Qoof de dJeagd. De Pacha van Damascua» Een Oostersche vertelling. (Slot). Natuurlijk verspreidde de bedreiging van Muhamed vrees en schrik onder de emirs. De nieuwe pacha had door rijn mildheid het volk reeds dadelijk voor zich gewonnen, dus ïvas er aan tegenstand niet te denken. Muha- ued ontbood de emirs een voor een bij zich, ontving hen heel vriendelijk en liet ben, be giftigd met de schatten van zijn voorganger ■weer gaan. Op die wijze was er niemand te gen hem. Het krachtig optreden van den pacha had dit voordeel ten gevolge, dat de verschrikte emirs niet waagden te eischen, dat de pacha als naar gewoonte hun der. fir man des Sultans, waarbij hij tot pacha be noemd werd, vertoonde en al heel tevreden ■waren, dat hun nalatigheid in het gevangen nemen van den vorigen pacha ongestraft bleef. Tntusschen begon Muhamed, die werkelijk een goed versland bezat, de uitoefening van zijn ambt met het verminderen der belastin gen, het afschaffen van verscheiden misbrui ken, die onder zijn voorgangers waren inge slopen, het geven van voortreffelijke wetten en het beschermen van den landbouw en de schoone kunsten. Nadat hij zich op die wijze de algemeene genegenheid der welgezinden had verworven, won hij de liefde des volks door zijn mildheid jegens de armen, waartoe hij uit de schatten van zijn voorganger putte. Zeer grootmoedig gedroeg hij zich jegens de familie van den verdreven stadhouder, en de aanzienlijkste emirs, welke onder diens beve len gestaan hadden, werden door hem met eer en weldaden overladen. In den tijd, toen dit plaats had. liet do gemeenschap tusschen de residentie en de provinciën veel te wenschcn over en zoo ver liep er geruimen tijd, alvorens de Sultan nauwkeurig kennis kreeg van de buitenge wone voorvallen te Damascus. Door den ver dreven pacha, die uit Damascus door de woestij naar Bagdad was gevlucht, kwam de waarheid eerst aan het licht. Daar hij geen ander middel van beslaan vinden kon, was hij aanvankelijk genoodzaakt voor de moskee te bedelen; later echter ging hij bij een pas teibakker in dienst, waar hij voorzichtig heidshalve zijn naam en zijn voormalige waardigheid verborg uit vrees, dat hem ook hier nog de hem bedreigende straf treffen zou. De Turk is niets verbaasd over een onver wachte lotsverandering. De plotselinge ver hooging zoowel als den val van het top- j>u..t der eer draagt hij met een bedaard ge moed en zoo leefde ook de arme voormalige stadhouder, zich in. zijn hard lot schikkend, verscheiden maanden geduldig in zijn nederi- gen stand, zonder den moed te hebben ook maar eens den naam van zijn vader, den grootvizier te noemen, of zich op openbare plaalsen te vertoonen, uit vrees, dat men hem zou herkennen. Intusschen gebeurde het toch ten laatste dat een beambte der regeering, die vroeger tc Damascus gewoond had, hem hij d^n pasteibakker zag. Hij herkende hem terstond en sprak hem met verwondering al dus aan: „Hoe komt Uwe Hoogheid tot zulk een ver momming? Ik geloof toch dat ik met den pacha van Damascus spreek? Is het niet zoo?" „Gij bedriegt u, mijnheer 1" antwoordde de verschrikte man met zichtbare verwondering, ,.i«. ,n een arm handwerksman, een pastei- bakkersbediende in dit huis." „Waartoe deze vermomming?" herhaalde de beambte. „Ik ken u te goed, want gij zijt immers de zoon van den grootvizier, mijn allergenadigsten heer. Wat zou uw vader er van zeggen, als hij u in zulk een verkleeding zag." „In den naam van Allah", fluisterde de ex-pacha hem in het oor, „zijt gij een vriend mi vaders geweest? Dan bezweer ik u bij zijn dierbare overblijfselen mij niet te verra den." „Overblijfselen?" vroeg de verbaasde be ambte. „Uw vader leeft immersl Ik heb gis teren nog een eigenhandig schrijven van hem gehad!" Het verdere gesprek bracht de zaak tot klaarheid De verheugde