S' \^oov de |Jeü§d. m. ten goed plan in 't nieuwe jaar. door HERMANNA Marianne had een ontevreden bui, helaas -£iet voor den eersten keer; lusteloos stond te uit te kijken voor 't raam der kinderkamer. f| Zag er erg saai uit buiten. Prettig -winterweer, dót zou 't zijn als 't kneeuwde of vroor, maar verbeeld je, 't nieuwe flaar was begonnen met ongewoon zacht weer 'en regen, altijd maar regen, 't Park zag er 'jjoo troosteloos en verlaten uit, de boomen met hun kale takken glommen van 't nat en Jpp den grond was 't één drassige pap met hier en daar groole modderplassen. Nu de boomen kaal waren, kon Marianne heel tot aan 't groote, ijzeren bek zien, dat f\ park van den straatweg scheidde, maar dat gaf ook al weinig variatie, want in 't laatste half uur was er niets voorbijgekomen dan één boerenwagen. De tjilpende raus- schen, vechtend om een broodkorstje, vlak .voor 'i huis, gaven warempel nog de éénige afleiding. Met een welgemeenden zucht keerde Ma rianne zich om. „Hè, kindje", zei moeder, die voor 't andere raam zat te naaien, „ik had zóó gehoopt, dat je dite vervelende buien in 't oude jaar had achtergelaten, 't Zou voor jezelf vooral, en aok voor mij, zooveel prettiger zijn. Kom, ga eens wat uitvoeren, je zult zien, dat 't helpt. Zullen we sam?n 't Fransche stukje eens over lezen, waar je gisteren zooveel moeite mee hadt? Als juf dan morgen komt, kan je haar er mee verrassen." ,,'k Heb 't al overgelezen en mijn andere werk is ook af", antwoordde Marianne met een pruilstem. „Ga dan wat lezen of met die poppen spe len. Kom. kijk eens in je kast; je hebt zooveel speelgoed er zal toch wel iets bij zijn. waarmee je je kunt bezighouden?" „Hè nee zoo vervelend altijd diezelfde - peppen en de boeken heb ik allemaal al zoo dikwijls gelezen „Is 't nieuwe boek, dat je van vader hebt dan ook al weer uit?" „O heden, al langl 'k Vind er nfets aan altijd diezelfde verhaaltjes tc lezen en mijn speelgoed kan me niets meer schelen", brom de Marianne, die hoe langer hoe knorriger werd. „Je zult strenger aangepakt moeten worden; yader en ik zijn misschien wel wat te toege vend voor ons eenig meisje", zei moeder half luid, meer tot zichzelf dan tegen Marianne, maar deze had 't toch wel verstaan. „Dat is het 'm juist, dat ik alleen ben'*, riep ze wat levendiger uit. ,,'k "Wou, dat ik rooveel zusjes en broertjes had als Rika van den koetsier; u zou 's zien hoe lief en tevre den ik dón was." Nu moest moedor toch even lachen. „Zou je dat heusch denken, of zou 't ook aan 't humeurtje kunnen liggen?" Onderwijl knikte ze naar buiten. „Nu kind, dót is welkom bezoek: Zuster Marie komt er aan!" Een oogenblikje scheen hel, alsof Marianne's gezichtje zou ophelderen. Ze hield veel van de wijkzuster. Maar de booze bui zat nog te diep om zoo gauw den aftocht te blazen; ze bleef stil in haar pruilhoek bij do speelgoed kast zitten, toen de zuster binnenkwam. „Sla op Marianne en zeg Zuster Marie goe dendag", zei moeder op strengen toon; „ja, mijn slechtgehumeurd dochtertje is vanmid dag nu juist geen aardig gezelschap voor me Met hoogroode kleur en ingehouden tranen gehoorzaamde Marianne. ,Ik kom juist van een meisje, dat óók in tiiet al te best humeur was", zei de Zuster glimlachend„zij meende nog wel, dat ze een toonbeeld van tevredenheid zou wezen, als ze In jouw plaats was, Marianne, geen las tige kleine zusjes en broertjes had en in t bezit van zoo'n heerlijke boekenkast was. Ik was even bij .de -stouw van uw koetsier om naar het kleintje lie zien", voegde ze er bij tot Marianne's moeder gewend. „En 't ontevreden meisje was Rika?" vroeg deze. ,,0, die onverstandige kinderen! Hier, onze pruttelaarsber, dacht