„DE E EM LAN DER".
Zaterdag 19 September 1914.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Broeder en Zuster
N° 70 Tweede 3lad.
13d' Jaargang.
Sofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF 8> Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
1 8 maanden roor Amersfoort f 1.00*
_dem franco per post- 1.50*
•F£er week (met gratia verzekering tegen ongelukken) O.IO.
A&onderiijke nummers 0.05*
jpeze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
AdvertentiGn gelieve men liefst röór 11 uur, familio*
Advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT I.
Intercomm, Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer O.IO,
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordeolige bepnlingon
tot het herhaald adverteereo in dit Blad, by abonnouiont.
Eene ciroulairo, bovattende de voorwaarden, wordt op
Aanvraag toegezonden.
Nederland en de oorlog.
D u m-D u in.
Een lezer deelt aan hel Ilbld. mede, dat een
jegevierend binnentrekkend vijandelijk leger
ook in onze munitie-magazijnen <lc hand
zou kunnen leggen op zekeren voorraad ver
boden kogels, bekend onder de benaming
,/TOtt model", die na de Vredesconferentie van
1899 met vernietigd werd, maar zuinigheids
halve bestemd werd voor oefeningen in vre
destijd met scherpe patronen.
De voorraad zal nog niet uitgeput zijn en
thans, wear uit de depots opgevraagd, als de
l-iansciie, in origmeeie verpakking ui de ma
gazijnen liggen. Het in beslag nemen van dien
rooraad, zou ecliler absoluut niols bewijzen
ten nadeele van ons legerbestuur.
Voor Belgische kinderen.
Te Amsterdam is opgericht de vcrceiuglng
„Tehuis voor Belgische Kindereu", ten doel
hebbende Belgische kinderen, die zich op
Nederlandsch grondgebied bevinden en door
den oorlog hmuie natuurlijke verzorgers ver
loren hebben, lijdelijk of blijvend in Ncder-
bndsahe gezinnen te doen opnemen, zonder
eenige vergoeding en zooveel mogelijk in de
zelfde omgeving zoowel materieel als gods
dienstig. als waarin deze kinderen waren
opgevoed.
Als een bewijs dat deze vereend ging in een
steak gevoelde behoefte voorziet, kan worden
medegedeeld, dat reeds nu plaatsing wordt
gezocht voor een veertigtal kinderen in cn
buiten Amsterdam.
V r ij c I n v o e r v a n vee
in Frankrijk.
H. M. gezant te Bordeaux deelt mede, dat
in Frankrijk is opgeheven het invoerrecht on
ossen, koeien, stieren, jonge ossen, jonge
stieren, vaarzen, rammen, schapen, lammeren,
bokken, geiten, Yarlcens en biggen.
Achtergebleven bagage.
De in Duitschland achtergebleven bagage
van Amerikanen zal evenals op de Duilsche
Spoorwegen door S. S. gratis vervoerd wor
den naar Rotterdam, om vandaar per Hol-
lalid-Amerikalijii naar Amerika te worden
verzonden.
Uit li e t m ij n d i s t r i c t.
Men schrijll uil Heerlen aan verschillende
bladen:
Hel is een algemeen belang, maar voor de
mijnstreek een levensquaestie, dat de Noder-
landsche mijnen gedurende de crisis kunnen
blijven doorwerken. Momenteel bedraagt de
productie aan steenkolen voor de meeste ir/j-
nen omstreeks 80 pet. van de productie vóór
de crisis, terwijl Staatsmijn Emma zelfs meer
kolen maakt d«an in Juli. Toch werken er jn
doorsnee minder arbeiders (dan 80 pet.) dan
voor de crisis, omdat de voorbereidende
werkzaamheden in het gesteente noodig om
de kolen bloot tc leggen, zooveel mogelijk zijn
stopgezet. De springstoffen daartoe noodig,
dynamiet, etc. komen onder normale omstan
digheden uit Duitschland en worden thans
Lii het geheel niet aangevoerd.