zoon van den groot vizier begaf zich ijlings naar de woning van den beambte om andere hlcercn, die beter bij zijn vroegere waardigheid pasten, aan te trekken. Weldra bleek het, dat hier snood verraad gepleegd was; zij besloten zonder uit stel zich samen naar Constantinopel te hege ven en den Sultan om recht te vragen. Toen de grootvizier het ongeval van zijn zoon uit diens eigen mond had gehoord, be greep hij er natuurlijk niets van. Zelfs de Sul tan wilde het niet gelooven, toen de ongeluk kige verdrevene hem op de aangevraagde audiëntie de geheele zaak had uiteengezet Toch wilde hij den onbeschaamde zijn toorn 'doen ondervinden en zond hij zelfs onmid dellijk een officier met 400 Janitsaren naar Dumascus, met den last om den misdadiger onmiddellijk naar Constantinopel te brengen. Intusschen was het achtmaandclijksch be stuur van Muhamed als stadhouder voor de bewoners dier provincie, die in hem een wa ren vader vonden, zeer weldadig geweest, en het was vooruit te zien, dat men hem ongaar ne zou willen missen. Toen nu de officier van den Sultan verschenen was en hem den brief van zijn heer had overhandigd, kuste Muhamed deemoedig dat schrijven, drukte het ten tecken van volkomen onderwerping tegen zijn voorhoofd en verzocht slechts eenige uren uitstel om zich tot de reis gereed te ma ken. Hij ontbood intusschen de emirs bij zich, deelde hun mede, dat hij teruggeroepen was en nam een hartelijk afscheid van hen. Nau welijks had hij te midden der Janitsaren de stad verlaten of de emirs en de voornaamste bewoners der stad zonden aan den Sultan een smeekschrift, waarin verzocht werd hun geen anderen pacha op te dringen. Deze brief werd een hardlooper toevertrouwd, die hem in 4 dagen tijds naar Constantinopel moest bren gen. Daar sommigen dit schrijven echter niet krachtig genoeg scheen, werd er nog een tweede opgesteld, waarin Muhameds verdien sten uitvoerig werden vermeld en duidelük kennen gegeven werd, dat zij niet geneigd waren een anderen pacha dan Muhamed te gehoorzamen. Intusschen was Muhamed te Constantinopel aangekomen, waar hij vóór den Sultan werd gebracht. „In den naam van Allah, spreek 1 "Wie zijt gij?" vroeg de Groote Heer met een streng gelaat, „dat gij zoo weinig den toorn van uw heer vreest?" „Een der pacha's van Uwe Keizerlijke Hoogheid. Heer!" antwoordde Muhamed eer biedig, doch zonder te sidderen. „Bij den baard des profeten, wie heeft n tot mijn pacha benoemd, en wie heeft den firman tot uwe aanstelling onderteekend, el lendige bedrieger?" voegde hem de monarch met klimmenden toorn toe. „Uwe Keizerlijke Hoogheid, de heerscher der geloovigen", antwoordde de ondervraagde met vaste stem. Dat is al te kras!" riep de Sultan uit, in woede ontstoken. „Toon mij dien dadelijk, of ik laat u, doortrapte booswicht, terstond wur gen." „Hier is hij, Heer!" antwoordde Muhamed. en hij haalde uit zijn zak een stukje p pier, waarin het glazen schijfje ge wikke was, dat hij eerbiedig voor de voeten van d heerscher neerlegde. Ongeduldig greep deze naar het reepje p pier en bekeek nauwkeurig het schrift, dat als het zijn herkende. Daarop stond hij, diep nadenken verzonken, langen tijd' zw gend, terwijl de grootvizier, die naast he stond, de uitbarsting van zijn toorn vc wachtte, en Muhamed op vergiffenis hopen» met edele bescheidenheid de knie voor 'd heerscher hoog. In dit hachelijk oogenblik waren juist brieven uit Damascus aangekomen, die zijnde van groot belang dadelijk aan den S tan werden overhandigd. Nadat hij ze lettend doorgelezen en rijpelijk overwog had, zei hij: „Grootvizier, Allah is barmhartig! Ind ik dezen mensch wilde straffen, dan zou groote ontevredenheid, ja oproer in mijn i veroorzaken: daarom wil ik uw zoon een dcre provincie geven. U echter, Muhamed, noem ik nu zelf tot pacha van