juist, dat ze nooit weer ontevreden of knorrig zou wezen, wan neer ze 't zoo bad als Rika!" Moeder en Zuster lachten. Er verscheen nu toch ook een glimlachje op Marianne's ge zichtje. „Rika moest jou een paar van haar zusjes, en jij Rika wat van jouw boeken leenen", zei Zuster Marie uit de grap, maar Marianne vatte 't als ernst op. „He ja, als dat kon! Vindt u 't goed, moe ,.Nu. daar heb ik niet op tegen; je mag Rika met twee van haar zusjes vragen Woens dagmiddag bij je te komen spelen; dan kun nen jullie er de proef eens van nemen", zei moeder en zuster Marie beloofde, dat ze dan eens zou komen kijken. Nu was de booze bui geheel gezakt. Marian ne bedacht allerlei plannetjes voor dien Woensdag en ging al dadelijk die boeken uit zoeken, die Rika, naar ze dacht, 't best zou den bevallen. Den volgenden dag moest de juffrouw, die Marianne les kwam geven, er ook alles" van booren, ja, Marianne was er zóó van ver vuld. dat haar werk er onder leed, en 't niet veel scheelde, of de visite had niet mogen doorsnan voor straf. Rika stond al een uur lang klaar in een keurig, stijf gestreken jurk met roode linten 't Was wel een dunne voor Januari, maar 'I was de beste, die ze had, en moedervond.dat t* haar dochtertjes niet mooi genoeg kon klee- éen voor een bezoek op 't Huis. Betje en Antje, de kleine zusjes, werden nu door moeder onder handen genomenDen vo- rigen avond waren er papillotjes gezet en nu waren de sluike vlasbolletje:; in krullebolletjes •veranderd. Natuurlijk dat Betje en Antje, evenals Rika, de beste spulletjes aankregen: dók witte jurkjes, maar met blauwe linten. Onder 't aankleeden gaf moeder nog allerlei raad, hoe haar meisjes zich moesten gedragen op 't Huis. „Altijd met twee woorden spreken en als mevrouw wat vraagt, dan lej je: met uw welnemen, mevrouw- Als er een koekie presenteerd' wordt, niet dadelijk toegrijpen en „Maar moekie", riep Rika teleurgesteld, „dan krijgen wo niks!" „Jawel, dan zeggen ze: kom, doe 't maar gerust, en dón pas mag Rika er ééntje ne men voor zich alleen en nóg ééntje 0111 'l tussehen Anl en Betje te deelen. Onthoudt 't goed, kinders, Ant en Betje mogen nooit iets zelf nemen en als mevrouw soms limo nade of melk geeft, dan zorgt Rika er voor, dat ze een glaasje mei 'r beiden krijgen. Zal je er 0111 elfenken, kind? Altijd beleefd en bescheiden zijn. O ja, en hier is een mooie, schoone zakdoek voor Riek; die moet gedu rig de kleintjes maar 's helpen. En als jullie spelletjes doen, moet je de jongejuffrouw al tijd laten kiezenwat die wil, dót moet ge beuren niet bazig wezen, hoor!" „Gunst, moe, 'k zou het niet' durven", zei Rika, „en moet 'k ook zeggen: ,,'k zal 't uwe wel nemen jongejuffrouw", net als tegen mevrouw?" „Met uw welnemen, heb ik gezegd, kind onthoud 't nu goed ja zeker, óók legen de jongejuffrouw. En denk er om, dat je altijd je rechterhand gebruikt en goed je voeten veegt op de mat. Och heden, ik hoop zóó, dat jullie je netjes gedraagt! Ga dan maar opgepast, hoor, Betje en Antje moeten maar net doen als Rika en niks zeggen, als er niks gevraagd wordt." Vol trots keek moeder 't drietal na, dat, onder den indruk van moeders lessen, be daard hand aan hand t park doorwandelde nnar het Huis. Rika prevelde aldoor: „met u zal ik 'l wel nemen. mevrouw, 'k zal wel 't uwe ne men, jongejuffrouw", bang als ze was, dat ze hel heelcmaal vergeten zou zijn, voordat ze coed en wel binnen was Ondlerwijl voelde ze telkens in haar jurk of ze den zakdoek nog had. De zusjes waren op 't punt van te schreien en kleine Betje wou op eens omkee- ren. maar Rika hield haar stevig vast en zoo kwam „de visite" op 't Iluis. Juichend sprong Marianne de meisjes tege moet. Ze