DE E EM LAN DER".
Dinsdag 25 Augustus 1914.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
JiLLYs BEPROEVING.
N° 48
13°" Jaarpang.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO*
Idem franco per post 1.50*
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.1 O#
Afzonderlijke nummers - 0.05.
l)eze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
^.dvertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie*
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50,
Dike regel meer0.10,
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Grooto lotters naar plaatsruimto.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoeligo bepalingen
tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezondon.
Geeu failliet vau het
Pacifisme.
Er wordt nu in deze dagen van oorlogs
waanzin en barbaarschheid veel gespot met
het Pacifisme en liet Vredespaleis. Het woord
Pacifisme zou uit de woordenboeken ge
schrapt en het Vredespaleis in den Haag ge
sloopt moeten worden, althans tot iets anders
bestemd.
Niets is meer misplaatst en onrechtvaardig
dan deze spot. Nooit hebben de Pacifisten be
weerd, dat zij nu reeds de wereld regeer ien,
noch heeft een hunner voorspeld, dal met de
inwijding van het Vredespaleis de eeuwige
vrede aangebroken zou zijn.
Het Pacifisme was 'n machtige, groeiende
•beweging, 'n Taaien strijd had het te voeren
Xnet het militairisme in den oaigunstigen zin
des woords; meermalen was hel overwinnaar
in den strijd, maar ditmaal zegevierde de oor
logsfurie over den vredesengel.
Evenmin als de sociaal-democratie ten dooue
opgeschreven zou zijn, omdat hoL lot heden
tevergeefs trachtte onze kapitalistische maat
schappij aan 'het wankelen te brengen, even-
in mag men spreken van 'n failliet van het
ilisme, omdat hel ditmaal te kort schoot
nover hel miiilaiiisiiic.
üi verslagenheid gedenken wij, Pacifisten,
dun beschavingsarbeid gedurende bijna 'n
halve eeuw van Europecschen vrede, een ar
beid dlie weldra nieuwe vruchten scheen te
Bollen brengen, maar waarvan thans veel
uoofczaam verkregen resultaten vernield zijn.
klaar dit kan geen reden zijn tot wanhoop
4f tot ongeloof in de verwezenlijking der vre-
ö*ffedachten. De voortgang der beschaving
*an vertraagd, niot voorgoed gestuit worden.
Wapengeweld en oorlogsverschrikkingui
zijn in staat ons, menschen, te vernietigen,
onverdelgbaar zijn de gedachten, overal en in
allerlei vorm geuit, betreffende 'n elkander
waardeerende en vertrouwende meiischlicid,
'o verhouding, die ondanks dezen allerdroe-
vigslen toestand reeds thans tussoiien de meer
derheid dier volkeren heeft bestaan, maar
die helaas niet bij machte was zich tegenover
den wil van enkele vorsten en diplomaten vol
doende te doen gelden.
Wel verre van onder ie gaan, zal het Paci
fisme nu juist 'n groote vlucht gaan nemen. De
langdurige vrede in 't grootste deel van Euro-,
pa had het tegenw oordige geslacht de gruwe
len van den oorlog doen vergeten. Zoo diep
was de beschaving reeds in de volkeren door
gedrongen, dat zij aan de 'mogelijkheid van
'n oorlog in onze dagen niet gelooven konden
en er geen rekening mee hielden.
Nu zijn zij rauw opgeschrikt. Nu hebben
zij begrepen het vrede-gefluit van den miii-
taii istischen vogelaar, die vrede beloofde mits
men zich steeds sterker bewapende, „bi vis
pacem para bellum" was het wiegelied, waar
mee het 20e eeuwsche Europa in slaap gezon
gen moest worden.
En plots is de ontzetting van den modernen
oorlog over ons gekomen. De krankzinnige
krijgstoerustingen hebben niet gediend om oen
vrede te bewaren, maar om den oorlog nog
afsohuwelijkcr, nog moordender te maken.
Maar nu men de rampen en de verschrik
kingen, welke de oorlog meebrengt en zelfs
aanricht in die landen, die er niet in betrok
ken zijn, beleefd heeft, nu zullen allen zich
verheffen en zal hel niet meer luiden: „de
oorlog kan niet zijn", doch „de oorlog ill a g
niet zijn."
