- 0001s <k Deagd. Robbedoes. Naar' Hel Eivgelsch van L. E. TIDDBMAN. Vertaald door C. H. HOOFDSTUK I. Bep en haar omgeving. --„Je hent een echte robbedoes, Bep en je $ïrdt je 's gelijke niet in het uitvoeren van Trattekwaad. maar ik kan toch niet goed boos op je zijn, arm moederloos schaap." De persoon, die dit zei, was een gezette, ,Vriendelijk-uitziende dame, die een zwart zijden japon en een gouden horlogeketting 'Vlroeg. Zij beschutte mei haar ééne hand haar loogen voor de zo terwijl de andere op den fcop.van een grooten zwarten hond rustte. Mak bij haar, boven op een met klimop be groeiden muur zat een meisje van een jaar of ■fien met een groolen zonnehoed op en een Jurk aan, die eens wit was geweest Nu was tieze echter zwart en op verschillende plaat sen gescheurd Haar weerbarstig haar zat slordig, haar gezichtje zag er uit als een Toode appel en haar bruine oogen schitterden on- ieugend. „Ik heb mijn jurk heusch niet met opzet ge- icheurd". zei zij. „Mijn jurken zijn niet als •lie van ieder ander, zc blijven altijd aan spij kers haken, zoodat ze scheuren en Hector trekt er met lijn tanden aan, en en Poes leg le haar kleintjes op mijn school. Ik kan heusch niet helpen, want ze deed het uit zich zelf. Zoo komt het, dat ik zoo vuil ben. Want ze zijn heclemaal zwart, ziet u." „Ja. ja, dat weet ik wel, maar daarom ge en zc nog niet ai.'' Juffrouw Tomlinson, de huishoudster van Beps vader', wees met haar vinger op de vele vuile Vlekken in haar jurk. Plotseling klaterde Beps vroolijke lach in hel rond ..Ik weet natuurlijk wel, dat zwarte poesjes niet afgeven", nep zij uil. „Dacht u werke lijk. dat ik zoo dom was? De kleintjes van Poes hadden in het kolenhok ee,i dutje ge daan en ze braeh1 ze regelrecht op mijn schootII; wist heclemaal niet, dat ze zoo vuil waren. Wees u maar niet boos, ik zal wel zorg ;r. dat zc 't nooit meer doet heusch niet." Ben liet zich nu van den muur glijden en Klond eensklaps naast juffrouw Tomlinson. „Lieve kind!" riep deze uil, „wat laat je Ule schrikken Bep antwoordde nietals zij wal gezegd had, zou het zijn. dat groole menschan ook zoo gauw schrikken. Zij stak haar arm door dien van de huishoudster, keek haar lief aan 2n zei ..Geef me maar een zoen, dan zal ik direct naar binnen gaan en me netjes opknappen, >en andere jurk aantrekken, muis-stil zitten en en mijn lessen voor morgen leeren." Juffrouw Tomlinson bukte zich. koos het minst vuile plekje op haar gezicht uit en gaf Bep een kus. Hector deed hetzelfde hij dacht zeker, dat zijn vochtige roode tong een goede spons of handdoek was. Nu zul je zeker denken, dat Bep onmiddel lijk naar binnen ging. Dit was echter niet het gevaL Zij scheen nog iets op het hart le heb ben; haar glad voorhoofdje vertoonde twee rimpels en haar oogen keken droomerig voor rich uil. „Nu wat is er?' vroeg de huishoudster. „Ik zou zoo graag willen weten, waarom u ton bedroefd scheen", zei Bep. Nu was het juffrouw Tomlinsons beurt om ïerbaasd te kijken. „Wanneer scheen ik bedroefd, lieve kind?" Vroeg zij. „Toen u mij een arm, moederloos schaap noemde. Is het treurig geen moeder te heb ben?" „Ja kindje, natuurlijk." „Maar ik ben toch heelemaal niet treurig", ging het kind voort. „Ik geloof, dat het heel slecht van me zou zijn, omdat Plotseling hield zij op en kwam er een glimlach op haar gezichtjedeze eindigde iD een schaterenden lach. „Maar kind, wat heb je nu weer?vroeg juf Jrouw Tomlinson. Bep herinnerde zich, dat zij haar zin niet afgemaakt had en ging verder: „Ik wou zeggenomdat Vader zoo goed voor me is en d nrdoor dacht ik aan zoo'n grappig verhaal, dai hij me gisterenavond ver leide. U moet mc heusch niet beklagen, ik heb