1
Oooi3 de Dea§d.
Robbedoes.
het Engelsch van L. E. TIDDEMAN.
Vertaald door C. H.
HOOFDSTUK II.
^©ep verkeert in moeilijkheden.
y. Toen Bep den volgcmden dag naar school
fing, Yoelde z'j rich veel gelukkiger en ter
wijl zij tusschen de yelden doorliep, begon zij
*eacht te neuriën. De woorden van het versje,
tiat zij zong, had zij van buiten moeten leeren,
jmaaa* de melodie bedacht zij zelf. Het klonk
heel aardig en het gevolg was, dat Bep haar
|es het best van allemaal kende, iets wat nu
fuist niet eiken dag he< geval was.
Toch geraakte zij dien dag in moeilijkheden
pa dit was niet bij ongeluk, want zij kende
de regels der school heel goed. Eén dezer
jregels was: Niemand mag onder de les pra
kten. Juffrouw Edwards was niet heel streng:
'als er even gefluisterd werd, keek zij slechts
naar den kant, waar de schuldige zat, maar
'als het langer duurde, gaf zij een slechte aan-
teekening.
Zooals ik daareven reeds zei, wist Bep dit
heel goed. Nu wilde het toeval echter, dat
Olive Bennett naast haar zat en zij zich niet
kon inhouden
„Olive," fluisterde zij. .,is je moeder..."
„Zeur niet!" antwoordde Olive onvriendelijk.
Zij was verdiept in een som en wil !e niet
gestoord worden.
„Luister eens," begon Bep weer, „ik moet
Je.wat zeggen."
„Stille!" riep juffrouw Edwards.
Eén oogenblik gehoorzaamde Bep. maar a)
heel Kauw werd het haar te machtig.
„Olive!" riep ze uit, „ik hoop, dat je moeder
niet gestorven is
„Gelukkig niet; zij was vanmorgen veel be
ter. Moeder was ziek, omdat zij visch gegeten
bad; daar kan zij niet tegen. Maar daar sterf
Je nfiet aan, dom kind."
„Natuurlijk niet."
„Maar waarom dacht Je dan, dat Moeder
ges t ruwen was?"
„Omdat jullie een anderen dokter gehaald
hadt," antwoordde Bep.
Olive Bennett, die twee jaar ouder was dan
Bep, begon tc lachen. Bep wilde het uitleggen
en begon opnieuw te praten. Doch nu noemde
juffrouw Edwards haar bij den naam. Zij
keek heel ernstig en Bep voelde zich alles
behalve op haar gemak.
„Je bent druk aan 't praten," zei de onder
wijzeres. „Was het over je werk?"
„Nee juffrouw."
„Had het iets met de school te maken?"
Bep dacht even na. Zij had iets op het hart,
dat zij moeilijk onder woorden kon brengen.
„Geef alsjeblieft antwoord," zei juffrouw
Edwards.
„Het was over Vader," zei 't kind langzaam
De onderwijzeres onderdrukte met moeite
een glimlach en zei:
„Je weet wel, dat je onder de les niet pra
len mag. Je moet na schooltijd een Fransche
thema maken."
Bep wist heel goed, dat zij geen leelijk ge
zicht mocht trekken. Haar vader had haar
eens on voor altijd gezegd, dat dit alleen na
het innemen van een drankje te pas kwam.
en zelfs dan moest je je nog omkeeren. Zij
kon echter niet nalaten Olive Bennett voor
een „naar spook" uit te maken, hoewel deze
haar toch eigenlijk niets in den weg gelegd
had.
Het was dien dag prachtig weer en de ge
dachle school te moeten blijven, was zeker
verre van plezierig. Doch Bep was van plan
haar werk zoo gauw mogelijk af te maken en
liet zich door haar straf niet uit het veld slaan.
F.r was inderdaad veel voor noodig om Bep
Hale terneer te slaan en een kleinigheid was
genoeg om haar uit te doen schateren van
plezier. Als er zich onder de les zoo'n klei
nigheid voordeed, was dit altijd bedenkelijk
voor Bep.
Toch gebeurde dit juist vandaag en daar zij
reeds straf had, trof dit al heel ongelukkig
Het was eigenlijk wel een beetje haar eigen
schuld, doch dit zag ze later pas in. Het zou
zeker verstandiger geweest zijn, als zij nie»
meer gepraat en haar werk zonder liniaal
gemaakt had in plaats van er een te vragen
Elsie White zat rechts van haar. Zij was een
grappig klein meisje met heldere blauwe
oogen en een stompen neus.
