Qoop dc Ucügd. Het K!avGrb!at!( £aar Het Engelsch van L. E. TIDDEMAN. Bewerkt door C. H. HOOFDSTUK IV. Liesbeth bleef baar bijnaam van Lijs houden, #oonls dit dkwijls met bijnamen gaat. De meisjes zouden hem misschien hebben laten varen, als zij haar vriendschap met Cathrien- hier, lieve kind, om je oom goeden dag te zeg-stond apart, met een donkere, onaangename Ophir, die als een vroolijk-lachende oude uitdrukking op haar gelaat b o e d j a n g a), wiens hart eeuwig jong bleef, Cathrientje sprong dadelijk uit de bank. Zij Cathrientje stad haar beide handen uit, die zijn jongens-lach lacht, maar slank en schoon gen. had zooveel over haar oom gehoord, dat hij door allen gegrepen werden. Zij vergaf het heelemaai geen vreemde meer voor haar was. hun maar te graag en was blij, dat er nu aan „En nu, juffrouw Armitage," ging dehel gekibbel een einde zou komen. Zij trok generaal voort, .wilde ik u. om een gunst vra- Liesbeth ook in den kring en weldra zaten gen. Wilt u ter wille van een ouden vriend, die zij allen te babbelen en gekheid te maken. zijn geen der drie bergen meer. Ophir s ma- ragden rug is reeds gekromd, en zijn schedel is bijna kaaL En de Merapi, die nog altijd denkt, dat droefheid om de verloren bruid, hem zoo deed verouderen, zou, als hij zich weer in het land is ternggekeerd, uw leer- j De generaal stelde een nieuw spel voor. Hij zelf eens kon zien, wel anders spreken. Want lingen vanmiddag vrij-af geven? Ik noodig hen j gaf het een Indischen naam, maar uit zijn ook hij is sterk verouderd; kaal is zijn sche- allen uit in den grooten tuin van mijn hotel i knipoogen begrepen zij, dat hij hel zelf voordel, die soms bo\en de grijze wolken-lokken te komen theedrinken". hen bedacht had. Het was een vroolijk spel, uitsteekt, oud ook maakt hem de dof grijze Dc oogen der meisjes schitterden, terwijl zij waarbij mevrouw Danvers, juffrouw Armitage pij. die de mist hem zoo vaak om de schou- naar hun onderwijzeres keken. Zil waren en de generaal ook meededen. ders slaat: ziin vnnrhnnfd ?c -..m Tafro_..ïmr»0ic terug. Toen zij echter merkte, dat idit toch, boeken bij elkaar en babbelden naar hartelust. niets hielp, zei zij. «Hit »Eén ding is zeker," zei Rosa Neville, die „Je moogt me zoo dikwijls jullie maar wilt n '„L is" noemen. Daar tan ik niets tegen doen. "»u nog onaangenaam moest i.jn sve jlaar ik antwoord niet op dien naam en Joe^n onze beste jurken n.et.aan te trekken. Cathrientje antwoordt niet op „Kaatje". Dat,KaaJa "1 ook n.ct yeel moo.s aanhebben, aal ii: haar wel aan het verstand brengen." j toch ,?en ^neraal op Dit was een lange toespraak voor een meisje *slte; Bosas ™ndinnet,e, Gladys van acht jaar, maar haar groote broertjes |,rong-, hadden haar verteld, wat zij zeggen moest en| zal blauw mous- dit maakte de zaak veel gemakkelijker. Eens 8eH<*ntje aandoen. vroeg Jenny Henderson, die nooit meer vrien delijk was geweest tegen Liesbeth. sinds deze met Cathrientje omging, haar vloeitje te leen. „Je vloeitje alsjeblieft, Lijs," fluisterde zij, „Als ik jullig was, meisjes," zei zij. „zou ik wa it het was onder de les en zij wist, dat ze Iets aantrekken, dat niet gauw bederft, dan dan niet praten mocht. Liesbeth verstond haar heb je veel meer plezier." „En ik mijn rose." Op dit oogenblik kwam juffrouw Armitage weer binnen. Rosa