„DE E EM LAN DER". Zaterdag 19 September 1914. BINNENLAND. FEUILLETON. Broeder en Zuster N° 70 Tweede 3lad. 13d' Jaargang. Sofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURO. Uitgevers: VALKHOFF 8> Co. ABONNEMENTSPRIJS: 1 8 maanden roor Amersfoort f 1.00* _dem franco per post- 1.50* •F£er week (met gratia verzekering tegen ongelukken) O.IO. A&onderiijke nummers 0.05* jpeze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. AdvertentiGn gelieve men liefst röór 11 uur, familio* Advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT I. Intercomm, Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer O.IO, Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordeolige bepnlingon tot het herhaald adverteereo in dit Blad, by abonnouiont. Eene ciroulairo, bovattende de voorwaarden, wordt op Aanvraag toegezonden. Nederland en de oorlog. D u m-D u in. Een lezer deelt aan hel Ilbld. mede, dat een jegevierend binnentrekkend vijandelijk leger ook in onze munitie-magazijnen <lc hand zou kunnen leggen op zekeren voorraad ver boden kogels, bekend onder de benaming ,/TOtt model", die na de Vredesconferentie van 1899 met vernietigd werd, maar zuinigheids halve bestemd werd voor oefeningen in vre destijd met scherpe patronen. De voorraad zal nog niet uitgeput zijn en thans, wear uit de depots opgevraagd, als de l-iansciie, in origmeeie verpakking ui de ma gazijnen liggen. Het in beslag nemen van dien rooraad, zou ecliler absoluut niols bewijzen ten nadeele van ons legerbestuur. Voor Belgische kinderen. Te Amsterdam is opgericht de vcrceiuglng „Tehuis voor Belgische Kindereu", ten doel hebbende Belgische kinderen, die zich op Nederlandsch grondgebied bevinden en door den oorlog hmuie natuurlijke verzorgers ver loren hebben, lijdelijk of blijvend in Ncder- bndsahe gezinnen te doen opnemen, zonder eenige vergoeding en zooveel mogelijk in de zelfde omgeving zoowel materieel als gods dienstig. als waarin deze kinderen waren opgevoed. Als een bewijs dat deze vereend ging in een steak gevoelde behoefte voorziet, kan worden medegedeeld, dat reeds nu plaatsing wordt gezocht voor een veertigtal kinderen in cn buiten Amsterdam. V r ij c I n v o e r v a n vee in Frankrijk. H. M. gezant te Bordeaux deelt mede, dat in Frankrijk is opgeheven het invoerrecht on ossen, koeien, stieren, jonge ossen, jonge stieren, vaarzen, rammen, schapen, lammeren, bokken, geiten, Yarlcens en biggen. Achtergebleven bagage. De in Duitschland achtergebleven bagage van Amerikanen zal evenals op de Duilsche Spoorwegen door S. S. gratis vervoerd wor den naar Rotterdam, om vandaar per Hol- lalid-Amerikalijii naar Amerika te worden verzonden. Uit li e t m ij n d i s t r i c t. Men schrijll uil Heerlen aan verschillende bladen: Hel is een algemeen belang, maar voor de mijnstreek een levensquaestie, dat de Noder- landsche mijnen gedurende de crisis kunnen blijven doorwerken. Momenteel bedraagt de productie aan steenkolen voor de meeste ir/j- nen omstreeks 80 pet. van de productie vóór de crisis, terwijl Staatsmijn Emma zelfs meer kolen maakt d«an in Juli. Toch werken er jn doorsnee minder arbeiders (dan 80 pet.) dan voor de crisis, omdat de voorbereidende werkzaamheden in het gesteente noodig om de kolen bloot tc leggen, zooveel mogelijk zijn stopgezet. De springstoffen daartoe noodig, dynamiet, etc. komen onder normale omstan digheden uit Duitschland en worden thans Lii het geheel niet aangevoerd. Bovendien bepaalt men zich tot het delven van de kolen, uit de velden, die het minste deenwerk vorderen, -op die manier de indus trie drijvende op een wijze, diie men onder normale omstandigheden zou bestempelen met den naam „roofbouw". Na de crisis zal dit zich ongetwijfeld doen kennen in een vermiaderde productie der mijnen, die dan voornamelijk het achter gebleven steen werk zullen moeten inhalen In dit verband lieeft dJe directie der Staatsmijnen besloten het werk op Staatsmijn Hendrik, waar