Bovendien bepaalt men zich tot het delven
van de kolen, uit de velden, die het minste
deenwerk vorderen, -op die manier de indus
trie drijvende op een wijze, diie men onder
normale omstandigheden zou bestempelen
met den naam „roofbouw". Na de crisis zal
dit zich ongetwijfeld doen kennen in een
vermiaderde productie der mijnen, die dan
voornamelijk het achter gebleven steen werk
zullen moeten inhalen In dit verband lieeft
dJe directie der Staatsmijnen besloten het werk
op Staatsmijn Hendrik, waar nog geen kolen
gewonnen worden, stop te zetten, cn de ar
beiders te gebruiken in Staatsmijn Emma,
d>ie eerst kort in exploitatie is, en waar blijk
baar juist vóór de crisis groote velden voor
den afbouw zijn klaargekomen.
Overtreding verbod van uitvoer.
De rijksambtenaren te Dinxperlo hebben
een wagen met 0000 pond meel aangehouden,
welke over de Pruisische grens zou worden
gebracht.
Van den Hak op den Tak.
(Weekpraatje).
Op de slagvelden wordt thans de geschiede
nis geschreven.
Het nageslacht zal van dezen tijd gewogen
als van een der gewichtigste in de wereldhisto
rie, die, wie weet, beslissend wus naar verschil
lende zijden.
Echter, welke ook de uitkomst moge zijn, toch
zal het iot der volken niet louter worden be'
paold door de kracht van het zwaard.
Daar zijn nog andere factoren, die het ge
meenschapsleven beheerschen, en daaraan on
dergrond, koers en bestemming geven.
Oppermachtig is ten slotte ook het wapen
geweld niet en geen zedelijke kracht heeft het
ooit duurzaam, of zelfs maar langdurig kunnen
onderdrukken.
Wie vermag te zeggen vraagt Het Cen
trum welke nieuwe stroomingen zich baan
breken bij de volken, wanneer straks de strijd-
roes heeft uitgewoed?
Wij zouden niet dui ven voorspellen, dat deze
schrikbarende wereldbrand de laatste groote
oorlog zal zijn.
Men heeft zich reeds vroeger aan dergelijke
voorspellingen gewaagd, en telkens volgde na
langer of korter tijd de beschaming.
Maar wel raag men vertrouwen, dat, wanneer
thans de vrede moge het toch zeer spoedig
wezen'. is hersteld, met meer kracht dan ooit
de oorlog tegen den oorlog zal worden gevoerd.
Geen krachtiger argumenten voor de Vredes
beweging, dan de verschrikkingenwaardoor
het beschaafd Europa zich thans geteisterd ziet.
En de onuitwischbare indrukken van dezen
tijd zullen telkens opnieuw een krachtige stimu
lans zijn om. die beweging te versterken en
dieper de volken en regeeringen overtuigen van
de noodzakelijkheid, hun geschillen op andere
wijze te beslechten, dan door den vernielenden
slag van het zwaard.
Wij lezen van verschrikkelijke wreedheden in
dezen oorlog, waarvan we hier geen opsom
ming zullen geven. Een enkel staaltje slechts
ten bewijze hoe men te werk gaat.
Een port. telegram uit Berlijn aan de „Msbd."
meldt
„Naar wij bij geruchten vernemen, is hier de
volgende verschrikkelijke bestraffing toegepast
op Russische krijgsgevangenen.
Zeventigduizend Russische Polen, welke door
Duitsche troepen gevangen waren genomen,
waren sinds eenigen tijd luer geïnterneerd.
De geest, welke onder hen heerschie, was
over het algemeen vrij goed, tot op zeker nood
lottig oogenblik om weike reden weten wij
niet één der Polen het misdrijf beging om
een Duitsch korporaal het hoofd af tc slaan.
Om nu een afschrikwekkend voorbeeld te stel
len, deed de Duitsche commandant de 70,0(10
krijgsgevangenen aantreden en vervolgens op
elke tien manschappen één man doodschieten.
Zoodoende boetten 7000 man de misdaad van
één hunner krijgsmakkers met hun leven."
Hopen we, dat dit gerucht onjuist blijkt.
