Qoof de dJeagd.
De Pacha van Damascua»
Een Oostersche vertelling.
(Slot).
Natuurlijk verspreidde de bedreiging van
Muhamed vrees en schrik onder de emirs.
De nieuwe pacha had door rijn mildheid het
volk reeds dadelijk voor zich gewonnen, dus
ïvas er aan tegenstand niet te denken. Muha-
ued ontbood de emirs een voor een bij zich,
ontving hen heel vriendelijk en liet ben, be
giftigd met de schatten van zijn voorganger
■weer gaan. Op die wijze was er niemand te
gen hem. Het krachtig optreden van den
pacha had dit voordeel ten gevolge, dat de
verschrikte emirs niet waagden te eischen,
dat de pacha als naar gewoonte hun der. fir
man des Sultans, waarbij hij tot pacha be
noemd werd, vertoonde en al heel tevreden
■waren, dat hun nalatigheid in het gevangen
nemen van den vorigen pacha ongestraft
bleef.
Tntusschen begon Muhamed, die werkelijk
een goed versland bezat, de uitoefening van
zijn ambt met het verminderen der belastin
gen, het afschaffen van verscheiden misbrui
ken, die onder zijn voorgangers waren inge
slopen, het geven van voortreffelijke wetten
en het beschermen van den landbouw en de
schoone kunsten. Nadat hij zich op die wijze
de algemeene genegenheid der welgezinden
had verworven, won hij de liefde des volks
door zijn mildheid jegens de armen, waartoe
hij uit de schatten van zijn voorganger putte.
Zeer grootmoedig gedroeg hij zich jegens de
familie van den verdreven stadhouder, en de
aanzienlijkste emirs, welke onder diens beve
len gestaan hadden, werden door hem met
eer en weldaden overladen.
In den tijd, toen dit plaats had. liet do
gemeenschap tusschen de residentie en de
provinciën veel te wenschcn over en zoo ver
liep er geruimen tijd, alvorens de Sultan
nauwkeurig kennis kreeg van de buitenge
wone voorvallen te Damascus. Door den ver
dreven pacha, die uit Damascus door de
woestij naar Bagdad was gevlucht, kwam de
waarheid eerst aan het licht. Daar hij geen
ander middel van beslaan vinden kon, was
hij aanvankelijk genoodzaakt voor de moskee
te bedelen; later echter ging hij bij een pas
teibakker in dienst, waar hij voorzichtig
heidshalve zijn naam en zijn voormalige
waardigheid verborg uit vrees, dat hem ook
hier nog de hem bedreigende straf treffen
zou.
De Turk is niets verbaasd over een onver
wachte lotsverandering. De plotselinge ver
hooging zoowel als den val van het top-
j>u..t der eer draagt hij met een bedaard ge
moed en zoo leefde ook de arme voormalige
stadhouder, zich in. zijn hard lot schikkend,
verscheiden maanden geduldig in zijn nederi-
gen stand, zonder den moed te hebben ook
maar eens den naam van zijn vader, den
grootvizier te noemen, of zich op openbare
plaalsen te vertoonen, uit vrees, dat men hem
zou herkennen. Intusschen gebeurde het toch
ten laatste dat een beambte der regeering,
die vroeger tc Damascus gewoond had, hem
hij d^n pasteibakker zag. Hij herkende hem
terstond en sprak hem met verwondering al
dus aan:
„Hoe komt Uwe Hoogheid tot zulk een ver
momming? Ik geloof toch dat ik met den
pacha van Damascus spreek? Is het niet zoo?"
„Gij bedriegt u, mijnheer 1" antwoordde de
verschrikte man met zichtbare verwondering,
,.i«. ,n een arm handwerksman, een pastei-
bakkersbediende in dit huis."
„Waartoe deze vermomming?" herhaalde
de beambte. „Ik ken u te goed, want gij zijt
immers de zoon van den grootvizier, mijn
allergenadigsten heer. Wat zou uw vader er
van zeggen, als hij u in zulk een verkleeding
zag."