had al lang op den uitkijk geslaan. Vroolijk babbelend trok ze baar gastjes mee, die van beduusdheid hecleraaal vergaten de voeten te vegen. Wat waren dc loopers in de gang en op de breede trap zacht je hoorde heel niet, dat je slapte! Met groote oogen keken Rika en haar zusfes rond, maar pralen durfden ze niet, ook boven niet, in de kinderkamer. Me vrouw kenden ze anders wel goed, maar nu waren ze zoo verlegen, alsof ze haar nog nooit gezien hadden Toen de kinderen later onder elkaar waren, ging 't wel wat beter. Ze begonnen van lie verlede te ontdooien. De platen aan den muur waren ook zoo mooi en wat een boeken en speelgoed waren er in die kast! Antje vergat moeders les van niets te zeggen, als haar niets gevraagd werd en zei op eens, terwijl zc naar Marianne's pop wees: „die heeft ook krulletjes, net als Ikke, kijk maar!" „Wil je de pop eens op school hebben? Ze heet Betsy!" Antje's oogen straalden en Beitje zei gauw: „ik ook een pop op schoot hebbent" Marianne liet er haar zelf een uitzoeken. Ze maakte een gezellig hoekje en daar zaten ze nu elk met een kindje op schoot, 't Verbeeld de een theevisite; om de beurt mochten ze inschenken. O, als Antje's moeder toch eens gezien had, hoe ruim haar kleine meisje met den suiker omsprong! Duimdik schepte ze dien in haar kopje en diepte 'm dan met haar vingertje er uit op. Rika vond 't heel erg. maar Marianne lachte er om en zei, dat 't best mocht. Toen was Rika gerust en ging zelf ook echt aan 't ge nieten. Na een uurtje kwam Marianne's moeder weer eens kijken en bracht Zuster Marie mee; nu die was een oude bekende van Rika en de kleine meisjes. Jammer vonden ze 't al len. dat Zuster maar zoo kort kon blijven, maar daar was niets aan te doen. „Moeder", zei Marianne toen, „Rika vindt vóórlezen zoo prettig, verbeeld u." „Rika is gast, dus wat Rika prettig vindt, gebeurt vanmiddag", riep moede, en kreeg al een boek uit de kast. Marianne keek wel een beetje sip, maar ze begreep toch óók, dat 't zoo moest wezen, als moeder zei. Hè, wat genoot die Rika! Ze werd rood van 't ingespannen luisteren. Marianne luis terde, eerst legen wil en dank mee en kon er al gauw niet bij, dat dit 't zelfde ver- haai was, dat ze laatst zoo vervelend had gevonden. Toen 't uil was, vroeg ze, of moeder er nog eentje uit 't zelfde boek wou voorlezen; ze keek minstens even opgetogen als Rika. Moeder glimlachte, toen ze 't bemerkte, maar ging rustig door met 't volgende ver haal. De traktatie gaf een kleine stoornis. Mina kwam binnen met een blad vol lekkers. „Houden jullie wel van limonade?" vroeg Marianne's moedér, terwijl ze 't boek even weglei. maar daar begonnen Antje en Betje, die tot nu toe vroolijk in 't poppen- hoekje hadden gespeeld, op eens zóó ie schreien, dat iedereen er van schrikte en Mina 't blad haast uit de handen liet vallen. „Lieve kindertjes, wat scheelt er aan? Weet jij 't ook, Rika?" Rika. met 't gezicht op eens in een heel ernstige plooi, stotterde„met uw nemen, met met uw welnemen, mevrouw, moeder zei en ne nou zijn ze bang, dat ze niks krijgen, want moeder zeize 'hoeven maar een hall glas samen Nog harder geschrei van dc kleine meisjes en Antje snikte tussehen haar tranen door „nee, een heel, heeft moe gezeid, een heel elaassie met z'n beien." Nu Marianne's moeder eerst maar begreep, waar de schoen wrong, kon ze de kinderen gauw geruststellen, 't Duurde dan ook niet lang, of ieder van het gezelschap had een heel eigen glas limonade en een mooi taartje, zelf uitgekozen, voor zich, en weldra hapten Antje en Betje, met- tranen nog op de bolle wangetjes, van de taartjes en nipten van de limonade, dat 't een lust was om te zien. Aan alle