DE E EM LAN DER". Dinsdag 25 Augustus 1914. BUITENLAND. FEUILLETON. JiLLYs BEPROEVING. N° 48 13°" Jaarpang. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF Co. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO* Idem franco per post 1.50* Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.1 O# Afzonderlijke nummers - 0.05. l)eze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ^.dvertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie* advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50, Dike regel meer0.10, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Grooto lotters naar plaatsruimto. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoeligo bepalingen tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezondon. Geeu failliet vau het Pacifisme. Er wordt nu in deze dagen van oorlogs waanzin en barbaarschheid veel gespot met het Pacifisme en liet Vredespaleis. Het woord Pacifisme zou uit de woordenboeken ge schrapt en het Vredespaleis in den Haag ge sloopt moeten worden, althans tot iets anders bestemd. Niets is meer misplaatst en onrechtvaardig dan deze spot. Nooit hebben de Pacifisten be weerd, dat zij nu reeds de wereld regeer ien, noch heeft een hunner voorspeld, dal met de inwijding van het Vredespaleis de eeuwige vrede aangebroken zou zijn. Het Pacifisme was 'n machtige, groeiende •beweging, 'n Taaien strijd had het te voeren Xnet het militairisme in den oaigunstigen zin des woords; meermalen was hel overwinnaar in den strijd, maar ditmaal zegevierde de oor logsfurie over den vredesengel. Evenmin als de sociaal-democratie ten dooue opgeschreven zou zijn, omdat hoL lot heden tevergeefs trachtte onze kapitalistische maat schappij aan 'het wankelen te brengen, even- in mag men spreken van 'n failliet van het ilisme, omdat hel ditmaal te kort schoot nover hel miiilaiiisiiic. üi verslagenheid gedenken wij, Pacifisten, dun beschavingsarbeid gedurende bijna 'n halve eeuw van Europecschen vrede, een ar beid dlie weldra nieuwe vruchten scheen te Bollen brengen, maar waarvan thans veel uoofczaam verkregen resultaten vernield zijn. klaar dit kan geen reden zijn tot wanhoop 4f tot ongeloof in de verwezenlijking der vre- ö*ffedachten. De voortgang der beschaving *an vertraagd, niot voorgoed gestuit worden. Wapengeweld en oorlogsverschrikkingui zijn in staat ons, menschen, te vernietigen, onverdelgbaar zijn de gedachten, overal en in allerlei vorm geuit, betreffende 'n elkander waardeerende en vertrouwende meiischlicid, 'o verhouding, die ondanks dezen allerdroe- vigslen toestand reeds thans tussoiien de meer derheid dier volkeren heeft bestaan, maar die helaas niet bij machte was zich tegenover den wil van enkele vorsten en diplomaten vol doende te doen gelden. Wel verre van onder ie gaan, zal het Paci fisme nu juist 'n groote vlucht gaan nemen. De langdurige vrede in 't grootste deel van Euro-, pa had het tegenw oordige geslacht de gruwe len van den oorlog doen vergeten. Zoo diep was de beschaving reeds in de volkeren door gedrongen, dat zij aan de 'mogelijkheid van 'n oorlog in onze dagen niet gelooven konden en er geen rekening mee hielden. Nu zijn zij rauw opgeschrikt. Nu hebben zij begrepen het vrede-gefluit van den miii- taii istischen vogelaar, die vrede beloofde mits men zich steeds sterker bewapende, „bi vis pacem para bellum" was het wiegelied, waar mee het 20e eeuwsche Europa in slaap gezon gen moest worden. En plots is de ontzetting van den modernen oorlog over ons gekomen. De krankzinnige krijgstoerustingen hebben niet gediend om oen vrede te bewaren, maar om den oorlog nog afsohuwelijkcr, nog moordender te maken. Maar nu men de rampen en de verschrik