„In den naam van Allah", fluisterde de
ex-pacha hem in het oor, „zijt gij een vriend
mi vaders geweest? Dan bezweer ik u bij
zijn dierbare overblijfselen mij niet te verra
den."
„Overblijfselen?" vroeg de verbaasde be
ambte. „Uw vader leeft immersl Ik heb gis
teren nog een eigenhandig schrijven van hem
gehad!"
Het verdere gesprek bracht de zaak tot
klaarheid De verheugde zoon van den groot
vizier begaf zich ijlings naar de woning van
den beambte om andere hlcercn, die beter
bij zijn vroegere waardigheid pasten, aan te
trekken. Weldra bleek het, dat hier snood
verraad gepleegd was; zij besloten zonder uit
stel zich samen naar Constantinopel te hege
ven en den Sultan om recht te vragen.
Toen de grootvizier het ongeval van zijn
zoon uit diens eigen mond had gehoord, be
greep hij er natuurlijk niets van. Zelfs de Sul
tan wilde het niet gelooven, toen de ongeluk
kige verdrevene hem op de aangevraagde
audiëntie de geheele zaak had uiteengezet
Toch wilde hij den onbeschaamde zijn toorn
'doen ondervinden en zond hij zelfs onmid
dellijk een officier met 400 Janitsaren naar
Dumascus, met den last om den misdadiger
onmiddellijk naar Constantinopel te brengen.
Intusschen was het achtmaandclijksch be
stuur van Muhamed als stadhouder voor de
bewoners dier provincie, die in hem een wa
ren vader vonden, zeer weldadig geweest, en
het was vooruit te zien, dat men hem ongaar
ne zou willen missen. Toen nu de officier
van den Sultan verschenen was en hem den
brief van zijn heer had overhandigd, kuste
Muhamed deemoedig dat schrijven, drukte
het ten tecken van volkomen onderwerping
tegen zijn voorhoofd en verzocht slechts eenige
uren uitstel om zich tot de reis gereed te ma
ken. Hij ontbood intusschen de emirs bij zich,
deelde hun mede, dat hij teruggeroepen was
en nam een hartelijk afscheid van hen. Nau
welijks had hij te midden der Janitsaren de
stad verlaten of de emirs en de voornaamste
bewoners der stad zonden aan den Sultan een
smeekschrift, waarin verzocht werd hun geen
anderen pacha op te dringen. Deze brief werd
een hardlooper toevertrouwd, die hem in 4
dagen tijds naar Constantinopel moest bren
gen. Daar sommigen dit schrijven echter niet
krachtig genoeg scheen, werd er nog een
tweede opgesteld, waarin Muhameds verdien
sten uitvoerig werden vermeld en duidelük
kennen gegeven werd, dat zij niet geneigd
waren een anderen pacha dan Muhamed te
gehoorzamen.
Intusschen was Muhamed te Constantinopel
aangekomen, waar hij vóór den Sultan werd
gebracht.
„In den naam van Allah, spreek 1 "Wie zijt
gij?" vroeg de Groote Heer met een streng
gelaat, „dat gij zoo weinig den toorn van uw
heer vreest?"
„Een der pacha's van Uwe Keizerlijke
Hoogheid. Heer!" antwoordde Muhamed eer
biedig, doch zonder te sidderen.
„Bij den baard des profeten, wie heeft n
tot mijn pacha benoemd, en wie heeft den
firman tot uwe aanstelling onderteekend, el
lendige bedrieger?" voegde hem de monarch
met klimmenden toorn toe.
„Uwe Keizerlijke Hoogheid, de heerscher
der geloovigen", antwoordde de ondervraagde
met vaste stem.
Dat is al te kras!" riep de Sultan uit, in
woede ontstoken. „Toon mij dien dadelijk, of
ik laat u, doortrapte booswicht, terstond wur
gen."
„Hier is hij, Heer!" antwoordde Muhamed.
en hij haalde uit zijn zak een stukje p
pier, waarin het glazen schijfje ge wikke
was, dat hij eerbiedig voor de voeten van d
heerscher neerlegde.
