- 0001s <k Deagd.
Robbedoes.
Naar' Hel Eivgelsch van L. E. TIDDBMAN.
Vertaald door C. H.
HOOFDSTUK I.
Bep en haar omgeving.
--„Je hent een echte robbedoes, Bep en je
$ïrdt je 's gelijke niet in het uitvoeren van
Trattekwaad. maar ik kan toch niet goed boos
op je zijn, arm moederloos schaap."
De persoon, die dit zei, was een gezette,
,Vriendelijk-uitziende dame, die een zwart
zijden japon en een gouden horlogeketting
'Vlroeg. Zij beschutte mei haar ééne hand haar
loogen voor de zo terwijl de andere op den
fcop.van een grooten zwarten hond rustte.
Mak bij haar, boven op een met klimop be
groeiden muur zat een meisje van een jaar of
■fien met een groolen zonnehoed op en een
Jurk aan, die eens wit was geweest Nu was
tieze echter zwart en op verschillende plaat
sen gescheurd Haar weerbarstig haar zat
slordig, haar gezichtje zag er uit als een Toode
appel en haar bruine oogen schitterden on-
ieugend.
„Ik heb mijn jurk heusch niet met opzet ge-
icheurd". zei zij. „Mijn jurken zijn niet als
•lie van ieder ander, zc blijven altijd aan spij
kers haken, zoodat ze scheuren en Hector
trekt er met lijn tanden aan, en en Poes
leg le haar kleintjes op mijn school. Ik kan
heusch niet helpen, want ze deed het uit
zich zelf. Zoo komt het, dat ik zoo vuil ben.
Want ze zijn heclemaal zwart, ziet u."
„Ja. ja, dat weet ik wel, maar daarom ge
en zc nog niet ai.''
Juffrouw Tomlinson, de huishoudster van
Beps vader', wees met haar vinger op de vele
vuile Vlekken in haar jurk.
Plotseling klaterde Beps vroolijke lach in
hel rond
..Ik weet natuurlijk wel, dat zwarte poesjes
niet afgeven", nep zij uil. „Dacht u werke
lijk. dat ik zoo dom was? De kleintjes van
Poes hadden in het kolenhok ee,i dutje ge
daan en ze braeh1 ze regelrecht op mijn
schootII; wist heclemaal niet, dat ze zoo
vuil waren. Wees u maar niet boos, ik zal wel
zorg ;r. dat zc 't nooit meer doet heusch
niet."
Ben liet zich nu van den muur glijden en
Klond eensklaps naast juffrouw Tomlinson.
„Lieve kind!" riep deze uil, „wat laat je
Ule schrikken
Bep antwoordde nietals zij wal gezegd
had, zou het zijn. dat groole menschan ook
zoo gauw schrikken. Zij stak haar arm door
dien van de huishoudster, keek haar lief aan
2n zei
..Geef me maar een zoen, dan zal ik direct
naar binnen gaan en me netjes opknappen,
>en andere jurk aantrekken, muis-stil zitten
en en mijn lessen voor morgen leeren."
Juffrouw Tomlinson bukte zich. koos het
minst vuile plekje op haar gezicht uit en gaf
Bep een kus. Hector deed hetzelfde hij dacht
zeker, dat zijn vochtige roode tong een goede
spons of handdoek was.
Nu zul je zeker denken, dat Bep onmiddel
lijk naar binnen ging. Dit was echter niet het
gevaL Zij scheen nog iets op het hart le heb
ben; haar glad voorhoofdje vertoonde twee
rimpels en haar oogen keken droomerig voor
rich uil.
„Nu wat is er?' vroeg de huishoudster.
„Ik zou zoo graag willen weten, waarom u
ton bedroefd scheen", zei Bep.
Nu was het juffrouw Tomlinsons beurt om
ïerbaasd te kijken.
„Wanneer scheen ik bedroefd, lieve kind?"
Vroeg zij.
„Toen u mij een arm, moederloos schaap
noemde. Is het treurig geen moeder te heb
ben?"
„Ja kindje, natuurlijk."