kingen, welke de oorlog meebrengt en zelfs aanricht in die landen, die er niet in betrok ken zijn, beleefd heeft, nu zullen allen zich verheffen en zal hel niet meer luiden: „de oorlog kan niet zijn", doch „de oorlog ill a g niet zijn." Dan zullen de rijen der Pacifisten vertien- dubbeld w orden en zullen "zij op hun beurt 'n uitroeiingsoorlog prediken tegen hel gevloek te mililairisme en ten strijde trekken met grooter, heiliger geestdrift dan nu de Fran sehen en Duitschers loonen. Want dezen trek ken op zonder te welen, zonder te begrijpen, waarom de Europeesche oorlog gevoerd wordt; maar de Pacifisten zullen weten dat zij den krijg aanbonden voor de heiligste zaak, de zaak der menschelijkheid, de zaak der be schaving, de zaak van den Eeuwigen Vrede. Politiek Overzicht De wereldstrijd. Sedert eenige dagen reeds is cr in de be richten over den oorlog sprake van een groo- ten veldslag, die ui gang is op het westelijke oorlog-ilooncel ergens in België, men weet niet precies waar. De berichten daarover be palen zich voorshands tot vage, cenigszins geheimzinnige aanduidingen, die de belang stelling wekken, maar haar met kunnen be vredigen. Van de lieden ontvangen telegrammen, die gewagen van den strijd ten oosten en ten westen van de Maas, waarin de Semois ge noemd wordt, eene zijrivier van de Maas die loopt in Belgisch Luxemburg niet ver van de Fransche grens, en van den slag, woedende over éen terrein van Luxemburg tol Bergen m Henegouwen, geldt hetzelfde. Zij hebben allen betrekking op den grooten veldslag, die sedert een paar dagen aan den gang is en die voor de eerste pnaze van den veldtocht op het westelijke uorlogslounecJl beslissend zal zijn. De positieve, uilkomst van den slag in Lo tharingen, die gevoerd is over een front, zich uitstrekkendie van Metz tot de Vogeezen, ziel men in 't beriolil dier bezetting van Luneville door de Duilscliers. Lunevillc, de hoofdstad van hel arrondissement van dien naam van het departement Meurthe et Moselle, is in vroegeren Lijd de residentie geweest van de hertogen van Lotharingen. Het is eene open stad. en de bezetting is zonder strijd geschied; zij heeft echter eene symptomatische betee- kenis, omdat zij hel bewijs levert, dat op dat deel van het oorlogsterrein de strijd op Fransch gebied is overgebracht. De Franschen hebben de grens moeten prijsgeven en voe ren nu strijd tot verdediging van den eigen grond. Volgens een officieel Duilsch bericht heb ben in dezen veldslag acht Fransche leger korpsen in het vuur geslaan. In vredestijd heeft Frankrijk 20 korpsen in het moederland, on een in Algerie-Tunesie, terwijf de koloniale troepen te zamen nog een legerkorps uitmar ken. De Afrikaansche troepen moeten yoor een deel op het Europeesche oorlogsveld zijn aangekomen. Meer dan een derde van het ge heel© Fransche leger moet in dezen slag dus in liet vuur geweest zijn. Men borekent de oorlogsfomialie van een legerkorps op twee ini'antcric-divisiën, eene reserve-brigade in fanterie, zes cscadrons en 3G batterijen, in 't geheel met eene verplegingssterkte van 49,090 man, eene gevechtsslerkte van 36,000 gewe ren, 900 sabels en 144 stukken geschut, afge zien. van bijzonder toegevoegde formaliên. Daar ook eenige kavallcrie-divisiën als leger- kavallerie aanwezig moeten zijn geweest, kan de totale sterkte van de vechtende troepen aan Fransche zijde op 310,000 man met 900 kanonnen berekend worden. Daar stond een Duilsch leger tegenover van minstens gelijke sterkte. De Köln. Zlg., aan wie deze bereke ning is onllcend, voegt daaraan toe, dat nog nooit in de wereldgeschiedenis zulk een ge tal strijders op elkaar is gestuit. Uit den tijd van de Napoleontische oorlogen