Ongeduldig greep deze naar het reepje p
pier en bekeek nauwkeurig het schrift, dat
als het zijn herkende. Daarop stond hij,
diep nadenken verzonken, langen tijd' zw
gend, terwijl de grootvizier, die naast he
stond, de uitbarsting van zijn toorn vc
wachtte, en Muhamed op vergiffenis hopen»
met edele bescheidenheid de knie voor 'd
heerscher hoog.
In dit hachelijk oogenblik waren juist
brieven uit Damascus aangekomen, die
zijnde van groot belang dadelijk aan den S
tan werden overhandigd. Nadat hij ze
lettend doorgelezen en rijpelijk overwog
had, zei hij:
„Grootvizier, Allah is barmhartig! Ind
ik dezen mensch wilde straffen, dan zou
groote ontevredenheid, ja oproer in mijn i
veroorzaken: daarom wil ik uw zoon een
dcre provincie geven. U echter, Muhamed,
noem ik nu zelf tot pacha van Damasc
Vergeet echter niet, dat terwijl gij door
deze waardigheid hebt verwrorven, il
slechts vergiffenis schenk en in uw ambt
vestig, omdat gij een groot verstand bezit
mijn volk een goed hart hebt getoond. G
„Gezegend zij de barmhartigheid van 1
Sultan, onzen heer!" riep de verheugde Mu
med uit, boog zich nogmaals deemoedig v
den machtigen heerscher en verliet het pa
onder het gejubel der menigte.
Nog 25 jaren regeerde hij met veel geluk
wijsheid te Damascus.
dacht Lies. En juist wilde verdei- gaan, toen
zij Jaapje's stemmetje achter zich hoorde.
„Schelpen zoeken?" vroe^ hij. 'kWeet heel
mooie, daar achter die kleine rots, die zoo al
leen staat
./Het rotseilandje," zei Li esje hits, ,ja, daar
liggen ze bij hoopen."
„Ik mag er eigenlijk niet komen voor moe
der," zei Jaapje. „Moeder zegt. als de vloed
opkomt, dan kan je er niet meer af."
„De vloed komt nog lang n:.et op," zei Liesje.
„En als je mijn mandje wilt vullen met heele
zeldzame, dan krijg je een gulden."
Jaapje's oogen schitterde Een heele gul
den! Nog nooit was hij zóó rijk geweest! "Wat
zou moeder dat prettig vinden! En dat het
kleine meisje hem wel een gulden zou geven,
dat geloofde Jaapje zeker. Hij wist, dat Liesje's
ouders heel rijk waren, wan' ze woonden in
een groote villa en hadden rijpaarden en een
auto. En nu zou hij een hcelen gulden krijgen,
als hij het kleine mandje met schelpen vulde 1
„Ja, ik zal ze zoeken," zei hij en hij nam
liet mandje en daalde naar het rotseilandje af.
Liesje keek hem na en riep hem toe: „Breng
unnroi 7.»lrt7juri#> mi»pj Tk wil i»pen ffewOIie
den keizer met steenen. Dit werd den vorst
verteld en men spoorde hem tot wraak aan.
Men was diep verontwaardigd en geen straf
fen waren groot genoeg voor het volk, dat het
gelaat van den vorst met steenen had ver
minkt. Constantijn de Groote wreef zich over
het gelaat en zei: „Wat mij betreft, ik voel
mij niet gekwetst."
De bril als sieraad.
In de tweede helft van de 17de eeuw ver
keerden de Spanjaarden in de meening, dat
niets het voorkomen van den mensch meer
verfraait dan een bril. En zoo liepen ook de
aardigste jonge meisjes met een bril rond.
Maar alleen zij, die tot den hoogsten adel be
hoorden, mochten heel groote brillen dra
gen, zoogenaamde „ocales". Een Madridsche
kroniek uit dien tijd verhaalt van een jongen
monnik, die zich zoo verdienstelijk gemaakt
had, dat men hem verlof gaf een bril te dra
gen en wel op één na het grootste soort, dat
direct volgde op de „ocales" van de adellijke
heeren.