nog geen kolen gewonnen worden, stop te zetten, cn de ar beiders te gebruiken in Staatsmijn Emma, d>ie eerst kort in exploitatie is, en waar blijk baar juist vóór de crisis groote velden voor den afbouw zijn klaargekomen. Overtreding verbod van uitvoer. De rijksambtenaren te Dinxperlo hebben een wagen met 0000 pond meel aangehouden, welke over de Pruisische grens zou worden gebracht. Van den Hak op den Tak. (Weekpraatje). Op de slagvelden wordt thans de geschiede nis geschreven. Het nageslacht zal van dezen tijd gewogen als van een der gewichtigste in de wereldhisto rie, die, wie weet, beslissend wus naar verschil lende zijden. Echter, welke ook de uitkomst moge zijn, toch zal het iot der volken niet louter worden be' paold door de kracht van het zwaard. Daar zijn nog andere factoren, die het ge meenschapsleven beheerschen, en daaraan on dergrond, koers en bestemming geven. Oppermachtig is ten slotte ook het wapen geweld niet en geen zedelijke kracht heeft het ooit duurzaam, of zelfs maar langdurig kunnen onderdrukken. Wie vermag te zeggen vraagt Het Cen trum welke nieuwe stroomingen zich baan breken bij de volken, wanneer straks de strijd- roes heeft uitgewoed? Wij zouden niet dui ven voorspellen, dat deze schrikbarende wereldbrand de laatste groote oorlog zal zijn. Men heeft zich reeds vroeger aan dergelijke voorspellingen gewaagd, en telkens volgde na langer of korter tijd de beschaming. Maar wel raag men vertrouwen, dat, wanneer thans de vrede moge het toch zeer spoedig wezen'. is hersteld, met meer kracht dan ooit de oorlog tegen den oorlog zal worden gevoerd. Geen krachtiger argumenten voor de Vredes beweging, dan de verschrikkingenwaardoor het beschaafd Europa zich thans geteisterd ziet. En de onuitwischbare indrukken van dezen tijd zullen telkens opnieuw een krachtige stimu lans zijn om. die beweging te versterken en dieper de volken en regeeringen overtuigen van de noodzakelijkheid, hun geschillen op andere wijze te beslechten, dan door den vernielenden slag van het zwaard. Wij lezen van verschrikkelijke wreedheden in dezen oorlog, waarvan we hier geen opsom ming zullen geven. Een enkel staaltje slechts ten bewijze hoe men te werk gaat. Een port. telegram uit Berlijn aan de „Msbd." meldt „Naar wij bij geruchten vernemen, is hier de volgende verschrikkelijke bestraffing toegepast op Russische krijgsgevangenen. Zeventigduizend Russische Polen, welke door Duitsche troepen gevangen waren genomen, waren sinds eenigen tijd luer geïnterneerd. De geest, welke onder hen heerschie, was over het algemeen vrij goed, tot op zeker nood lottig oogenblik om weike reden weten wij niet één der Polen het misdrijf beging om een Duitsch korporaal het hoofd af tc slaan. Om nu een afschrikwekkend voorbeeld te stel len, deed de Duitsche commandant de 70,0(10 krijgsgevangenen aantreden en vervolgens op elke tien manschappen één man doodschieten. Zoodoende boetten 7000 man de misdaad van één hunner krijgsmakkers met hun leven." Hopen we, dat dit gerucht onjuist blijkt. Een mcnschenleven heeft in den oorlog wei nig waarde. En 't is niet slechts aan één zijde, dat men zóó optreedt, al hoorden wij meest, dat het de Duitschers waren, die zich te buiten gingen. Zoowel van Belgische als van Duitsche zijde, schrijft de „N. K.", worden meer dan eens ge- heele lijsten gruwelen gepubliceerd, die door Duitsche soldaten op Belgen, of wel door Bel gen op Duitsche soldaten zouden gepleegd zijn. Naar hetgeen wij ook van ooggetuigen ver namen, staat het vast, dat er van beide zijden ongelooflijke gevallen van wreedheid te vermel den zijn. De oorlog, op zich zelf reeds zoo tragisch, is daardoor nog treuriger geworden. Noch Belgische, noch Duitsche Regeering of Legerbestuur keuren deze gruwelen goed of bevorderen ze. Integendeelherhaaldelijk vindt men vermeld, dat Duitsche soldaten ook met den dood gestraft zijn voor daden van geweld en de Belgische regeering heeft overal laten bekend