pret komt een eind, zoo ook aan dezen genoegelijken middag. Toen er nog een mooi verhaal was voorgelezen van een klein meisje, dal in een groot, donker bosch ver dwaalde, maar ten slotte gelukkig weer bij haar vader en moeder terecht kwam, werd t tijd voor de casten om te vertrekken. Rika kon haast niet scheiden van de boe ken. „Weet je wat?" zei Marianne. „Neem er maar een mee om thuis te lezen; als je 't dan uit hebt, kom je er weer een halen." Rika wou 't wót graag. „Ik ook een boek mee!" riep Betje. „Neen, jij kunt immers nog niet lezen, je zoudl er niets aan hebbenmaar weet je, als Rika weer een boek komt halen, mogen Antje en jij meekomen om een poosje met de pop pen te spelen," zei Marianna's moeder en Ma rianne kwam gauw met mooie plaatjes aan. „Kijk 's, d i e mogen jullie meenemen.'-' „Om te houden?" „Jazeker!" 'Betje en Antje keken elkaar opgetogen aan en bij 't goedendag zeggen vergaten ze, even min als Rika, de bedanken voor den prettigen middag. (Slot volgt). Nieuwjaarsdag. Ik denk, dat weinigen van jullie welen, dat de nieuwjaarsgebruiken, die bij dc heden- daagscEe volkeren op verschillende wijzen in zwang zijn, van heidenschen, inzonderheid Romeinschen, oorsprong zijn. Eerst zal ik jullie eenige bijzonderheden van de toenmalige nieuwjaarsviering vertel ler. Je kunt dan den oorsprong in de tegen woordige gebruiken herkennen en de wijzi gingen, die zij ondergingen, opmerken. Het Romeinsche jaar begon aanvankelijk met 1 Maart, doch Numa. de tweede koning van Rome, moet in 717 vóór Christus het jaar met twaalf maanden hebben ingevoerd, ter wijl het er vroeger slechts tien had. De eeuwige stad aan den Tiber vertoonde op den eersten dag van het jaar reeds in den vroegen morgen een opgewekt leven. Dade lijk bij het opstaan begroetten de huisgenoo- ten elkaar-met de hartelijkste gelukwenschen. Zij vermeden daarbij zorgvuldig elk woord, waarin een kwaad voorleeken opgesloten kon liggen. Ook onthield men zich van alle on- eenigheden, want een enkel liefdeloos woord, geloofde men, kon een geheel jaar kwaad na tich sleepen. Opdat het jaar een gezegendeo arbeid zou opleveren, verrichtte elk op dien morgen een kleinigheid van betgeen tot zijn dagelijksche bezigheden behoorde; het was eigenlijk slechts niet meer dan een zinnebeel- c^igc handeling daarvan, want de groote dag bracht nog andere belangrijke plichten mede, deels jegens de goden, deels jegens de men- schen. Nadat aan de vereischten der huiselijke ge woonten voldaan was, trok men naar het Ka- pilool om daar den god Janus met wierook, wijn en offerkoeken te vereeren. Jullie weet misschien, dat volgens de fabelleer deze god- beid twee aangezichten had, het eene naar het verleden, heil andere naar de toekomst ge richt. Een sprekend beeld voor den aanvang van hest jaar. Voorts werd de eerste maand naar dezen god genoemd. Deze huldiging ge schiedde voornamelijk door de vrouwen, ter wijl de stralen wemelden van mannen in feestgewaad, die zich bij de huizen hunner patronen verdrongen om hun gelukwenschen aan te bieden. Velen hunner begaven zich naar het keizerlijk paleis om hun grooten eer bied uit te drukken. Na, afloop der beschreven plechtigheden bracht de Romein het overige gedeelte van den dag door met aan vrienden en bekenden geschenken te zenden en wederkecrig van hen te ontvangen, die even als de handelingen 's morgens een zinnebeeldige bcteckenis had den. In de oudste tijden waren deze strenae (waarvan het Fransche woord ét ren nes vnor nieuwjaarsgeschenken afstamt) eenvou dige lauriertakken, die men uit het bosch van S r e n i a, de godin der gezondheid, haalde en wier stille overreiking den wensch voor een gelukkig en