en Gladys wandelden samen naar huis. „Nu moeten we ook beleefd zijn tegen Kaatje," zei de laatste. „Ja, natuurlijk." ,Wat zou Kaatje aanhebben? Ik denk niet, ii<ig welgemoed zijn pijp, en puft en blaast Gladys deed gewoonlijk, wat Rosa hoor zei, de rookwolken naar boven. En, alsof hij gaan- doch dezen keer had zij haar eigen meening. I deweg het leven op aarde en het menschen- „Ik zei, dat het mij speet en dat doet het gewriemel om hem heen. begint moe te wer- ook," zei zij. „Hoe kan het mij nu spijten, alsden. schijnt het, als vraagt hij bij iedere rook- ik onaardig blijf tegen Liesbeth en Cathrien- wolk, die opstijgt naar den hemel: „Wanneer tje?" is het mijn beurt om heen te gaan?" „Je wilt dus goede vrienden met hen wor- Maar dan komt van boven de frissche, den?" speelsche, altijd jonge herg-vvind, die rui- „Ja natuurlijk 1" I schend en suisend, en kittelend grootvader „Dan wil ik je vriendin niet meer zijn, ver-1 Merapi s kalen schedel, antwoordt: „Nog niet, sta je dat?" grootvadertje, nog niet..." Het scheen eerst, of Gladys haar niet be- j En de Singalang, de booze bergfeeks, die nu greep, want zij staarde Rosa verschrikt aan ook bekoeld is. zwijgt. Ze buldert en ze bromt en zei: t en ze gromt sinds lang niet meer, en de kracht „O, dat meen je toch niet!' j ontbreekt haar om steenen uit te werpen. Om te toonen, dat zij het wel degelijk Want ook bij haar kwam de ouderdom, en die meende, liep Rosa Neville met het hoofd nam haar rossige pruik mee, en gaf daarvoor in den nek weg. zonder Gladys zelfs maar: in plaats, een meer bij haar leeftijd passend goedendag te zeggen. grauw-grijs kapje. Maar alle andere meisjes waren gelukkiger „Wat is zij oud geworden," denkt de Ophir, dan zij in langen tijd geweest waren. Hun ge- als hij van uit de verte naar haar kijkt. En wplpn lm/1 lipn nipl niet rncl Oclolnn r»r« hot Vi ii v.'li l-lJ _j welen had hen niet niet rust gelaten en het hij rilt en huivert In zijn kleed van smaragd. was een heele verademing dat alles nu weer En de Singalang. die begriiDt. wat dc Oühir (Wordt vervolgd.) best, maar gaf haar 't gevraagde niet. Jenny vroeg het telkens opnieuw, doch Lies- 'Helh ging rustig door met haar sommen. „Maar Liesbeth," zei juffrouw Armitage .eindelijk, „waarom ben je toch zoo onvrien delijk? Ik geloof, dat Jenny je al wel zes keer1 dat ze een visite-jurk heeft. om je vloeitje gevraagd heeft. Natuurlijk had' „Maar haar oom moet heel rijk zijn," zei j^orde''was' zij er zelf voor moeten zorgen en mag zij niet Rosa. „Anders had hij ons niet allemaal op praten in de les, maar dat neemt niet weg, j de thee gevraagd." dat jij haar 't jouwe best kunt leenen." Toen zij 's middags met juffrouw Armitage Rosa Neville, het grootste meisje uit dc klas, j den tuin van het hotel binnenwandelden, wer- Hei sgjPOokjje (Ier d. ie had nagenoeg hetzelfde met Cathrientje Dan-den zij daar verrast door het zien van een EretP^ezt, vers gehad. Telkens had zij haar aangespro- j lange tafel, die beladen was met taartjes, ken als „Kaatje" en haar gevraagd 'den inkt aardbeien, room en allerlei andere lekkernijen. Lang, zeer lang geleden, toen ze nog jong even door ie geven. Doch evenals Jenny had En overal stonden mooie bloemen. De lucht j waren en slank en schoon, en nog niet dyoe-1 IC1 ÏL or ,*u"en Zij den