Damasc Vergeet echter niet, dat terwijl gij door deze waardigheid hebt verwrorven, il slechts vergiffenis schenk en in uw ambt vestig, omdat gij een groot verstand bezit mijn volk een goed hart hebt getoond. G „Gezegend zij de barmhartigheid van 1 Sultan, onzen heer!" riep de verheugde Mu med uit, boog zich nogmaals deemoedig v den machtigen heerscher en verliet het pa onder het gejubel der menigte. Nog 25 jaren regeerde hij met veel geluk wijsheid te Damascus. dacht Lies. En juist wilde verdei- gaan, toen zij Jaapje's stemmetje achter zich hoorde. „Schelpen zoeken?" vroe^ hij. 'kWeet heel mooie, daar achter die kleine rots, die zoo al leen staat ./Het rotseilandje," zei Li esje hits, ,ja, daar liggen ze bij hoopen." „Ik mag er eigenlijk niet komen voor moe der," zei Jaapje. „Moeder zegt. als de vloed opkomt, dan kan je er niet meer af." „De vloed komt nog lang n:.et op," zei Liesje. „En als je mijn mandje wilt vullen met heele zeldzame, dan krijg je een gulden." Jaapje's oogen schitterde Een heele gul den! Nog nooit was hij zóó rijk geweest! "Wat zou moeder dat prettig vinden! En dat het kleine meisje hem wel een gulden zou geven, dat geloofde Jaapje zeker. Hij wist, dat Liesje's ouders heel rijk waren, wan' ze woonden in een groote villa en hadden rijpaarden en een auto. En nu zou hij een hcelen gulden krijgen, als hij het kleine mandje met schelpen vulde 1 „Ja, ik zal ze zoeken," zei hij en hij nam liet mandje en daalde naar het rotseilandje af. Liesje keek hem na en riep hem toe: „Breng unnroi 7.»lrt7juri#> mi»pj Tk wil i»pen ffewOIie den keizer met steenen. Dit werd den vorst verteld en men spoorde hem tot wraak aan. Men was diep verontwaardigd en geen straf fen waren groot genoeg voor het volk, dat het gelaat van den vorst met steenen had ver minkt. Constantijn de Groote wreef zich over het gelaat en zei: „Wat mij betreft, ik voel mij niet gekwetst." De bril als sieraad. In de tweede helft van de 17de eeuw ver keerden de Spanjaarden in de meening, dat niets het voorkomen van den mensch meer verfraait dan een bril. En zoo liepen ook de aardigste jonge meisjes met een bril rond. Maar alleen zij, die tot den hoogsten adel be hoorden, mochten heel groote brillen dra gen, zoogenaamde „ocales". Een Madridsche kroniek uit dien tijd verhaalt van een jongen monnik, die zich zoo verdienstelijk gemaakt had, dat men hem verlof gaf een bril te dra gen en wel op één na het grootste soort, dat direct volgde op de „ocales" van de adellijke heeren. Tegenwoordig dragen zelfs kinderen, wTan- n«>r 7ii hii7ipnrlp 7iin of een ander ooggebrek Anecdoten. Frans I kaatste op zekeren dag met een monnik, die dit spel heel goed kende. Dè laatste deed een stoot met het raket-, die de partij besliste. „Dat is", zei de koning, „een juiste zet voor een monnik". „Sire", hernam de ander terstond, „het hangt van uwe Majesteit alleen af om er een zet van een abt van te maken". De koning benoemde hem tot abt. Een «deserteur uit Bern werd door een paar sergeants gevat. Toen dezen hem herkende, speet het hun, dat zij hem gevangen moesten nemen. Zij rustten 's avonds in een herberg, dicht bij een bosch, wellicht in de stille Loop, dat hun gevangene zou ontvluchten. Hij vroeg verlof om voor een oogenblik naar buiten te gaan en eischte, dat men hem vergezellen zou. „Neen", zeiden zij, „ga maar alleen, wij vertrouwen je wel". De gevangene, die zeker was, dat hij bin nen drie dagen doodgeschoten zou worden, keerde binnen weinige oogenblikken terug. „Het is vreemd", zeiden zij, „dat gij terug- De schelpen. In een land, wa- de kust heel rotsachti; speelde aan het strand, dicht bij de rotsen, troepje kinderen. 