niemand anders noodig dan Vader." Beps moeder was gestorven, toen zij nog heel klein was en .aroin is het misschien niet le verwonderen, dat zij zoo sprak, want zij wist niet. vvót zij verloren had. Zij ging nu zingende naar binnen eu Hector fprong om haar heen- Juffrouw Tomlinson bleef het tweetal na kijken. Ilel was niet de zon, die haar oogen deed knippen, er kwamen tranen m, want zij herinnerde zich Beps lieve moeder nog zoo goed en ook, hoe ziek zij geweest was en hoe rij geschreid had, toen zij haar kleine meisje voor 't laatst geku-t had. ,.En Bep zoo'n robbedoes en niemand om op haar tc letten can een oude vrouw als ik en een vader, die haar verwent. Ik weet niet, wat er van baar worden moed-", zuchtte zij hardop. Toevallig keek zij naar het raam van Beps slaapkamer. Daar zag zij iets, dat haar on middellijk naar haar lorgnet deed grijpen een zwart gezicht, dal tusschen de klimrozen doorgluurde en omlijst werd door een witte nachtmuts. Dal kon onmogelijk het kind zijn. Haar ge- Zicht was erg vuil, doch niet zoo zwart als inkt. Maar vye kon hel dan zijn? Zij zette haar lorgnet op en kwam tot de ontdekking, dat het Hector was met haar eigen nachtmuts op. Hector, die op poesen zat te loeren. net had zijn kleine meesteres niet veel tijd gekost hem aan te kleeden, want hij was aan dergelijke grappen gewend. Hij gaf e.r niet teel om en vond een nachtmuts veel plezieri ger dan den hoogen hoed van zijn baas, die de ja re gewoonte had altijd over zijn hoofd tc takken. Ik moet er echter bijvoegen, dat hij geen ijdele hond v. as en even gelukkig zonder iets op zijn bol. Bep was evenmin ijdel, maar toen zij op de klok op den schoorsteen keek en zag, dat hel al kwart voor z»_s was,' begon zij zich te haas ten. want om zes uur kwam Vader thuis esn le sten en evenals de meeste groote memrhen was hij zeer gesteld op een schoon gezicht en schoone handen Zijn dochtertje ging nu ijve rig aan den gang. Zij borstelde haar krullebol, trok een schoone witte jurk aan en ging naar beneden naar de eetkamer Dit was een groot vertrek. Bep trok een leuningstoel voor het open venster en ging er in zitten om haar vader op le wachten. De bloemen in de vensterbank verborgen haar voor de voorbijgangers, doch zij kon ieder een zien De meesten kende zij, want het, dorp, waar haar Vader dolcler was, was maar heel klein. De klok sloeg zes uur, toen kwart na zes en eindelijk half zeven. Het leek wel. of zij dat half zeven heel boos sloeg, net zoo boos als Mina de keukenmeid was. Deze kwam de kamer binnenstormen en zei: „Luister toch eens, Bep. Is 't niet om boos te worden? Ik heb ei v paar heerlijke haan tjes gebraden en daar komt me de dokter e^n half uur le laat het tuinhek binnen. Hij houdt zooveel van haantjes, maar nu zal hij wel zoo'n haast hebben, dat hij nauwelijks weet, wat hij eet." „Waarom heeft Vader zoo'n haast?" „Dat weet ik niet. Maar hij moet weer uil, want er is net een briefje gekomen." „Wat jammer", zei Ecp. „Geef mij het briefje maar, Mina, dan krijgt Vader het pas, als hij klaar is met eten." „O, Bep, ik geloof niet, dat „Slill" 'riep het kind uit, „daar is Vader- Zij liet hel briefje in haar zak glijden en snelde haar vader tegemoet. Het eerste oogen- blik begreep ze niet, waarom hij zoo hartelijk lachte, doch spoedig zag ze Hector voor de deur zitten. Hector, die vliegen ving met juf frouw Tomlinsons nachtmuts op. ..Zoo Hector' Brave hondl" riep de dokter uit Hector sprong tegen hem op en liet zich döor Bep van zijl hoofddeksel bevrijden. Dokter Hale rook de gebraden haantjes en daar hij honger liad, ging hij dadelijk aan tafel zitten. Bep nam nu ook haar plaats in, maar hield voortdurend het oog