..Je liniaal. Elsie," begon Bep
Geen antwoord. Eirie was bezig haar lei
schoon te maken.
„Je liniaal." zei Bep rog eens-
„Wat zeg je?" vroeg Elsie.
Nu had Elsie haar best verstaan, doch n;
deed maar zoo, omdat zij niet graag gestoord
werd. Zij zat met haar dikke armen op de
bank geleund en liet haar kindergezichtje in
haar handen rusten.
„Je liniaal!" herhaalde Bep. „Je hebt bet
best verstaan."
„Niet waar," zei Elsie. „Ik ben nog maar
acht jaar en ik kan niet goed hooren, omdat
Ik al mijn kiezen rog niet heb."
Juffrouw Edwards had al eens „Stilte!" ge
roepen en Bep deed haar best om niet te
lachen, maar het was al te grappig. De stilte
der schoolkamer werd plotseling verbroken
door een schaterenden lach en iedereen wist
dadelijk, dat Bep dit deed; niemand kon zóó
lachen als zij. Natuurlük maakte Elsie White
de zaak nog erger door mee te lachen. De
onderwijzeres stomd op. sloeg mei de hand
op haar -^r en zei:
„Bep Hafe moet na schooltijd twee Fran
sche thema's maken."
Een zucht was het eenig antwoord. Het
was verdiend Bep voelde dit maar het
*"^s ook zóó gek.
Langzaam kroop de morgen om, doch ein
delijk sloeg de klok toch twaalf uur De bel
luidde en het werd plotseling rumoerig in de
klas: tóen werden weggeborgen, boeken in
de kast gelegd, griffelkokers gesloten en df
longeties, die een paar uur hadden moeteD
cwijgen, kwamen los.
„Mank alsjeblief gauw voort!" zei Bep. „Hoe
teerder jullie weg zijn, hoe eerder ik die ver
telende Fransche thema's afheb. Ik rommel
van den honger en Vader zal niet kinnen
koffiedrinken zonder mij. Mina zal nat'jurlijk
vergeten hem de aardbeien ie geven, die ik
peplukft heb. vóór ik naar ecbcol gin*."
Kleine Elsie White hield Bep haar gezichtje
toe voor een kus. Zij was op het punt te gaan
huilen, want zij vond, dat het haar schuld
was. dat Bep moest schoolblijven.
..Het spijt me zoo," zei ze.
Bep begon bijna opnieuw te lachen, want
Elsie zac er zoo grappig uit. Ze gaf haar
echter een harbelijken kus en begon onmid.
dellijk aan haar werk.
Het was bijna één uur. toen zij thuis kwam.
Haar Vader had al koffiegeüronken en was
weer uitgegaan zonder aardbeiën gehad te
hebben. Hector zat vol ongeduld op zijn mees
teres te wachten, die nooit vergat hem een
lekker hapje te geven.
Juffrouw Tomlinson kwam binnen en Bep
deed haar het heele verhaal.
,Je bent heel stout geweest, kindje," zei de
huishoudster, „en je zult wel ergen honger
hebben
Ja, ik val bijna flauw van den honger,"
antwoordde Bep. „En ik zal maar nooit meer
lachen je komt er maar door in allerlei
moeilijkheden."
„Alles op zijn tijd, öeve kind. Je moog* op
zijn tijd best lachen, maar niet onder c.e les."
Bep probeerde ernstig te kijken en dit ge
lukte haar gedurende vijf minuten. Dat zij
zich niet langer goed kon houden, was de
schuld van Hector. Hoe kon zij ook ernstig
blijven, toen de hond haar een poot wilde
geven, terwijl hij een bot tusschen zijn lander
asthield en met zijn staart op den grond
sloeg'
Bep vond het erg jammer, dat zij niet langer
met hem kon spelen, want zij had maar wei
nig tijd en moest weer gauw naar ?>chool.
„Ik moest me zoo haasten," zei ze tegen
Olive Bennett, nog even vóór de les begon. Als
juffrouw Edwards een Vader had, die dokter
was, zou ze ons om twaalf uur niet lalen
schoolblijven."