Tegenwoordig dragen zelfs kinderen, wTan-
n«>r 7ii hii7ipnrlp 7iin of een ander ooggebrek
Anecdoten.
Frans I kaatste op zekeren dag met een
monnik, die dit spel heel goed kende. Dè
laatste deed een stoot met het raket-, die de
partij besliste.
„Dat is", zei de koning, „een juiste zet voor
een monnik".
„Sire", hernam de ander terstond, „het
hangt van uwe Majesteit alleen af om er een
zet van een abt van te maken".
De koning benoemde hem tot abt.
Een «deserteur uit Bern werd door een paar
sergeants gevat. Toen dezen hem herkende,
speet het hun, dat zij hem gevangen moesten
nemen. Zij rustten 's avonds in een herberg,
dicht bij een bosch, wellicht in de stille Loop,
dat hun gevangene zou ontvluchten. Hij vroeg
verlof om voor een oogenblik naar buiten te
gaan en eischte, dat men hem vergezellen
zou.
„Neen", zeiden zij, „ga maar alleen, wij
vertrouwen je wel".
De gevangene, die zeker was, dat hij bin
nen drie dagen doodgeschoten zou worden,
keerde binnen weinige oogenblikken terug.
„Het is vreemd", zeiden zij, „dat gij terug-
De schelpen.
In een land, wa- de kust heel rotsachti;
speelde aan het strand, dicht bij de rotsen,
troepje kinderen. 'tWas in de vacantie,
daarom speelden zij daar lederen dag.
bouwden forten en groeven diepe grachtei
omh-en, maakten bergen var. zand en zoel
schelpen. Dicht bij dit strand lag het d
waar de arme visschers in bouwvallige hu
woonden. In één van die hutten woonde J.
je, het schelpenzoekertje, zooals de kind»
hem i>oemden. .Taapje was p. zeven jaar
maar hij was de oudr'" va vijf kinderen
nu trachtte hij wat te verdienen mei sche
zoeken, want Jaapje's moeder was een 2
weduwe. En vaak was er geer brood li
hut, en dan zwierf Jaapje hongerig langs
strand, en vroeg aan iederec... dien hij
moetic: „"Wil Ik mooie schelpen voor u
ken?"
Soms gaven medelijdende menschen
dan wel een boterham of een paar cei
soms ook mocht hij schelpen zoeken cn
as hij al heel blij, wanner h:.j een dubl
kreeg.
Op een dag, teen Jaapje weer zoo bon
langs het strand zwierf, wao het troepje
deren daar aan het spelen. De jongens ha
forten gebouwd en de meisjes zochten sc
jes. Juist vond een klein meisje een beel
rose schelpje. „O, kom toch eens kijken!"
ze tegen de anderen. „Kijk toch eens. hoe
derigJ'
Allen kwam m aanloopcn en keken nas
fijne schelpje en allen vonden zij het heel
„Ik vind het een dood-gewone schelp
op eens een nuffig stemmetje. Verbaasd
de kinderen op naar een klein nufje, da
opgetrokken neusje naar het schelpje ke
„Hè, Lies. hoe kan je dat nu zeggen
een ander meisje. „Kijk 'och eens hoe
'tls bepaald een zeldzamel"
Liesju begon te lachen er. riep: „N<
ullie dit vod een zeldzame schelp? 'tl
moois! En zie je, als ik me de moeite
geven, om zooals jullie altijd doet, naa
velende schelpen te zoeken, dan zou ik
rel wat anders kunnen lat i zien, dat
ker ik jel"
Zonder iets te durven zeggen, keken i
deren Liesje aan. Ze vonden haar een
blufferig meisje, dat altijd ailes mooier
ter wilde hebben dan zij Maa de jonge
ook naar bet mooie schelpje kwamen
waren zoo lief niet. Zij lachter Lleï
noemden haa. eer. blufster en riepei
tend: „Laat jij ons morgen mooiere s<
zien. als je kuntl"
„Dat kan ik, blufte het meisie. „En morgen
zai ik je schelpen laten zien, die honderdmaal
mooier zijn. dan deze prullen!'