op haar vader gericht. „Waarom kiik je me toch zoo aan. kind?" vroeg hij eindelijk. ..Ik wil zien, of u genoeg eet om de twee kuiltjels in uw wangen le rullen. U komt dik wijls le kort." „Zoo kleintje, waarom?" „Omdat u zoo dikwijls maar half eet, als u weggeroepen wordt, 't Scheelde maar heel weinig, of 'X was vandaag weer gebeurd maar ik heb het verhinderd." „Hoe bedoel je dal?" Bep voelde eens naar hel briefje in haar zag en glimlachte. „Ik zal het u vertellen, als u heelemaal klaar bent." Dokter Hale had geen haast. Hij at op zijn gemak en was erg moe. Toen hij klaar was. begon Beps geweten toch te spreken. .Het spijt me, \ader", begon zij. „maar ik geloof, dat Jk u de boodschap eigenlijk eerder had moeten geven „Een boodschap! Maar kind, wanneer is die gekomen?" „Om half zeven en het is nu half acht-, een uur is niet zoo heel lang en ik dacht. Dokter Hale's gezicht joeg Bep schrik aan. Haar lippen trilden en haar oogen vulden zich met tranen. ..Nn. wat dacht je, kindje?" „Ik dadit. dat als u eens heel goed al, de kuiltjes in uw wangen zouden verdwijnen. Ik was zoo hang. d i: u honger leedt en en dat u zou sterven en dan had ik geen vader en geen moeder meer." Bep snikte het nu uit en haar vader had medelijden met haar. Toch mocht hij geen oogenblik langer dralen en ging hij onmid dellijk uit. Het briefje lag nog op de tafel en Bep las: Moeder heel ziek. Wil dadel ij k komen. Het kind had niet gedacht aan het onheil, dat zii slichten kon door het briefje achter te houden- Nu begon zij er spijt over te voe len, want zij vond het een heel bedenkelijk ge val. als iemand in het dorp hard ziek was en haar vader niet kwam. „O Minasnikte zij, toen deze in de kamer kwam. „Iloe vreeselijk! Mevrouw Bennett zal nu wel niet J>eler worden. Ik h b Vader een uur opgehouden en in het briefje slaat, dat zij heel ziek is. Waarom hebben ze het ook* in een couvert gedaan? Ik wist heelemaal niet. wat er in stond." „Als mevrouw heel ziek is, zullen ze wel om dokter Dymond gestuurd hebben." „Dokter Dymond, onmogelijkI Iemand, die om Vader stuurt, zal dokter Dymond niet wil len hebben." „Ja. kijk eens, ze zijn niet hetzelfde, dat is zeker. Maar als je op sterven ligt, zou het je niet veel kunnen schelen, als er maar iemand kwam." Op sterven ligt! Die woorden joegen Bep schrik aan. Zij bedekte haar gezichtje met beide handen, nam ze weer weg en zei lang zaam: „Op sterven ligt! Dat is wal Moeder deed, toen ik nog heel klein was." Doch er was niemand, die haar antwoor den kon. Mina was weer naar de keuken ge gaan. De oude kjok in Jen hoek der kamer likte regelmatig. Na een poosje kwam juf frouw Tomlinson kinnen. „Bedtijd", zei zij, doch Bep lette er niet op. „Bedtijd", herhaalde de huishoudster. „Ik wou zoo graag op Vader wachten", zei het kind. „Hij zal wel gauw* thuiskomen Als Beps Moeder nog geleefd had, zou deze haar zeker gezegd hebben dadelijk naar bo ven te gaan. Juffrouw Tomlinson zei slechts: „Goed, lieve kind." Zij gaf hem te veel toe. Om negen uur hoorde Bep paardengetrap pel en ging zij aan het hek slaan om te zien, of haar vader u* aan kwam. „Bent u hel, Vader?" Hij sprong van zijn paard, gaf Je teugels aan den knecht en zei: „Ja, kindje, ik ben het." „11 bent niet lang weg geweest." „Ik heb alleen maar hcea- cu teruggereden, meer niet. Dokter Dymond was er al, zoodal ze mij niet meer noodig hadden." „O, Vader, hoe vreeselijk! Hoe durfden ze dat?" Dokter H»W 'achte en zei: „Ze daclilen natuurlijk, dat fk niet meer kwam." Vader en dochter waren nu de eetkamer binnengegaan eu het zachte schijnsel der lamp viel op/t gezicht van het kind. Zij keek ern stig en bedróetd- „liet spijt mij. Vader, dat ik