maken, dat zij het schieten van burgers op soldaten veroordeelt en verbiedt. Daarom mag men noch de Belgen, noch de Duitschers in 't algemeen aansprakelijk stellen voor de gepleegde gruweldaden. Ieder leger en ieder land heeft sinistere individuen, die voor geen geweldpleging terugdeinzen; dit is bij •ederen opstand en bij eiken oorlog ondervon den. Dit houde men toch wel in 't oog, als men soms van feiten leest ol hoort, die de haren te berge doen rijzen. Intusschenwaar men het ook oneens over moge zijn één historisch feit is er (tevens ook een anthropologisch verschijnsel) dat door niemand zal kunnen worden aangevochten de vuilheid van een gedeelte der Fronsche troe pen, bepaaldelijk van de Senegeleezen. In een correspondentie van het „Handelsblad" over den toestand in en om Namen, lezen we daar over o. a. het volgende „In de hospitalen lig gen op dit oogenblik nog een 700-tal meest zwaar gewonde soldoterv de licht gewonden zijn allen naar Duitschland vervoerd. Onder deze 700 zijn zoowel Duitschers als Belgen en Franschen. Bij de laatste zijn ook Senegalee- zen, en dat schijnen rare kostgongers te zijn. Een Belgische chirurg deelde mij mede, nooit in zijn leven zulke vuile klanten gehad te heb ben ze zitten letterlijk onder de vlooien en volgens hern was dat nog niet het ergsteEn verder is er met deze kerels letterlijk mets aan te vangen, ze lijken ongevoelig voor pijn en tot in de gevangenis heeft men gewonde Sene- galeezen moeten stoppen, omdat er geen huis mee te houden was. Daarbij is hun huid zoo hard, dat men moeite heeft er bij het opeieeren doorheen te komen! Vcimoedelijk zijn de Duitsche soldaten, die met deze zwarte Afrika nen hebben kennis gemaakt, nu juist niet voor hun pleizier uit geweest Indien eens de eisch gesteld werd dat een vijand tegen wien men vecht, althans niet vol „vluchtige vloyen, des slapers verdriet" zoo- ais, meenen we, Spieghel zegt behoorde te zitten, nu ja, aan zou zelfs Wilson die overi gens al het oorlogsnieuws, evenals ieder ander, uit de zooveeiste hand ontvangt dit als rede lijken eisch kunnen accepteeren. Met de ontwikkeling der moderne moord werktuigen, die thans over bijna geheel Europa hun plicht te doen krijgen, is de vooruitgang der oorlogschirurgie hond in hand gegaan. Het spreekt vanzelf, dut, nu de kogels van vorm veranderd zijn, en dus andere wonden achter laten, het lichaam van den armen soldaat op andere wijze moet worden behandeld. Ook heb ben de gewijzigde medische theorieén hun in vloed gehad. De hcdendaogsche wondbehande- ling berust uitsluitend op het principe, dat een wond met geen enkel stofje in aunraking mag komen. En de kleine kogels van tegenwoordig leenen zich uitstekend hiertoe. De wonde, die zoo n kogel achterloet, is zeer klein. Door de snelheid gebeuit het vaak, dut de kogel het lichaam aan de tegenovergestelde zijde verlaat. Wordt er geen edel orgaan getroffen, dun is het zeer waarschijnlijk, dat de wond in het vleesch bijna ongemeikt vergroeit. Verschillende medici, die in de laatste oor logen hun krachten aan het verzorgen der ge wonden besteedden, hebben opgemerkt, dat zulke wonden slechts zelden geïnfecteerd wor den. De huid groeit vrij spoedig dicht en de bloederige korst, die gevormd wordt, helpt nog mee, dc bacillen buiten te sluilen. Werd er alleen rnet dergelijke kogels geschoten, dan zou de teak van het Roode Kruis niet haar enormen omvang hebben. Doch helaas een humanitaire oorlog moet nog worden uitgevon den. En zooals uit de gevechten in de Belgi sche dorpen blijkt, zijn de soldaten er sedert de M'ddeleeuwcn niet menschlievender op ge worden. De moderne veldhospitalen zijn werkelijk voorbeeldig ingericht. De militaire arts van heden beschikt op het slagveid even goed over de Röntgen-apparaten als wanneer hij rustig spreekuur houdt. Amputeeren doet men tegenwoordig niet veel meer. Het voornaamste werk is verbanden leggen en nog eens verbanden leggen. Een enoime