DE EEMLAN DER' Zaterdag 8 Augustus 1914. FEUILLETON. ELLYs BEPROEVING. v' N° 34 Tweede Blad. 13de «Jaargang. AMERSFOORTSCH DAGRL hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO, Idem franco per post 1.50# Per week (met gratis verzekering togen ongelukken) - 0.10» Afzonderlijke nummers - 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalvs op Zon- en Feestdagen. |t<lvertentiën geiiove men liefst vóór 11 uur, familie- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zonden. Bureaux UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regols.. f O.SO. Elke regel meer-0.10, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijt bestaan zeer voordcelige bepalingon tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnoinont. Eene oirculaire, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De oorlog. De Proclamatie van den Belgischen Koning. De „Vlaamsche Gazet" bevat den volledi- gen yiaamschen tekst van de proclamatie door koning Albert lot het leger gericht. Hij \uidt: Soldaten. Zonde!" de minste uitdaging van onzent- jwege heeft een gebuur, hoogmoedig door lijne kracht, de verdragen verscheurd, welke zijne handteekening dragen en schendt hij het grondgebied onzer vaderen. Omdat wij eigenwaarde hebben, omdat wij geweigerd hebben cerbreuk te plegen, valt hij ons aan; dat de eerbied .en de achting van alle volkeren U in deze plechtige oogenblikken sterke. Wanneer zij hare onafhankelijkheid be dreigd zag, heeft de Natie getrild en hare kin deren zijn als een stormwind naar de gren zen gerukt. Dappere soldaten ecner heilige zaak; in uw iöaie heldhaftigheid betrouw ik, en in naam van België groet Ik u. Uwe medeburgers zijn fier op u. Gij zult zegepralen want gij zijt de kracht ten dienste van het recht. César heeft van uwe voorvaderen gezegd: „Onder alle volkeren van Gallië zijn de Bel gen de dapperste. Roem aan het leger van het Belgische volk. Vóór den vijand herinner u, dat gij strijdt voor de vrijheid en voor uwe bedreigde haardsteden. Herinner u, Vlamingen, den Slag der Gulden Sporen, en gij, Luiker Walen, dat op dit oogenblik de eer der 600 Franchimonteezen u te beurt valt. Soldatgn, Ik vertrek uit Brussel om mij aan uw hoofd te stellen. Gedaan ten Paleize van Brussel, op heden 5 Augustus 1914. Albert. Luik vóór het bcicg „De Vlaamsche Gazet" vertelt een en ander over den toestand in Luik vlak voor het he- leg- Maandagmorgen waren het meest de Waal- sche dorpen uit het noorden van de stad, die voorraad en levensmiddelen hebben geleverd. Meer dan 500 stuks vee van alle slag zijn in kudden van telkens een vijftigtal de stad bin nen gekomen. Het aantal wagens en karre- vrachlen hooi, slroo, hout was rond den mid dag zoo groot, dat de heele Akademiestraat meer dan twee uur heeft volgestaan met vee en voertuigen, zonder dat iets een stap kon verzetten. Al het vee trok naar het oefeningsplein te Bressoux. Daar was 't alsof de heele arke van Noach haar verzameling had losgelaten. Het krioelt er van beesten, zoover het oog reikt. Een wemeling van vee en van kleuren is het er tusschen de menigvuldige karren en wagenvrachten, zooals men er zeker nooit ben in België zag. Daar tusschen door loopen mannen, vrouwen en kinderen, t Is een ge roep, een gebalk, een geschreeuw, een ge harrewar dat de hersens er van duizelen. Men behoeft niet te vragen of er de orde wordt gehandhaafd en het plein wordt afgezet. De „bleus" va» de burgerwacht zijn met dezen 'dienst belast. Zoocven kwamen nog 26 paarden van Haut- Pré, zeker opgeëischt in de boerderijen van Haspégouw. Woensdagmorgen zagen wij 'n dorpsonder wijzer uit bet Tongersche aan het hoofd van een kudde van meer dan 50 runderen. En zoo stuwt, davert en rommelt van al de wegen, die naar de stad leiden, dezelfde stoet levens middelen voor een