voorspoedig jaar uitdrukte. Later voegde men een koperen munt, waarop hel hoofd van Janus gestempeld was, vergulde dadels, Carische vijgen en Damasceensche pruimen daarbij. Het eerste moest beteckenen, dat de ontvanger het geheele jaar door steeds geld bezitten mocht, terwijl de zoete vruch ten den zinnebeeldigen wensch uitspraken van een aangenaam verloop van het jaar. Deze zeden van den Romeinschen nieuw jaarsdag namen onder de keizers steeds prachtiger en rijker gedaante aan De gewone geschenken onder vrienden en verwanten bestonden uil zoogenaamde S i- gilla, poppetjes of figuurtjes, die voor do armen van gebrande iJei, voor de meer ge goeden van glas of was, voor de rijken van edele metalen als goud, zilver, enz vervaar digd werden. Met deze begiftigden voorname- liik ouders hun kinderen. Maar ook volwassen personen zonden elkaar uit scherts dergelijke figuren en andere nabootsingen van natuur lijke voorwerpenmen gebruikte daartoe da dels, pruimen en vijgen van was of glas. Deze nabootsingen kwamen prachtig overeen met de natuurlijke voorbeelden en waren even sierlijk als dc menschelijke figuurtjes van koekdeeg, waarmee de Romeinsche brood- en banketbakkers de nleuwjaarsmarkt voorza gen, die tussehen de laatste dagen van De cember en den eersten Januari gehouden werd. en waar men allerlei fijne eetwaren verschillende kleedingsloffen, gemaakte klee deren. mooie meubelen, kostbare kleinoodiën, schilderijen en beeldhouwwerk tc koop vond. Daar hel gebruik om op nieuwjaarsdag el kander geschenken aan te bieden, algemeen werd, zooals tegenwoordig nog in Frankrijk, zoo moest bet zich ook tot den keizer uil- strekken. Deze ontving dan niet alleen ge schenken. doch beantwoordde ze met tegen- geschenken. In de eerste regeeringsjaren van Augustus, den eersten keizer van Rome, schenen die nieuwjaarsgeschenken meer de beleekenis te hebben van een offer aan dc goden, die door tnsschenkomst van hel volk den keizer gun" stig gezind zouden worden. In latere lijden nan: keizer Augustus den lsten Januari op het kapilool allerlei geschenken persoonlijk in ontvangst, doch gebruikte zc nooii tot eigen nut of voordeel. Hij liet integendeel van de ingekomen gelden rpenbarc kunstwerken stichten, om daarmede als het ware het volk een tegengeschenk aan te bieden. Nog heden ten dage beslaat er in Rome een marmeren tafel, die bij een gedenkteeken voor Vulcanua behoorde en herkomstig is van de nieuw jaarsgeschenken, die in het 9de jaar na Christus den keizer overhandigd werden. Tiberius, de opvolger van Augustus, was keerig van alle nultelooze uitgaven en dien- ter^evolge ook van de gelukwenschen op den nieuwjaarsdag, wegens de daaraan verbon den geschenken. Hij onttrok zich zoowel aan de geschenken, als aan de tegengeschenken. In de eerste jaren zijner regeering vertoefde hij daarom op den nieuwjaardag buiten de stad. Later gaf hij soms aan dc bestaande ge bruiken toe, met de nieuwjaarsgeschenken aan te nemen en ze eigenhandig met het vier voudig bedrag hunner waarde te beloonen. Geheel anders gedroeg zich keizer Caligula, die altijd geldgebrek had. Onder zijn regee ring namen de nieuwjaarsgeschenken den vorm aan van een gedwongen belasting, zon der dat hij aan tegengeschenken dacht. Onder keizer Claudius hield de gewoonte van het Staatsopperhoofd te begiftigen, gedu rende langen tijd op. Zij schijnt evenwel in de 4de eeuw ten opzichte des keizers hernieuwd te zijn. Het slot der nieuwjaarsplechtigheden be stond in een grooten maaltijd, op het kapitool aangericht en waaraan de noogste staatsdie naren voornamelijk deel namen. Reeds onder de eerste keizers was zulk een gastmaal kost baar ingericht. Na den 