'tWas in de vacantie, daarom speelden zij daar lederen dag. bouwden forten en groeven diepe grachtei omh-en, maakten bergen var. zand en zoel schelpen. Dicht bij dit strand lag het d waar de arme visschers in bouwvallige hu woonden. In één van die hutten woonde J. je, het schelpenzoekertje, zooals de kind» hem i>oemden. .Taapje was p. zeven jaar maar hij was de oudr'" va vijf kinderen nu trachtte hij wat te verdienen mei sche zoeken, want Jaapje's moeder was een 2 weduwe. En vaak was er geer brood li hut, en dan zwierf Jaapje hongerig langs strand, en vroeg aan iederec... dien hij moetic: „"Wil Ik mooie schelpen voor u ken?" Soms gaven medelijdende menschen dan wel een boterham of een paar cei soms ook mocht hij schelpen zoeken cn as hij al heel blij, wanner h:.j een dubl kreeg. Op een dag, teen Jaapje weer zoo bon langs het strand zwierf, wao het troepje deren daar aan het spelen. De jongens ha forten gebouwd en de meisjes zochten sc jes. Juist vond een klein meisje een beel rose schelpje. „O, kom toch eens kijken!" ze tegen de anderen. „Kijk toch eens. hoe derigJ' Allen kwam m aanloopcn en keken nas fijne schelpje en allen vonden zij het heel „Ik vind het een dood-gewone schelp op eens een nuffig stemmetje. Verbaasd de kinderen op naar een klein nufje, da opgetrokken neusje naar het schelpje ke „Hè, Lies. hoe kan je dat nu zeggen een ander meisje. „Kijk 'och eens hoe 'tls bepaald een zeldzamel" Liesju begon te lachen er. riep: „N< ullie dit vod een zeldzame schelp? 'tl moois! En zie je, als ik me de moeite geven, om zooals jullie altijd doet, naa velende schelpen te zoeken, dan zou ik rel wat anders kunnen lat i zien, dat ker ik jel" Zonder iets te durven zeggen, keken i deren Liesje aan. Ze vonden haar een blufferig meisje, dat altijd ailes mooier ter wilde hebben dan zij Maa de jonge ook naar bet mooie schelpje kwamen waren zoo lief niet. Zij lachter Lleï noemden haa. eer. blufster en riepei tend: „Laat jij ons morgen mooiere s< zien. als je kuntl" „Dat kan ik, blufte het meisie. „En morgen zai ik je schelpen laten zien, die honderdmaal mooier zijn. dan deze prullen!' Toen lieerde Liesje zich boos om cn liep heer naar de plek, waar ze dacht mooie schel pen tc kunnen vinden. „Wat zullen ze morgen staan kiiken!" dacht ze. Nu begon ze te zoe ken en te graven maar ze vond niets dan heel gewone schelpen. Liesje wsrd heel boos, ze stampte met haar voetjes in het zand en riep: ..En t^ch moet ik mooiere schelpen vinden dan zij! Ik wil ze vinden! Zc moeten bij hoo pen liggen op het strand, achter de kleine rotsen!" Maar Liesje wist, dat het achter de kleine rotsen erg gevaarlijk was. Vooral nü, omdat de vloed bijna xon opkomen. Bovendien was het haar streng verboden daar te komen. Zc wist niet, wal ze doen zou. Zonder zeldzame schelpjes bij de kinderen terugkomen, dat wil de zli nleL _Dan maar ongehoorzaam ziin doen, en dat slaat daarop, dat de bouwma terialen iu prijs zijn gestegen, dat de toestand onzeker is, hel geld duur en crediet moeilijk verkrijgbaar. Maar op voorbeeld van de He- geering, die een merkwaardigen slap liecft gedaan le Amsterdam en de nijverheid wil ondersteunen* liet risico tezamen dragend mei het Gemeentebestuur te Amsterdam, heb ben wij gemeend, dit risico op ons tc moeten nemen. Wij zijn daarin gesterkt door hel ge beurde op de vergadering van de Commis sie van Financiën, die ons unaniem gesteund heeft. Verder zijn wij in het bijzonder lot deze voorstellen gekomen, in verband met de voorstellen die wij den vorigen keer hebben aangenomen lol bestrijding van de werkloos heid door steun van de werkloozenkassen. Als wij rekenen, dat met dit werk de Ge meente gedurende IS weken 100 werklieden werk zal kunnen geven, dan vertegenwoor digt dit reeds een uitkccring a ;6 per week, tot een bedrag van 7 10.800, waarvan de Ge meente de helft zou dragen, zegge f 5-100; En nu laten wij werken en iets maken waar wij nog pleizicr van