bevolking, 'die misschien over enkele dagen zal leven tusschen een om heining van Duitsche soldaten. Men sprak reeds sedert enkele dagen in of- ficieele kringen van de mogelijkheid van een belegering van de stad door een Duitsch le ger. Niemand wou er aan gelooven. Thans nog gelooft niemand eraan, doch velen en meest nog hoogcr bedoelde officiccle kringen voorzien de mogelijkheid. De overheid weidt haar beste zorgen aan het opstapelen van levensmiddelen om de stad legen hongersnood te vrijwaren. Dit wordt reeds officieus medegedeeld. Minister Berrycr verzekert dat niets te vreezen is. De stad zal rijkelijk voorzien worden en de treinen zul len geregeld levensmiddelen aanvoeren. De bevolking is zeer gerust. Het gevecht van Visé. Over het gevecht van ,Visé bericht de Gazet te de Liege: Visé werd verdedigd door het tweede batail- lon van het twaalfde linie-regiment onder he vel van majoor Colijns. De genie had de brug van Visé laten springen. De brug van Argen- teau was geheel ingestort. Eene bres van 60 Meter was gemaakt in de brug van Visé. Om elf kwam kwam een talrijk contingent Pruisische kavallerie. De omstreken waren bezet door de bataillon van het 12e regiment en de beide reservecompagnieën bevonden zich daar eveneens. De Belgen waren prachtig ge dekt, verscholen door bouwvallen. Een peloton Pruisische kavallerie rukte op naar de brug van Visé. Plet werd bijna ver nietigd- door een vuur in de lengte van onze troeDen. Schoten werden tielost uit de huizen, zach bevindende op den reoatcroevei* van Visé, die reeds in de macht van den vijand was. Er was toch nog sleohts een levendig geweervuur tusschen de heide partijen. Nadat de Pruisische artillerie zich in batterij had ge stéld, moesten de Belgen zich terug trekken. De vijand had in werking gebracht eene sterke brigade infanterie, eene talrijke kavallerie, twee of drie batterijen artillerie en minstens vier mitrailleuses. Aan Belgische zijde had men twee dooden en een tiental gewonden. Bij de Pruisen zijn minstens tachtig geveld. De forten Pontisse, Barchon en Evegnéc zijn in werking getreden. Pontisse heeft in zonderheid goed geschoten en ging ort de door den vijand bezette stad te beschieten. Op het gevechtsterrein. Een 'bijzondere berichtgever van het Hbld. te Maastricht schrijft: Neen, nooit, nooit zal ik dit vergeten. Och, wanneer we thuis zijn of op ons bureau en we spreken dan over den oorlog en zijn ver schrikkingen, dan maken we ons zoo n vage voorstelling van acts afschuwelijks. Maar hoe ontzettend is de werkelijkheid van een slag veld. Ik ben heden geweest tot ver op het slagyeld. We hadden een auto genomen en stelden die in dienst v.an hel Roode Kruis om een of meer gewonden naar het hospitaal te Maastricht te vorvoeren. Welk een overgang van het Nederlandsoh op het Belgisch grond gebied l Tot Eijsden, de laatste Nederlandsche gemeente op den weg naar de Belgische gren zen, overvolle wegen, waar het wemelde van wandelaars, wielrijders, rijtuigen, automo bielen enz. En nauwelijks de grens gepas seerd, cersft een paar posten uhlanen en dan niets meer. Even eenzaam en verlaten lag de weg voor ons, totdat wij eenige honderden meters verder reeds stieten op een aanzien lijke Duitsche legermacht. Eenige vragen werden gedaan waar de meeste Duitsche ge wonden waren om hulp te verloenen, waar hulp het meest noodig was. Men verwees ons naar Argenteau en voort ging hot weer. Neen, ge behoeft geen teergevoelige natuur te zijn om bij den aanblik dien wij hadden met ont zetting te worden vervuld. Daar lagen ze, langs den weg, de arme kerels, d!ic den vori- gen dag nog voil moed waren ten strijde ge trokken. Naast elkaar lagen ze in de greppels te verstijven, de stoere uhlanen, vele met de eveneens doodgeschoten paarden naast zich. Zoo was het den geheelen