13de Jaragang.
DE EEMLAN DER".
Donderdag 23 Juli 1914
BUITENLAND.
FEUILLETON.
ELLY's BEPROEVING.
N° 20
AMERSFOORTSCH DAG
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFf Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort
Idem franoo per post
etc
f l»08i
- 1.50.
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) 0.10.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 aur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau» UTRECHTSCH ESTRAAT I.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PK IJS DER ADVERTENTIEN:
Van 15 regels.. f 0.50
Elke regel meer 0.10
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote lettere naar plaatsruimte.
Voor handel on bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingon
tot het herhaald adverteoren in dit Blad, by abonnement.
Eene oiroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door H. Lensing en A v. d. Vijzel, te Amersfoort,
ingediend verzoek, met bijlagen, om vergunning
tot het uitbreiden van hunne inrichting voor
machinale houtbewerking, in het perceel alhier
gelegen aan de Eemstraat, bij het kadaster be
kend onder sectie D, no. 2970, op de Secretarie
der gemeente ter visie ligt, en dat op Maandag,
ien 3. Augustus aanstaande, des voormiddags
.e half elf uren gelegenheid ten Raadhuize wordt
gegeven om, ten overstaan van het Gemeente
bestuur of van één of meer zijner leden, bezwa
ren tegen het uitbreiden van de inrichting in te
brengen.
Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der
Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru
dentie, alleen zij gerechtigd, dié overeenkom
stig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeente
bestuur of één of meer zijner leden zijn ver
schenen. teneinde hunne bezwaren mondeling
toe te lichten.
Amersfoort, den 20. Juli 1914.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. VAN RAND WIJ CK.
Wii Jongeren
i.
We lieven n»u midden in dten komkommer
tijd en er gaat hittor weinig om An de wereld.
-Bestond er geen Albaansch wespennest;
was Thomson's lijk niet naar Holland over
gebracht; waren er geen Thomson-comité's
gevormd voor de oprichting rain 'n Thorn-
soul-monument, waarvoor de meesten veel
sympathie maar weinig geld aanbieden; had
er niet 'n begrafenis plaats gehad van een
>-»nzen aÜerhoogste waandS^heidsbekleeders^
jhr. Róell, vioe-president van den Raad van
S'Uate; werd er ben slotte tniet in Parijs 'n
proces gevoerd, dat de aandacht van heel
Europa trekt, waarover zouden wij jour
nalisten dan wel moeten schrijven om onzen
leteers ajlthans nog eenigje belangstelling te
kiunnen inboezemen?
Want de hersens zijn in deze dagjen al heel
weitoig bevattelijk. Zwaarwichtige hoofdaf-
tilkeJiem hebben ito den regjed 'n schijntje le
zers, maar nu zouden zij stellig geschreven
zijn voor de stoelen en banken, zij het dan
ook heel lange stoelen on heel luie banken,
waarop onze landerige lezers hun loome le
den behagelijk uittrekken.
En politieke ojctiLev wel daar lijkt het nu
todh wiel heelemaal die tijd niet vooa.
Toch durven wij u nu» op ditzelfde oogen-
blik, midden in de hondsdagen, daarover aan
te klampen. En wiHt ge weten waarom?
Omdat we zoo'n praahtkg vakantiewerk voor
u hebben
Rust is aangenaam, vooral niet zoo warme
temperatuur. Maar toch heelt ze één na
deed. En dat is, dat zo boo gauw verveelt
Weina, om x&aft eeuigo wat nog aan urw geluk
ontbreekt op te heffen, zouden wij het VolJ
gerijde voorstel wallen doen:
Wat wij hier noodig hebben, is 'n jonge
garde van vrijzituulgen. 'n Schare vrijwilli
gers, propaganda ton voor de vrijzinnige zaak
i .n maar .vooral ook buiten verkiezings
tijd!.
Als wij hier spréken van ,.,jomg", dfeut be-
dloelem wij niet zoozeer jong van jaren als
wel jong van geestdrift. Al wat jong cm libe-'
raai on joing-liberaal is, roepen wij op.
Jopig-iiberaiajl, dat is niet tets niiieuws. Dat
És ieder op zri tijjd.
Een van de groote voordeelen van de vrij-
zümiigheid', 'n verschijnsel, dat hnar behoedt
voor verstarring, is dat z.ij zich telkekifs weer
verjongt. Terwijl het andere geslacht bezig
is zo theorieën in verwezenlijkiing fe bren
gen, staat alweer 'n jonge .generatie op, die,
waardeerende het werk 'der oudtsren, weer
geheel nieuwe idealen koestert en nieuwie
wogen zoekt voor de propageering dier vrij
zinnige idee.