u het briefje niet dadelijk gegeven heb," zei zij. „En het heeft heelemaal niet geholpen, want u hebt de twee kuiltjes nog." „Ja, kleine meid, dat denk ik ook." Dokter Hale ging in zijn' leuningstoel zit ten. Bep nestelde zich op zijn knie. „Het spijt me zoo, zei ze nog eens, „en ik hoop, dat me vrouw Bennet niet sterft, want dan zou 't mijn schuld zijn, omdat ik hel briefjf achterhield en ze daardoor dokter Dymond lieten halen." „O, die zal de zieke even goed behandelen als ik, kindje." Bep keek liaar vader eens aan om te zien, of hij werkelijk meende. Als een ander dan haar eigen lieve vader dit gezegd had. zou zij geantwoord hebben: „Dat kan niet.-" Nu zei zij echter: „Ik hoop maar, dat zij niet sterft." (Wordt vervolgd) De legende van de bosze weefster. De zoon van Batoe Biika, vorst van Men- dang-Kemoelan, was vertoornd op Sakira, zijn dochter, omdat ze geen ander wilde trouwen dan DjakS Bandoeng, den zoon van een oude heks, die zich ui-I gaf voor een vrome kluize naarster. Mn zoo boos was Ra toe Baka, dat hij zijn dochter verbande naar een verafgelegen oord en haar niets anders meegaf dan twee vrouwelijke bedienden, die den weefstoel der prinses moesten dragen, terwijl de prinses zeil' de weefspoel droeg. Want ze mocht geduren de de verbanning niet stilzitten; ze moest hel linnen wevon -oor de grootcn van het rijk. Maar de prinses, boos over de verbanning, wilde niet weven ca spoorden de twee bedien den haar daartoe aan cn zeiden zij tegen haar: „Weef toch, prinses, uw vader, onze vorst, heeft het bevolen!" dan nam de prinses d< weefspoel op cn sloeg er haar trouwe bedien den rechts en links mee om de ooren en liet haar 't onmogelijkste werk doen op de onmo gelijkste uren, vaak zelfs in het holst van den nacht. En allen, die in den omtrek van Tjc laga woonden, zoo heette het verbannings oord der booze prinses, wisten dat ze zoo wreed was cn noemden baar „de booze weef ster" Djaka Bandoeng, de jonge man. die niet kon gelooven, dat bel prinsesje, dat met hem wilde trouwen en dat voorheen zoo lief was en zoo goed, zóó kon veranderd zijn, deed alle moeite om den vorst gunstig voor zijn verbannen dochter te stemmen en smeekte hem haar te rug te laten komen in het vorstenverblijf. Hij zou dan in haar plaats banneling worden cn gaan naar elk oord, waarbeen de vorst hem zou zenden, hoe woest en onherbergzaam hel ook zijn zou. De vorst, getroffen door DjSka Bandoengs liefde voor het prinsesje, zei tol hem: „Vel bannen zulL ge nooit worden, omdat alleen vorstenkinderen met ballingschap gestraft worden, doch ge moogt met mijn dochter trouwen, als ge in één 'nacht een Yollodigcu grnflcmpel kunt bouwen, zelfs met de beek den er in." Nu, dit was een onmogelijkheid, en de jonge mnn. die dit ook wel begreep, was zeer ver drietig over de onmogelijke opdracht, die.de vorst hom gaf. Maar op eens dacht hij aan zijn moeder, dóe tooveren kon; haar zou hij om raad vragen; zij alleen zou weten hoe in één nacht een tempel kon opgebouwd worden. „Ga dadelijk na zonsondergang aan hei werk," zei de wijze vrouw, toen Djak5 Ban doeng haar alles verleid had; „luisler naar niets en kijk niet op noch -ora cn in één nacht zuil ge den tempel met beelden en al gereed hebben." Djaka Bandoeng bedankte zijn moeder voor haar wijze woorden en nog clienzelfden dag begon hij na zonsondergang met liet bouwen en hij keek niet op of om, luisterde naar niets en werkte vlijtig door. V; ar toen men de tem pel op oen lienlal beelden na gereed was, be gonnen de meisjes uil de omliggende d e s a 's op hun rijstblokken tc stampen, als toeken dat de dag zou aanbreken, en Djaka Bandoeng die dit niet wist, keek verschrikt op. En ter