Toen lieerde Liesje zich boos om cn liep
heer naar de plek, waar ze dacht mooie schel
pen tc kunnen vinden. „Wat zullen ze morgen
staan kiiken!" dacht ze. Nu begon ze te zoe
ken en te graven maar ze vond niets dan heel
gewone schelpen. Liesje wsrd heel boos, ze
stampte met haar voetjes in het zand en riep:
..En t^ch moet ik mooiere schelpen vinden
dan zij! Ik wil ze vinden! Zc moeten bij hoo
pen liggen op het strand, achter de kleine
rotsen!"
Maar Liesje wist, dat het achter de kleine
rotsen erg gevaarlijk was. Vooral nü, omdat
de vloed bijna xon opkomen. Bovendien was
het haar streng verboden daar te komen. Zc
wist niet, wal ze doen zou. Zonder zeldzame
schelpjes bij de kinderen terugkomen, dat wil
de zli nleL _Dan maar ongehoorzaam ziin
doen, en dat slaat daarop, dat de bouwma
terialen iu prijs zijn gestegen, dat de toestand
onzeker is, hel geld duur en crediet moeilijk
verkrijgbaar. Maar op voorbeeld van de He-
geering, die een merkwaardigen slap liecft
gedaan le Amsterdam en de nijverheid wil
ondersteunen* liet risico tezamen dragend
mei het Gemeentebestuur te Amsterdam, heb
ben wij gemeend, dit risico op ons tc moeten
nemen. Wij zijn daarin gesterkt door hel ge
beurde op de vergadering van de Commis
sie van Financiën, die ons unaniem gesteund
heeft. Verder zijn wij in het bijzonder lot
deze voorstellen gekomen, in verband met de
voorstellen die wij den vorigen keer hebben
aangenomen lol bestrijding van de werkloos
heid door steun van de werkloozenkassen.
Als wij rekenen, dat met dit werk de Ge
meente gedurende IS weken 100 werklieden
werk zal kunnen geven, dan vertegenwoor
digt dit reeds een uitkccring a ;6 per week,
tot een bedrag van 7 10.800, waarvan de Ge
meente de helft zou dragen, zegge f 5-100; En
nu laten wij werken en iets maken waar wij
nog pleizicr van kunnen hebben, iels dal bij
draagt tot den bloei van onze Gemeente,
waarbij wij vooral niet mogen vergelen, dat
het aantal woningen voor betrekkelijk meer
gegoeden, van ƒ300—600 huurwaarde, iu
onze Gemeente schaarsch is.
Ik herhaal echter, wal ik in het begin heb
gezegd, dal B. en W. bezig zijn voorberei
dingen le treffen voor den bouw van arbei
derswoningen.
De beer Gerritsen: Mijnheer dc Voor
zitter! Die voorbereidingen beslaan daarin,
dat met „Volkshuisvesting" voeling wordt ge
houden. Maar het zit hem in de kleine krot
ten, die opgeruimd moeien worden, en daar
om is hel mij te doen. Wanneer wij daar een
paar honderd van opruimen, dan bereiken
wij een dubbel doel: de Gemeente wordt op
geknapt, en aan de arbeiders wordt werk
verschaft. Dat is door B. en W. niet voorbe
reid, omdat de bewoners van deze huisjes
niet dc huur kunnen 'betalen, die gevordprd
moet worden wanneer nieuwe huisjes ge
bouwd worden. Maar er is op het oogenblik
geen 3 pCt. onbewoonde woningen voor dat
soort menschen, en ik vrees dat, wanneer wij
dit niet stevig aanpakken, wij feitelijk op dit
punt stil slaan. Ik geef direct loc, dal op deze
wijze financieele offers van dc Gemeente moe
ten worden gevraagd, maar die offers zullen
gegrond zijn, en ruim beloond worden door
de werkverschaffing, de verbetering van dc
Gemeente en de opruiming van dc krotten.