De ondieren, hun. eigen jeugd vergetend,
vragen zich knorrig atf: wat willen zij toch?
Gaat het niet goed zoo? Voltooien wij niet
wat wij ons tot laak hebben gesteld
En het wederwoord der jongeren is: Gij
vo ltooit uw taak maar wij beginnen
de onze. Wnt deze zijtn zal, zien wij nog
sieabts vaag; rij groeat in ons. En liever
tlian in stomme bewondering te slaan voor
het respectabele werk van hel, grijzende ge
slacht, speuren wij wat er omgaat onder ons,
jongeren, brengen w,ij orde in de ideeën, die
woelen en uiting zoeken en onze toekom
stige laak zullen wijzen.
Komit, speuren wij ien zoeken wij en... wer
ken wij dan met elkander» jongeren yan
Amersfoort.
Poiiiiek Overzicht
De Oostenrijksch-Servische
spanning.
De audiëntie, die graaf Berchtold, de minis
ter van builenlandsahe zaken van Oostenrijk-
Hongarije, verleden Dinsdag te Isclil heeill ge
had bij den keizer, wordt in verband gebracht
met den aangekondigden stap van de Oosten-
rij kscli-Honga&rsche regeering in Belgrado.
De Neue Freie Presse bericht daarover, dat
graaf Barchtold den keizer de uitkomsten
heeft medegedeeld van het onderzoek, dat
naai* aanleiding van den dubbelen moord in
Serajewo is ingesleld, en tevens rapport heeft
uitgebracht over den stap, die in Belgrado zal
worden ondernomen. Het doel van de confe
rentie was dus, de toestemming van den kei
zer te vragen voor de diplomatieke actie, die
voor de deur staat. lieden komt graaf Berch
told in Wcenen terugmen mag dus verwach
ten, dat deze stap nu weldra zal geschieden.
De stap aal in den vorm zeer beleefd, in den
inhoud echter zeer beslist zijn. Er zal waar
schijnlijk een termijn gesteld wordendat wil
zeggen de regeering van Oostenrijk-Hongarije
zal Yan de Servische regecrimg verlangen, het
antwoord op den stap binnen eene bepaalde
lijds/ruümte te geven.
De eischen, die de regeering van Oostenrijk-
Hongarije iin Belgrado zaal stellen, zullen vaar-
schijtnlijk op het volgende neerkomen: Dade
lijk begin vain het gerechtelijk onderzoek te-
gen de door den aanslag blootgestelde perso
nen en organen onder waarbong, dat dit on
derzoek eene wetokelijke en grondige aanvul
ling aal worden van de in Serajewo vastge
stelde uitkomsten van het onderzoek. Deze
wamborgen zijn van gewicht met het oog op
het verlangen van de monarchie Oostenrijk-
Hongarije, dal er volledige zekerheid zal rijn,
dal de schuldigen, werkelijk vervolgd en be
straft womdem. Oostenrijk-Hongarije zal ver
der verlangen, dial de Servische regeering te
gen de organisation en jongelingsvereenigin-
gen, die de beweging tegen de monarchie voe
ren en de stemming verwekken, waaruit de
aanvallen voortkomen, met de grootste be
slistheid zal optreden en zulke vereenigingen
niet tneer zal duiden; ook zal de beroering
ran de openbare meening tegengegaan moeten
worden. Voorts zal Oostenrijk-Hongarije den
wensch uitdrukken, dal de bewaking van de
grens beter dan tot dusver zal worden inge
richt. Daarbij kunnen de bepalingen over de
grenspolitie., die in verschillende volkensrech-
telijke verdragen zijn opgenomen, de bepalin
gen tot wering ran den smokkelhandel en
sommige veterinaire conventiën als voorbeeld
dienen. Op deze wijize zal er voor gezorgd
worden, dat de bewaking van de grens door
de wederzijdsche pohtië-organen, die elkaar
hi hunne taak steunen, geschiedt. De stap van
de Oostenrdjksch-Hongaarsche regeering heeft
echter niet alleen ten doel klaarblijkelijke mis
bruiken uit den weg te ruimen, maar ook de
Servische regeering in het algemeen te bewe
gen tot eene verandering van hare politiek i<n
de richting van een duurzamen en blijvenden
Yrede.