Een mcnschenleven heeft in den oorlog wei
nig waarde. En 't is niet slechts aan één zijde,
dat men zóó optreedt, al hoorden wij meest, dat
het de Duitschers waren, die zich te buiten
gingen.
Zoowel van Belgische als van Duitsche zijde,
schrijft de „N. K.", worden meer dan eens ge-
heele lijsten gruwelen gepubliceerd, die door
Duitsche soldaten op Belgen, of wel door Bel
gen op Duitsche soldaten zouden gepleegd zijn.
Naar hetgeen wij ook van ooggetuigen ver
namen, staat het vast, dat er van beide zijden
ongelooflijke gevallen van wreedheid te vermel
den zijn. De oorlog, op zich zelf reeds zoo
tragisch, is daardoor nog treuriger geworden.
Noch Belgische, noch Duitsche Regeering
of Legerbestuur keuren deze gruwelen goed of
bevorderen ze. Integendeelherhaaldelijk vindt
men vermeld, dat Duitsche soldaten ook met
den dood gestraft zijn voor daden van geweld
en de Belgische regeering heeft overal laten
bekend maken, dat zij het schieten van burgers
op soldaten veroordeelt en verbiedt.
Daarom mag men noch de Belgen, noch de
Duitschers in 't algemeen aansprakelijk stellen
voor de gepleegde gruweldaden. Ieder leger en
ieder land heeft sinistere individuen, die voor
geen geweldpleging terugdeinzen; dit is bij
•ederen opstand en bij eiken oorlog ondervon
den.
Dit houde men toch wel in 't oog, als men
soms van feiten leest ol hoort, die de haren te
berge doen rijzen.
Intusschenwaar men het ook oneens over
moge zijn één historisch feit is er (tevens
ook een anthropologisch verschijnsel) dat door
niemand zal kunnen worden aangevochten de
vuilheid van een gedeelte der Fronsche troe
pen, bepaaldelijk van de Senegeleezen. In een
correspondentie van het „Handelsblad" over
den toestand in en om Namen, lezen we daar
over o. a. het volgende „In de hospitalen lig
gen op dit oogenblik nog een 700-tal meest
zwaar gewonde soldoterv de licht gewonden
zijn allen naar Duitschland vervoerd. Onder
deze 700 zijn zoowel Duitschers als Belgen en
Franschen. Bij de laatste zijn ook Senegalee-
zen, en dat schijnen rare kostgongers te zijn.
Een Belgische chirurg deelde mij mede, nooit
in zijn leven zulke vuile klanten gehad te heb
ben ze zitten letterlijk onder de vlooien en
volgens hern was dat nog niet het ergsteEn
verder is er met deze kerels letterlijk mets aan
te vangen, ze lijken ongevoelig voor pijn en
tot in de gevangenis heeft men gewonde Sene-
galeezen moeten stoppen, omdat er geen huis
mee te houden was. Daarbij is hun huid zoo
hard, dat men moeite heeft er bij het opeieeren
doorheen te komen! Vcimoedelijk zijn de
Duitsche soldaten, die met deze zwarte Afrika
nen hebben kennis gemaakt, nu juist niet voor
hun pleizier uit geweest
Indien eens de eisch gesteld werd dat een
vijand tegen wien men vecht, althans niet vol
„vluchtige vloyen, des slapers verdriet" zoo-
ais, meenen we, Spieghel zegt behoorde te
zitten, nu ja, aan zou zelfs Wilson die overi
gens al het oorlogsnieuws, evenals ieder ander,
uit de zooveeiste hand ontvangt dit als rede
lijken eisch kunnen accepteeren.
Met de ontwikkeling der moderne moord
werktuigen, die thans over bijna geheel Europa
hun plicht te doen krijgen, is de vooruitgang
der oorlogschirurgie hond in hand gegaan. Het
spreekt vanzelf, dut, nu de kogels van vorm
veranderd zijn, en dus andere wonden achter
laten, het lichaam van den armen soldaat op
andere wijze moet worden behandeld. Ook heb
ben de gewijzigde medische theorieén hun in
vloed gehad. De hcdendaogsche wondbehande-
ling berust uitsluitend op het principe, dat een
wond met geen enkel stofje in aunraking mag
komen. En de kleine kogels van tegenwoordig
leenen zich uitstekend hiertoe. De wonde, die
zoo n kogel achterloet, is zeer klein. Door de
snelheid gebeuit het vaak, dut de kogel het
lichaam aan de tegenovergestelde zijde verlaat.