vooruitgong der moderne oorlogschi rurgie, is de overbodigheid van water niet zelden zijn mijlen ver rondom het slagveld olie bronnen verpest desinfecteert men tegen woordig de handen met CO pCt. alcohol. De omgeving der operatieplaats en de omgeving der wond worden gereinigd met jodium-tinc- tuur of mastisol. Door de droge behandeling worden de genezing der wond zoowel als de steriliteit bevorderd. Of de moderne oorlogs chirurgie door haar vooruitgang de verschrik kingen van het slagveld tempert? Wie nog in bewondering kan komen voor het „grootsche" der moderne moordwerktuigen, zal die bewondering zeker ook gevoelen voor het zware belegeringsgeschut van 42 c.M. In de „Münchener Neueste Nachr." vindt het Hbld." beschreven, hoe de Duitschers met be hulp van hun geweldige 42 centimeter-mortieren Manonvillcr, het sterkste verdedigingswerk van de steking Nancy, tot overgave hebben gedwon gen. De kanonnen zijn meer dan manshoog en van geweldige lengte. Daar zij op grooten afstand en over de bergen heen schieten moesten, waren zij bijna recht naar den hemel gericht. De baan kon zoo hoog gesteld worden, dat wanneer het geschut aan den voet von den Mont-Blanc op gesteld werd, de kogels over den hoogsten berg van Eu-opa zouden vliegen. Bij de beschieting van Manonviller zagen de bedienende manschuppen het doel niet. Maar geen nood, wat men niet ziet kan men bereke nen. Met behulp van uitstekende kaarten ge lukte het spoedig, zich vrij goed in te schieten. Door middel van kabelballons werd nu verder geobserveerd waar het schot neerkwam en de richting nader verbelerd. Toen begon het eene kanon om de tien minuten zijn zware lading uiA te werpen en weldra ook het andere. Het tempo werd tot vijf minuten versneld. In andcrholven dag gingen honderd cn twintig schoten of Toen zwegen de vuurmonden. Want Manonvil ler wos genomen. „GrootscK" is hel millioencntal, dot. in gelds waarde, de oorlog verslindt. Ons verstand dui zelt, wonneer we d:e ontzettende cijfers lezen Zóóveel oilers voor zulk een bloedig, onmen- schelijk werkHoeveel kost een g c- doode v ij and? Ik heb in eeu Aiuerikaansch dagblad ge lezen, fcchrijft de generaal Percin, dut, in den modernen ooi log 75,000 frs. noodig zijn om een man tc dooden. Dit cijfer kwam mij als overdreven v®or en ik heb getracht het te verbeteren. Maar «ie uit komst heeft bewezen dut het Amerikaunsche dagblad eerder te weinig dan te veel opgaf. Inderdaad, Frankrijk heelt in 1870—71, 2 mil liard besteed aan oorlogskosten, 1 milliard vooi het in goeden staat brengen van het oorlogs materiaal, 5 milliard oorlogsschatting, dan nog 2 milliard voor den interest van die som en andere uitgaven, die uit die leening voort vloeien. Ziehier ecnige uitgaven gedaan in andere oorlogen In den Russ.-Turkschen ooi log (1877— 1878) Turk 2 milliardin den Russ.-Japanschcn oor log Rusl. U milliard Ziehier 't u.intol dooden in die oorlogen In den Fransch-Duitschen oorlog hadden do Duitschers 23,600 dcocen. In den Russ.-Turk schen oorlog sneuvelden 10,600 Russen en in den Russ.-Japonschen oorlog vonden 5S,IMMJ Japanners den dood. Dus in die oorlogen koslte één gedoode vij and in de tegenpartij In 1870-71 105,000 fruncsin 1877-78 75,000 francs eit in 1905 102,000 francs. Moeilijk kon men zich een voorstelling maken van de hoe-grootheid van een reuzensom als een milliard. In de Tielsche Courant staat een zeer aardige uiteenzetting en voorstelling van hoeveel een milliard is. Dat deed mij denken aan wat ik eens gelezen heb aangaande een millioen. Een millioen. Nu ja, dut is duizendmaal zoo weinig, dat is een duizendste dc-el van een milliard, dat is lang zoo veel niet. En toch is een millioen al heel veel. Wilt ge weten hoeveel een millioen is? Verbeeld U dan eenen muur, zeer, zeer lang, en zeer hoog. Een werkman kreeg in lost oin eiken dag zijn hooge ladder tegen dien muur te plaatsen, en van een grooten pot met teer voor zien, er met een kwast duizend zware