vindt men, dat hij Wagram 310,000, bij Dresden 296,000, bij Leipzig 472.000, bij Belle Alliance 217,000 man in het vuur waren. Bij Solferino waren het 284,000, bij Kóniggralz 436,000, bij Grave- lot te 300,000, bij Mars la Tour 176,000, bij Se dan 244,000. Geen van deze groote veldslagen komt dus in het aantal combattanten den in de vorige week in Lotharingen gele verden slag nabij. De oorlog om ICiautsjoe. Met de door Japan tegen Duilscdiland ge richte oorlogsverklaring is het aantal oorlog voerenden lot neg- n geklommen en is het uiterste oosten van Azië in het oorlogsgebied opgenomen. Over drie werelddeelen woedt thans de strijd. Wel is waar behoeft niet te worden gevreesd, dat de brand zich over het gelieele uitgestrekte gebied van Azic zal \ei- spreiden. Het doel van Japan is, zich meester te maken van de Duitschc kolonie IviauUjoe en de vlag van de Duitsche oorlogsmarine uit de Oost-Aziliaschc wateren te verbannen. Als dat doel bereikt is, dan is voor Japan de reden vervallen om verder deel te nemen aan den strijd. En het zal niet veel moeite kosten, dat doel te bereiken, want hoe geducht Duitech- land's macht in Europa moge zijn, lot Oost- Azié reikt zijne macht niet. Wal kunnen de paar duizend man, die in Kiautsjoc in garni zoen liggen, en de enkele kruisers, die daar aanwezig zijn, uitrichten legen de Japanscke overmacht? Zij kunnen een voorbeeld geven hoe men zich. opoffert voor de Duitsche wapen eer; maar daarmee is de grens van hun kun nen bereikt. Zij kunnen niet tegengaan, da^ de Duitsche vlag uil Oosl-Azië verdwijnt. Uit een militair oogpunt biedt de rooftojh', dien Japan slaat te onderriemen, voigens een in dit nummer opgenomen telegram is hij reeds begonnen weinig belangwekkends. Van Duitsche zijde wordt erkend, dat er zoo goed als niets gereed is voor dc verdediging van Kiautsjoc. De oorlog is al te verrassend gekomen, en bovendien was Duitschland op een aanval van die zijde vol strekt niet verdacht. Die is hun gekomen als een donderslag uit een helderen hemeL Nog slechts weinige dagen geleden heeft het Japan- schc gezantschap te Rome een bericht laten uitgaan, dat het in het Engelsch-JapansJac traktaat van bondgenootschap voorziene ge val, dat de eene bondgenoot den ander moet helpen, niet aanwezig was; hel zou eerst in treden, als Duitschland Engelsche bezittingen in Oost-Azié aanviel of Japanscbe belangen schond. Ditzelfde is ook uit Weenen gesclutd. De Vóssischc Ztg. schrijft daarover: „Onlangs hebben te Weenen verschijnende dagbladen den tekst gebracht van bet Japansoh-Engelsche traktaat van bondgenoot schap. Het is niet aan twijfel onderhevig, dat deze mededeelingen afkomstig waren uit het Japanscbe gezantschap in Weenen, en he' is daarom dubbel opmerkelijk, dat de commen taren, die aan dezen tekst werden vastge knoopt, overeenstemmend luidden, dat door liet Duilsch-Engelsche conflict de casus ioc- deris voor Japan niet gegeven was. Ook de Japanscbe zaakgelastigde te Berlijn had lot het laalsle toe zijn best gedaan, de fictie le handhaven, dat Japan onzijdig zou blijven of althans niet onvriendelijk tegen Duitschland zou optreden. Voor eenige dagen werd ons be richt. dat de in Berlijn verblijf houdende Ja panners van 'hun gezant de instructie hadden gf-kregen, dal zij zich zoo spoedig mogeiijk naar een onzijdig land moesten begeven. Wij hebben dadelijk een van onze medewerkers opgedragen, den Japanscheri zaakgelastigde op te zoeken. Deze stelde de zaak als zeer on schuldig voor. Hij bewreerde, dat het aan zijne landslieden niet mogelijk was zich van mid delen te voorzien, en dat hij daarom aan lien, die over hel zenden van geld in verbiu- ding wilde treden met het