Wordt er geen edel orgaan getroffen, dun is
het zeer waarschijnlijk, dat de wond in het
vleesch bijna ongemeikt vergroeit.
Verschillende medici, die in de laatste oor
logen hun krachten aan het verzorgen der ge
wonden besteedden, hebben opgemerkt, dat
zulke wonden slechts zelden geïnfecteerd wor
den. De huid groeit vrij spoedig dicht en de
bloederige korst, die gevormd wordt, helpt nog
mee, dc bacillen buiten te sluilen. Werd er
alleen rnet dergelijke kogels geschoten, dan
zou de teak van het Roode Kruis niet haar
enormen omvang hebben. Doch helaas een
humanitaire oorlog moet nog worden uitgevon
den. En zooals uit de gevechten in de Belgi
sche dorpen blijkt, zijn de soldaten er sedert
de M'ddeleeuwcn niet menschlievender op ge
worden.
De moderne veldhospitalen zijn werkelijk
voorbeeldig ingericht. De militaire arts van
heden beschikt op het slagveid even goed over
de Röntgen-apparaten als wanneer hij rustig
spreekuur houdt.
Amputeeren doet men tegenwoordig niet
veel meer. Het voornaamste werk is verbanden
leggen en nog eens verbanden leggen. Een
enoime vooruitgong der moderne oorlogschi
rurgie, is de overbodigheid van water niet
zelden zijn mijlen ver rondom het slagveld olie
bronnen verpest desinfecteert men tegen
woordig de handen met CO pCt. alcohol. De
omgeving der operatieplaats en de omgeving
der wond worden gereinigd met jodium-tinc-
tuur of mastisol. Door de droge behandeling
worden de genezing der wond zoowel als de
steriliteit bevorderd. Of de moderne oorlogs
chirurgie door haar vooruitgang de verschrik
kingen van het slagveld tempert?
Wie nog in bewondering kan komen voor het
„grootsche" der moderne moordwerktuigen, zal
die bewondering zeker ook gevoelen voor het
zware belegeringsgeschut van 42 c.M.
In de „Münchener Neueste Nachr." vindt het
Hbld." beschreven, hoe de Duitschers met be
hulp van hun geweldige 42 centimeter-mortieren
Manonvillcr, het sterkste verdedigingswerk van
de steking Nancy, tot overgave hebben gedwon
gen.
De kanonnen zijn meer dan manshoog en van
geweldige lengte. Daar zij op grooten afstand
en over de bergen heen schieten moesten, waren
zij bijna recht naar den hemel gericht. De baan
kon zoo hoog gesteld worden, dat wanneer het
geschut aan den voet von den Mont-Blanc op
gesteld werd, de kogels over den hoogsten berg
van Eu-opa zouden vliegen.
Bij de beschieting van Manonviller zagen de
bedienende manschuppen het doel niet. Maar
geen nood, wat men niet ziet kan men bereke
nen. Met behulp van uitstekende kaarten ge
lukte het spoedig, zich vrij goed in te schieten.
Door middel van kabelballons werd nu verder
geobserveerd waar het schot neerkwam en de
richting nader verbelerd. Toen begon het eene
kanon om de tien minuten zijn zware lading uiA
te werpen en weldra ook het andere. Het tempo
werd tot vijf minuten versneld. In andcrholven
dag gingen honderd cn twintig schoten of
Toen zwegen de vuurmonden. Want Manonvil
ler wos genomen.
„GrootscK" is hel millioencntal, dot. in gelds
waarde, de oorlog verslindt. Ons verstand dui
zelt, wonneer we d:e ontzettende cijfers lezen
Zóóveel oilers voor zulk een bloedig, onmen-
schelijk werkHoeveel kost een g c-
doode v ij and?