De algemeene beschouwing wordt geslo
ten.
Concept-besluiten I, II, Itl en IV, en ver
volgens de geheele voordracht worden goed
gekeurd zonder hoofdelijke stemming.
2o. Vtforstel van B. en W. lot wijzi
ging van de G c m c e n tc-b c g r o o l i n g,
dienst 1911.
Dit voorstel wordt goedgekeurd
zonder beraadslaging of stemming.
3o. Voorstel van B. en W. lot onbe-
w o o n b a a r v c r k 1 a r i n g van de wonin
gen Bolderstraat No. 11 toebehoorende aan P.
Lobel, No's. 16 en 18, toebehoorende aan G.
van Kalleveen en de woningen No's 20, 22,
21, 26. 28, 30 en 32, toebehoorende aan J. W.
Boshuizen.
De oorzitter: De Raad is gewoon, in
verband met dc betrokken verordening, een
commissie te benoemen. In den laatsten tijd
zijn als leden van de Commissie meermalen
aangewezen de herren Tromp van 'Holst,
Kroes en Van Achlerbergh. Mag ik het er
voor houden, dat de Raad nogmaals die hee
ren er voor aanwijst, die als hel ware erva
ring in deze zaak hebben opgedaan? Gaan
de heeren er mede accoord? Dan zijn de hee
ren benoemd.
Hel voorstel wordt in handen van de
Commissie gesteld.
f o. Voorstel van B. en W. tol hel ver-
lcenen van eervol ontslag overeenkom
stig verzoek, aan M. van Lingen, als 1 i d der
Commissie lot wering van schoolve r-
z u i m.
Dit voorstel wordt goedgekeurd
zonder beraadslaging of stemming.
5o. Aa n bi e d i n g Ge me en t e-be g r o o-
l i n g, dienst 1915.
De Vooruitte r: Ik kan 'den heeren me-
dedeelcn. dal de voorzitters van dc afdeelin-
gen besloten hebben, de leden bijeen te roepen
op Maandag- en Dinsdagavond, respectievelijk
dc eerste en tweede afdeeling.
l)c lieer V a n A c h t e r b e r g li: Mijnheer
de oorzitter! De lijd van voorbereiding is
locli veel le kort, dat lijkt nergens op. Wij
krijgen maar drie dagen om de begrooting tc
bestudeeren en zij is nog niet eens rondge
stuurd. Als er vragen moeten gesteld worden,
is het toch vec-1 beter, dat zij eerst in de ai-
dcclingen zijn besproken, dan dat men er
direct mede in de openbare zitting komt.
De Voorzit tc r: Deze begrooting is be
trekkelijk eenvoudiger dan anders. Wij kun
nen niet alleen geen kromme sprongen ma
ken, wij kunnen niet eens springen.
Dc heer Van A c li t e r b c r g h: Nu ja,
Mijnheer dc Voorzitter, maar verleden jaar
hebben wij er 5 uur aan gewerkt, laten wij
zeggen dat hel nu 1 uur duurt. Ik kan U wel
verklaren, dat U, wanneer wij de zaak niet
hebben kunnen bestudeeren, in de openbare
zitting er veel meer last mede zult hebben.
De Voorzitter: U zult toch nog wel gele
genheid hebben, de begrooling door te kijken.
Morgen is het Woensdag, dan hebt U dus
Woensdag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag,
nog ruim drie dagen en Maandag overdag.
Met Uw bekenJdje snelheid van werken zult U
dc zaak nog wel kunnen overzien in dien tijd.
Kan de Raad accoord gaan met de plannen
tol 'bijeenroeping van de afdeclingen? Zoo ja,
dan is aldus besloten.
Co. Voorstel van B. e n W. om machti
ging te verleenen lot het doen doortrek-
k e n van 'de w a t c r 1 c i d i n g s b u i z e n in
den L e u s d c r w c g.