bijnaam heel zacht gezegd. I was blauw en de zon scheen helder. Dc gen liet dichte oerwoud-kleed, waarin k a 1 a l) 71Jn bergen, Juffrouw Armitage zei nu: generaal, een dame en een meisje stonden op hen hulde, streden de twee groote vulkanen, i .u anen' v-aarin na eeuwen 111 Pil WA Winr hun ïoiirtH nur de Singalang, die begrijpt, wat de Ophir van haar denkt, hult zich beschaamd in haar dicht oerwoud, dat k a 1 a haar om de schou ders sloeg. En zoo staan daar nu de drie bergen, uitge raasd en uitgewoed hun strijd, als drie beza digde reuzen, wachtend op wat komen zal En zij vragen zich af: „Zal eens onze jeugd lerugkeeren, of zullen wij verzinken in de geen wezens en eeuwen, het |<le Merapi») en de Ophir'), om het bezitIlieuwe ™ur' hun )eufid- wecr kan men. En iederen avond, tegen zonsonder- „Cathrientje is al even onaardig. Zij wil den en verwelkomden de gasten. Inkt niet doorgeven, is het wel, Rosa?" 1 .Hat is mevrouw Darners," zei jufffrouw van Singalang1), de trotsche bergmaard r naar het q r „Nce juffrouw," antwoordde Rosa, „ik heb Armitage tegen haar leerlingen. omdat ze haar zoo schoon vonden en zoo lief, fe),en0ver j,cm £n denkt weer- 't Is waar het haar al zoo dikwijls gevraagd." Rosa kon haar oogen bijna niet gelooven, en omdat haar kopje Zoo fijn was en zoo c£,n2aam en aljeen ben jk „ebl£T£n maar 'fc „Hebben jullie samen afgesproken zoo on-1 want zij zag dadelijk, dat de bleekc dame in rond, en zoo glanzend groen haar rug. he|} Keen boQze vrouw £n dan'lacht hij vriendelijk tegen de anderen te zijn?" vroeg haar eenvoudige zwarte japon een echle dame En in den hevigen strijd, dien Merapi cn| ,,.b de onderwijzeres. i was. Maar wie was dat meisje? Dat kon Ophir streden om Singalang's bezit, bespuw- l a» i i Zij sprak1 op strengeren toon dan gewoon-1 Cathrientje toch niet zijni den zij e.kander in felle woede met ="ote,^^ lijk cn Cathrientje en Liesbeth kregen beiden Zij droeg een beelderige wit-mousselienen gloeiende steenen, trachtten elkander te ver-n een kleur. Cathrientje was te verlegen om jurk met een blauw-zijden ceintuur. Haar oesten door geweldige lavastroomcn, breid eenige opheldering te geven. Liesbeth wilde oogen schitterden van blijdschap, terwijl zij c*n kokend als vuurpoelen en verstikten elkaar "dit wel doen maar ze wist niet goed wat zij naar haar vriendinnetje uitkeek, dat zij haastig bijna niet hun zwaveldampen, leggen moest, want Jo en Bob hadden haar in 't oor fluisterde: „Oom heeft mij deze jurk, Schrikbarend en afschuwelijk was <lie -. rt„r»ni»on I" T-Tzst l-inrl niopnelo /l -n I c «„/->/-» Ir ïoc C+viïH vtroopinl- fior» ole ftsionninnon- on Tante Joh. Ingeprent, dat het heel flauw was om te klik ken. „Cathrientje," zei juffrouw Armitage nu. „Jij fïent de oudste en langer op school dan Lies beth. Ik sta er op, dat je mij onmiddellijk zegt, «waarom je Rosa den inkt niet wilde geven." gegeven!" Het kind meende, dat sprookjes strijd, waaruit fier als overwinnaar, soms werkelijkheid konden zijn. trotsch op zijn jonge, schoone, met zooveel Zeker zou geen feest uit een sprookje hetermoeite veroverde bruid, de Merapi trad. En hebben kunnen slagen dan dit van den vrien-trotsch bleef hij neerzien op den Ophir, totdat delijken generaal Cornwallis. Na zich onder vroolijk gebabbel aan dc Cathrientje keek Liesbeth