Ik heb in eeu Aiuerikaansch dagblad ge
lezen, fcchrijft de generaal Percin, dut, in den
modernen ooi log 75,000 frs. noodig zijn om
een man tc dooden.
Dit cijfer kwam mij als overdreven v®or en
ik heb getracht het te verbeteren. Maar «ie uit
komst heeft bewezen dut het Amerikaunsche
dagblad eerder te weinig dan te veel opgaf.
Inderdaad, Frankrijk heelt in 1870—71, 2 mil
liard besteed aan oorlogskosten, 1 milliard vooi
het in goeden staat brengen van het oorlogs
materiaal, 5 milliard oorlogsschatting, dan nog
2 milliard voor den interest van die som en
andere uitgaven, die uit die leening voort
vloeien.
Ziehier ecnige uitgaven gedaan in andere
oorlogen
In den Russ.-Turkschen ooi log (1877— 1878)
Turk 2 milliardin den Russ.-Japanschcn oor
log Rusl. U milliard
Ziehier 't u.intol dooden in die oorlogen
In den Fransch-Duitschen oorlog hadden do
Duitschers 23,600 dcocen. In den Russ.-Turk
schen oorlog sneuvelden 10,600 Russen en in
den Russ.-Japonschen oorlog vonden 5S,IMMJ
Japanners den dood.
Dus in die oorlogen koslte één gedoode vij
and in de tegenpartij
In 1870-71 105,000 fruncsin 1877-78
75,000 francs eit in 1905 102,000 francs.
Moeilijk kon men zich een voorstelling maken
van de hoe-grootheid van een reuzensom als
een milliard.
In de Tielsche Courant staat een zeer aardige
uiteenzetting en voorstelling van hoeveel een
milliard is. Dat deed mij denken aan wat ik
eens gelezen heb aangaande een millioen. Een
millioen. Nu ja, dut is duizendmaal zoo weinig,
dat is een duizendste dc-el van een milliard, dat
is lang zoo veel niet. En toch is een millioen
al heel veel.
Wilt ge weten hoeveel een millioen is?
Verbeeld U dan eenen muur, zeer, zeer lang,
en zeer hoog. Een werkman kreeg in lost oin
eiken dag zijn hooge ladder tegen dien muur te
plaatsen, en van een grooten pot met teer voor
zien, er met een kwast duizend zware breede
streepen op te strijken. Hij deed het. Hij be
gon den eersten Januari en plaatste eiken dug
zijn ladder tegen den muur, beklom zijn lodder
en plaatste eiken dog zijn duizend strepen. '1 oen
hij dit een jaar lang had volgehouden, overzag
hij zijnen arbeid, een reuzenwerk. Maar, hij had
nog slechts 365,000 strepen geplaatst, bij lange
nu geen millioen. Het tweede jaar begon en dc
werkman begon opnieuw en sloeg nooit over,
geen enkelen dag cu aan het einde van dat
jaar berekende hij, dal er 730,GUU strepen ston
den. Er ontbraken dus nog 270,000 strepen, dat
was nog juist 270 dagen, dat is 9 maanden, dat
is September uit. Den eersten October von het
derde juor kan de man zijnen arbeid overziende,
triomfantelijk zeggendaar stuat nu mijn mil
lioen 1
KEUVELAAR.
De weg naar krijgsroem gaat over vele
graven.
oorspronkelijke roman door
Thérèse FIoven.
„in. kan het niet heipon, dat ik er aan ge-
Jdacht heb," zei hallo verontschuldigend. „Ik
deed het niet expres. Het kwam van zelf."
„Nugoed--- - roep hem dan maai
en pas op, dat je Ferruccio niet wakker
maakt, en danLallo, denk er om, dat je
In ij altijd Jacques noeint en niet Nica....
„Och! hoe kan dat nu? Ma/tlhieu weet toch,
mijn broer Jacques groot is en hij kent
Zullen we hcni daar maar laten?"