3den Januari volgden daarop luis terrijke spelen voor het volk. Deze Romenische nieuwjaarsgebruiken heb ben tot in onze dagen duidelijke sporen ach tergelaten, al is het dan niet op den glansrij ken voet van voorheen en al zijn ze met over blijfselen van hert Noordsche heidendom ver mengd. Evenals in het paleis der toenmalige keizers, houden ook vele vorstelijke huizen tegenwoordig nog hun nieuwjaarsrecepties en zooals destijds in de verschillende huizen in Rome, verschijnen nog heden bij ons vrienden ea bekenden om hun nieuwjaarswenschen te brengen. De nieuwjaarsgeschenken worden thans nog in Frankrijk uitgedeeld. Zij heeten daar étrennes, het woord, waarvan wij de afkomst hierboven lazen. De poppen en beelden der Duitsche Kerstmarkten en de onze od S\ Nicolaas zijn ontwijfelbaar achterneven der Romeinsche figuren en kunnen gelijke aanspraak op de oudheid van hun stamboom maken. Hetzelfde volgt uit een vergelijking van de vergulde dennenappels, die wij aan den Kerstboom hangen met de vergulde dadels cn vijgen van het Romeinsche nieuwjaarsfeest. Jullie ziet dus uit hetgeen ik verteld heb, dat er niets nieuws onder de zon is en dat ten opzichte van de zeden en gewoonten het tegenwoordige niet zooveel van hel verleden verschilt, als men oppervlakkig zou denken. Van alles wat. De half ledige flesch. Een oude Deensche familie heeft in haar wapen een half gevulde flesch bier. Dit heeft zijn oorsprong te danken aan een daad van buitengewone edelmoedigheid, door een der voorzaten volbracht. Gedurende een der oorlogen tussehen Zwe den en Denemarken, na een veldslag waarin de Zweden waren verslagen, deed een zekere F., een Deen, als schildwacht dienst. Daar hij ergen dorst had, greep hij dankbaar naar een hem aangeboden flesch bier, en was juist op het punt die aan zijn mond te zetten, toen het smeeken om wat drinken, dat een ongeluk kige Zweed wierw beide beenen waren afge schoten, tot hem richtte, den Deen zoo aan het hart ging, dal hij hem de flesch gaf, in plaats van zelf te drinken. Doch op hetzelfde oogenblik maakte de ondankbare Zweed van de gelegenheid gebruik om zijn nationalen haat tegen de Denen te koelen en schoot een pistool op zijn edelen weldoener af, doch ge lukkig miste hij doel. Bedaard zette toen de schildwacht de flesch aan zijn lippen, dronk er de helft uit en zich tot den gekwetste wen dende, zei hij„Nu kun je de helft maar krij gen" en hij gaf hem wat er nog in de flescb was. De Utrechtsche beep. De beruchte veldoverste Maarten van Ros- sem had in 1528 den Haag geplunderd en hieraan hadden de Utrechtenaren geholpen, zoo zegt men. Tot straf hiervoor waren de inwoners van Utrecht verplicht om één keer in het jaar een vet mannetjes-varken aan het Hof van Holland te schenken. Of dat waar is, weet men niet, maar waar is het, dat de Utrechtenaren ieder jaar zulk een beer of mannetjes-varken naar den Haag moesten zen den. Hel dier werd dan aan een paal op het Binnenhof vastgelegd en voor ieder te kijk' gesteld. Na eenige dagen werd het geslacht en dc Stadhouder kreeg dan den kop. Wat <t' verder overbleef, werd onder de Raden verr deeld. Van al die historische 'varkens is dat van 1612 alleen merkwaardig. Eenige straat-1 jongens hadden den beer mishandeld en nu zagen de Utrechtenaren hierin een beleedi- ging voor hun stad, waarom er een vrij scherpe brief over deze zaak aan Johan van Oldenbameveldt, den advocaat van den Lan de, geschreven werd. Oldenbarneveldt beloof»' de nu, dal men het varken voortaan niet meer aan ketting en halsband rou laten liggen,' alsof het een misdadiger was, die tentoonge*. steld werd. De Utrechtenaren waren met deze belofte echter niet tevreden en