.Waarom niet?" Yroeg Olive, die haar niet
dadelijk begreep.
„Omdat zij dan zou weten, dat bet hfel
verkeerd is, zoo haastig te eten. Vader zegt,
dat het een heel slechte gewoonte is."
„Praten onder de les is nog erger," zei haar
vriendinnetje. „Pas maar op Bep. of je moet
weer schoolblijven."
Bep paste echter op en de middag ging zon
der eenige stoornis voorbij.
(Wordt vervolgd).
Hoera Het sneeuwt I
door G. J. Y1SSCIIER.
„Sneeuwt het nog?" vroeg Dirk aan zijn
broertje Willem, die* voordat zij naar bed gin
gen, nog even zijn neus tegen het raam van
hun slaapkamertje drukte, om naar buiten te
kijken.
„Noiil" zei Willem.
„Kan je de straatsteenen nog zien?"
„Heelemaal niet meer! Wak bij de lantaarn
komt al een heele richel door den wind."
„Fijn hè?" zei Dirk en hij ging gauw naar
bed, want het was koud.
,Of het!" zed Willem, en hij kroop onder
de dekens naast zijn broertje. Hij ging altijd
het laatst naar bed, omdat hij twree jaar ouder
was. Hij moest ook altijd vooraan liggen.
„Zeg Willem," vroeg Dirk, „zou het we)
eens zoo hard kunnen sneeuwen, dat 's mor
gens de buitendeur niet open kon?'?'
,Ik geloof het niet. In andere landen wcj
Ik heb er wel eens van ge Dezen."
„Wat zou dat leuk zijn.!"
„Ja, maar het moet toch ntet alles wezen
als je zoo heelemaal insneeuwt. Hè, wat waait
het! Laten we nu maar gaan slapern"
„Ik zal morgen vroeg opstaan," zei Dirk.
Willem zei niets meer.
Tien minuten daarna kwam hun vader nog
even op het zolderkamertje, om te zien of de
jongens er wel goed onder lagen; het was zoo
koud. Hij stopte de dekens aan den kant nog
een beetje in. Ze bemerkten er geen van bei
den wat van.
„Kom jongens! Er uit! 'lis al half achtl"
riep hun vader den volgenden morgen onder
aan de zolderlra, -
„Ja vader!" zaei Willem, die, als oudste, al
tijd het eerst moest opstaan.
,,'tls nog zoo donker." zei Dirk met sla
pence stem
„We moeten opstaan hoor!" zei zijn broertje
„Is het nu al half acht? 11s nog zoo don
ker." zei Dirk.
„Ja. Vader heeft geroepen. Vooruit hoor!"
zei Willem en hij sprong eruit. ..O Dirk! Hei
dakraam ligt vol sneeuw. Zoo komt het, dat
het zoo donker is."
Bons. Daar stond Dirk naast hem.
Ze maakten het raampje open. Eventjes
maar, want he* was koud. Wat was dat raam
pje zwaar! Ze keken ver den polder in. Alles
was spierwit. Alleen de hekken van de wei
landen staken donker af tegen de wijde, witte
vlakte. Vlug het raampje weer dicht.
„Ik geloof, dat er een heel vrachtje ligt,"
zei Dirk.
„Alsjeblieft! Gauw aankleeden en gaan kij
ken." zei Willem.
Toen zij beneden kwamen, gingen ze r! h
in de keuken vlug wasschen. 't Was daar lek
ker warm, want Betje, het dienstmeisje, had
het fornuis flink opgestookt.
„Ligt er veel sneeuw op straat, Betje?"
vroec Willem
„Meer dan mij lief is! Die nare jongen van
den smid gooide me van morgen, toen ik hier
naar toe kwam, al een handvol in mijn nek
Brrrl Wat was dat koud- Ik sliep nog half,
maar toen werd ik op eens heelemaal wak
ker."
„Kon je er overal goed door heen komen?"
vroeg Dirk.
„Ja, dat wel, maar ik was toch blij, dat ik
miin klompen aangetrokken had, want van
mijn lage schoenen zou ik er misschien wel
een verspeeld hebben."
Toen de jongens luiten kwamen, viel het
hun niet eens bijzonder mee. Op sommige
plaatsen, waar de sneeuw op hoopen gewaaid
was, ja, daar gingen ze er heerlijk tot den
buik door, maar een eindje verder lag zoo
goed als nierts. 'Vel was het daar lekker glad.