aan, alsof zij vra- lange tafel te goed gedaan te hebben, gingen gen wilde: ..Zal ik het zeggen?" Liesbeth knikte van ja en Cathrientje zei: „Omdat Rosa me niet bij mijn gewonen naam noemde." „Hoe noemde zij je dan?" „Ze noemde me Kaatje en ik kan dien naam fliet uitstaan." „Is dat zoo, Rosa?" „Nee juffrouw," jokte Rosa. „O, wat jok jij!" riep Liesbeth uit de bruiloft tusschen hem en Singalang ge vierd was. En ridderlijk had; de Ophir zich terugge trokken en zich tevreden gesteld, om voortaan J) De tijd. 5) Drie bergen in het Padangsche hoogland. s) Vrijgezel de meisjes op verzoek van juffrouw Armitage In een kring op het gras zitten, hoewel zij j eenzaam zijn bestaan te slijten op de plek, niet begrepen waarom. I waar hij Merapi en Singalang. in hun jong Dc generaal stond nu op, met Cathrientje's geluk, schouder aan schouder zag staan, hand in de zijne. Hij begon te spreken, waar- i Maar Merapi, die dacht, dat, nu de Ophir op het gebabbel der meisjes onmiddellijk ver- de nederlaag had geleden, deze van schaamte stomde. j zou verzinken in de aarde of zou openbarsten ..Toen ik uit Indiê kwam" zei hij, „bracht van nijd, en vuur en vlam zou spuwen over ik eenige mooie dingen mee, waaronder een hem en zijn jonge vrouw, keek zeer verbaasd, gouden halsketting voor mijn nichtje, dien zij toen de Ophir bleef staan, recht en slank, Alle meisjes luisterden nu oplettend naar op het oogenblik draagt. Is het geen mooie, zooals hij daar altijd had gestaan. "Want Wat er verder gebeuren zou. I meisjes?" I 't scheen alsof dc Ophir zich verheugde in „Liesbeth. zei juffrouw Armitage, „hoe In koor riepen allen: „.Ta, prachtig!" Want hun geluk. En de Ophir kon werkelijk geluk- >veet je dal?" Het was werkelijk een heel mooie. kig zijn; dat niet hij, doch Merapi de schoone „Omdat Rosa en de anderen Cathrientje ..Ik-geloof niet." ging de generaal voort, dal Singalang had veroverd. En als hij soms eens altijd zoo noemen," antwoordde Liesbeth. mijn nichtje een gelukkigen tijd op school ge- schreide, zoo, dat de tranen hem langs den „Dal doen ze, omdat Cathrientje oude iurken Had heeft en voor zoo ver ik kan oordeelen, rug liepen, en er voren en beekjes vormden, draagt Vader en Moeder zeggen, dat bet Egt dat niet aan haar of aan haar familie.breed en diep, dan waren deze tranen niet schande is. Ik heb Cathrientje gevraagd, geen Haar vader, de dapperste man uit ons regi- uit droefheid geschreid om zijn eenzaam be antwoord le geven, als zij haar „Kaatje" noem- ment, op wiens borst het Victoria Kruis werd staan. Neen. 't waren vreugde-tranen, omdat 'den en ik zou geen antwoord geven, als ze me gehecht voor zijn moed. werd ziek. Bijgevolg de Ophir had opgemerkt, dat juffer Singalang „Lijs"' noemden. Jenny Henderson zei „Lijs";bon haar moeder geen mooie jurken voor geen wonder-zacht vrouwtje was. Ze was een tegen me, toen ze om mijn vloeitje vroeg en haar koopen en daarom werd zij door de meis- cchi feeksje, dat bleek reeds kort na haar daarom gaf ik het haar niet." I Jes °P school „Kaatje" genoemd en ik geloof, huwelijk met den trotschen Merapi. Vreeselijk „Meisjes', is dat waar?" vroeg juffrouw dat zij allesbehalve vriendelijk tegen haar boos en slecht geluimd kon ze vaak zijn cn Armitage. waren. Zij wilden niet met haar pralen cn grommen en brommen binnensmonds. En, o Diepe stilte. Iedereen keek vóór zich en haar niet in haar spelen laten deelon. Zij zou wee, als ze haar rossig pruikje op het kopje niemand gal antwoord. 