kunnen hebben, iels dal bij draagt tot den bloei van onze Gemeente, waarbij wij vooral niet mogen vergelen, dat het aantal woningen voor betrekkelijk meer gegoeden, van ƒ300—600 huurwaarde, iu onze Gemeente schaarsch is. Ik herhaal echter, wal ik in het begin heb gezegd, dal B. en W. bezig zijn voorberei dingen le treffen voor den bouw van arbei derswoningen. De beer Gerritsen: Mijnheer dc Voor zitter! Die voorbereidingen beslaan daarin, dat met „Volkshuisvesting" voeling wordt ge houden. Maar het zit hem in de kleine krot ten, die opgeruimd moeien worden, en daar om is hel mij te doen. Wanneer wij daar een paar honderd van opruimen, dan bereiken wij een dubbel doel: de Gemeente wordt op geknapt, en aan de arbeiders wordt werk verschaft. Dat is door B. en W. niet voorbe reid, omdat de bewoners van deze huisjes niet dc huur kunnen 'betalen, die gevordprd moet worden wanneer nieuwe huisjes ge bouwd worden. Maar er is op het oogenblik geen 3 pCt. onbewoonde woningen voor dat soort menschen, en ik vrees dat, wanneer wij dit niet stevig aanpakken, wij feitelijk op dit punt stil slaan. Ik geef direct loc, dal op deze wijze financieele offers van dc Gemeente moe ten worden gevraagd, maar die offers zullen gegrond zijn, en ruim beloond worden door de werkverschaffing, de verbetering van dc Gemeente en de opruiming van dc krotten. De algemeene beschouwing wordt geslo ten. Concept-besluiten I, II, Itl en IV, en ver volgens de geheele voordracht worden goed gekeurd zonder hoofdelijke stemming. 2o. Vtforstel van B. en W. lot wijzi ging van de G c m c e n tc-b c g r o o l i n g, dienst 1911. Dit voorstel wordt goedgekeurd zonder beraadslaging of stemming. 3o. Voorstel van B. en W. lot onbe- w o o n b a a r v c r k 1 a r i n g van de wonin gen Bolderstraat No. 11 toebehoorende aan P. Lobel, No's. 16 en 18, toebehoorende aan G. van Kalleveen en de woningen No's 20, 22, 21, 26. 28, 30 en 32, toebehoorende aan J. W. Boshuizen. De oorzitter: De Raad is gewoon, in verband met dc betrokken verordening, een commissie te benoemen. In den laatsten tijd zijn als leden van de Commissie meermalen aangewezen de herren Tromp van 'Holst, Kroes en Van Achlerbergh. Mag ik het er voor houden, dat de Raad nogmaals die hee ren er voor aanwijst, die als hel ware erva ring in deze zaak hebben opgedaan? Gaan de heeren er mede accoord? Dan zijn de hee ren benoemd. Hel voorstel wordt in handen van de Commissie gesteld. f o. Voorstel van B. en W. tol hel ver- lcenen van eervol ontslag overeenkom stig verzoek, aan M. van Lingen, als 1 i d der Commissie lot wering van schoolve r- z u i m. Dit voorstel wordt goedgekeurd zonder beraadslaging of stemming. 5o. Aa n bi e d i n g Ge me en t e-be g r o o- l i n g, dienst 1915. De Vooruitte r: Ik kan 'den heeren me- dedeelcn. dal de voorzitters van dc afdeelin- gen besloten hebben, de leden bijeen te roepen op Maandag- en Dinsdagavond, respectievelijk dc eerste en tweede afdeeling. l)c lieer V a n A c h t e r b e r g li: Mijnheer de oorzitter! De lijd van voorbereiding is locli veel le kort, dat lijkt nergens op. Wij krijgen maar drie dagen om de begrooting tc bestudeeren en zij is nog niet eens rondge stuurd. Als er vragen moeten gesteld worden, is het toch vec-1 beter, dat zij eerst in de ai- dcclingen zijn besproken, dan dat men er direct mede in de openbare zitting komt. De Voorzit tc r: Deze begrooting is be trekkelijk eenvoudiger dan anders. Wij kun nen niet alleen geen kromme sprongen ma ken, wij kunnen niet eens springen. Dc heer Van A c li t e r b c r g h: Nu ja, Mijnheer dc Voorzitter, maar verleden jaar hebben wij er 5 uur aan gewerkt, laten wij zeggen dat hel nu 1 uur duurt. Ik kan U wel verklaren, dat U, wanneer wij de zaak niet hebben kunnen bestudeeren, in de openbare zitting er veel meer