Dan zullen de rijen der Pacifisten vertien-
dubbeld w orden en zullen "zij op hun beurt 'n
uitroeiingsoorlog prediken tegen hel gevloek
te mililairisme en ten strijde trekken met
grooter, heiliger geestdrift dan nu de Fran
sehen en Duitschers loonen. Want dezen trek
ken op zonder te welen, zonder te begrijpen,
waarom de Europeesche oorlog gevoerd
wordt; maar de Pacifisten zullen weten dat
zij den krijg aanbonden voor de heiligste zaak,
de zaak der menschelijkheid, de zaak der be
schaving, de zaak van den Eeuwigen Vrede.
Politiek Overzicht
De wereldstrijd.
Sedert eenige dagen reeds is cr in de be
richten over den oorlog sprake van een groo-
ten veldslag, die ui gang is op het westelijke
oorlog-ilooncel ergens in België, men weet
niet precies waar. De berichten daarover be
palen zich voorshands tot vage, cenigszins
geheimzinnige aanduidingen, die de belang
stelling wekken, maar haar met kunnen be
vredigen.
Van de lieden ontvangen telegrammen, die
gewagen van den strijd ten oosten en ten
westen van de Maas, waarin de Semois ge
noemd wordt, eene zijrivier van de Maas die
loopt in Belgisch Luxemburg niet ver van de
Fransche grens, en van den slag, woedende
over éen terrein van Luxemburg tol Bergen
m Henegouwen, geldt hetzelfde. Zij hebben
allen betrekking op den grooten veldslag, die
sedert een paar dagen aan den gang is en die
voor de eerste pnaze van den veldtocht op
het westelijke uorlogslounecJl beslissend zal
zijn.
De positieve, uilkomst van den slag in Lo
tharingen, die gevoerd is over een front, zich
uitstrekkendie van Metz tot de Vogeezen, ziel
men in 't beriolil dier bezetting van Luneville
door de Duilscliers. Lunevillc, de hoofdstad
van hel arrondissement van dien naam van
het departement Meurthe et Moselle, is in
vroegeren Lijd de residentie geweest van de
hertogen van Lotharingen. Het is eene open
stad. en de bezetting is zonder strijd geschied;
zij heeft echter eene symptomatische betee-
kenis, omdat zij hel bewijs levert, dat op dat
deel van het oorlogsterrein de strijd op
Fransch gebied is overgebracht. De Franschen
hebben de grens moeten prijsgeven en voe
ren nu strijd tot verdediging van den eigen
grond.
Volgens een officieel Duilsch bericht heb
ben in dezen veldslag acht Fransche leger
korpsen in het vuur geslaan. In vredestijd
heeft Frankrijk 20 korpsen in het moederland,
on een in Algerie-Tunesie, terwijf de koloniale
troepen te zamen nog een legerkorps uitmar
ken. De Afrikaansche troepen moeten yoor
een deel op het Europeesche oorlogsveld zijn
aangekomen. Meer dan een derde van het ge
heel© Fransche leger moet in dezen slag dus
in liet vuur geweest zijn. Men borekent de
oorlogsfomialie van een legerkorps op twee
ini'antcric-divisiën, eene reserve-brigade in
fanterie, zes cscadrons en 3G batterijen, in 't
geheel met eene verplegingssterkte van 49,090
man, eene gevechtsslerkte van 36,000 gewe
ren, 900 sabels en 144 stukken geschut, afge
zien. van bijzonder toegevoegde formaliên.
Daar ook eenige kavallcrie-divisiën als leger-
kavallerie aanwezig moeten zijn geweest, kan
de totale sterkte van de vechtende troepen
aan Fransche zijde op 310,000 man met 900
kanonnen berekend worden. Daar stond een
Duilsch leger tegenover van minstens gelijke
sterkte. De Köln. Zlg., aan wie deze bereke
ning is onllcend, voegt daaraan toe, dat nog
nooit in de wereldgeschiedenis zulk een ge
tal strijders op elkaar is gestuit. Uit den tijd
van de Napoleontische oorlogen vindt men,
dat hij Wagram 310,000, bij Dresden 296,000,
bij Leipzig 472.000, bij Belle Alliance 217,000
man in het vuur waren. Bij Solferino waren
het 284,000, bij Kóniggralz 436,000, bij Grave-
lot te 300,000, bij Mars la Tour 176,000, bij Se
dan 244,000. Geen van deze groote veldslagen
komt dus in het aantal combattanten den in
de vorige week in Lotharingen gele verden
slag nabij.
De oorlog om ICiautsjoe.
