiland. prof. E. Cohen, prof. Volgraff, prof. H. Vis- scher, ,prof. Talma, prof. Wefers Bettinck, prof. Zwaardemaker, prof. J. Kapteyn, prof. v. d. Broeke, John Grevers, directeur van het Tandheelk. Instituut, prof. d'Aulnis de Bo- rouill, prof. J. de Louter en prof. v. d. Wyck; burgemeesters uit plaatsen in deze provincie, oa.: tjhr. Schimmelpenninck, burgemeester van Rheenen, baron v. Heemstra, burgemees ter van de Bilt, v. Nagcll, burgemeester van Barcieveld, v. d. Velde, burgejmeester vaü Locnen; W. C. baron Röell uit Utrecht; mr. v. Becck Calkoen, te Utrecht; jhr. Rocil, burgemeester van Amsterdam; verte genwoordigers van den Senaat van bet U. S. C.; vertegenwoordigers van den Senaat van Unitas; een deputatie van dc Ver. Oranje- park; deputatie's van pachters uit Wijk bij Duurstede, Amcrongen en Langbroek. Velen van de bier genoemden waren met den extra-trein, waarin het lijk werd ver voerd en waaraan een salonrijtuig voor ge- noodigden was verbonden, van uit 's-Graven- hage medegekomen met de talrijke familie leden van den overledene. De trein kwam te ruim half twaalf aan het station Amersfoort aan, waar de stoet zich formeerde en door de stad Amersfoort langs den Oud-Leusdenschcn weg voorbij hotel Oud-Leusden naar de begraafplaats trok, waar een talrijk publiek den stoet afwachtte. In den stoet gingen ook mede de vertegenwoordi gers van II. M. de Koningin en Z. K. li. Prins Hendrik, Staatsraad vice-admiraal Ten Bosch en kapitein Ruys en dc vertegenwoordiger van H. M. de Koningin-Moeder baron v. Ila- rinxma thoe Slooten. Onder 't luiden van de klok in den ouden toren op de begraafplaats naderde de droeve stoet het kerkhof. De lijkkoets, die gereden werd door den in livrei gekleeden koetsier van den overledene was bedekt met een keur van bloemstukken. Op den doodenakker werd een baar, bedolven onder deze bloe men, voor het iijk vooruit ge dra gen. Een prachtige krans van witte rozen, ge zonden door H. M. de Koningin, en een bloem stuk in violette kleuren, gezonden -door Prins Hendrik dekten de lijkkist. Verder waren er kransen cn bloemstukken van de Vereen, van Onderofficieren „Ons Be lang", van den Senaat van de Rijks Univer siteit te Utrecht, terwijl aan de groeve door een deputatie Yan de Vereen. Oranjepark te Utrecht ook een bloemenhulde werd ge bracht. Toen de kist in de grafkuil was neerge zonken, en de klokken stilden, trad M i n. Cort v. d. Linden naar voren, die on geveer sprak als volgt: Namens de regeering zij 't mij veroorloofd een kort woord te spreken van herdenking cn afscheid aan de -groeve van een man, die een groot deel van zijn leven gewijd heeft aan den dienst van zijn volk en zijn vorsten huis. Joan Röell behoorde tot die uitgelezen naturen, die alleen worden voortgebracht door een hooge cn oude cultuur. Ilij was een aristocraat in den besten zin van het woord, in vormen, in kunstzin, in denkwijze, in rid derlijke hulpvaardigheid. Hij was een man, die het „Noblesse obligo" geen oogenblik uit het oog heeft verloren, een man, die zich veel meer bewust was van zijn plichten dan van zijn rechten. Bovenal was hij trouw aan het gelooi van zijn vader. Röell was, zoo als hij zichzelf eens geteekend heeft, naar aan leg en traditie conservatief. Dc nieuwe gees- tcsstroomingen van den tijd kon hij begrijpen en waardeeren, maar hij zocht altijd naar aanknoopingspunten in de staatsrechterlijke geschiedenis. Zeer weinigen waren als hij in het staats- en administratief recht bekend. De vraagstukken van politieken aard, omtrent de stelling van politieke partijen cn dc po sitie van politieke figuren waren hem tot in détail eigen. Wellicht zou men moeten getuigen dal zijn overgroote kennis hein somwijlen over stelpte, zoodat hij waarde bleef hechten aan opvattingen die in den loop der tijden reeds waren ondergegaan. Maar ieder, die het voorrecht had met Röell over staatszaken van gedachten te wisselen, besefte onmiddel lijk de waarde van zijn geschoolden geest. Hij was van aanleg conservatief, maar in convictie en door nadenken liberaal. De li berale beginselen is hij tot aan den dood toe trouw gebleven. Hij was liberaal in den geest van Tborbecke. Zijn oog was niet zoozeer gericht op sociale organisatie dan wel op den opbouw cn de voltooiing van den libe ralen staatsvorm. Röell was voor de Staats partij, waartoe hij behoorde, een hulp, een kracht, een steun; maar ook zijn tegenstan ders vereerden hem, omdat zij in hem zagen een sieraad van het volk, in welks dienst hij zich had gesteld. Gediend heeft Röell zijn volk met volle overgave van zijn persoon, gediend heeft hij dc belangen, waarvoor hij stond tot in de hoogste betrekkingen toe; als lid van de Tweede Kamer, als Minister, als Voorzitter van de Kamer, als Curator van de Utrecbtsche ILoogeschool, waaraan hij zijn liefde had verpand, als vice-president van den Raad van State, als betrouwbaar raadsman van de Kroon. Nu is deze trouwe