moederland, had geraden in onzijdige landen te beproeven aan- sluitiug te krijgen. In zijn gesprek heeft de Japanscke diplomaat uitdrukkelijk verklaard, dat Japan wist welken dank.het aan Duitsch land schuldig was, en dat dankbaarheid «_en voorname karaktertrek van Japan was. Dat alles geschiedde weinige dagen voordal de zaakgelastigde in opdracht van zijne regeeiing (Üen brutalen eisUi aan hel departement van buitienlandsche zaken stelde. Wij weten nu wal wij van de Japansche dankbaarheid heb ben te verwachten." Duibclilaiid ondervindt nu, dat men op dank in de politiek niet kan rekenen. Japan han delt eenvoudig naar den stelregel, dat de ge legenheid den dief maakt. Een Fransoh spreek woord gunt aan een veroordeelde een kwar tier „pour maudire ses juges." Als een ver oordeelde dut mag doen, dan mag met nog veel meer recht een beroofde zijn hart luchten over den roover. De Duitsche pers maakt van daL recht een ruim gebruik en zij past het ook toe op Engeland, dat als de raadsman en aan stoker van dezen streek wordt gebrandmerkt. Met-bijzonder welgevallen wordt het oordcel aangehaald van het Zwecdschc dagblad Dagens Nyheler, dat het Japansche ultima um de meest schaamtelooze daad noemt, die de wereldgeschiedenis heeft gezien, eene hande ling van onverbloemd cynisme, die aan den jakhals en den aasgier herinnert. De oorlog. Berlijn, 2 4 Aug. (W. B.j Over de belee- kenis van de laatste groote Duitsche over winningen op het westelijk oorlogstoonecl be* richten de naar hel groote hoofdkwartier ge* zonden oorlogscorrespondenten van de groo* te dagbladen: Ook tegenover de troepen van den Duilsohen kroonprins stonden verscheidene Fransche legerkorpsen. De ten noorden en ten zuideg van Longwy verrichte opmarsch en aanval van de Duitschers was zoo onstuimig, dat de terugtocht van c'e Franschen hier en daar, evenals in den slag ten zuiden van Melz, in eene tcugellooze vlucht ontaardde. Eene ver vooruit gezonden avallcricdivisie vond den weg van den terugtocht bezaaid met wegge worpen geweren cr. andere wapenen, munitie en ransels. De overwinningen van de Bcier- sche en Duitsche kroonprinsen in de aanvals- beweging van dc Duitsche troepen hebben het Fransche leger uiteengereten. Men moet daar bij in aanmerking nemen, dat de opmarsch van de Duiitsclie infanterie, gedeeltelijk in een boschrijk terrein, niet door artillerie kon worden voorbereid. Een legeraanvoerder berichtte op den avonJÏ van een grooten slag zijne overwinning aldus; „De linie, die mij was bevolen, is bereikt." De Duitsche kroonprins seinde over zijne overwinning aan de kroonprinses: „liet leger heeft eene schitterende overwinning bevoch ten. De Franschen zijn ten dcele vluchtend teruggegaan." De koning van Wurtemburg ontving het volgende telegram: „Volledige overwinning, liet 13c korps heeft bewonderenswaardig gevochten. Ik ben er trolsch op zulke troepen onder mijn com* mando te hebben. Wilhelm, kroonprins.'5 P a r ij s24 Aug. (Ilavas). Een communi qué van den minister VUn oorlog 'houdt in, dat Luneville door de Duilscliers is bezet. (Luneville is de hoofdstad van het arren* dissement Luneville van hel Fransche depar* tement Meurthe et Moselle. De stad is nicf versterkt; zij is gelegen aan de samenvloeiing van de Meurthe en do Vezouze in eene ruime, vruchtbare vlakte). De Franschen traden overal aanvallend op, Hunne actie wordt geregeld voortgezet in vcri binding met het Engelsche leger. Londen, 25 Aug. (R.) De Fran* sclie ambassade bericht, dat ten n es* ten van de Maas bet Fugelscke leger op den linker vleugel van de Fran* sebe strijdmacht door de Dultsebera werd aangevallen. Het hield het vuur bewonderenswaardig uit en weerstond den vijand met de gewone zelibeheerscbing. Het Fransche leger, dat in deze streek opereert, rukte tot den aanval op. Het werd ontvangen door een moorddadig vuur. Het week daarvan niet terug, maar toen het tegen aanval had door te sta ast ..m do l'ruislsche gardewas het icn slotte genoodzaakt terug te gaan, doch niet dan nadat het reusachtige verliezen had toegebracht aan den vijand Het Duitsche keurkorps van de garde werd zwaar geteisterd. 