Met de door Japan tegen Duilscdiland ge
richte oorlogsverklaring is het aantal oorlog
voerenden lot neg- n geklommen en is het
uiterste oosten van Azië in het oorlogsgebied
opgenomen. Over drie werelddeelen woedt
thans de strijd. Wel is waar behoeft niet te
worden gevreesd, dat de brand zich over het
gelieele uitgestrekte gebied van Azic zal \ei-
spreiden. Het doel van Japan is, zich meester
te maken van de Duitschc kolonie IviauUjoe
en de vlag van de Duitsche oorlogsmarine uit
de Oost-Aziliaschc wateren te verbannen. Als
dat doel bereikt is, dan is voor Japan de reden
vervallen om verder deel te nemen aan den
strijd. En het zal niet veel moeite kosten, dat
doel te bereiken, want hoe geducht Duitech-
land's macht in Europa moge zijn, lot Oost-
Azié reikt zijne macht niet. Wal kunnen de
paar duizend man, die in Kiautsjoc in garni
zoen liggen, en de enkele kruisers, die daar
aanwezig zijn, uitrichten legen de Japanscke
overmacht? Zij kunnen een voorbeeld geven
hoe men zich. opoffert voor de Duitsche wapen
eer; maar daarmee is de grens van hun kun
nen bereikt. Zij kunnen niet tegengaan, da^ de
Duitsche vlag uil Oosl-Azië verdwijnt.
Uit een militair oogpunt biedt de rooftojh',
dien Japan slaat te onderriemen, voigens
een in dit nummer opgenomen telegram is hij
reeds begonnen weinig belangwekkends.
Van Duitsche zijde wordt erkend, dat er
zoo goed als niets gereed is voor dc
verdediging van Kiautsjoc. De oorlog is al
te verrassend gekomen, en bovendien was
Duitschland op een aanval van die zijde vol
strekt niet verdacht. Die is hun gekomen als
een donderslag uit een helderen hemeL Nog
slechts weinige dagen geleden heeft het Japan-
schc gezantschap te Rome een bericht laten
uitgaan, dat het in het Engelsch-JapansJac
traktaat van bondgenootschap voorziene ge
val, dat de eene bondgenoot den ander moet
helpen, niet aanwezig was; hel zou eerst in
treden, als Duitschland Engelsche bezittingen
in Oost-Azié aanviel of Japanscbe belangen
schond. Ditzelfde is ook uit Weenen gesclutd.
De Vóssischc Ztg. schrijft daarover:
„Onlangs hebben te Weenen verschijnende
dagbladen den tekst gebracht van bet
Japansoh-Engelsche traktaat van bondgenoot
schap. Het is niet aan twijfel onderhevig, dat
deze mededeelingen afkomstig waren uit het
Japanscbe gezantschap in Weenen, en he' is
daarom dubbel opmerkelijk, dat de commen
taren, die aan dezen tekst werden vastge
knoopt, overeenstemmend luidden, dat door
liet Duilsch-Engelsche conflict de casus ioc-
deris voor Japan niet gegeven was. Ook de
Japanscbe zaakgelastigde te Berlijn had lot
het laalsle toe zijn best gedaan, de fictie le
handhaven, dat Japan onzijdig zou blijven of
althans niet onvriendelijk tegen Duitschland
zou optreden. Voor eenige dagen werd ons be
richt. dat de in Berlijn verblijf houdende Ja
panners van 'hun gezant de instructie hadden
gf-kregen, dal zij zich zoo spoedig mogeiijk
naar een onzijdig land moesten begeven. Wij
hebben dadelijk een van onze medewerkers
opgedragen, den Japanscheri zaakgelastigde
op te zoeken. Deze stelde de zaak als zeer on
schuldig voor. Hij bewreerde, dat het aan zijne
landslieden niet mogelijk was zich van mid
delen te voorzien, en dat hij daarom aan
lien, die over hel zenden van geld in verbiu-
ding wilde treden met het moederland, had
geraden in onzijdige landen te beproeven aan-
sluitiug te krijgen. In zijn gesprek heeft de
Japanscke diplomaat uitdrukkelijk verklaard,
dat Japan wist welken dank.het aan Duitsch
land schuldig was, en dat dankbaarheid «_en
voorname karaktertrek van Japan was. Dat
alles geschiedde weinige dagen voordal de
zaakgelastigde in opdracht van zijne regeeiing
(Üen brutalen eisUi aan hel departement van
buitienlandsche zaken stelde. Wij weten nu
wal wij van de Japansche dankbaarheid heb
ben te verwachten."