wijl hij dit deed, viel Je tempel met donde rend geraas ineen. „Hebt ge den tempel gereed?" vroeg de vorst den volgenden dag. Maar met een treurig gebaar wees de arme jonge man hem op de ruïne en sprak: ,,'k Had hem bijna gereed; maar nu, nu ligt hij in puin." „Je wil was goed," antwoordde de vorst, „en daarom zal ik je nog één kans geven. Ver trek morgen vóór zonsopgang vermomd als bedelaar naar Tjclaga. hot verbanningsoord, bespied daar zeven dagen cn zeven nachten de prinses en wil je haar daarna nog tot vrouw, dan kun je haai' hier terugbrengen. Blij, dat hij nu zoo spoedig de prinses zou kunnen zien, kon Djaka Bandoeng nauwelijks wachten, tot de dag was aangebroken, en reeds vóór zonsopgang steeg hij le paard en begaf zich op weg naar Tjclaga. Maar nauwe lijks was hij als bedelaar vermomd daar aan gekomen en had dc prinses hem opgemerkt, of ze sloeg ook hèm met haar weefspoel. Mn nil zag ook Djaka Bandoeng hoe lcclijk hoos liet prinsesje was geworden en hoe slech ze voor de arme bedienden was en liij deinsd terug van afschuw voor zulk een boos prin sesje Onopgemerkt wilde hij haar den volgend, dag nogmaals bespieden-. Daarom klom hij i een hoogen boom. juist tegenover de pin waar" zij gewoon was te komen. Fn dien d;: zag hij haai; nóg boozer en nóg wreeder. I wijl haar gelaat verwrongen was als dat va' •en leelijke. oude heks. Haar vingers, die zij gekromd hield, geleken nu op klauwen van een roofdier. Met deze klauwen greep zc de weefspoel cn sloeg daarmee nog harder dan cl. a verigcp dag haar ibédietidcn, zoodat deze schreeuw dan van pijn. „Neen. haar \Vi1 ik niet lol vrouw," zei Djaka L:i:idocng vu hij yu# uoj, JitnzchJen dag naar zijn desa lerug, waar hij vertelde, hoe Jselijk ca hoos de prinses was gewoixkn. Toen nu de vorst hooide, dat Djaka Ban doeng .reeds op den avond van den twv den «lag was teruggekeerd zonder de prinses, liet hii hem bij zich komen. „Welnu, ho* vond' gé 'de prinses?" vroeg hij lachend ..Wilt ge nu nog met haar trouwen?" En nog-harder lachte de vorst, toen de jongv; man vertelde, d;.t hij haar was ontvlucht reeds op den twee den dag nadat hij had gezien, h:. ontzettend .wreed het prinsesje wa« Ze was eens een schoone vorstendochter, maar nu heeft de Loosheid haar ten afschuwelijke heks doen worden!" riep hij met afschuw wil. „Neen. Loiiv.cn wil ik haar nu nici meer!" „Zoo, is zij in een, heks veranderd?" vroeg dc vorst, „dan zal ze ook nog na haar dood xhel:-KTTtverk verrichten. Zelfs in het graf zal ze nog met de weefspoel werken. Spinragen ral ze w-nen, niets dan spinragen, en daarn„ een kleed van a 1 a n g-a lang.*) En zoo gebeurde hel werkelijk. Want toen met den dag de-wreedheden van hel prinsesje toenamen, kwam het uit, zooals eens de vorst had voorspeld. 'I Was Toewan Allah, die haar zoo zwaar strafte, wijl ze haar bedienden zoo had geplaagd. Hij nain haai- niet op in hei paradijs, ja, zelfs In hel graf vond ze geen rust! Mei de wee'.spoel in de hand stierf ze en mei de weefspoel werd ze begraven, en nu moei ze over dag de spinragen weven en des nachts hel kleed van a 1 a n g-a 1 n n g, dat nooit ge reed komt, omdat het a 1 a n g-a 1 a n g scherp is en weer afsnijdt, wal eens geweven is Daar om moet de booze prinses eeuwig blijven weven Fn hooren nu de lieden van de desa Tjc- laj_H des nachts hot gefladder der uilen en vleermuizen op het kerkhof, dan fluisteren zij angstig: „I.uLstcrt, dc booze weefster wecfl haar a 1 a n g-a 1 a n g kleed!'1 Grof, scherp snijdend gras. T a n 1 t» Joh Van alles wat. Ce Nederlandsche Vlag. Gij, rood.