„Maar ik ben toch heelemaal niet treurig",
ging het kind voort. „Ik geloof, dat het heel
slecht van me zou zijn, omdat
Plotseling hield zij op en kwam er een
glimlach op haar gezichtjedeze eindigde iD
een schaterenden lach.
„Maar kind, wat heb je nu weer?vroeg juf
Jrouw Tomlinson.
Bep herinnerde zich, dat zij haar zin niet
afgemaakt had en ging verder:
„Ik wou zeggenomdat Vader zoo goed
voor me is en d nrdoor dacht ik aan zoo'n
grappig verhaal, dai hij me gisterenavond ver
leide. U moet mc heusch niet beklagen, ik heb
niemand anders noodig dan Vader."
Beps moeder was gestorven, toen zij nog
heel klein was en .aroin is het misschien niet
le verwonderen, dat zij zoo sprak, want zij
wist niet. vvót zij verloren had.
Zij ging nu zingende naar binnen eu Hector
fprong om haar heen-
Juffrouw Tomlinson bleef het tweetal na
kijken. Ilel was niet de zon, die haar oogen
deed knippen, er kwamen tranen m, want zij
herinnerde zich Beps lieve moeder nog zoo
goed en ook, hoe ziek zij geweest was en hoe
rij geschreid had, toen zij haar kleine meisje
voor 't laatst geku-t had.
,.En Bep zoo'n robbedoes en niemand om
op haar tc letten can een oude vrouw als ik
en een vader, die haar verwent. Ik weet niet,
wat er van baar worden moed-", zuchtte zij
hardop.
Toevallig keek zij naar het raam van Beps
slaapkamer. Daar zag zij iets, dat haar on
middellijk naar haar lorgnet deed grijpen
een zwart gezicht, dal tusschen de klimrozen
doorgluurde en omlijst werd door een witte
nachtmuts.
Dal kon onmogelijk het kind zijn. Haar ge-
Zicht was erg vuil, doch niet zoo zwart als
inkt. Maar vye kon hel dan zijn? Zij zette
haar lorgnet op en kwam tot de ontdekking,
dat het Hector was met haar eigen nachtmuts
op. Hector, die op poesen zat te loeren.
net had zijn kleine meesteres niet veel tijd
gekost hem aan te kleeden, want hij was aan
dergelijke grappen gewend. Hij gaf e.r niet
teel om en vond een nachtmuts veel plezieri
ger dan den hoogen hoed van zijn baas, die de
ja re gewoonte had altijd over zijn hoofd tc
takken. Ik moet er echter bijvoegen, dat hij
geen ijdele hond v. as en even gelukkig zonder
iets op zijn bol.
Bep was evenmin ijdel, maar toen zij op de
klok op den schoorsteen keek en zag, dat hel
al kwart voor z»_s was,' begon zij zich te haas
ten. want om zes uur kwam Vader thuis esn le
sten en evenals de meeste groote memrhen
was hij zeer gesteld op een schoon gezicht en
schoone handen Zijn dochtertje ging nu ijve
rig aan den gang. Zij borstelde haar krullebol,
trok een schoone witte jurk aan en ging naar
beneden naar de eetkamer
Dit was een groot vertrek. Bep trok een
leuningstoel voor het open venster en ging
er in zitten om haar vader op le wachten. De
bloemen in de vensterbank verborgen haar
voor de voorbijgangers, doch zij kon ieder
een zien De meesten kende zij, want het,
dorp, waar haar Vader dolcler was, was maar
heel klein.
De klok sloeg zes uur, toen kwart na zes en
eindelijk half zeven. Het leek wel. of zij dat
half zeven heel boos sloeg, net zoo boos als
Mina de keukenmeid was.
Deze kwam de kamer binnenstormen en
zei:
„Luister toch eens, Bep. Is 't niet om boos
te worden? Ik heb ei v paar heerlijke haan
tjes gebraden en daar komt me de dokter e^n
half uur le laat het tuinhek binnen. Hij houdt
zooveel van haantjes, maar nu zal hij wel
zoo'n haast hebben, dat hij nauwelijks weet,
wat hij eet."