weg langs tol Bernot. Menschen, paarden, koeden, alles lag daar op en langs den weg. In de weide en op de erven van boerderijen, allen en alles ten offer aan hot gruwelijk bedrijf, dat daar werd afgespeeld. Op hot laatst, als daar weer iets groenachtigs op den weg schemerde, als daar weer zoo-'n mooi uniform met het bebloede doode gezicht van zoo'n armen kerel te zien zou komen, wendde ik het gezicht af. Neen, dat niet meer! Zoo kwamen we in Bernot, een dorpje van naar schatting 2 A 3000 inwo ners. Maar niet een van hen was te zien. Het heele dorp reden we door zonder een men- schelijk wezen op te merken. Overal de stilte des doods. Niets, niets dan hier en daar wat kippen die de vernielde huizen in en uit vlo gen, door de kapot geramij'de deuren en ven sters. Welk een angstige beklemdheid dat geelt bij lachenden zonneschijn, een bloeiend landwegen, berg op, berg af, zagen we links en rechts nog de boerderijen branden. In Dalheim was het al niet veel anders dan in Bernot. Eenzaam sleohts zat daar een jong meisje voor éen café. Wat daar in dat kind omging! Weder passeerden we een groote Duitsche troepenmacht. Hoeveel er daar wel gekampeerd! waren, hot is onmogelijk te zeg gen. Maar het waren er duizenden en dui zenden. Zoo kwamen we ton slotte in Ar genteau, waar de meeste Duitsche gewonden waren onder gebracht. Te Brussel. Hot Hbld. bevat een eigen berichtgeving uit Brussel, luidende: Toen Woensdag, kort vóór middernacht, het' nieuws werd bevestigd, dat liet zevende Duitsche korps voor Luik was verslagen en naar de Ilollandsche grens was teruggedre ven, steeg liet enthusiasme tot een ongekend peil. Geen niensch in Brussel of hij was waar lijk buiten zich zelf van ontroering en trots Wie had het ooit gedacht dat die kleine Bel gen zulk een kraohligen wederstand, zouden bieden aan hot machtigste militaire rijk der wereld! liet eerste optreden der Belgische troepen is een zegepraal. De eer is reeds ge red. Ofschoon het nieuws als zou liet Luik sdie garnizoen de Diritschers tot de Holland- sche grens hebben achtervolgd, waarschijnlijk wel overdreven is, toch blijkt uit de ambte lijke berichten, dat van een ware overwin ning mag worden gesproken. Acht duizend Dudtschers z-ouden zijn gesneuveld, veertien honderd verwond. Talrijke vijanden zouden gevangen zijn genomen on naar de anderen zeggen zeven kanonnen buitgemaakt. De verkiezen van Belgischen kant zijn niet bekend. De gewonden zijto echter dezen och tend te Brussel aangekomen en werden geest driftig toegejuicht. Een duizendtal gekwetsten worden verwacht. Sedert één uur dezen nacht wordt de vesting nu aangevallen door het 10de legerkorps, dat op weg was naar de Vo gezen en teruggeroepen werd. Omtrent dezen aanval is tot nog toe niets anders bekend dan dat de defensie stand houdt. Een verwoede aanval zou zijn gedaan door middel van geblindeerde automobielen. Allen werden door het kanonvuur vernield. De vlieger, die gisteren een Zeppelin ver nielde, door er een bom te laten op neerval len, is Olieslagers. De aanslag door zes Duilschers in een straat van Luik gepleegd tegen den bevelheb ber van hot garnizoen generaal Leman, welke Duifcsohers Engelschc uniformen hadden aan getrokken, heeft het leven gekost aan vijf officieren van den staf. De Duitsehers zijn allen gesneuveld. Naar aanleiding van dezen aanslag, die waarlijk niet door antieke ridderlijkheid kan zijn ingegeven, is een geweldige paniek in de stad ontstaan, naar alle waarschijnlijkheid verwekt door zich nog in Luik bevindende Pruisen, doch deze duurde heel kort. Deschanel, de president van de Fransche Kamer, heeft aan den voorzitter der Belgi sche Kamer een telegram gezonden, waarin hij onder meer dit treffende zegt: „Ik ben ongetwijfeld de tolk van al mijn ambtgenoo- ten, als ik aan Uw