breede streepen op te strijken. Hij deed het. Hij be gon den eersten Januari en plaatste eiken dug zijn ladder tegen den muur, beklom zijn lodder en plaatste eiken dog zijn duizend strepen. '1 oen hij dit een jaar lang had volgehouden, overzag hij zijnen arbeid, een reuzenwerk. Maar, hij had nog slechts 365,000 strepen geplaatst, bij lange nu geen millioen. Het tweede jaar begon en dc werkman begon opnieuw en sloeg nooit over, geen enkelen dag cu aan het einde van dat jaar berekende hij, dal er 730,GUU strepen ston den. Er ontbraken dus nog 270,000 strepen, dat was nog juist 270 dagen, dat is 9 maanden, dat is September uit. Den eersten October von het derde juor kan de man zijnen arbeid overziende, triomfantelijk zeggendaar stuat nu mijn mil lioen 1 KEUVELAAR. De weg naar krijgsroem gaat over vele graven. oorspronkelijke roman door Thérèse FIoven. „in. kan het niet heipon, dat ik er aan ge- Jdacht heb," zei hallo verontschuldigend. „Ik deed het niet expres. Het kwam van zelf." „Nugoed--- - roep hem dan maai en pas op, dat je Ferruccio niet wakker maakt, en danLallo, denk er om, dat je In ij altijd Jacques noeint en niet Nica.... „Och! hoe kan dat nu? Ma/tlhieu weet toch, mijn broer Jacques groot is en hij kent Zullen we hcni daar maar laten?" „Vind-je hem erg leelijk?" vroeg Nica op "Sens, „Hoe bedoel-je dat?" „Wel, vind-je hem leelijk?" „Nu mooi is hij alle* «elialve." „Wie zou leelijker zijn, Matthieu of jij?" „Ben ik leelijk,, Nica.... vind je mij leelijk, gi je houdt van me?" Zonder hierop te letten* vervolgde Nica fia denkend. „Matthieu zal ook wel schoorsteenveger moeten wordenof hij 't naai' zou binden? 'XL nietten minste niet heel erg „Maar Lallo ga hem dan toch halen»* zei ze eensklaps, oo veranda-den toon. «Anders wordt de patroon wakkeren worden w:j gesnapt." Na een korten, inwendigen strijd had haar goede hart toch de overwinning behaald. Ze 'had het oneindig prettiger gevonden om alleen niet Lallo te vluchten; in de eerste plaats, omdat ze \ap hein hield cn gaarne bij ntm was, maar ook, omdat ze maar al te goed wist, dat zijn vader hem aan biguor Gazzo- ietti verkoclit had uit armoede en dat d'ic ar moede aan haar vader te wijten was. Door met hem mee te ga .ui en zijn ballingschap te deelen* deed zij een gedeelte der schuld ai, die haar vader op zich geladen had. In Monique Itaveuau, t eenvoudige natuur kind, sprak, nog iets van 't heldenbloed, dat in de vroegere geslachlcn dei' Savoisiens ge stroomd had. In haai* was een sterk gevoel van recht cn een groote neiging om onrecht Le herstellen. En 't was ook dat diepe rcohtvaaidigheids- bcsci. dait haar noopte Matthieu eveneens te redden van een ellendig, hard lol onder een strengen meester. Nu Lallo eenmaal op 'L denkbeeld, om hem mee te nemen, gekomen was, zou ze het on billijk ge\onden hebben hein bij <len patroon te laten. Goede ingevingen waren als wenken van Iioogcr Hand, ze moesten gevolgd wordfen. Intusschen scheen haar de tijd, die Lallo weg bleef, onnoodig lang.... en een plotse linge angst maakte zich van haar meester. Als Signor Gazzoletti eens wakker gewor den was? Als Lallo hera, door de een of andere on handige beweging, gewekt had? Wat dan? Natuurlijk zou hij hun plan dan verijdelen en zouden zij er veel erger aan toe ziin dan te voren* Eigenlijk dom dat ze Lallo terug had laten gaan, een onnoodig oponthoud. liada ai* hoorde ze geritselen zag ze, in de ochtend-schemering, twee kleine kleine gedaanten 't bergpad opkomen. Toen ze bij haai' waren, wenkte zij zc met de hand, haar te vodgen en te zwijgen. Daarna rende ze oorl; als oen genu» sprong ze van den bezanen weg af en in 't ravijn de heide jongens haar achternaze hield steeds links aan, tot ze aan een beek kwam. Toen hield ze even op; haar kameraadjes kwamen, na enkele minuten, hijgende en ver moeid bij haar aan. „Nioabon-je dol geworden?" vroeg Lallo. „Ik hob je telkens geroepen. Waarom heb-je niet geantwoord en