„Waarom heeft Vader zoo'n haast?"
„Dat weet ik niet. Maar hij moet weer uil,
want er is net een briefje gekomen."
„Wat jammer", zei Ecp. „Geef mij het
briefje maar, Mina, dan krijgt Vader het pas,
als hij klaar is met eten."
„O, Bep, ik geloof niet, dat
„Slill" 'riep het kind uit, „daar is Vader-
Zij liet hel briefje in haar zak glijden en
snelde haar vader tegemoet. Het eerste oogen-
blik begreep ze niet, waarom hij zoo hartelijk
lachte, doch spoedig zag ze Hector voor de
deur zitten. Hector, die vliegen ving met juf
frouw Tomlinsons nachtmuts op.
..Zoo Hector' Brave hondl" riep de dokter
uit
Hector sprong tegen hem op en liet zich
döor Bep van zijl hoofddeksel bevrijden.
Dokter Hale rook de gebraden haantjes en
daar hij honger liad, ging hij dadelijk aan
tafel zitten. Bep nam nu ook haar plaats in,
maar hield voortdurend het oog op haar
vader gericht.
„Waarom kiik je me toch zoo aan. kind?"
vroeg hij eindelijk.
..Ik wil zien, of u genoeg eet om de twee
kuiltjels in uw wangen le rullen. U komt dik
wijls le kort."
„Zoo kleintje, waarom?"
„Omdat u zoo dikwijls maar half eet, als u
weggeroepen wordt, 't Scheelde maar heel
weinig, of 'X was vandaag weer gebeurd maar
ik heb het verhinderd."
„Hoe bedoel je dal?"
Bep voelde eens naar hel briefje in haar
zag en glimlachte.
„Ik zal het u vertellen, als u heelemaal
klaar bent."
Dokter Hale had geen haast. Hij at op zijn
gemak en was erg moe. Toen hij klaar was.
begon Beps geweten toch te spreken.
.Het spijt me, \ader", begon zij. „maar ik
geloof, dat Jk u de boodschap eigenlijk eerder
had moeten geven
„Een boodschap! Maar kind, wanneer is die
gekomen?"
„Om half zeven en het is nu half acht-, een
uur is niet zoo heel lang en ik dacht.
Dokter Hale's gezicht joeg Bep schrik aan.
Haar lippen trilden en haar oogen vulden zich
met tranen.
..Nn. wat dacht je, kindje?"
„Ik dadit. dat als u eens heel goed al, de
kuiltjes in uw wangen zouden verdwijnen. Ik
was zoo hang. d i: u honger leedt en en
dat u zou sterven en dan had ik geen
vader en geen moeder meer."
Bep snikte het nu uit en haar vader had
medelijden met haar. Toch mocht hij geen
oogenblik langer dralen en ging hij onmid
dellijk uit. Het briefje lag nog op de tafel en
Bep las:
Moeder heel ziek. Wil dadel ij k
komen.
Het kind had niet gedacht aan het onheil,
dat zii slichten kon door het briefje achter
te houden- Nu begon zij er spijt over te voe
len, want zij vond het een heel bedenkelijk ge
val. als iemand in het dorp hard ziek was en
haar vader niet kwam.
„O Minasnikte zij, toen deze in de kamer
kwam. „Iloe vreeselijk! Mevrouw Bennett zal
nu wel niet J>eler worden. Ik h b Vader een
uur opgehouden en in het briefje slaat, dat
zij heel ziek is. Waarom hebben ze het ook*
in een couvert gedaan? Ik wist heelemaal
niet. wat er in stond."
„Als mevrouw heel ziek is, zullen ze wel
om dokter Dymond gestuurd hebben."
„Dokter Dymond, onmogelijkI Iemand, die
om Vader stuurt, zal dokter Dymond niet wil
len hebben."
„Ja. kijk eens, ze zijn niet hetzelfde, dat is
zeker. Maar als je op sterven ligt, zou het je
niet veel kunnen schelen, als er maar
iemand kwam."