last mede zult hebben. De Voorzitter: U zult toch nog wel gele genheid hebben, de begrooling door te kijken. Morgen is het Woensdag, dan hebt U dus Woensdag, Donderdag, Vrijdag en Zaterdag, nog ruim drie dagen en Maandag overdag. Met Uw bekenJdje snelheid van werken zult U dc zaak nog wel kunnen overzien in dien tijd. Kan de Raad accoord gaan met de plannen tol 'bijeenroeping van de afdeclingen? Zoo ja, dan is aldus besloten. Co. Voorstel van B. e n W. om machti ging te verleenen lot het doen doortrek- k e n van 'de w a t c r 1 c i d i n g s b u i z e n in den L e u s d c r w c g. De Voorzitter: Ik moet er de aandacht op vestigen, dat op de agenda abusievelijk ge sproken is van gas buizen. Dit moet zijn w a- t c r 1 e i <1 i n g s buizen. De heeren hebben hel natuurlijk opgemerkt. Hel voorstel wordt goedgekeurd zonder beraadslaging of stemming. 7o. Voorstel van B. en W. lot benoe ming van een tijidelijk leeraar in de klassieke talen aan het Gymnasium. Aanbevolen: J. D. Mecrwaldt. De Voorzitter verzoekt dc hoeren Lysink en Kroes hem bij het opnemen der stemmen behulpzaam le zijn. Benoemd wordt de heer J. D. Moer- wnldt, met algemeene (15) stemmen. De Voorzitter zegt den heeren stem- opnemers dank voor de genomen moeite. De Vo p r z i 11 c r: Den 1 ldon Juli heeft de Raad twee besluiten genomen lot grondver- koop, nil. aan K. Kooyman en aan E. J. en C. Ruitenberg. Daarbij zijn overgelegd leeke- ningèii, waarbij niet geheel liet uitbreidings plan gevolgd was. Dal kwam doordat in een vorige vergadering het besluit genomen was lot voorloopigcn afstand van terreinen voor de oprichting van speel- en sportterreinen. Gedeputeerde Staten hebben nu opgemerkt, dal deze verkoop in strijd zou zijn met het uitbreidingsplan. Dc twee terreinen die wij hadden verkocht, stonden er absoluut huilen. Wij stellen nu voor, teneinde tegemoet tc ko men aan do bezwaren van Gedeputeerde Sta ten. deze besluiten in te trekken en nogmaals hetzelfde besluit te nemen, en daarbij over le leggen een teekening, geheel conform aan het uitbreidingsplan. Dit voorstel wordt g o old g c k e u r d zonder beraadslaging of stemming. Daar niets meer aan de orde is, cn nie mand meer liet woord verlangt, wordt de vergadering door den -Voorzitter gesloten. Electrische Drukkerij L. E. BOSCH r ZOON. red is. En we zijn er aan gewend, dat de booze zee onze zonen en mannen van ons wegneemt. Ze nam ook Jaapje's vader mee." Liesjes's moeder kreeg tranen in de oogen, toen de arme vrouw dit zeide, Ze drukte haar de hand cn liet daarin vier blinkende rijks daalders achter. Ach, wat waren Jaapje en zijn moeder toen blij. Maar sinds dien dag komt Jaapje niet meer op het rotseiland. En Liesje is door die vree- selijke gebeurtenis voor goed genezen van haar lust, om alles mooier en beter te willen hebben dan haar vriendinnetjes. Tante Joh. Antwoord van Constantijn den Grooten. Onder de regeering van Constantijn den Grooten barstte er een oproer uit in Alexan- driê en het volk wierp het standbeeld van „heel vervelend vindt. 13. Puckie kijkt mistroostig met zijn kop op zij schooltje spelen", denkt hij, „is toch niets voor mij." 14. Maar de kind'ren vinden 't dol; ze lachen 'm uit Martien gaat hem plagen met een stuk beschuit. 15. Dat hij hein laat ruiken, maar doet Puckie: hap wordt 't teruggetrokken Tc vind 't geen mooie grap! 16. Puck begint te brommen; heeft hij geen gelijk? „o, wat dikke rimpels „om ziin snoetje, kijk'" 29. Maar de stoute kind'ren kregen allen straf, moesten 't glas betalen, kwamen déór niet af. 30. Hoe of zij ook smeekten - 't was hun eigen schuld, want onaardig hadden zij met Puck gesold. 31. Spelen toch is anders, dan zoon plagerij 'k denk, dit ben je allen stellig eens met mij! HERMANNS

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 8