1 zich al heel eenzaam gevoeld hebben, als er zette, dan was het al héél bar met haar ge-| „Rosa, jij bent de oudste antwoord!" j niet één meisje geweest was, dat haar vrien- steld. Dan slingerde zij, razend en bulderend, „Ja," zei Rosa langzaam. dinnetje werd. Voor dat kleine meisje heb ik groote gloeiende steenen, niet alleen naar haar „Dal is genoeg. Ga nu weer aan jullie werk. ee" ketting meegebracht, precies als die van eigen man, maar ook naar den Ophir, die ,4a schooltijd zal ik met jullie spreken." Cathrientje. Maar nu is de moeilijkheid, dat haar toch waarlijk niet geplaagd had, hij, die De morgen kroop voorbij cn Cathrientje cn ik haar naam niet ken, Cathrientje moet mij zoo heel ver van haar af stond. Liesbeth waren blij, dat hij eindelijk om was. Haar daarom eens wijzen.'.' j En recht cn slank stond, in zulke boozc Zij mochten gaan spelen, doch de andereu i Cathrientje wees nu glimlachend Liesbeth oogenblikken de Ophir daar en keek naar moesten binnen blijven. Zij liepen gearmd cn aan. die een kleur kreeg tot achter haar ooren. Singalang, en lachte zijn jongen lach, als hij yroeger zich af. wat er binnen gebeurde. j „Kom hier, beste meid!" zei de generaal. de vrouw, voor wie hij zoo verwoed gestre-, Dit kv. amen zij echter nooit te welen, maar Liesbeth was nog nooit zóó verlegen ge- den had met zijn eenigen vriend, Merapi, zóój /anaf dezen dag hoorden zij de namen j wcest, ze keek aarzelend naar juffrouw zag te keer gaan. En hij benijdde Merapi niet, j „Kaatje" er, „Lijs" niet meer. Toch waren de Armitage. en hij kon het niet vatten, hoe die sufferd meisjes niet vriendelijker geworden en toon-maar, lieve kind," zei deze aanmoedi- onder dit alles zoo kalm bleef. Die rookte ien zij hun verontwaardiging door zoo min f>enfl maar zijn pijp, en pufte en blies de rookwol- mogelijk teger. de vriendinnetjes te spreken.' Zij ging naar den generaal en alle meisjes ken uit, alsof hij de gelukkigste berg op' „Trek je ei maar niets van aan," zei keken haar aan, toen zij met neergeslagen onrdc was. Neen. zulk een kalmte kon dc nevrouw Jones, toen Liesbeth het haar moe- oogen vóór hem stond. Mevrouw Danvers Ophir zich moeielijk voorstellen; hij zou ier verteld had; „het zal wel weer in orde keek haar vriendelijk aan en Cathrientje liet anders gedaan hebben met zulk een boos iomen." haar handje in dat van haar vriendinnetje vrouwtje. De meeste kindei »n zijn echter rn_ dig glijden, terwijl generaal Cornwallis den Zoo dacht de Ophir, en zoo dacht hij nog en <lc heide vricndii ietjes vonden, dat het alprachtigen ketting om haar hals vastmaakte, na eeuwen, toen de drie bergen er nog altijd hèel lang duurde. .0, dank u well" riep Liesbeth over-geluk- slonden en er een tijd kwam, dat raenscheu m Tntusschen kwam Liesbeth dikwijls in het kig uit. Zij kon geen woorden vinden om aan kwamen aan hun voet en er hun huizen als huisje, waar Cathrientje met haar moeder en haar dankbaar gemoed lucht te geven. arken en Spaansche galjoenen gingen bouwen, haar zieken vader woonde on zij was in de „Ace,"' zei de generaal met krachtige stem, Prachtige huizen zooals alleen de oude