Op sterven ligt! Die woorden joegen Bep
schrik aan. Zij bedekte haar gezichtje met
beide handen, nam ze weer weg en zei lang
zaam:
„Op sterven ligt! Dat is wal Moeder deed,
toen ik nog heel klein was."
Doch er was niemand, die haar antwoor
den kon. Mina was weer naar de keuken ge
gaan. De oude kjok in Jen hoek der kamer
likte regelmatig. Na een poosje kwam juf
frouw Tomlinson kinnen.
„Bedtijd", zei zij, doch Bep lette er niet op.
„Bedtijd", herhaalde de huishoudster.
„Ik wou zoo graag op Vader wachten", zei
het kind. „Hij zal wel gauw* thuiskomen
Als Beps Moeder nog geleefd had, zou deze
haar zeker gezegd hebben dadelijk naar bo
ven te gaan. Juffrouw Tomlinson zei slechts:
„Goed, lieve kind." Zij gaf hem te veel toe.
Om negen uur hoorde Bep paardengetrap
pel en ging zij aan het hek slaan om te zien,
of haar vader u* aan kwam.
„Bent u hel, Vader?"
Hij sprong van zijn paard, gaf Je teugels
aan den knecht en zei:
„Ja, kindje, ik ben het."
„11 bent niet lang weg geweest."
„Ik heb alleen maar hcea- cu teruggereden,
meer niet. Dokter Dymond was er al, zoodal
ze mij niet meer noodig hadden."
„O, Vader, hoe vreeselijk! Hoe durfden ze
dat?"
Dokter H»W 'achte en zei:
„Ze daclilen natuurlijk, dat fk niet meer
kwam."
Vader en dochter waren nu de eetkamer
binnengegaan eu het zachte schijnsel der lamp
viel op/t gezicht van het kind. Zij keek ern
stig en bedróetd-
„liet spijt mij. Vader, dat ik u het briefje
niet dadelijk gegeven heb," zei zij. „En het
heeft heelemaal niet geholpen, want u hebt
de twee kuiltjes nog."
„Ja, kleine meid, dat denk ik ook."
Dokter Hale ging in zijn' leuningstoel zit
ten. Bep nestelde zich op zijn knie. „Het spijt
me zoo, zei ze nog eens, „en ik hoop, dat me
vrouw Bennet niet sterft, want dan zou 't mijn
schuld zijn, omdat ik hel briefjf achterhield
en ze daardoor dokter Dymond lieten halen."
„O, die zal de zieke even goed behandelen
als ik, kindje."
Bep keek liaar vader eens aan om te zien,
of hij werkelijk meende. Als een ander dan
haar eigen lieve vader dit gezegd had. zou zij
geantwoord hebben: „Dat kan niet.-"
Nu zei zij echter:
„Ik hoop maar, dat zij niet sterft."
(Wordt vervolgd)
De legende van de bosze
weefster.
De zoon van Batoe Biika, vorst van Men-
dang-Kemoelan, was vertoornd op Sakira, zijn
dochter, omdat ze geen ander wilde trouwen
dan DjakS Bandoeng, den zoon van een oude
heks, die zich ui-I gaf voor een vrome kluize
naarster. Mn zoo boos was Ra toe Baka, dat hij
zijn dochter verbande naar een verafgelegen
oord en haar niets anders meegaf dan twee
vrouwelijke bedienden, die den weefstoel der
prinses moesten dragen, terwijl de prinses zeil'
de weefspoel droeg. Want ze mocht geduren
de de verbanning niet stilzitten; ze moest hel
linnen wevon -oor de grootcn van het rijk.