dienstknecht van zijn levenstaak ontheven De Regccring van het land. dat hp liefhad brengt hem eerbiedigen dank cn zegt hemi ,een laatst vaarwel." Onder roerende stitto waren dezo woorden, langzaam cn helder uitgesproken, door do' groote menigte aangehoord. Aksnu trad mr. W. H. d c Beaufort uit Leusden naar voren, Kamerlid cn Curator der Rijks-Universiteit te Utrecht, om ongeveer al dus te spreken: lik sta hier met een gemoed vol smartelijke herinneringen. Ik zie in deze groeve zinken een vriendschap, op de schoolbanken rccdi begonnen en meer dan een halve eeuw voort gezet. Ook een politieke vriendschap, maar méér nog de andere. We hebben zoocven ge hoord uit dc voortreffelijke woorden van den Minister, door welke uitnemende hoedanig heden do overledene zich onderscheidde. Ik zal niet in herhalingen treden, maar wil nog speciaal wijzen op twee karaktertrekken. Ten eerste op zijn onvermoeide werkzaamheid. Ilij heeft het dichterwoord in toepassing ge bracht: Wrijf u de slaap des doods uil de oogen •Door werkzaamheid; Meen niot, dat wij rusten mogen, Vóór ons dc Heer ter ruste geleidt. Daarnaast op zijn groot plichtsbesef. Alle belangen, zoowel groote als kleine, heeft 'hij met dezelfde locwijding en volkomen ijver waargenomen. Maar als er één belang was, waaraan hij, naar men zeggen kon, de voor keur gaf, was liet dat der Ulrcchtscbc IIoo- geschool, waarvan hij als student dc aange naamste herinneringen iét zijn jeugd had meegenomen. Ilaar heeft hij een groot deel van zijn leven als curator gediend. Als mede lid van hel College van curatoren mag ik 'l hier uitspreken, hoe wij ten volle erkentelijk zijn voor wat hij voor die Universiteit heeft gedaan. Iloe hij voor haar belangen heeft ge waakt en niets onbeproefd liet om den bloei dier instelling te bevorderen; hoe zijn oogen van vreugde straalden, als Qiet hem gegeven was iets voor die Universiteit te kunnen doen dat kunnen alleen zij weten, die mede voor hare belangen hebben gewerkt. Veel zal blij ven getuigen van zijn naam. Indien wij, oude ren zoowel als jongeren, voor zooveel wij tot jdie Universiteit in betrekking slaan, trachten eenigszins te evenaren zijn ijver, zijn onver droten werkzaamheid, dan is dat de beste hulde, die wij aan zijn nagedachtenis kunnen brengen. Daarna sprak m r. II. Goeman Borge sius als voorzitter der Kamer, waarvan de overledene zoovele jaren lid en leider is ge weest. Met Jüan Röell is heengegaan een no bele figuur, één van Ncerland's beste zonen, op wien wij allen trolsch waren. Niet, om dat hij de hoogste onderscheiding mocht dra gen, die in ons land wordt uitgereikt; niet ook omdat hij de hoogste staatsbetrekking be kleedde, maar omdat wij allen eerbied had den voor zijn groote geestesgaven, voor zijn. onvermoeide werkzaamheid, voor zijn edel karakter. Niemand, tenminste in ons land, wordt geroepen tol een gezagspositie van he- teekenis, vóór hij den leeftijd heeft bereikt, waarop de krachten reeds gaan minderen. Röell werd reeds terstond als man van gezag erkend. Reeds op 28-jarigen. leeftijd werd bij geplaatst in een belangrijken zetel van Pro vinciaal Bestuur. Spoedig verhuisde hij even wel van het Voorhout naar het Binnenhof, waar hij 37 jaar geleden tot lid der Tweede Kamer werd gekoz?en. Jk behoor tot dc over geblevenen, die ^cm zijn eerste rede hebben hooren uitspreken en terstond toonde (bij zich een autoriteit op staats- cn administratief recht. Toen gewerd hom een plaats achter de minislerstafel, daarna heeft hij 4 jaren achtereen het presidium van de Kamer waar genomen. In 't laatste jaar mocht ik hem na mens do Kamer toespreken, en hem danken voor wat hij als voorzitter, die den hamer hanteerde, had gepresteerd. Ik zeg voorzit tershamer, maar eigenlijk had hij geen ha mer noodig; men onderwierp zich gaarne aan zijn leiding en gezag. Een enkel vriendelijk: woord van hom was voldoende, om do opge* wondenen tot kalmte te brengen en de afge? dwaalde Kamer weer in 't rechte spoor. Zoo als hij 't Reglement van Orde interpreteerde,, zoo volgde iedereen hem. Niemand was vai* 'die zaken zoo goed op dc hoogte als hij. 't "Was daarom voor mij een behoefte hier, hoewel in korte trekken, le schetsen dc groote be* teekenis van onzen vroegcrcn voorzitter, wiens nagedachtenis op het Binnenhof in gezegend: aandenken zal blijven. Prof. Kouwer, rector magniiieus van dc Rijks-Universiteit te Utrecht, huldigde den overledene namens <len Senaat als Dresidenl- curator der ILoogeschool. Meer dan een kwarf eeuw heeft hij zijn voortreffelijke gaven ge wijd aan de Universiteit. I11 die jaren is hij waarlijk geweest een verzorger in den besten zin van het woord. Als een vader zijn kind. zoo heeft hij onze hoogesclvool gekoesterd. Daarom gevoelden behoefte uiring te geven aan onze innige daiRbaarheid. „Vaarwel, we zullen u nooit vergeten, omdat wij u altijd zullen ffdc^en."

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5