Excellentie onze diepe be wondering betuig voor den heroïschen weer- leen <Ie vrijheid in Europa, het is de kam pioen der eer. Ook een Engelschc legermacht wordt ver wacht, daar generaal French reeds naar het oorlogster rein is vertrokken, terwijl zoo juist de eerste krijgsgevangenen hier zijn aange komen. Heroisch verzet. Dillon meldt uit Brussel, dat buitenlnndsche deskundigen ver klaren, dat het militaire verzet der Belgische troepen weinig minder dan heroisch is. Duitschland is verbaasd, dat koning Albert naar hét front ging, zeggende: Ik zelf aal mijn troepen aanvuren en eiken mijl gronds betwisten. Hoe gewelddadig de invalsmacht ook moge zijn en hoe groot de offers, onder zulke omstandigheden te sterven is het voor recht van den vaderlandslievenden souverein. (Hbld) Uit Maastricht. Geen wonder, dat cr in .Maastricht c-en on gewone stemming heersebt, zoo wordt van daar aan de N. R. Gt. geseiind. Men hoort er overdag en 's nachts» hot gebulder van het geschut over de grenzen, en den ganschcn dag rijden er auto's van de inderhaast lol hospitaal van het Roode Kruis ingerichte oude Augustijnenkerk naar het slagveld en terug. De zwaargewonden worden naar Maastricht vervoerd, omdat cr soms chirur gisch ingegrepen moet worden; de lichter ge kwetsten ontviuige.il hulp to Eysden. Juist toen ik vanmiddag kort na aankomst ui'. Nijmegen even in hot Roode Kruis-hospitaal binnenliep, waar een staf van geneeskundig i en veel vrouwelijke hulp op alles voorbereid zijn, werden or per auto drie Duitsche ge kwetsten aangcVoard. Ik zag hen hel por taal dor voormalige Augustijnenkerk, die ook al eens als school dienst gedaan heeft, bin nenkomen. Mon zeidé miji, dat h'cft twee of ficieren met één mindere wanen. De cenc sleepte zich voort niet een beenwond, de an der een rijzige 'gestalte wi'en de lange lichtgrijze soldatenjas los om de schouders hing, had een verband rond het hoofd, liet linnen was rood doorweekt van blood. Ik ver wonderde mij er over, dat or, nu kort bij onze grenzen zoo bloediig gevochten wordt, niet meer gekwetsten worden aangevoerd. Men toonde mij in hot hospitaal echter een heden ontvangen telegram vajn hel hoofdbe stuur van het Roode Knuis, waarin er aan herinnerd werd, dait het aan het ambulance personeel verboden is, over de grenzen van hot rijk gekwetsten op te gaan nomen, in gevolge hot Kon. besluit van 19 Ataart 1913. Een jonge gekwetste, in het Roode Kruis- hospitaal gebracht, drager van oen oristo- cralisclicn Duitsclien naam en zoon van ccn der aanvoerders, die voor Luik slaan, is van middag gestorven, llij was nog geen twintig jaar, zoo wordt (mij gezegd. Als ik dit telegram verzend, zijn nog geen 36 uren verloopen na de aankomst der eerste gewonden gisterenmorgen, en het is alsof we tienmaal langer hebben geleefd door aan blik dn vernemen van zooveel droevigsLicht in het donker is het liefdebetoon van velen en de sympathieke houding van- de bevolking van Maastricht. Allen, »die iels kunnen doen, tot padvinders toe, zijn vol ij vier. De garni-* zoenscommandanl is onvermoeid, de Duilsdho gend persoricaT d»oênafTret* ,v£?3lic-l van particulieren aldoor lei- (beschikking van het Roode Kruis geestelijken van bei de gezindten, doen hun plicht. Allen werken samen en het publiek is vol stilde deelne ming. Va!n. de gewonden zijn er in hel ge sticht Calvariënberg vier gestorven. Een hunner wals een Belg, verder 2 Duit sche fuseliers en de jonge graaf Arnim uit Brandenburg, wiens vader hoofd1 officii or der- zelfde trooponnxaqlit bij Visé was. De gewon den hebben Lor 'aanduiding van hun identi teit een bandje om den hals met een metalen plaatje, waarop het uaimnyer van het regi ment, enz. Het zijn meest jonge mannen uit Noord-Duiitschla'nd; oen enkele onder hen is gehuwd. Do moesten zijn even 20 