wolken, toen mijnheer en mevrouw Jones den >.jc hoeft mij niet te bedanken. Het doet mij Maleiers die konden bouwen. Huizen waren majoor eens met een rijtuig kwamen bezoeken genoegen dezen ketting als een herinnering het, vreemd van vorm en grillig van lijn. en oen eindje met hem gingen rijden. aan bet vriendinnetje van mijn nichtje te Vooral het breede dak van zwarte palmharen, Van alles wat. Een wedloop. Een der vorige presidenten van de Ik n- sehe Republiek, Casimir Périer zoo staat er te lezen in de jon ste aflevering van het tijdschrift ,,Yoor 't Jonge Volikje" bezat een prachtig kasteed te Pont-sur-Seine. Toen hiij daar eens in zijn zomervacaintietijd ver toefde en in den omtrek een wandeling deed, ontmoette hij een eenvoudig man uit de buurt, die hem vroeg, of hij zich nog herinnerde als kind vaak met hem te hebben gespeeld. ,,Zeer zeker", antwoordde de president, na dat hij den man eenige oogenblikken oplet tend had aangekeken. .,en i'k herinner me óók nog. dat ik het met hardloopen altijd vam je won." ,,Dat's niet waar", antwoordde de man. Wedden, dat ik 't nóg van-je win?" Aangenomen!" „Om hoeveel?" „Om een franc/* „Best". Casimir Périer trok lachend zijn jiiiSje uit en een oogenblik later begon de wedloop. De president won glansrijk en zijn tegen stander betaalde hem eerlijk, wat hem toe kwam. Tony's droom. Klr-ine Tony lag te slapen, Jn zijn bedje scheen het licht Van dc zilver-witte sterren En van 't maantje's bol gezich Al die lichtjes uit den hemel Stonden stralend om zijn bed, 't Leken blanke diamantjes In een schitt'rend zilvernet. Tony fluistert heel bedremmeld Al die vonkjes zachtjes toe: „Kun je mij misschien ook helpen, Sterretjes? ik wil naar Moe." „Zoo, wil je naar Moeder, jongen? Nu, mijn kleuter, kom dan maar. We gaan hem tezamen brengen, Lieve broertjes, is 't niet waar?" „Ja," klonk 't blij, „we gaan hem t< n Ons zoo heerlijk sterrenland." Hup, daar ging de kleine dreumes Mee omhoog uit 't ledikant. Langs een weg vol mooie bloemen Komen ze nu aan een grot, Tony tikt eens heel bescheiden Aan de deur, ze blijft op slot. „Kan die deur voor kleine jongens Soms niet open?" vraagt hij zacht. En dat hoort een vriend'lijk dwergje, „'k Breng je bij de slot vrouw, wacht I" Klinkt het vriend'lijk van zijn lippen, „Kom maar binnen allemaal," Zegt hij tot het sterrenleger, „Hier is onze eerezaal." En daar ziet het kleine ventje Vol bewondering de fee En zacht schreiend vraagt hij vrk i lijk: „Neemt u mij naar Moesje mee? „Zoekt dat kindje weer zijn Moesje, Liep je soms weer van haar weg? Ben je daarom hier gekomen? Dat is niet verstandig, zeg!" En de dikke tranen rollen Al maar langs zijn bolle wang En hij snikt: „Ik slaap in donker En daarvoor ben ik zoo bang." Doch waar was op eens de slot vrouw En het mooie sterrenlicht? Niets meer ziet de kleine bengel Dan zijn Moeders lief gezicht. /t Lacht hem toe en hij is wakker En zij streelt heel zacht zijn hancL „Niet meer bang zijn, hoor mijn jongen, Als je reist naar Droomenland." Truus Salomons Moeder'8 Avondliedje. Kom iiev'ling! leg je kopie, Maar tegen moeder aan. En sluit je donk're kijkers, Nu moet je slapen gaan. De bloempjes in ons tuintje, Zijn allen reeds ter rust, Door 't vriend'lijk avondkoeltje, In zoeten slaap gekust. De lieve vogels zwijgen. Ze zijn van 't