Duibclilaiid ondervindt nu, dat men op dank
in de politiek niet kan rekenen. Japan han
delt eenvoudig naar den stelregel, dat de ge
legenheid den dief maakt. Een Fransoh spreek
woord gunt aan een veroordeelde een kwar
tier „pour maudire ses juges." Als een ver
oordeelde dut mag doen, dan mag met nog
veel meer recht een beroofde zijn hart luchten
over den roover. De Duitsche pers maakt van
daL recht een ruim gebruik en zij past het ook
toe op Engeland, dat als de raadsman en aan
stoker van dezen streek wordt gebrandmerkt.
Met-bijzonder welgevallen wordt het oordcel
aangehaald van het Zwecdschc dagblad
Dagens Nyheler, dat het Japansche ultima um
de meest schaamtelooze daad noemt, die de
wereldgeschiedenis heeft gezien, eene hande
ling van onverbloemd cynisme, die aan den
jakhals en den aasgier herinnert.
De oorlog.
Berlijn, 2 4 Aug. (W. B.j Over de belee-
kenis van de laatste groote Duitsche over
winningen op het westelijk oorlogstoonecl be*
richten de naar hel groote hoofdkwartier ge*
zonden oorlogscorrespondenten van de groo*
te dagbladen:
Ook tegenover de troepen van den Duilsohen
kroonprins stonden verscheidene Fransche
legerkorpsen. De ten noorden en ten zuideg
van Longwy verrichte opmarsch en aanval
van de Duitschers was zoo onstuimig, dat de
terugtocht van c'e Franschen hier en daar,
evenals in den slag ten zuiden van Melz, in
eene tcugellooze vlucht ontaardde. Eene ver
vooruit gezonden avallcricdivisie vond den
weg van den terugtocht bezaaid met wegge
worpen geweren cr. andere wapenen, munitie
en ransels. De overwinningen van de Bcier-
sche en Duitsche kroonprinsen in de aanvals-
beweging van dc Duitsche troepen hebben het
Fransche leger uiteengereten. Men moet daar
bij in aanmerking nemen, dat de opmarsch
van de Duiitsclie infanterie, gedeeltelijk in
een boschrijk terrein, niet door artillerie kon
worden voorbereid.
Een legeraanvoerder berichtte op den avonJÏ
van een grooten slag zijne overwinning aldus;
„De linie, die mij was bevolen, is bereikt."
De Duitsche kroonprins seinde over zijne
overwinning aan de kroonprinses: „liet leger
heeft eene schitterende overwinning bevoch
ten. De Franschen zijn ten dcele vluchtend
teruggegaan."
De koning van Wurtemburg ontving het
volgende telegram:
„Volledige overwinning, liet 13c korps
heeft bewonderenswaardig gevochten. Ik ben
er trolsch op zulke troepen onder mijn com*
mando te hebben.
Wilhelm, kroonprins.'5
P a r ij s24 Aug. (Ilavas). Een communi
qué van den minister VUn oorlog 'houdt in, dat
Luneville door de Duilscliers is bezet.
(Luneville is de hoofdstad van het arren*
dissement Luneville van hel Fransche depar*
tement Meurthe et Moselle. De stad is nicf
versterkt; zij is gelegen aan de samenvloeiing
van de Meurthe en do Vezouze in eene ruime,
vruchtbare vlakte).
De Franschen traden overal aanvallend op,
Hunne actie wordt geregeld voortgezet in vcri
binding met het Engelsche leger.
Londen, 25 Aug. (R.) De Fran*
sclie ambassade bericht, dat ten n es*
ten van de Maas bet Fugelscke leger
op den linker vleugel van de Fran*
sebe strijdmacht door de Dultsebera
werd aangevallen. Het hield het
vuur bewonderenswaardig uit en
weerstond den vijand met de gewone
zelibeheerscbing.
Het Fransche leger, dat in deze
streek opereert, rukte tot den aanval
op. Het werd ontvangen door een
moorddadig vuur. Het week daarvan
niet terug, maar toen het tegen
aanval had door te sta ast ..m do
l'ruislsche gardewas het icn slotte
genoodzaakt terug te gaan, doch niet
dan nadat het reusachtige verliezen
had toegebracht aan den vijand
Het Duitsche keurkorps van de garde
werd zwaar geteisterd.