Zij haalden de slee en alle schooljongens
brachten vóór negenen nog een heerlijk uur
tje door. Voor sneeuwballen deugde het niet.
want het was vriezend weer en dan pakt de
sneeuw niet; er is geen bal van te maken, want
xe vah too uit elkaar
De sneeuw bleef eenige dagen liggen eai al
vonden de jongens dal wel aardig de vogels
kregen het er mee te kwaad. Hun „tafeltje
dek u" zat er onder. Heele zwermen kraaien
en musschen streken achter de boerenwonin
gen op de mestvaalt neer en toen Betje op
een morgen het ontbijtservel achter het huis
had uitgeschud, zagen Willem en Dirk niet
alleen muschjes op de kruimpjes afkomen,
maar ook vinken, roodborstjes, merels en
zelfs een winterkoninkje, dat toch anders zoo
schuw is. De jongens haalden nog een stukje
brood, kruimelden het fijn en gooiden het ook
voor de vogeltjes neer. 'tWas aardig om te
zien, hoe dapper de roodborstjes van den
voor hen ongewonen kost meepikten. Vader
kwam er ook naar kijken.
,Ik wou. dat ik een roodborstje vangen
kon." zed Willem.
„Wat zou je er mee doen?" vroeg zijn vader
„In een kooitje zetten."
„En dan?"
„Eten geven."
„Je zoudt er gauw genoeg van hebben." zei
zijn vader, „en het beestje zeker nog gauwer
Al pikken ze nu van honger een broodkrui
meltje mee insecten zijn hun gewone kost
en die kan jij ze niet genoeg leveren. En dan:
zoo'n volwassen vogel die altijd vrij geweest
is, vliegt zich meestal dood tegen de tralies
van de kooi. Neen! Zulke diertjes zijn heel
mooi, om 1e zien, maar niet om te hebben."
De sneeuw bracht nog meer verrassingen
voor de jongens. Achter in hun tuin stond
een partijtje boerenkool Dat zijn sterke plan
ten. Men zegt, dat ze lekkerder smaakt, als
de vorst „er over gegaan" is. Het gras zat
overal onder de sneeuw, maar die groote
koolplanten staken zoo heerlijk boven het wit
te kleed uit. Vader werd gewaar, dat hij mee-
elers kreeg. Hij wees er zijn beide jongens
op cn liet hun de hazensporen, in de sneeuw
zien Hij zei ook, dat die grauwrokken. naar
hazengewoonte, altijd door hetzelfde gat in
de* heg kropen; vlak bij dat gat was alle
sneeuw platgetrapt. Meer zei hij niet, maar
de groote jongens van de avondschool zoudeü
Willem's kennis wel aanvullen»
Willem vertelde bun 's avonds van de hazen
en van het gat in de heg.
„Ventje!" zei er een, „dan kan je ze fijn
strikken"
„Hoe doe je dat?" vroeg Willem.
„Weet je dat niet? Je maakt een strik van
koperdraad; daar doe je een touwtje aan, dat
je aan een rtammetje van de heg vastmaakt
en den strik zet je in 't gat. Dan loopt de
haas erin en hij is binnen."
„Mag dat?"
„Wel neen! 't Is natuurlijk stroopen. maar
weet je wel, dat zelfs de burgemeester ge
stroopte hazen jet?"
„Dat kan je Begrijpen!**
Is toch zoo. Hij stroopt ze toch ook eerst
het vel af, voordat hij ze opeet! Waar oi niet?
Weet je wat? Ik zal morgenavond een strik
voor je meebrengen, dan heb jij hem maar
te zetten."
„Ik ben bang dat vader het niet hebben wil."
„Kom, kom! Je vader ziet voor de verande.
ring ook liever een gebraden haas op tafel
dan een stukje spek. Morgen brengen we hel
zaakje In orde."
Willem liet zich overhalen en een paar
dagen later zette hij den strik In 't gat. Hi»
had er Dirk niets van verteld.
Daags daarna gtond Willem wat vroeger
op dan gewoonlijk; hij wou naar den striir
gaan kijken. Maar nog voordat hij, de deur
uitging, zei zijn vader:
„Willem! Ga eens mee naar den tuin. Ik
heb geen zin, om die boorcnkool allemaal door
de hazen te laten opeten. We zullen ze afsnij
den en in 't schuurtje brengen. Met dat koude
ww.r blijft ze wel een dag of drie goed.'