'ien oosten van de Maas rnkten onze troepen vooruit door een zeer moelelijk terrein. Zij werden krach» Oorlog is waanzin; op elk slagveld staat duidelijk te lezen: verboden toegang voor de ftede, met hoeveel redenen een oorlogsver klaring ook zij omkleed. Roman uit het Zweedsch door A. Al. VAN DER LINDEN—VAN EDEN. 83 Welk een blijdschap, welk ecu zaligheid I Er wordt geklopt. .W-aarom sloot ik de de ui* niet 'af? „Binnen." Hoe kan hij haar nu binnen laten komen? Hoe koui hij het willen... Edla. En zij- juist! „Het eten is klaar." „Kom eens hier, Edia. Kijk eens naar deze knoop." Ilij wijst naar zijn jas. Goddank, dat hij tenminste deze kleine aanleiding aangrijpt om zijn bezoek te verklaren. Zou zij het ge looven „Je hebt iederen morgen mijn jas gebor steld en de knoop zien zitten en los gaan. heb lang in je goed hart geloofd, maar wat .moest ik doen toen het liior met ingreep? Qfoest ik loon niet naar Mildere hulp uitzien? t Is tijd om naar beneden te gaan." „Ik zal even mijn naaidoos wegbergen. Ga maar vooruit, ik 'kom dadelijk." Bevten zijn weg. Neen, ik duid niet mei hem tegelijk in de zaal komen. Ik anoel eerst in den spiegel kij ken hoe ik er uil zie, mijn haar gladstrijken, wat kalmer worden. Wat keek zij, dal vree- selijtke mensch! Hard en ijzig! En waf eer. onbeschaamde blik! Weer geklopt. „Binnen." Ja, daar is zij. Nog meer weerzinwekkend dan zooevan. Zij doet niets dan mij u inkijken. Is het uur geslagen? O. mijn God! Mijn God. I Zij sluit de deur achter zich „Juffrouw Elly, herinnert u zich nog dat ik een tijd geleden met u heb gesproken over Tord? „Over Tord? wanneer was dat?" „Ik zoide toen dat zij, die haar best deed om beslag op hein te leggen, eerst een woordje met mij zou moeien spreken. En hel ziel er naar uit alsof ik gedwongen zal worden hei nu te doen. Zij moet hem opgeven, anders. Hoe prikkelt zij mij, die vrouw. Hel storml in mij, zoodat ik de vrees voor haar voel verdwijnen. Ais zij meent dat ik haar niet m 't gezicht durf zien, dan vergist zij zich. Ik kaïn haar dreigende houding niet uitstaan. Anders?" Wat heeft zij in haar hand, die zij voor mij ophoudt? Is het.... Neen, dat kan niel, on mogelijk! Ik durf niet kijken. Ja, hel is een stuk papier. „Herkent u dit?" „Neen, ik heb het nooit tevoren bezien." Dit is waar. Maar ik weet toch wat het is; 't is de kwitantie, het papier, waarover ik dagen en nachten in angst heb geleefd, waar ik mijn halve leven voor had willen geven om het te bezitten. O, ik zou haar naar dc kc!el kunnen vliegen en het haar afnemen „Ik vond hot in dc vestibule op zekeren dag iiri 't voorjaar. Het ziet er uit als een kwi tantie van de bank van leaning." Listig als een kat. In hel volgende oogenblik waagt zij den sprong. „Mag ik l zien?" „Neen, neen, dal kan even "oed, terwijl ik hot vasthoud. Juffrouw Elly heelt 1och goede oogen?" Zij begrijpt dal zij haar niet terug zou krij gen. O, die vrouw1 „Hel is de kwitantie van juffrouw Arendi's zilver, dat in het buffet lag en nu weg is." „Hoe weet je dal, Edia?' „Omdat er twee sleutels op het bulfcl zijn en omdat ik de ééne altijd in mijn bezit heb. Maar het is vreemd dat juffrouw Elly cr niets van weel, de juffrouw, die toch den heclen sleutelring don laalslen lijd in