'ien oosten van de Maas rnkten
onze troepen vooruit door een zeer
moelelijk terrein. Zij werden krach»
Oorlog is waanzin; op elk slagveld staat
duidelijk te lezen: verboden toegang voor de
ftede, met hoeveel redenen een oorlogsver
klaring ook zij omkleed.
Roman uit het Zweedsch door
A. Al. VAN DER LINDEN—VAN EDEN.
83
Welk een blijdschap, welk ecu zaligheid I
Er wordt geklopt.
.W-aarom sloot ik de de ui* niet 'af?
„Binnen."
Hoe kan hij haar nu binnen laten komen?
Hoe koui hij het willen... Edla. En zij- juist!
„Het eten is klaar."
„Kom eens hier, Edia. Kijk eens naar deze
knoop." Ilij wijst naar zijn jas. Goddank, dat
hij tenminste deze kleine aanleiding aangrijpt
om zijn bezoek te verklaren. Zou zij het ge
looven
„Je hebt iederen morgen mijn jas gebor
steld en de knoop zien zitten en los gaan.
heb lang in je goed hart geloofd, maar wat
.moest ik doen toen het liior met ingreep?
Qfoest ik loon niet naar Mildere hulp uitzien?
t Is tijd om naar beneden te gaan."
„Ik zal even mijn naaidoos wegbergen. Ga
maar vooruit, ik 'kom dadelijk."
Bevten zijn weg.
Neen, ik duid niet mei hem tegelijk in de
zaal komen. Ik anoel eerst in den spiegel kij
ken hoe ik er uil zie, mijn haar gladstrijken,
wat kalmer worden. Wat keek zij, dal vree-
selijtke mensch! Hard en ijzig! En waf eer.
onbeschaamde blik!
Weer geklopt.
„Binnen."
Ja, daar is zij. Nog meer weerzinwekkend
dan zooevan. Zij doet niets dan mij u inkijken.
Is het uur geslagen? O. mijn God! Mijn God. I
Zij sluit de deur achter zich
„Juffrouw Elly, herinnert u zich nog dat
ik een tijd geleden met u heb gesproken over
Tord?
„Over Tord? wanneer was dat?"
„Ik zoide toen dat zij, die haar best deed
om beslag op hein te leggen, eerst een woordje
met mij zou moeien spreken. En hel ziel er
naar uit alsof ik gedwongen zal worden hei
nu te doen. Zij moet hem opgeven, anders.
Hoe prikkelt zij mij, die vrouw. Hel storml
in mij, zoodat ik de vrees voor haar voel
verdwijnen. Ais zij meent dat ik haar niet m
't gezicht durf zien, dan vergist zij zich. Ik
kaïn haar dreigende houding niet uitstaan.
Anders?"
Wat heeft zij in haar hand, die zij voor mij
ophoudt? Is het.... Neen, dat kan niel, on
mogelijk! Ik durf niet kijken. Ja, hel is een
stuk papier.
„Herkent u dit?"
„Neen, ik heb het nooit tevoren bezien."
Dit is waar. Maar ik weet toch wat het is;
't is de kwitantie, het papier, waarover ik
dagen en nachten in angst heb geleefd, waar
ik mijn halve leven voor had willen geven
om het te bezitten. O, ik zou haar naar dc
kc!el kunnen vliegen en het haar afnemen
„Ik vond hot in dc vestibule op zekeren dag
iiri 't voorjaar. Het ziet er uit als een kwi
tantie van de bank van leaning."
Listig als een kat. In hel volgende oogenblik
waagt zij den sprong.
„Mag ik l zien?"
„Neen, neen, dal kan even "oed, terwijl
ik hot vasthoud. Juffrouw Elly heelt 1och
goede oogen?"
Zij begrijpt dal zij haar niet terug zou krij
gen. O, die vrouw1
„Hel is de kwitantie van juffrouw Arendi's
zilver, dat in het buffet lag en nu weg is."
„Hoe weet je dal, Edia?'
„Omdat er twee sleutels op het bulfcl zijn
en omdat ik de ééne altijd in mijn bezit heb.
Maar het is vreemd dat juffrouw Elly cr niets
van weel, de juffrouw, die toch den heclen
sleutelring don laalslen lijd in haar bezit heeft
gehad."
Zij kent geen meelij, zij kent meen meelij!
„Heeft de juffrouw wezenlijk hel mooie
zilver niet gemist, dal zoo'n groote rlaa'i
besloeg in hel buffet?"
Zij is geen inensch, zij is een duivelin.