Uit Rome wordt aan de Frankf. Ztg. be
richt, dat in de Romeinsche pers het verlan
gen van Oostenrijk r/aar het verkrijgen
van voldoening van Servië algemeen on
dersteund wordt. Conservatieve bladen, zoo
als de Corriere della Sera en de Reslo del
Carlino zijn het daarin geheel eens met de ra
dicale Vita. Men wensoht hier dringend, dat
Servië zich zal matigen, en wil den vrede be
houden. Aan den anderen kant wordt als van
zelf sprekend aangenomen, dat Oostenrijks
eischen loyaal zijn en op de zelfstandigheid
van den Servischen staat gean inbreuk maken.
Voor het geval, dait het conflict onvermijdelijk
is, hetgeen men intusschen niet aanneemt,
wordt door sommige bladen do noodzakelijk
heid betoogd der localiseering van het conflict.
Wat daarover gezegd word door de Nordd.
Allg. Zeilung wordt daarom algemeen toe
stemmend besproken.
Duitschland.
M n c h e n, 2 2 Juli. De Correspondcnz
Hoffmann bericht: Vorst Wilhelm von Ho-
hen rolkan verloofde zich heden namiddag
te Leutslalten niet prinses Adelguiude, de
oudste dochter van koning Bodewijk III.
(Vorst Wilhelm vaai Ilohenzoilem, die den
7en Maart 1864 geboren is, is sedert 1 Maart
1909 weduwnaar. De bruid is den 17cn Oc
tober 1870 geboren.)
Volgens de sociaal-democratische Hambur
ger Echo heeft het Pruisische ministerie van
oorlog een aanschrijving laten uitgaan om
aan te dringen op eene krachtige bestrijding
van de soldatenmishandelingen. Daarin wordt
gezegd, dat door de militaire rechtbanken dik
wijls opgelegde zachte straffen niet in over
eenstemming zijn met den wil van het hoo-
gere gezag. Er wordt aan herinnerd, dat
reeds vroeger is aangeduid, dat mishandelin
gen en met de voorschriften strijdige behan
deling van ondergeschikten tegelijk eene over
treding zijn van bevelen van het hoogste ge
zag in het leger, waarop hij het opleggen van
straf inoet worden gelet. Slechts door hand-
haring van de wettelijke bepalingen zo»nder
aanzien des persoons en in hun volle streng
heid kan het ernstige vergrijp der stelselma
tige mishandeling worden uitgeroeid.
De sociaal-democratische pers stelt deze
aanschrijving voor als een succes van het
Luxemburg-proces. Dit is, volgens eene me-
dedeeling van de Köln. Ztg. uit Berlijn, on
juist. De aanschrijving is reeds den 28en Mei
uitgegaan, dus op een tijd toen het proces te
gen Rosa Luxemburg de openbare meening
nog niet bezig hield; zij steunt op statistische
waarnemingen.
Berlijn, 22 Jult Hlet landesgericlit te
Beiiijm heeft de redacteur van de Yorwarts
Alflrted Sdhullz wegens een artikel, gelitdld
„Kafiseriioch and KHassertkampf', wegens
ïuajestei'tsbeleedigin.g veroordeeld tot zes we
ken goram genilsstnai. Die StaatsamwoR) had
zes maanden geêischi-
HJet proces -werd nWt gesloten deuren be-
hand eld.
Frankrijk.
De minister van oorlog Messimy is een
grooten hervormingsarbeid begonnen in het
departement, waarvan hij nu het hoofd is.
Tot dusver was het departement van oorlog
verdeeld in 13 directiën, die zooveel mogelijk
onafhankelijk van elkaar werkten en al te dik
wijls in hun arbeid elkaar wederkeerig stoor
den of verlamden. De minister Messimy heeft
het departement gereorganiseerd en de der
tien afdeelingcn samengesmolten tot drie,
waarvan de eene de zaken van personeel en
van onderwijs, de twrecde het geheele oor-
logsmaterieel heeft te behartigen, terwijl de
derde zich inel de comptabiliteit onledig
houdL
In het verhoor van den oud-minister Cail-
laux als getuige in het strafproces tegen
zijne vrouw wegens den moord van Cal-
mettc, klaagde deze zich zelf aan we
gens lief heftige woord, dat hij gebruikt
had in hare tegenwoordigheid: „Ik zal
hem (namelijk: üalmette den snuit stuk
slaan", want dat had haar tot de daad
gebracht. Hij gebruikte de gelegenheid tot
het houden van eene afrekening met de Figa
ro, het blad waarvan Calmette directeur was,
wregens den veldtocht, dien dit blad tegen
hem had gevoerd. Die veldtocht gold den man,
die de inkomstenbelasting wilde doen aanne
men. Om hen te treffen en onschadelijk te
maken was ieder middel goed. Men had hem
van plichtsverzuim in de zaak-Rochette en
van verraad in de zaak van het Fransch-Duit-
sche Congo-verdrag beschuldigd. Al dat
vuil had het verstand van zijne vrouw ge
krenkt. Hij zeide: „Dat men mijn werk uil
politiek oogpunt kritiseert, vind ik heel na
tuurlijk; maar dat men met vuil naar mij
werpt, daartegen kom ik op met alle energie.