- papaver, in 't rijpende koren, Gij. wille margrieten in 'l frisch groene S1"88» Gij. korenbloemen, zoo blauw als de hemel. Ik wou, dal gij samen verbonden en was. ant 't rood en liet wit en het blauw vor men samen. Dc. schiü'rende keuren van Nederland's vlag. IIct i*ood is het helderst, hel witte het rein ste. Het blauwe hel frisclit, dat ik immer nog zag. vormt gij dus te samen hel heilige dun doek. De heerlijkste kleuren, die t oog ooit aan schouwt. ormt gij dus (le vlag van Oranje en Neêr- land. Het toeken, waar Nederlands volk op ver trouwt. D B. Ce olifant als kindermeisje. Iemand, die vroeger in Engelsch-Indi? nohtie-ambtenaar was, heeft een mooi bock beschreven over „het.Tijgertand" en verttell daarin ook allerlei aardige dingen over ver schillende Indische dieren en hoe de inland- sche bevolking mei die dieren leeft of er jacht op mankt. Zoo zat een vriend van hem daarginds esns op zijn verandah te kijken naar zijn tamme olifanten, die dicht bij het huis aan den ket ting lagen. Hij zag toen dc vrouw van een zijner ol;- fanlsdrijvers uit haar tentwoning komen niet een kind op den aren. Zii liep daarmede tot vlak voor een der grootste olifanten en maak te voo rhet dier een buiging, toen legde ze hel kind voor den olifant op den grond én boo opnieuw. Vervolgens spreidde de vrouw een deken uit en legde 't kindje midden op, bin nen hel bereik der olifantsslurf. Na nogmaals een plechtige buiging voor den reus gemaakt te hebben, ging zij gerust heen om boodschap pen te doen en liet de zuigeling aan de goede zorgen van onze viervoetige kindermeid over. Hoe goed de olifant oppaste, bleek weldra toen de kleine wakker werd en al kruipend een onderzoekingstocht in dc buurt wilde on dernemen. Nauwelijks was de rand van de deken bereikt, of de olifant werkte de kleine met zijn slurf weer precies in het midden. Telkens probeerde liet kind opnieuw te ont snappen. doch geen kindermeid kon met mee* geduld de kleine op zijn plaats gehouden heb ben. Nel zoolang tot hel kind den strijd op gaf, languit op ziin rug die reuzenkindermeid ging liggen aankijken, om weldra weer hce rustig in slaap le vallen onder de trouwe hoe de van de dikke juf. De Korenbloem. Dat^dczc de lieve li ng.vblóèm was van Wil helm I, den ouden Duilschen keizer, is al gemeen bekend. Ziehier wat hij zelf dienaangaande vertelt: ,.Tcen mijn moeder met mij en mijn broe- dc- van Koningsbergen naar Memel vlucht te, in den'hangen lijd in 't begin dezer eeuw overkwam ons het ongeluk, dat er een wici van ons rijtuig brak in een geheel onbewoon de streek. Een huis of naburige plaats was niet te bereiken, dus gingen wij maar aan dien slootkant aitlcn terwijl het wiel zoo goed mogelijk gemaakt werd. Mijn broeder cn ik werden door dit oponthoud vermoeid Dat arme, zr - -S& cn hongerig cn vooral ik. die nog maai kleine zwakk - jonge» \vasf4iirakte het-mij ne moeder met mijn klagen zeer lastig. Om ons wat bezig le houden en op andere gedacht' ten te brengen, stond moeder op wees o :V de vele schoone, blauwe bloemen in het \s;j en verzocht ons er eenige van te plukken. En toen wij ze haar brachten, vlocht zij daar» van kransen, waarnaar wij met hel meeste genoegen zaten tc kijken. Moeder ral onderwijl zc-ker wel gedacht hebben aan den treurigen toestand van hel land, haar eigen leed en de zorg voor de toekomst harer zonen, want langzaam wel uit haar schoone oogen traan op traan op den koren bloemenkrans neder. Dit ontroerde mij diep en mijn eigen kin derlijk leed vergelend, trachtte ik haar door mijn liefkoozingen te troosten, terwijl ze mij den door haar tranen bedauwden krans op hel hoofd zette. Ik was destijds tien jaar oud, do£h deze treffende gebeurtenis is mij onvergetelijk go, bleven en als ik nu op mijn hoogen leeftijd de lieflijke blauwe bloemen