„Vind-je hem erg leelijk?" vroeg Nica op
"Sens,
„Hoe bedoel-je dat?"
„Wel, vind-je hem leelijk?"
„Nu mooi is hij alle* «elialve."
„Wie zou leelijker zijn, Matthieu of jij?"
„Ben ik leelijk,, Nica.... vind je mij leelijk,
gi je houdt van me?"
Zonder hierop te letten* vervolgde Nica
fia denkend.
„Matthieu zal ook wel schoorsteenveger
moeten wordenof hij 't naai' zou binden?
'XL nietten minste niet heel erg
„Maar Lallo ga hem dan toch halen»* zei ze
eensklaps, oo veranda-den toon. «Anders
wordt de patroon wakkeren worden w:j
gesnapt."
Na een korten, inwendigen strijd had haar
goede hart toch de overwinning behaald.
Ze 'had het oneindig prettiger gevonden om
alleen niet Lallo te vluchten; in de eerste
plaats, omdat ze \ap hein hield cn gaarne bij
ntm was, maar ook, omdat ze maar al te goed
wist, dat zijn vader hem aan biguor Gazzo-
ietti verkoclit had uit armoede en dat d'ic ar
moede aan haar vader te wijten was. Door met
hem mee te ga .ui en zijn ballingschap te
deelen* deed zij een gedeelte der schuld ai,
die haar vader op zich geladen had.
In Monique Itaveuau, t eenvoudige natuur
kind, sprak, nog iets van 't heldenbloed, dat
in de vroegere geslachlcn dei' Savoisiens ge
stroomd had.
In haai* was een sterk gevoel van recht cn
een groote neiging om onrecht Le herstellen.
En 't was ook dat diepe rcohtvaaidigheids-
bcsci. dait haar noopte Matthieu eveneens te
redden van een ellendig, hard lol onder een
strengen meester.
Nu Lallo eenmaal op 'L denkbeeld, om hem
mee te nemen, gekomen was, zou ze het on
billijk ge\onden hebben hein bij <len patroon
te laten.
Goede ingevingen waren als wenken van
Iioogcr Hand, ze moesten gevolgd wordfen.
Intusschen scheen haar de tijd, die Lallo
weg bleef, onnoodig lang.... en een plotse
linge angst maakte zich van haar meester.
Als Signor Gazzoletti eens wakker gewor
den was?
Als Lallo hera, door de een of andere on
handige beweging, gewekt had?
Wat dan? Natuurlijk zou hij hun plan dan
verijdelen en zouden zij er veel erger aan toe
ziin dan te voren*
Eigenlijk dom dat ze Lallo terug had
laten gaan, een onnoodig oponthoud.
liada ai* hoorde ze geritselen zag
ze, in de ochtend-schemering, twee kleine
kleine gedaanten 't bergpad opkomen.
Toen ze bij haai' waren, wenkte zij zc met
de hand, haar te vodgen en te zwijgen.
Daarna rende ze oorl; als oen genu» sprong
ze van den bezanen weg af en in 't ravijn
de heide jongens haar achternaze hield
steeds links aan, tot ze aan een beek kwam.
Toen hield ze even op; haar kameraadjes
kwamen, na enkele minuten, hijgende en ver
moeid bij haar aan.
„Nioabon-je dol geworden?" vroeg
Lallo. „Ik hob je telkens geroepen. Waarom
heb-je niet geantwoord en waarom licb-je
zulk oen lastigen weg gekozen? De arme
Matthieu kan niet meer en ik ben ook moe.
„Lafaards!"
AJs oen zweepstriem voelden ze '11
„Je ging zoo gauw," waagde Matthieu op
te merken'. „En dan, de kleine Balmat heeft
gelijk, liet was verschrikkelijk zoo van rots
tot rots te moeten springen en dat zoo lang
achtereen
„Domkop."
Ze perste de lippen vast op elkander als
besloten hun geen uitsluitsel te geven.