jaar. Zij blijken meest allen chauvinistisch vader» landslievond en vragen naar oorlogsberichten ran „Paris" en de Jftranzosen". Uit hunne modedcclingen blijkt, dort. hot landvolk op de Belgische grensdorpen zich geducht hieeft verweerd, en ook, dat enkelen hunner bij ver gissing zijn getroffen door Duitsoh goweo/r- vuur in den nacht. Vandaag kwamen nog verscheiden Belgen. Onder hen een boerenjongen van missdiiev 14 jaar, wiens huisgctnoolen meerendeels zijn gedood. Voorts is in de oogebkliniek nog een Duilsclxer opgenomen, en in hel geslicht Calvairiënbei'g. eindelijk, twee kraamvrou- Onze kleinmoedigheid is onze grootste vij and; wij weten wel wat goed is, maar wij jchirven niet. Roman uit het Zweedsch door A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN. 19 „Nu, liet is nog geen verloving, maar ik lioop dat het zoo worden zal." O, nu begrijp ik haar vertrouwelijke mede- deeling. De kleine, grijze oogen, die vonken tegen mij schieten, zeggen dal zoo oprecht mogelijk. Zij is bang voor mij. Zij heeft ons gezien op 'eten weg. Zij is bang d'at ik haar hartelap zal inpalmen. O hemel, hoe heerlijk! Er is mis schien niets waar van die verloving. Opeens is het weer schitterend dag. Stel je voor, zij •is bang voor mijl Dan zal ik haar ook eens even aan het .schrikken maken! Wil zij mij niet met vrede laten, dan zal ik haar met gelijke munt be talen. „Maar hij is veel in de wereld geweest. Het zou toch kunnen gebeuren, dat zijn hart voor een ander sloeg?" „Haar zou ik /Wat, trekt zij mij aan den arm? Waagt jrij 't?'i Is of zij mij op hel «oa heeft. „Met haai* zou ik eerst eens een woordje willen spréken." - Wat beduidt dit? Is het een bedreiging? Is zij gek? Stil, kalm blijven. „Ja, Edla, dat zou je kunnen doen." Ik antwoord kalm, maar ik ben het niet. Zij ziet naar mij, ik weet het, ofschoon ik haai den rug heb toegekeerd. Er ligt iels dreigends over haar, iéts bijna vijandigs. Nu, hier in de zaal komt zij ten minste niet, zoo lang wij. eten. Maar aan haar blikken kan ik riet ontko men, die volgen mij overal. Ik ben niet inslaat om te luisteren naar wat or aan tafel gesproken wordt. Ik moet steeds aan haar denken. Wat meende zij er mee: „met haar zou ik eens een woordje willen spreken?" Met „haar" bedoelde zij mij, dat weet ik zeker. Maar meende zij iets meer? Meende zij er mee dat zij zoo met mij zou kunnen spreken, dial ik alle gedachten aan hem opgaf? Wil zij mij te kennen geven dat zij cenige macht over mij heeft? Neen, ik begin aan vervolgingswaanzin te lijden. Zij kan niets weten. Ik moet cr niet langer over tobben. Ik word nog gek. Ik wil nfu al dat akelige vergeten, vergeten, verge ten Ik heb het immers mijzelve beloofd. Maar ik kan het niet laten. O, ik weet het. Ik moet eraan denken, dag en nacht, dag cn nacht. Waarom was ik zoo onverzichlig tegen over haar in mijn vreugde en overmoed? Had ik niet gezegd dat hij weieens over een andere kon denken, dan had zij niet kunnen zeggen: „Met haar zou ik wel eens een woordje w illen sureketi." Maar het komt er niet op aan. Ilad zij het niet gezegd, dam had zij hel toch een anderen keer gedaan. Ik 'heb een gevoel alsof zij mij in haar klauwen had. Neen, stil, dwaze gedachten, niets dan inbeeld ingcnl Vergeten, vergeten, vergeten... „Als 't u blieft, juffrouw Nerbeck." Ik had niel verwacht dal in de groote brievenzak iels voor mij zou zijn. Maar daar reikt waarlijk kapitein Wange mij een brief toe. Sven's schrift? Engelschc postmerken? O, ik begrijp het. Hij heeft begrepen hoe schrikkelijk ik geloden heb en, zoodra hij voet aan wal zette, heeft hij zich gehaast om de kwitantie te zenden. O Goddank! Goddank, mijn leed is voorbijEn over een paai* dagen, misschien reeds morgen, ga ik onder het een of ander voorwendsel naar Stockholm. Ik los het zilver in en leg liet weer m. 