Ik wist, dat de Figaro een aantal diplomatieke
stukken bekend wilde maken. Ik zal daarover
dadelijk spreken, als men mij daarloc mocht
nopen- Ik zal de uoodige ophelderingen ge
ven; maar ik verzoek hen, die mij daartoo
mochten nopen, dringend aan de gevolgen te
denken, die deze ophelderingen zouden kun*
ncn hebben."
Een redacteur van de Figaro, Latzarus ge-r
naamd, die gesproken had van voor Caillaux
bezwarende diplomatieke stukken, werd met
Caillaux geconfronteerd. Deze verklaarde, dat
hij die stukken niet zonder gevaar kon noemen;
in zijine opgewondenheid riep hij uit, op l il«
laux wijzende: „Deze man, die Calmette heeft
laten vermoorden." Zeer verontwaardigd
barstte Caillaux los: „Mijnheer de president,
wij kunnen 't daarbij niet laten blijven; wij
moeten tot het einde toe gaan." Caillaux
oogsle hiervoor toejuichingen van het publiek*
die de president inct moeite tot zwijgen
bracht Toen de storm was bedaard, stond
mr. Chenu, de raadsman van de civiele par
tij, op en verklaarde: „Ik ken deze slukkcu
niet; zij werden onmiddciijk na den dood van
Calmette aan diens broeder gegeven, die c- ic
audiëntie bij den president der republiek ver»
zocht en ook kreeg. Hij gaf deze pari. ai
aan den president der republiek; zij zijn dus
in handen van het hoofd van den staat. Ik
als civiele partij zal mij daarvan niet bedie-,
nen en ik verzoek ook den heer Caillaux er
van af te zien om ze in het debat te brengen."
Ilier mengde mr. Labori zich in hel debat
met de woorden: „Het is monsterachtig, dat
de bij Calmette na zijn dood gevonden papie
ren dadelijk verdwenen zijn. Een deel werd
aan den schoonvader uitgeleverd, een ander
deel aan de experts en het derde deel aan den
broeder. Ik kan niet toelaten, dat hier weer
door papieren een dubbelzinnige schaduw in
het debat geworpen wordt. Ik cisck daarom,
dat de regeering, die deze papieren nu bezit,
duidelijke ophelderingen over hun inhoud
geeft."
De procureur-generaal merkte op, dat deze
stukken slechts afschriften waren zonder
waarborg voor de echtheid van het ooispron»
kelijke stuk. Mr. Labori was daarmee echter
niet tevreden; hij zoido: „Deze stukken hadden'
in ieder geval aan den rechter van instructie
en aan de verdediging overgelegd moeten
worden. Ik verzoek, dat het O. M. bij de regee-.
ring inlichtingen zal inwinnen of deze stuk
ken iets belastends inhouden voor de vader-,
landslicfde van den heer Caillaux. Gebeurt
dal niet, dan zal ik niet pleiten."
De hier vermelde stukken zijn afschriften
van cijfer-lelegrammcn, die dc Duitsche am
bassadeur tijdens de Congo-ondcrhandciingen
aan het departement van buitenlandsche za
ken te Berlijn moet hebben gezonden.
Engeland.
Londen, 22 Juli. De conferentie is he
den voormiddag om half twaalf weder in
Buckingham Palace bijeengekomen. Er was
eene belangrijke mcnschenmenigto op de been
in den omtrek van het paleis.
Tweede telegram. De zitting
ran ide conferentie eindigde om oen uur.
Morgein zal ide conferentie wodër bijeenko
men in Buckingham Palaca
Londen, 22 Juli. In het lagerhuis vroeg
de radicaal Ponsonby of do rede van den ko*
i
Roman uit hel Zweedsch door
Al M. VAN DER LINDEN—VAN EDEN.