Toen scheen ze van meening te verandoren,
iels, dat haar nog ai oens overkwam en
barstte ze los: „Begrijpen jelui dan niet, dat
ze ons zuilen zoeken en dat we daarom geen
spoor moeten nalaten? De sneeuw is nog zoo
versch elke stap is er op te zien
Lallo keek Matthieu met zegevierenden
blik aan, alsof hij vragen wilde: „Wat zeg-je
daarvan?"
Deze vroeg verlegen of ze den weg wist?
-Neemaar ik zol zien een kaart le krii-
gen. In elk geval moeten wij links gaan, om
dat Gazzolclli van plan was rechts aan te
houden. Wc moeten nu dit water over. We
zullen onze schoenen uittrekken en een waad
bare plek moeten zoeken."
Vóór de koude ingevallen was, had het
verscheiden dagen geregend, waardoor hel
beekje gezwollen was; zoodat het niet alleen
dieper was geworden, maar door de snelle
slrooming was het water met een troebel
schuim overdekt cn kwamen de steeneu, die er
op den bodeiu lagen, nauwelijks tc zien.
Ook was tiet oversteken, door dc* trekking
van het water, niet van gevaar ontbloot.
Voor Lallo en Nica, die van dat ze ioopen
konden aJ, altijd met hun beiden hadden rond
gezworven en voor geen enkele waaghalzerij
waren lenig gedeinsd, was het niets, maar
voor Matthieu, die een klein, min ventje was,
en meestal bij zijn vader thuis had gezeten,
was 't ecu geduchte waag.
Terwijl hij, met zijn bloote voelen, op een
nat cn waggelend steenblok stond en angstig
toekeek, hoe de anderen naar een volgend
rusl p unt keken, vroeg hij aich onwillekeurig
af, wat hij er eigenlijk ïise had
en of het niet gemakkelijker zou zijn geweest
maar met Signor Gazzoletti mee te gaan?
Doordat hij er zijn gedachten niet bij had
en 'hel voor hom, door ongewoonte of aange
boren ongeschiktheid, zooveel moeielijkcr was
dan voor zijn makkeitjes, waren Nica cn
Lallo reeds aan de overzijde, toen hij nog
pas in 't midden van *t stroompje was.
En toen.... niet voor de anderen willende
onderdoen, nam hij een grooten, doch slecht
berekenden, sprong, zoodat hij 't volgende
blok miste en voorover in 't water stortte.
/onder zirth te bedenken, vlo-i/en de klciiu
Balmat en zijn aangenomen zusje, als uil één
beweging, naar hem toe.
„/.ie jij zijn aruien tc pakken," riep Nica,
die steeds wist wal le doen. „Dun zal ik zip
beenen grijpen. Wc zijn nu toch nat en moe
ten er maai* door."
Matthieu scheen al eeu heel lastig plckjt
voor zijn buiteling uitgekozen le hebben, ge
lijk Nica hem naderhand lachend verzekerde.
Ten minste, het duurde eeu heel poosje, vóór
de twee kleine redders er in geslaagd waren
den drenkeling op 't droge te brengen.
Och! en toen was 't nog een rampzalig
groepje; alle drie waren ze doornat cn koud
cn hongerig.
't Ergste was nog, dat ze, door het incident,
vergeten hadden op hun kousen en schoenen
te passen. Matthieu had de zijne in zijn hand
•gehouden, maar ze, iu zijn val, verloren en
Nica en Lallo hadden ze op den oever neer
gelegd.... met 't plau ze dadelijk aan le
trekken.
Ze schenen echter door den stroom te zijn
meegesleept; ten minste, toen ze er naar
zochten, waren zc verdwenen.
En zoo stonden do arme, verkleumde kin
deren. bibberend van de kou, klappertandend
van het (kille waterbad en rammelend van den
honger.
Nica was de eerste, die zich herstelde.
„We moeten maar weer hard loopen, dat
is het beste. En 't gaat veel beter op bloote
voeten."
„Maar, 't doet zoo'n pijn, klaagde Matthieu.
„Kom, we zijn toch jongens."
En toen lachte zc en Lallo lachte mee en
Matthieu moest ook wel mee doen, of hij wilde
of niet
Wordt vervolgd