Maar de prinses, boos over de verbanning,
wilde niet weven ca spoorden de twee bedien
den haar daartoe aan cn zeiden zij tegen haar:
„Weef toch, prinses, uw vader, onze vorst,
heeft het bevolen!" dan nam de prinses d<
weefspoel op cn sloeg er haar trouwe bedien
den rechts en links mee om de ooren en liet
haar 't onmogelijkste werk doen op de onmo
gelijkste uren, vaak zelfs in het holst van den
nacht. En allen, die in den omtrek van Tjc
laga woonden, zoo heette het verbannings
oord der booze prinses, wisten dat ze zoo
wreed was cn noemden baar „de booze weef
ster"
Djaka Bandoeng, de jonge man. die niet kon
gelooven, dat bel prinsesje, dat met hem wilde
trouwen en dat voorheen zoo lief was en zoo
goed, zóó kon veranderd zijn, deed alle moeite
om den vorst gunstig voor zijn verbannen
dochter te stemmen en smeekte hem haar te
rug te laten komen in het vorstenverblijf. Hij
zou dan in haar plaats banneling worden cn
gaan naar elk oord, waarbeen de vorst hem
zou zenden, hoe woest en onherbergzaam hel
ook zijn zou.
De vorst, getroffen door DjSka Bandoengs
liefde voor het prinsesje, zei tol hem: „Vel
bannen zulL ge nooit worden, omdat alleen
vorstenkinderen met ballingschap gestraft
worden, doch ge moogt met mijn dochter
trouwen, als ge in één 'nacht een Yollodigcu
grnflcmpel kunt bouwen, zelfs met de beek
den er in."
Nu, dit was een onmogelijkheid, en de jonge
mnn. die dit ook wel begreep, was zeer ver
drietig over de onmogelijke opdracht, die.de
vorst hom gaf. Maar op eens dacht hij aan
zijn moeder, dóe tooveren kon; haar zou hij
om raad vragen; zij alleen zou weten hoe in
één nacht een tempel kon opgebouwd worden.
„Ga dadelijk na zonsondergang aan hei
werk," zei de wijze vrouw, toen Djak5 Ban
doeng haar alles verleid had; „luisler naar
niets en kijk niet op noch -ora cn in één nacht
zuil ge den tempel met beelden en al gereed
hebben."
Djaka Bandoeng bedankte zijn moeder voor
haar wijze woorden en nog clienzelfden dag
begon hij na zonsondergang met liet bouwen
en hij keek niet op of om, luisterde naar niets
en werkte vlijtig door. V; ar toen men de tem
pel op oen lienlal beelden na gereed was, be
gonnen de meisjes uil de omliggende d e s a 's
op hun rijstblokken tc stampen, als toeken dat
de dag zou aanbreken, en Djaka Bandoeng
die dit niet wist, keek verschrikt op. En ter
wijl hij dit deed, viel Je tempel met donde
rend geraas ineen.
„Hebt ge den tempel gereed?" vroeg de
vorst den volgenden dag.
Maar met een treurig gebaar wees de arme
jonge man hem op de ruïne en sprak: ,,'k Had
hem bijna gereed; maar nu, nu ligt hij in puin."
„Je wil was goed," antwoordde de vorst,
„en daarom zal ik je nog één kans geven. Ver
trek morgen vóór zonsopgang vermomd als
bedelaar naar Tjclaga. hot verbanningsoord,
bespied daar zeven dagen cn zeven nachten
de prinses en wil je haar daarna nog tot
vrouw, dan kun je haai' hier terugbrengen.
Blij, dat hij nu zoo spoedig de prinses zou
kunnen zien, kon Djaka Bandoeng nauwelijks
wachten, tot de dag was aangebroken, en
reeds vóór zonsopgang steeg hij le paard en
begaf zich op weg naar Tjclaga. Maar nauwe
lijks was hij als bedelaar vermomd daar aan
gekomen en had dc prinses hem opgemerkt,
of ze sloeg ook hèm met haar weefspoel. Mn
nil zag ook Djaka Bandoeng hoe lcclijk
hoos liet prinsesje was geworden en hoe slech
ze voor de arme bedienden was en liij deinsd
terug van afschuw voor zulk een boos prin
sesje
Onopgemerkt wilde hij haar den volgend,
dag nogmaals bespieden-. Daarom klom hij i
een hoogen boom. juist tegenover de pin
waar" zij gewoon was te komen. Fn dien d;:
zag hij haai; nóg boozer en nóg wreeder. I
wijl haar gelaat verwrongen was als dat va'
•en leelijke. oude heks. Haar vingers, die zij
gekromd hield, geleken nu op klauwen van
een roofdier. Met deze klauwen greep zc de
weefspoel cn sloeg daarmee nog harder dan
cl. a verigcp dag haar ibédietidcn, zoodat deze
schreeuw dan van pijn.