Ik volg haar en loop haar voorbij. Ziet zij
mij niet, dan ga ik verder. Ziet ze me wel, dan
kan ik het niet helpen.
Nu raak ik bijna de mouw van haar man
tel aan, en toch ziet zij mij niet Nu ben ik
haar voorbij getoopen. Heelt ze dan geen
oogen?
*Ellyl"
Zij 'heeft mij tóch gezien. Ja, nu moet ik wel
blijven staan en even met haar praten.
„Wat een eeuwigheid sedert wij elkaar
zagen! Is de oude dame zoo streng dat zij je
opgesloten houdt, cf hoe komt het anders dal
je op feest- noch werkdagen te zien bent?"
„Ja ik was wel wat gebonden."
„Ik heb nog een kwariier den tijd, laten wij
wat op en neer loopen."
Wat praat en vraagt zij veel. Het suist mij
in de ooren en ik hoor nauwelijks wat zij
zegt. Wat zij ai niet vertelt van de dames en
heeren, met wie zij op het kantoor Is, en die
mij niets aangaan. En toch is het niet onaar
dig. I'd is of ik uil een hol ontsnapt hen en
T' t i! in dc verte zie.Een ander leven na-
maar het is in ioig*- geval leven. En
eriuffrouw of jfiezelschapsiuffrouw I
bij eene of andere oude dame, of wat ik ook
zal worden, ik zal wel nooit anders het leven
zien dan als toeschouwster.
Neen, er niet aan denken! Nu schijnt de
zon en de bladerknoppen zwellen. En Hilda
is vroolijk en gezellig en de menschen kijken
naar ons.
Zien zij naar Hilda's opzichligen hoed of
omdat zij er zoo modieus uitziet, of omdat
zij ieder die zij ontmoet zoo vriendelijk aan
kijkt?
Ja, zij kijken ook naar mij en wel veel
meer dan wanneer ik alleen ben. Ik vind het
wel aardig en ik rind het toch ook niet aar
dig. Het ergert mij.
„Elly, ik moet je wat vertellen. Die gekke
Lindogneu, die aan Sven vertelde c!at hij ons
op het bal zag, kent den heer met wien jij
soupeerde. Hij heet Randlof en is burgemees
ter. Je hebt indruk op hem gemaakt en hij
heeft al een paar keer aan Lindegren gevraagd
of hij dat aardige, mooie, rose meisje van het
bal niet eens zag."
Wat flauw dat ik bloos! Nu zal Hilda den
ken dat ik verliefd op Qiem ben, ofschoon
het mij niet het minst kaji schelen of hij naar
me vraagt of niet. Ik had hem bijna vergeten.
Maar in ieder gevalToch is het niet on
aardig als je weet dat iemand aan je denkt.
„Denk je flat meneer Lindegren hein ver
teld heeft waar ik was?"
.Zeker. Hij ziet er wel aardig uit. Zou je
hem nog niet eens willen ontmoeten?"
Oah, het zou misschien wel aardig zijn hem
eens te spreken. Maar Hilda moet niet denken
dat ik weer naar een avontuur verlang.
,Och, zoo'n kennismaking op het bal! Je
moest je er eigenlijk voor sdhamen, dat men
elkaar toii zulk een gelegenheid had onjmoet."
„Schamen? Wat een nonsens! Nu, hel kwar
tier is om. Adieu."
„Het aardige, mooie, rose meisjel" Dal ben
ik! Er is dus iemand <lie aan mij derda, die
naar mij vraagt. Dat is bijna of ik iets be-
leeken. Stel je voor, stel jc dit eens voorl
Hoe zag hij er eigenlijk uit? Lang. Een
rond gezicht, geloof ik- Een groolc snor en
goedige, vroolijkc oogen. Aardig en aange
naam, maar niet gedistingeerd.
Zie zoo, nu ben ik weer thuis. En daar
staat Edla met haar onderzoekende oogen
„Neen, het is mij ook nu niet geiukt een
betrekking te krijgen." Zij kijkt mij teleur
gesteld aan als of ik haar een onrecht aan
doe. Ik geloof dal zij mij beschouwt als een
klaploopster en een doeniol, ofschoon zij mij
het werk uit dc handen heelt genomen. Maar
vandaag geef ik er niet oni. Iemand denkt er
toch aan het aardige, mooie, rose meisje. Het
leven is toch niet zoo ledig als gisteren.