waarom licb-je zulk oen lastigen weg gekozen? De arme Matthieu kan niet meer en ik ben ook moe. „Lafaards!" AJs oen zweepstriem voelden ze '11 „Je ging zoo gauw," waagde Matthieu op te merken'. „En dan, de kleine Balmat heeft gelijk, liet was verschrikkelijk zoo van rots tot rots te moeten springen en dat zoo lang achtereen „Domkop." Ze perste de lippen vast op elkander als besloten hun geen uitsluitsel te geven. Toen scheen ze van meening te verandoren, iels, dat haar nog ai oens overkwam en barstte ze los: „Begrijpen jelui dan niet, dat ze ons zuilen zoeken en dat we daarom geen spoor moeten nalaten? De sneeuw is nog zoo versch elke stap is er op te zien Lallo keek Matthieu met zegevierenden blik aan, alsof hij vragen wilde: „Wat zeg-je daarvan?" Deze vroeg verlegen of ze den weg wist? -Neemaar ik zol zien een kaart le krii- gen. In elk geval moeten wij links gaan, om dat Gazzolclli van plan was rechts aan te houden. Wc moeten nu dit water over. We zullen onze schoenen uittrekken en een waad bare plek moeten zoeken." Vóór de koude ingevallen was, had het verscheiden dagen geregend, waardoor hel beekje gezwollen was; zoodat het niet alleen dieper was geworden, maar door de snelle slrooming was het water met een troebel schuim overdekt cn kwamen de steeneu, die er op den bodeiu lagen, nauwelijks tc zien. Ook was tiet oversteken, door dc* trekking van het water, niet van gevaar ontbloot. Voor Lallo en Nica, die van dat ze ioopen konden aJ, altijd met hun beiden hadden rond gezworven en voor geen enkele waaghalzerij waren lenig gedeinsd, was het niets, maar voor Matthieu, die een klein, min ventje was, en meestal bij zijn vader thuis had gezeten, was 't ecu geduchte waag. Terwijl hij, met zijn bloote voelen, op een nat cn waggelend steenblok stond en angstig toekeek, hoe de anderen naar een volgend rusl p unt keken, vroeg hij aich onwillekeurig af, wat hij er eigenlijk ïise had en of het niet gemakkelijker zou zijn geweest maar met Signor Gazzoletti mee te gaan? Doordat hij er zijn gedachten niet bij had en 'hel voor hom, door ongewoonte of aange boren ongeschiktheid, zooveel moeielijkcr was dan voor zijn makkeitjes, waren Nica cn Lallo reeds aan de overzijde, toen hij nog pas in 't midden van *t stroompje was. En toen.... niet voor de anderen willende onderdoen, nam hij een grooten, doch slecht berekenden, sprong, zoodat hij 't volgende blok miste en voorover in 't water stortte. /onder zirth te bedenken, vlo-i/en de klciiu Balmat en zijn aangenomen zusje, als uil één beweging, naar hem toe. „/.ie jij zijn aruien tc pakken," riep Nica, die steeds wist wal le doen. „Dun zal ik zip beenen grijpen. Wc zijn nu toch nat en moe ten er maai* door." Matthieu scheen al eeu heel lastig plckjt voor zijn buiteling uitgekozen le hebben, ge lijk Nica hem naderhand lachend verzekerde. Ten minste, het duurde eeu heel poosje, vóór de twee kleine redders er in geslaagd waren den drenkeling op 't droge te brengen. Och! en toen was 't nog een rampzalig groepje; alle drie waren ze doornat cn koud cn hongerig. 't Ergste was nog, dat ze, door het incident, vergeten hadden op hun kousen en schoenen te passen. Matthieu had de zijne in zijn hand •gehouden, maar ze, iu zijn val, verloren en Nica en Lallo hadden ze op den oever neer gelegd.... met 't plau ze dadelijk aan le trekken. Ze schenen echter door den stroom te zijn meegesleept; ten minste, toen ze er naar zochten, waren zc verdwenen. En zoo stonden do arme, verkleumde kin deren. bibberend van de kou, klappertandend van het (kille waterbad en rammelend van den honger. Nica was de eerste, die zich herstelde. „We moeten maar weer hard loopen, dat is het beste. En 't gaat veel beter op bloote voeten." „Maar, 't doet zoo'n pijn, klaagde Matthieu. „Kom, we zijn toch jongens." En toen lachte zc en Lallo lachte mee en Matthieu moest ook wel mee doen, of hij wilde of niet Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 5