De Voorzitter: Ik moet er de aandacht
op vestigen, dat op de agenda abusievelijk ge
sproken is van gas buizen. Dit moet zijn w a-
t c r 1 e i <1 i n g s buizen. De heeren hebben hel
natuurlijk opgemerkt.
Hel voorstel wordt goedgekeurd
zonder beraadslaging of stemming.
7o. Voorstel van B. en W. lot benoe
ming van een tijidelijk leeraar in de
klassieke talen aan het Gymnasium.
Aanbevolen: J. D. Mecrwaldt.
De Voorzitter verzoekt dc hoeren
Lysink en Kroes hem bij het opnemen der
stemmen behulpzaam le zijn.
Benoemd wordt de heer J. D. Moer-
wnldt, met algemeene (15) stemmen.
De Voorzitter zegt den heeren stem-
opnemers dank voor de genomen moeite.
De Vo p r z i 11 c r: Den 1 ldon Juli heeft de
Raad twee besluiten genomen lot grondver-
koop, nil. aan K. Kooyman en aan E. J. en
C. Ruitenberg. Daarbij zijn overgelegd leeke-
ningèii, waarbij niet geheel liet uitbreidings
plan gevolgd was. Dal kwam doordat in een
vorige vergadering het besluit genomen was
lot voorloopigcn afstand van terreinen voor
de oprichting van speel- en sportterreinen.
Gedeputeerde Staten hebben nu opgemerkt,
dal deze verkoop in strijd zou zijn met het
uitbreidingsplan. Dc twee terreinen die wij
hadden verkocht, stonden er absoluut huilen.
Wij stellen nu voor, teneinde tegemoet tc ko
men aan do bezwaren van Gedeputeerde Sta
ten. deze besluiten in te trekken en nogmaals
hetzelfde besluit te nemen, en daarbij over
le leggen een teekening, geheel conform aan
het uitbreidingsplan.
Dit voorstel wordt g o old g c k e u r d
zonder beraadslaging of stemming.
Daar niets meer aan de orde is, cn nie
mand meer liet woord verlangt, wordt de
vergadering door den -Voorzitter gesloten.
Electrische Drukkerij L. E. BOSCH r ZOON.
red is. En we zijn er aan gewend, dat de booze
zee onze zonen en mannen van ons wegneemt.
Ze nam ook Jaapje's vader mee."
Liesjes's moeder kreeg tranen in de oogen,
toen de arme vrouw dit zeide, Ze drukte haar
de hand cn liet daarin vier blinkende rijks
daalders achter. Ach, wat waren Jaapje en
zijn moeder toen blij.
Maar sinds dien dag komt Jaapje niet meer
op het rotseiland. En Liesje is door die vree-
selijke gebeurtenis voor goed genezen van
haar lust, om alles mooier en beter te willen
hebben dan haar vriendinnetjes.
Tante Joh.
Antwoord van Constantijn den
Grooten.
Onder de regeering van Constantijn den
Grooten barstte er een oproer uit in Alexan-
driê en het volk wierp het standbeeld van
„heel vervelend vindt.
13.
Puckie kijkt mistroostig
met zijn kop op zij
schooltje spelen", denkt hij,
„is toch niets voor mij."
14.
Maar de kind'ren vinden
't dol; ze lachen 'm uit
Martien gaat hem plagen
met een stuk beschuit.
15.
Dat hij hein laat ruiken,
maar doet Puckie: hap
wordt 't teruggetrokken
Tc vind 't geen mooie grap!
16.
Puck begint te brommen;
heeft hij geen gelijk?
„o, wat dikke rimpels
„om ziin snoetje, kijk'"
29.
Maar de stoute kind'ren
kregen allen straf,
moesten 't glas betalen,
kwamen déór niet af.
30.
Hoe of zij ook smeekten -
't was hun eigen schuld,
want onaardig hadden
zij met Puck gesold.
31.
Spelen toch is anders,
dan zoon plagerij
'k denk, dit ben je allen
stellig eens met mij!
HERMANNS