't buffeL En dan mag zij mij aankijken zooveel zij wil, die gekke Edla. En ik zal terugkijken en ik zal lachen cn jubelen, niet luid maar toch zoo dalt zij het opmerkt O, mijn brief, mijn lieve briefl Is er niemand die kan hooren hoe mijn hark' klopt? Ik durf het couvert niet opmaken te midden der familie. Iemand zou de kwitantie kunnen zien. Ik ga stilletjes naar mijn kamer, zonder iets te zeggen. Zij zijn verdiept in hun brieven en couranten en merken niet dat ik wegga. Nu de trap op naar boven en naar mijn kamer. Mijn vingers trillen. Als ik er de kwitantie niet in vind Open. Ik zie het papier niet. Het papier, het papier.-,.. Nog een blaadje? Neen. Zitten gebleven in de enveloppe? Neen...» Zou hij de wrwisseling niet ontdekt héb* ben? Maar waarom schrijft hij dan? Hij heeft de kwitantie misschien ergens thuis wegge legd»? Er moet iets over in staan. Het moet Lief Zusjel" Nu ik een beter inzicht heb over mijn leven in den vreemde, wil ik de eerste gelegenheid aangrijpen om je alles te ver tellen tn meteen je mijn adres opgeven, opdat ik zoo gauw mo gelijk iets van je kan hooren. Ik nam mijn intrek in een hotel Waarom spreekt hij niet oyer de kwitantie? Dat is het gewichtigste, het eenige waar ik mij over bekommer. Ik wil veaxLer lezen. De kwitantieI de kwitantieI Geen woord erover op de eerste bladzijden, ook niet op de vierde. Geen enkel woord. - Ik kan inij niet bewegen, niet helder dén ken. Is het mogelijk dat hij de kwitantie niet heeft verwisseld, dat hij haar in de vestibule heeft verloren? Dan is alles voorbijl AllesI Neen, laat ik nu kalm zijn. Me bezinnen en denken. Probeer het Het is immers moge lijk dial hij niet naar zijn pandbrieven heeft gekeken. Hij heett er zoovele en bekommert er ach «sschien niet om wanneer ze ver vallen. Zoo zal het zijn. Zij liggen zeker in zijn portefeuille en hij kijkt er niet naar om. Had hij ze nagezien, dan zou hij Hilda of mij wel verzocht hebben, thet een of ander voor hem in te lossen. Dan zou 'hij de kwitantie van het horloge gemist hebben en er over gedacht en begrepen hebbeïi hoe het in elkaar zat. Hij zou mij dan na tuurlijk gewaagd hebben of hij de kwitantie met de andere mij gegeven had. Ja, natuurlijk. En nu hij het niet gedaan heeft, is het een bewijs dat ]hij de pandbrieven niet heeft na gezien en ctib.de verwisseling niet heeft kunnen ontdekken. Zoo moet hel zijn. Dat hij erover zwijgt, behoeft nog geen reden tot on gerustheid be wezen. Hel is niet noodig om vandaag angstiger te zijn dan gisteren. In tegendeel. Ja, minder ongerust, want ik heb nu het adres. Ik kan hein terstond schrijven en antwoord ontvangen binnen een maand. Hel is heel goed zoo, ik heb een hecie maand gewonnen. Het komt er nu maar op aan ge duldig te zijn. Ik moet mc niet angstig maken. Ik moet Edla's booze oogen nog een tijdje trolsceren. Ik zal haar zooveel mogelijk uit den weg gaan. Maar in ieder geval kan ik er mij mee troosten dat een gjroot gedeelte van mijn angstigen tijd erdoor verkort wordt. Angstig Ik wil niet meer angstig zijn. Ik heb niets om mij over te beangstigen. De kwitantie kan nergens anders zijn dan bij Sven. Ik he(b dit reeds honderdmaal lot mij- zelve gezegd. En toch blijft het daar binnen knagen "Wat een drukte op ihet plein voor den stal? Paardengetrappel, gehinnik, roepen en pra' ten. "Wat zou het zijn? O, het tweejarig veulen dal de kapitein als rijtuigpaard wil dresseeren. Maar waarom loopt de jongen met hem in het rond en waarom slaan mevrouw Wange cn Tord met een paar vreemde hoeren er allen naar te kijken? t Wat praat Tord druk! Hij wijst op het veulen en neemt het zelf aan den lialster en maakt zijn bek open. Mevrouw Wange gaat ook naar het paard, streelt en roemt het. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 13