„Er is iemand geweest die naar u vroeg,
juffrouw Elly, maar u was uit. Een meisje."
Edla's kleine, scherpe oogen zica mij ach
terdochtig en strenger aan dan gewoonlijk.
„Wie kan dat wezen? Hoe zag zij er uit?"
„Zij droeg een hoed zoo groot als een
tafelblad, vol rozen, en een hoofd met haar
als twee anderen."
Hilda! Dat komt ervan dat ik x»tet haar
gepraat heb; vervelend dot zij bier komt, hoe
wel zij weet dat ik het niet hebben wil.
Tante Ida, die iets verder op de sofa zit,
kijkt op van haar naaiwerk, en Edla staakt
haar bezigheid bij de buffetlade cn wendt het
hoofd naar mij toe. Beiden willen zien of ik
de bezoekster herken aan de beschrijving.
Maar ik heb geen lust om te laten zien dat ik
het weet.
„Zoo."
Ik zeg het zoo onverschillig mogelijk. Ik
ga voort mijn haar op le strijken.
Maar Edla wendt zich nu geheel tot mij,
zij laat nnj zoo gauw niet los.
„En zij had een lichtbruin wandelpak aan
met geborduurd garneersel, en het zat als
aan haar lijf gegoten. En verder zag zij er
uit als zoo'n gek spook, dat, zooals de men
schen zeggen, in den smaak van heeren valt."
Dat klinkt alles als een beschuldiging tegen
mij, omdat ik dubbelzinnige kennissen heb
Zij 'beleedigt mij, de nare, akelige, oude meid,
en ik kan haar niet met dezelfde munt be
talen omdat ik nuj houden moet alsof het
mij onverschillig is wat zij mij zegt.
Goddank, nu gaat zij weg. Ik haal altijd rui
mer adem wanneer zij de kamer uit is. Maar
Tante Ida zit daar nog cn ziet mij vragend
aan.
„Het was jammer dat zij haar kaartje niet
achterliet, dan wist je wie zc was."
„Ja dat was dom van haar."
„Het kan toch dat meisje niet zijn dat
je verleidde om mee naar dat bal te gaan?"
Tegenover tante Ida kan ik "een comedie
spelen. Ik moet haar in 't gelaat zien.
„Ja, waarschijnlijk was zij het."
„Sprak je haar onlangs?"
Ik ontmoette haar toevallig een paar da
gen geleden."
Nu legt zij haar werk op thaar knieën en
ziet mij doordringend aan. Die blik houdt
mij in bedwang. Wc voel mij laf en c^izellsfï^-
dig worden. Nu is het of ik iemand onrecht
doe en toch zou ik niet weten waarin dat
onrecht zou moeten bestaan.
„U moet niet gclooven, tante Ida, dat ik haar
opzoek. Al den lijd dat ik hier was, heb ik
haar niet ontmoet, vóór eergisteren. En ik
had aan Svcn gezegd haar le vragen niet hier'
le komen."
Zij zegt niets meer, inaar toch is hel of zij
mij laat beloven, dat ik Hilda geheel en al
uit den wog zal gaan. Ik moet een respecta-,
bel mensoh worden en mag dus niet in slecht
gezelschap zijn.
Iets als gewetenswroeging knaagt en
knaagt in mij. Ik kan Hilda toch maar niet
zoo ineens verzaken. Ik gevoel wel geen
groote sympathie voor haar» maar ik had,
liaar, toch ook wel kunnen- trachten te ver^
«ledigen. Zij heeft toch ook goede eigcni
schappon en zij <zal de vnouw van Svieö worv
den. Dat ik ook zoo laf kan zijn!
Edla niet do post. Een krant cn een brieL
De krant is voor tante Ida en de brief ia
voor mij. Heerlijk een brief te krijgen, ik krij^
er zoo zelden een.
O, van Hilda. Lk keu haar schrift
Dat ik nu juist bij tante Ida moet zitten
naaien, terwijl de brief komt. Ik kan hem niet
lezen als zij naar mij kijkt. Ik zal hem onge
opend in mijn zak steken.
„Lees je brief gerust, Elly. Er is niets gear
haast bij je werk."
,Dank u, het doet er niet toe, ik kan even
Hoed wachten."
„Is hij van huis?"
Zij is toch wel een beetje nieuwsgierig, dió
telle Ida!
Wordt vervolgd.