zingen moe. En gaan om uit te rusten. Naar 't warme nestje toe. Het maantje gluurt dooi t veiv r, En houdt zoo trouw de wacht. Ko-m Iiev'ling! sluit nu d'oogjes, Ga slapen. Goeden nacht! Kunstje met een geldst ukje. Je neemt een geldstuk en werpt dit in een glas met water. Dan leg je over het glas een stuk papier. Nu leg je je vlakke hand er op, keert fict glas voorzichtig om, zoodat ju niets morst en je ziet twee geldstukken. Dc arme man was in tijden niet huiten ge-1 geven. met aan de uiteinden de naar boven gekeerde weest. daar hij veel te zwak was om te wan- J Er heerschte een oogenblik stilte. Daarna punten, 'de korbainvhorens. En al meer men- delen en hij genoot van de heerlijke natuur. spraken de meisjes zachtjes..Zij schenen allen schen kwamen er, en ook zij bouwden er Op een morgen kwam er een lange officieriels aan juffrouw Armitage te zeggen te heb- weer huizen, die zij versierden met kunstig- met grijs haar in dc klas. Om te beginnen, was hen. Na een poosje stond de onderwijzeres gesneden, fraai-gekleurde dieren en figuren, dit op zich zelf al iels buitengewoons. Alle op i En de drie bergen keken naar die huizen en meisjes stonden op en maakten een buiging,! „Ik zou gaarne een enkel woord.: willen zeg- die mcnschen; dwergen schenen rij hen foe, doch geen hunner vermoedde, wie die heer ,6^11, generaal Cornwall:0," begon zij. Ilanr de lieden, die leefden aan hun voet en die was eu waarom hij op school kwam. stem was vriendelijk en helder en er ging geen 1 dronken van de tranen-stroomen. die zij de „Meisjes/' begon hij, „ik ben generaal'Jorn-J woord verloren. „Mijn leerlingen verzoeken bergen soms deden vloeien. Ja, veel, b: wallis en ik kom heelemaai uit Indié. Juffrouwmij u te zeggen, dat het hun erg spijl, dat zij veel zagen in dien tijd de drie bergen. En Aiinilage is nog een oude kennis van mij enzoo onaardig tegen Cathrientje geweest zijn. altijd bleven zij daar cn keken toe en luisler- aarom stond zij mij toe jullie een bezoek Als zij 't hun vergeven wil, .zullen zij vanaf dit den. E11 nu staan ze er nog. Maar 't zijn r.iel rengen. Er is hier één meisje in de klas, i oogenblik hun gedrag veranderen. Hel is nog'meer de slanke, jonge bergen van vóór niet hoewel ik haar niet te Iaat, om het weer goed te maken." leeuwen, want kal a spaarde hen niet. Wel meis ie \\6J« Ir z'en heb, sinds zij een klein De meisjes stonden allen om juffrouw slaan daar nog al'ijd schouder aan schouder 'tm gu rfv^eriS m^n 2usteriArmitage heen en hun gezichten toonden, hoe.de trotsche Merapi en. de humeurige Singa-, neet Daz^ars» Kom ernstiu rii hei meenden. Alleen Rosa Nevilla lanfl. en. wat yerder qd. de non aIUW een&UQ0 1" ':i roert je is de dokier hij draagt een hoogen hoed de zusjes vinden beiden: die staat hem waarlijk goed.! Louisje Is de zieke ze heeft haar been bezeerd de dokter zal 't verbinden en kijkt daarbij geleerd Margo'tje zal hem helpen ze houdt een waschkom Lij en denkt: zoo'n been verbinden, tat is een heel kAE&ajJ De dokter heeft het drankje meteen maar mee gebracHïj het is ook heel vervelend, als j'er zoo lang op :wic&! Ze krijgen elk een lepel dat ls goed voor den fthrik. „maar niet meer*1 roept 'de .doHft „want 't restje, dat wil Lkl" Hermiz ''Ti

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1914 | | pagina 6