„Neen. haar \Vi1 ik niet lol vrouw," zei
Djaka L:i:idocng vu hij yu# uoj, JitnzchJen
dag naar zijn desa lerug, waar hij vertelde,
hoe Jselijk ca hoos de prinses was gewoixkn.
Toen nu de vorst hooide, dat Djaka Ban
doeng .reeds op den avond van den twv den
«lag was teruggekeerd zonder de prinses, liet
hii hem bij zich komen. „Welnu, ho* vond'
gé 'de prinses?" vroeg hij lachend ..Wilt ge
nu nog met haar trouwen?" En nog-harder
lachte de vorst, toen de jongv; man vertelde,
d;.t hij haar was ontvlucht reeds op den twee
den dag nadat hij had gezien, h:. ontzettend
.wreed het prinsesje wa« Ze was eens een
schoone vorstendochter, maar nu heeft de
Loosheid haar ten afschuwelijke heks doen
worden!" riep hij met afschuw wil. „Neen.
Loiiv.cn wil ik haar nu nici meer!"
„Zoo, is zij in een, heks veranderd?" vroeg
dc vorst, „dan zal ze ook nog na haar dood
xhel:-KTTtverk verrichten. Zelfs in het graf zal
ze nog met de weefspoel werken. Spinragen
ral ze w-nen, niets dan spinragen, en daarn„
een kleed van a 1 a n g-a lang.*)
En zoo gebeurde hel werkelijk. Want toen
met den dag de-wreedheden van hel prinsesje
toenamen, kwam het uit, zooals eens de vorst
had voorspeld. 'I Was Toewan Allah, die haar
zoo zwaar strafte, wijl ze haar bedienden zoo
had geplaagd. Hij nain haai- niet op in hei
paradijs, ja, zelfs In hel graf vond ze geen rust!
Mei de wee'.spoel in de hand stierf ze en mei
de weefspoel werd ze begraven, en nu moei
ze over dag de spinragen weven en des nachts
hel kleed van a 1 a n g-a 1 n n g, dat nooit ge
reed komt, omdat het a 1 a n g-a 1 a n g scherp
is en weer afsnijdt, wal eens geweven is Daar
om moet de booze prinses eeuwig blijven
weven
Fn hooren nu de lieden van de desa Tjc-
laj_H des nachts hot gefladder der uilen en
vleermuizen op het kerkhof, dan fluisteren zij
angstig: „I.uLstcrt, dc booze weefster wecfl
haar a 1 a n g-a 1 a n g kleed!'1
Grof, scherp snijdend gras.
T a n 1 t» Joh
Van alles wat.
Ce Nederlandsche Vlag.
Gij, rood.- papaver, in 't rijpende koren,
Gij. wille margrieten in 'l frisch groene
S1"88»
Gij. korenbloemen, zoo blauw als de hemel.
Ik wou, dal gij samen verbonden en was.
ant 't rood en liet wit en het blauw vor
men samen.
Dc. schiü'rende keuren van Nederland's
vlag.
IIct i*ood is het helderst, hel witte het rein
ste.
Het blauwe hel frisclit, dat ik immer nog
zag.
vormt gij dus te samen hel heilige dun
doek.
De heerlijkste kleuren, die t oog ooit aan
schouwt.
ormt gij dus (le vlag van Oranje en Neêr-
land.
Het toeken, waar Nederlands volk op ver
trouwt.
D B.
Ce olifant als kindermeisje.
Iemand, die vroeger in Engelsch-Indi?
nohtie-ambtenaar was, heeft een mooi bock
beschreven over „het.Tijgertand" en verttell
daarin ook allerlei aardige dingen over ver
schillende Indische dieren en hoe de inland-
sche bevolking mei die dieren leeft of er jacht
op mankt.