begon-, nen over de zaak vrij breedvoerige onder handelingen te voeren, welke ten gevolge hadden, dat in 1615 het Hof van Holland zijn laatsten beer kreeg. Kunstje met dobbelsteenen. Om het aantal oogen van een paar dobbel steenen te raden, zonder dal men de steeneB gezien heeft, lijkt al heel moeilijk, 't Valt ech ter geducht mee, 't is slechts een kleine ber rekening. Je gaat met je rug naar het gezel schap staan en vraagt of één der aanwezigen de steenen o>p tafel te werpen. Dit doet hij en nu vraag je, of hij het aantal oogen van één der steenen hij mag zelf kiezen van welken met 2 wil vermenigvuldigen, voorts bij dit product 5 optellen, de som met 5 ver menigvuldigen en nu het aantal oogen van den anderen steen bij dit product optellen. Het getal, dat hij nu gekregen heeft, deelt hij je mee. Je trekt er nu 25 af en het overblij vende getal zal uit twee cijfers bestaan, die 't aantal oogen der dobbelsteenen aangeven. Stel b.v., dat hij 5—3 heeft geworpen. Hij kiest 5 en vermenigvuldigt dit met 2, hij krijgt dus 10; 5 hierbij geteld is 15; deze som mei 5 vermenigvuldigd is 75. Voegt bij daarbij het getal 3 (het aantal oogen van den over gebleven steen), dan rijgt bij 78. Dit getal deelt hij je mee. Je trekt er nu 25 af en krijg! dus 53. Het aantal oogen der sieenen be draagt dus 5en 3. Maar laten we nu eens veronderstellen, dat hij de 3 had gekozen. 3 vermenigvuldigd met 2 is 6; hierbij 5 opgeteld vormt 11; 11 met vijf vermenigvuldigd is 55; voegt hij hier bij nu het aantal oogen van den overgebleven steen (5), dan krijgt hij 60. Xu trek je daar 25 van af en krijgt dus 35. De sieenen had den dus 3 en 5 oogen. Voor degenen, die een klein beetje algebra kennen, is het al heel gemakkelijk te begrij- Zwaartekracht. Vul een fleschje met een nauwen hals met water, houd je vinger er op en keer hel om in een kopje brandewijn. Neem je vinger weg en de brandewijn gaat in bet fleschje, het water in het kopje. Een grapje. Je zegt tegen je vriendjes of vriendinnetjes, dat je een glas water, dat onder een hoed staat, kunt uitdrinken, zonder dat je den hoed oplicht. Niemand zal dit natuurlijk geloovcn „Nu", zeg je dan, „ik zal hel jullie toonen." Hierop haal je een glas water, zet het op den rand der tafel en zet er een hoed overheen. Nu ga op je knieën er bij liggen en doe je net, alsof je water drinkt. De anderen geloo- ven er niets van en er is altijd wel één onder hen, die den hoed oplicht om te laten zien, dat het glas nog vol is. Zoodra hij of zij dit doet, neem je vlug hel glas en drinkt dit uit. Zelf heb je den hoed niet opgelicht, maar één der anderen heeft het gedaan. Voltaire en de reiziger. Een reiziger bezocht Voltaire op zijn kasteel te Ferney. Hij werd er zoo Vriendelijk ont vangen en zoo gul onthaald, dal hij zich den tweeden dag van zijn verblijf liet ontvallen, dat hij een week of zes in dit gastvrij verblijf dacht te vertoeven. Toen Voltaire dit hoorde, zei hij lachend„Gij wilt dus niet doen zoo als Don Quichotte, die de herbergen voor kasleelen aanzag, want het schijnt dal gij kasteelen voor herbergen houdt" Da appel. Zusje kreeg een appel van den groenteman; 0 zoo'n lekk'ren, zuren - gretig hapt z'cr van. Maar haar broertje Willem laat haar niet met rust, daar hij ook zoo dolgraag zure appels lust. „Samen deelen", roept hij, „dat is eerlijk, hoor! „beurt om beurt eens happen", stelt hij glunder voor. -'vv'" v- Zusje vindt 't maar matig, maar zegt toch niet „neen" daar komt ook klein DaatjeJ was 't "Wim maar alleen Maar zij wil óók happen! Zus krijgt 't nu benauwd sneu is 't, als je liever zelf je appel houdt l HERMANNA.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 6