haar bezit heeft gehad." Zij kent geen meelij, zij kent meen meelij! „Heeft de juffrouw wezenlijk hel mooie zilver niet gemist, dal zoo'n groote rlaa'i besloeg in hel buffet?" Zij is geen inensch, zij is een duivelin. „Geef mij het papier, Edla, can is hel zilver morgen weer terug. Ik zal liet inlossen. Ik heb liet geld or voor. Geef liet mij, geef hel mij Is zij doof, of waarom slaat zij daar zonder iels te zeggen. „Zoo, zoo, nam de juffrouw het weg? Ja, ia, al die mooie kleeren, die zij zich aan schafte, koslcn veel geld." „Leugen, gemeene leugen!" Zij wringt zich onder mijn vingers. Maar los ervan komt zij niet. Zij zal ze voelen, ze voelen Laat mi in arm los. anders schreeuw ik zoo luid dut zij het heneden hooren en dat wilt u zeker liever niet." De stoel, de stoel! lie moet mij ergens a.m vasthouden om niet te vallen. Ik ben dood vermoeid. Ik lean niet meerNu wordt hel beter. Zij heeft toch niet zóó geschreeuwd dat zij hel heneden konden hooren. Neen, hel blijlt stil; niemand komt de trap op. „Edla.... Ik zal je alles zeggen. Miju broer moest dien dag geld hebben. Moest, begrijp je, Edla? En toen hielp ik hem, ram... li -1 nemenHet was slechts voor één dag. Den dag daarop kreeg ik het geld. Maar hij had mij een verkeerde kwitantie gegeven. Ik be merkte liet pas toen ik het ben gaan inlossen. En hel andere, liet goede papier liad hij ver loren, schreef hij eenige dagen 'eden. Ik héb er den geheclen zomer op gewacht, zoo zeker was ik dal hij hel had. En zoo „O God!.... O God1" O, dat ik haai' laat zien.... Ik wilde kalm en bedaard blijven, maar ik kan niet. Zij ziet dal ik schrei, terwijl ik mij t rokeer. En zij hoort mij snikken. Zij heeft geen liart, zij slaat daar als een steenen beeld en gelooft gsen woord van hetgeen ik zeg Maar wacht, geld. Voor menschen als zij, is geld zooveel als een tooversLaf. Dat kan zij voelen en tasten. Wacht, wacht Li welke lade? Dóór, dóir heb ik het. „Kijk eens hier, Edla, kijk hier eens naar. Tweehonderd kronenGroote, grauwe papiertjes. Zijn ze niet echt, zeg het dan. Neem ze. Al dien tijd hdb ik ze in bewaring gehad." Dit had zij niet verwacht. Dc zwarte oogen bekiiktMl mi: vam truj tot teen. Ik weel dat Mc in haar achting stijg, alleen omdat ik dez« bankbiljetten in mijn liamden houd. „Heelt het zich zoo toegedragan dan is het wel jammer voor de juffrouw 1"- „Ach Edla, Edlal" Pas wilde ik haar mot mijn handen ver* nielen on»nu lig rk met mijn hoofd op haai\ schouder on sla ik mijn arm om Laar heen, En zij streelt mij onbeholpen met haar groole, grove handen. Welk een zwijgende, kiesche liefkozing! Het is mij of ik steun en bescher-' ming heb gevonden? Wat is hot heerlijk met mijn voorhoofd tegen haar aan te liggeau' Vreedzaam dn stil alsof alle zorgen Ver d we* nen zijn. Nu weet ik dal ik nooit rust heb gehad, in slapen of waken, ai dien oneindig langen tijd. Zij is niet zoo boos als ik dacht* geen duivelin, geen vijandin zooals ik meende,1 zij is mijn vriendin. „O, Edla, als je eens wist hoe vreeselijlF hut was!" „Ja, ja, arm kind, ik begrijp heel goed dat je het moeilijk hebt gehad. Zoo door een au.*1 ders schuld te moeten lijden- Arm, klein meisje, arm klein meisje!" Zij wiegt mij tot kalmte in haar omarming. Zij neemt mij in ha-re bescherming. Zij wil7 mij helpen. „Och, Edla, ik hield je voor een hard inensch, en je bont zoo goed, zoo goed - „Ja, maar nu ik alles weet, kan ik Je niet veroordeelon." Zij veroordeelt mij niet, zij verontschuldigt mijl Dan zullen de anderen het ook niet doen, als zij alles hooren. De last wordt van mi| afflznomen. En de angst en zelfkwelling wijken. Wordt vervoïad.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 1