Zoo zat een vriend van hem daarginds esns
op zijn verandah te kijken naar zijn tamme
olifanten, die dicht bij het huis aan den ket
ting lagen.
Hij zag toen dc vrouw van een zijner ol;-
fanlsdrijvers uit haar tentwoning komen niet
een kind op den aren. Zii liep daarmede tot
vlak voor een der grootste olifanten en maak
te voo rhet dier een buiging, toen legde ze hel
kind voor den olifant op den grond én boo
opnieuw. Vervolgens spreidde de vrouw een
deken uit en legde 't kindje midden op, bin
nen hel bereik der olifantsslurf. Na nogmaals
een plechtige buiging voor den reus gemaakt
te hebben, ging zij gerust heen om boodschap
pen te doen en liet de zuigeling aan de goede
zorgen van onze viervoetige kindermeid over.
Hoe goed de olifant oppaste, bleek weldra
toen de kleine wakker werd en al kruipend
een onderzoekingstocht in dc buurt wilde on
dernemen. Nauwelijks was de rand van de
deken bereikt, of de olifant werkte de kleine
met zijn slurf weer precies in het midden.
Telkens probeerde liet kind opnieuw te ont
snappen. doch geen kindermeid kon met mee*
geduld de kleine op zijn plaats gehouden heb
ben. Nel zoolang tot hel kind den strijd op
gaf, languit op ziin rug die reuzenkindermeid
ging liggen aankijken, om weldra weer hce
rustig in slaap le vallen onder de trouwe hoe
de van de dikke juf.
De Korenbloem.
Dat^dczc de lieve li ng.vblóèm was van Wil
helm I, den ouden Duilschen keizer, is al
gemeen bekend.
Ziehier wat hij zelf dienaangaande vertelt:
,.Tcen mijn moeder met mij en mijn broe-
dc- van Koningsbergen naar Memel vlucht
te, in den'hangen lijd in 't begin dezer eeuw
overkwam ons het ongeluk, dat er een wici
van ons rijtuig brak in een geheel onbewoon
de streek. Een huis of naburige plaats was
niet te bereiken, dus gingen wij maar aan
dien slootkant aitlcn terwijl het wiel zoo
goed mogelijk gemaakt werd. Mijn broeder
cn ik werden door dit oponthoud vermoeid
Dat arme, zr
- -S&
cn hongerig cn vooral ik. die nog maai
kleine zwakk - jonge» \vasf4iirakte het-mij
ne moeder met mijn klagen zeer lastig. Om
ons wat bezig le houden en op andere gedacht'
ten te brengen, stond moeder op wees o :V
de vele schoone, blauwe bloemen in het \s;j
en verzocht ons er eenige van te plukken.
En toen wij ze haar brachten, vlocht zij daar»
van kransen, waarnaar wij met hel meeste
genoegen zaten tc kijken.
Moeder ral onderwijl zc-ker wel gedacht
hebben aan den treurigen toestand van hel
land, haar eigen leed en de zorg voor de
toekomst harer zonen, want langzaam wel
uit haar schoone oogen traan op traan op
den koren bloemenkrans neder.
Dit ontroerde mij diep en mijn eigen kin
derlijk leed vergelend, trachtte ik haar door
mijn liefkoozingen te troosten, terwijl ze mij
den door haar tranen bedauwden krans op
hel hoofd zette.
Ik was destijds tien jaar oud, do£h deze
treffende gebeurtenis is mij onvergetelijk go,
bleven en als ik nu op mijn hoogen leeftijd
de lieflijke blauwe bloemen zie. dan ver
beeld ik mij nog daarin de tranen der trouw
ste en liefste aller moeders le zien parel n
en dóérem heb ik deze bloemen boven alle
andere lief."
G. Naverteld door H.
Slapen.
Terwijl de bewoners lau Je Noordelijke
landen niet kunnen slapen, als zij geen ruim
te- genoeg hebben om hun beenen uil te strek
ken, rollen de bewoners der tropen zich, even
als apen. in elkander en slapen het best in
deze houding.