zie. dan ver beeld ik mij nog daarin de tranen der trouw ste en liefste aller moeders le zien parel n en dóérem heb ik deze bloemen boven alle andere lief." G. Naverteld door H. Slapen. Terwijl de bewoners lau Je Noordelijke landen niet kunnen slapen, als zij geen ruim te- genoeg hebben om hun beenen uil te strek ken, rollen de bewoners der tropen zich, even als apen. in elkander en slapen het best in deze houding. De Europeaan of de Amerikaan slaapt dan rustig, als hij een zacht kussen onder het hoofd heeft, maar de Japanner strekt zich op een mat op den grond uil en schuift een hard, vierkant blok hout onder zijn hoofd; zonde: dit blok zou hij slecht slapen! De Chinees is zeer kieskeurig op zijn slaap plaats, die wel heel eenvoudig, maar toch ud nin bout gesneden is. Zijn bed is evenwel niei zacht; hij gebruikt daar matten voor. De Bus slaapt nergens liever dan op den groolen oven in zijn-woning. Kruipt hij 's mor gens uit dit warme bed, dan neemt hu een koud had, cok al inoel hij hel ijs er eerst voo: stuk breken! De Laplander kiuipt mei het hüolü in een zak van rendiervel, en slaapt daarin warm er. uaar zijn zin. De Oost-Indiër, aan het andere eiiiu d- r wereld, heeft ook een slaapzak, maar uit- >s vrij wal luchtiger dan die der Lappen en heeft len doel de muskieten op een afstand tc hem de De Duitschei* slaapt onder een veeren dek bed. oor vreemdelingen dikwijls een raad» d eii een kunst om den geheelen nacht onder zulk een bed te blijven liggen. Bij de meeste volken wordt in ieder geval rust genomen, door te gaan zitten of liggen. Toch vindt men hij onderscheidene volken ook andere wijzen van rusten. De Bari, een Afrikaansche negerstam, ne men rust dooi op één been te gaan slaan.' ter- wiil zij den anderen voel tegen de knie r'aat- sen. Mcei komt het neerhurken bij verschil lende volken voor, vooral bij lager onlwi -- kelde stammen, als de Wedda's op Ceylon, de Balaks, de Papoea's en de Australiërs. Ook clooden woraen bij deze volken op die vvijzr Ier dood besteld. Daarnaast beslaat veelvuldig hel neerknie len, hetzij niet gesloten beenen, als bij de Perzen en Kirgiezen, hetzij met opgeheven knieën, zooals dat bij de Egyptische gedénl - ■eekens wel voorkomt. De Hindoe's hebben zich gewend*aan zillcr. met één opgeheven en één vlakgdegdc knie. zoodjt zii cok bij het zitten op stoelen dc-.c gewoonte bewaren. De Siamcczen kruisen de beenen en leggc i de voetzolen naar boven, zooals de nico-io Boedha-bidzuilcn voorstellen. Daarom gebrui ken dergelijke volken dan ook matten en lage tafels. De visstners op zee, gewend om zich in een kleine ruimte tc behelpen, hurken neer. mei de beenen gekruist, waaróp zij gaan ziltcn. Als de Volendammcrs hun burgemeester le Edam bezoeken, reeft deze die de gewoonU dér vlssehe.'s eerbiedigt, hun de vrijheid, oo\ Lij hém. in plaats van op eeu stoel, in een hurkende houding plaats le nemen. Dan /u i ze meer op hun gemak en spreken vrijer. Kunstje. „Voor hen. die het weten, is hel niets v.aard," zooals de goochelaars zeggen, „maar voor degenen die het niet welen, is het P>rh een heele kunsl." Slel je voor. dat iemand, nadat hij mij al lerlei kleine en gróote toeren vertoond had; drie papiertjes op zijn hand legde cn mij vroeg: „Welk van de drie wil je, dal zal blijven liggen, terwijl ik de twee andere wegblaas? „Het middelste,'zei ik. „Best!" De man blies en de twee papiertjes fladder den voort, maar het middelste bleef liggen." Hoe hij dat deed? Hij legde heel eenvoudig den wijsvinger van zijn andere hand op hel middelste pa piertje. Heb ik niet gezegd, dal het niets waard was voor hen. dl- h A wéten9

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 6