„Geef mij het papier, Edla, can is hel zilver
morgen weer terug. Ik zal liet inlossen. Ik
heb liet geld or voor. Geef liet mij, geef hel
mij
Is zij doof, of waarom slaat zij daar zonder
iels te zeggen.
„Zoo, zoo, nam de juffrouw het weg? Ja,
ia, al die mooie kleeren, die zij zich aan
schafte, koslcn veel geld."
„Leugen, gemeene leugen!"
Zij wringt zich onder mijn vingers. Maar los
ervan komt zij niet.
Zij zal ze voelen, ze voelen
Laat mi in arm los. anders schreeuw ik
zoo luid dut zij het heneden hooren en dat
wilt u zeker liever niet."
De stoel, de stoel! lie moet mij ergens a.m
vasthouden om niet te vallen. Ik ben dood
vermoeid. Ik lean niet meerNu wordt hel
beter. Zij heeft toch niet zóó geschreeuwd dat
zij hel heneden konden hooren.
Neen, hel blijlt stil; niemand komt de
trap op.
„Edla.... Ik zal je alles zeggen. Miju broer
moest dien dag geld hebben. Moest, begrijp
je, Edla? En toen hielp ik hem, ram... li -1
nemenHet was slechts voor één dag. Den
dag daarop kreeg ik het geld. Maar hij had
mij een verkeerde kwitantie gegeven. Ik be
merkte liet pas toen ik het ben gaan inlossen.
En hel andere, liet goede papier liad hij ver
loren, schreef hij eenige dagen 'eden. Ik
héb er den geheclen zomer op gewacht, zoo
zeker was ik dal hij hel had. En zoo
„O God!.... O God1"
O, dat ik haai' laat zien.... Ik wilde kalm
en bedaard blijven, maar ik kan niet. Zij
ziet dal ik schrei, terwijl ik mij t rokeer. En
zij hoort mij snikken. Zij heeft geen liart, zij
slaat daar als een steenen beeld en gelooft
gsen woord van hetgeen ik zeg
Maar wacht, geld. Voor menschen als zij,
is geld zooveel als een tooversLaf. Dat kan
zij voelen en tasten. Wacht, wacht
Li welke lade? Dóór, dóir heb ik het.
„Kijk eens hier, Edla, kijk hier eens naar.
Tweehonderd kronenGroote, grauwe
papiertjes. Zijn ze niet echt, zeg het dan.
Neem ze. Al dien tijd hdb ik ze in bewaring
gehad."
Dit had zij niet verwacht. Dc zwarte oogen
bekiiktMl mi: vam truj tot teen. Ik weel dat Mc
in haar achting stijg, alleen omdat ik dez«
bankbiljetten in mijn liamden houd.
„Heelt het zich zoo toegedragan dan
is het wel jammer voor de juffrouw 1"-
„Ach Edla, Edlal"
Pas wilde ik haar mot mijn handen ver*
nielen on»nu lig rk met mijn hoofd op haai\
schouder on sla ik mijn arm om Laar heen,
En zij streelt mij onbeholpen met haar groole,
grove handen. Welk een zwijgende, kiesche
liefkozing! Het is mij of ik steun en bescher-'
ming heb gevonden? Wat is hot heerlijk met
mijn voorhoofd tegen haar aan te liggeau'
Vreedzaam dn stil alsof alle zorgen Ver d we*
nen zijn. Nu weet ik dal ik nooit rust heb
gehad, in slapen of waken, ai dien oneindig
langen tijd. Zij is niet zoo boos als ik dacht*
geen duivelin, geen vijandin zooals ik meende,1
zij is mijn vriendin.
„O, Edla, als je eens wist hoe vreeselijlF
hut was!"
„Ja, ja, arm kind, ik begrijp heel goed dat
je het moeilijk hebt gehad. Zoo door een au.*1
ders schuld te moeten lijden- Arm, klein
meisje, arm klein meisje!"
Zij wiegt mij tot kalmte in haar omarming.
Zij neemt mij in ha-re bescherming. Zij wil7
mij helpen.
„Och, Edla, ik hield je voor een hard
inensch, en je bont zoo goed, zoo goed -
„Ja, maar nu ik alles weet, kan ik Je niet
veroordeelon."
Zij veroordeelt mij niet, zij verontschuldigt
mijl Dan zullen de anderen het ook niet doen,
als zij alles hooren. De last wordt van mi|
afflznomen. En de angst en zelfkwelling
wijken.
Wordt vervoïad.