De Europeaan of de Amerikaan slaapt dan
rustig, als hij een zacht kussen onder het
hoofd heeft, maar de Japanner strekt zich op
een mat op den grond uil en schuift een hard,
vierkant blok hout onder zijn hoofd; zonde:
dit blok zou hij slecht slapen!
De Chinees is zeer kieskeurig op zijn slaap
plaats, die wel heel eenvoudig, maar toch ud
nin bout gesneden is. Zijn bed is evenwel niei
zacht; hij gebruikt daar matten voor.
De Bus slaapt nergens liever dan op den
groolen oven in zijn-woning. Kruipt hij 's mor
gens uit dit warme bed, dan neemt hu een
koud had, cok al inoel hij hel ijs er eerst voo:
stuk breken!
De Laplander kiuipt mei het hüolü in een
zak van rendiervel, en slaapt daarin warm er.
uaar zijn zin.
De Oost-Indiër, aan het andere eiiiu d- r
wereld, heeft ook een slaapzak, maar uit- >s
vrij wal luchtiger dan die der Lappen en heeft
len doel de muskieten op een afstand tc hem
de
De Duitschei* slaapt onder een veeren dek
bed. oor vreemdelingen dikwijls een raad» d
eii een kunst om den geheelen nacht onder
zulk een bed te blijven liggen.
Bij de meeste volken wordt in ieder geval
rust genomen, door te gaan zitten of liggen.
Toch vindt men hij onderscheidene volken ook
andere wijzen van rusten.
De Bari, een Afrikaansche negerstam, ne
men rust dooi op één been te gaan slaan.' ter-
wiil zij den anderen voel tegen de knie r'aat-
sen. Mcei komt het neerhurken bij verschil
lende volken voor, vooral bij lager onlwi --
kelde stammen, als de Wedda's op Ceylon, de
Balaks, de Papoea's en de Australiërs. Ook
clooden woraen bij deze volken op die vvijzr
Ier dood besteld.
Daarnaast beslaat veelvuldig hel neerknie
len, hetzij niet gesloten beenen, als bij de
Perzen en Kirgiezen, hetzij met opgeheven
knieën, zooals dat bij de Egyptische gedénl -
■eekens wel voorkomt.
De Hindoe's hebben zich gewend*aan zillcr.
met één opgeheven en één vlakgdegdc knie.
zoodjt zii cok bij het zitten op stoelen dc-.c
gewoonte bewaren.
De Siamcczen kruisen de beenen en leggc i
de voetzolen naar boven, zooals de nico-io
Boedha-bidzuilcn voorstellen. Daarom gebrui
ken dergelijke volken dan ook matten en lage
tafels.
De visstners op zee, gewend om zich in een
kleine ruimte tc behelpen, hurken neer. mei
de beenen gekruist, waaróp zij gaan ziltcn.
Als de Volendammcrs hun burgemeester le
Edam bezoeken, reeft deze die de gewoonU
dér vlssehe.'s eerbiedigt, hun de vrijheid, oo\
Lij hém. in plaats van op eeu stoel, in een
hurkende houding plaats le nemen. Dan /u i
ze meer op hun gemak en spreken vrijer.
Kunstje.
„Voor hen. die het weten, is hel niets
v.aard," zooals de goochelaars zeggen, „maar
voor degenen die het niet welen, is het P>rh
een heele kunsl."
Slel je voor. dat iemand, nadat hij mij al
lerlei kleine en gróote toeren vertoond had;
drie papiertjes op zijn hand legde cn mij
vroeg:
„Welk van de drie wil je, dal zal blijven
liggen, terwijl ik de twee andere wegblaas?
„Het middelste,'zei ik.
„Best!"
De man blies en de twee papiertjes fladder
den voort, maar het middelste bleef liggen."
Hoe hij dat deed?
Hij legde heel eenvoudig den wijsvinger
van zijn andere hand op hel middelste pa
piertje.
Heb ik niet gezegd, dal het niets waard was
voor hen. dl- h A wéten9