Willem volgde zijn vader met een kloppend
hart.
Zij waren nog niet bii de kool, toen hij tot
zijn schrik, mag ik wel zeggen, zag, dat er
wezenliik een haas in den strik zat. Maar
doordat het dier springlevend was en wanho-
ig rukte, om los te komen, zag zijn vader
het bijna tegelijkertijd.
„Kijk daar eens!" zei zijn vader verbaasd
„Een haas in een strik 1"
Willem zei niiels, maar hij kleurde herig.
Hij was te eeriük, om groote verwondering
te veinzen. In de grootste spanning wachtte
hii af. wat zijn vader verder zou zeggen. Als
hij zei: ..Dat is een lekker boutje," of iets
dergelijks, dan zou Willem dadelijk vertellen,
hoe die strik daar gekomen was.
Maar vader zei: ,.Dat is zeker stroopers-
werk!" en hij keek Willem strak aan, die er
tamelijk bedremmeld bij stond. Toen wist zijn
vader er alles van. Hij liep naar den strik en
zei: „Help eens even, Willem! We ;u.len dien
haas zijn vrijheid teruggeven, dan bewaren
we misschien meteen den strooper voor ge
vangenisstraf, want als hij den haas kwam
halen en hij werd door den veldwachter ge
snapt, dan werd er vast proces-verbaal tegen
hem opgemaakt.
brengt en tie wijze timgen herhaal, die man-1 ,.Jk zal hem eens lalen nakijken T'et U
r.en en vrouwen denken en zeggen Niemand zoo'n mooie inktkoker en we zouden Hem niet
zou die ooit kunnen onthouden, als ik er niet gaarne willen missen, maar het deksel - Mini
was. Geloof me inaar, er is niets nuttigers in niet goed in orde te zijn.
de wereld dan een pen, vooral een pen van Tot groole verbazing van de gcheele sclu-ijfc
een schrijver, zooals ik ben. Ik l>en van veel tafel was de inklkoker den volgenden mow
U' Hf' «en er nog wel zonder van zijn plaats g«
weest te zijn weer open. Het zilveren dek»
sel stond weer omhoog, zooals hij dat altiji
meer gewicht dan jij, wat je je ook ver
beelden moogt. Ik lieb een paar dagen gele
den iemand in deze kamer hooren zeggen, dat
een generaal, die heel wat overwinningen j vroeger gedaan had.
behaald had, beweerde: „De pen is machtiger „Dal Is al heel vreemd", ze! de vrouw de»
dau het zwaard." Kn zoo is het natuurlijk, huizes, toen zij bij de schrijftafel kwam en
Nu, wat zeg jij daar van. dom stuk glas? zag, wat er gebeurd was. „Ik denk, d .t de
Ilij zei stellig nooit iets vleiends over een inktkoker verstaan heeft, wat ik gisteravond
inktkoker. Ha. ha!" 7#»;
inktkoker. Ha, ha!'
Hierop slak de pen, het was een bij-
Haar dochtertje, dat naast haar stond, keek"
zonder mooie ganzepen. al haar veertjes met baar heldere oogen naar den inktkoker
rechtop en spatte heel onbeleefd over een *n zel:
velletje postpapier, dat op de schrijftafel lag. «J*» Moeder, dingen begrijpen heel goed.
De inktkoker, die heel groot "was en altijd wat €r Eeze#d wordt. Ik zal altijd maar heel
een waardige houding aannam, omdat hij 1 vriendelijk tegen hen xijn."
het voornaamste sieraad van de schrijftafel Haar moeder glimlachte, nam de ganzepen
was, scheen zich de hatelijke opmerkingen (°P en begon te schrijven.
van de pen niet aan te trekken. Hij bestond ..Deze oen schrijft vandaag werkelijk prach-
al lang, vóór men nog maar aan de pen dacht 1**6 ze* z*3 hardop. „Zij spatte verleden week
en zou ook nog langen tijd na hem blijven
leven. Maar. hij kon zich toch in het bijzijn
van alle andere voorwerpen op de schrijfta
fel niet door die spring-in-'t-veld laten belee-
digen! Ilij zou haar eens flink de waarheid
zeggen.
„Mevrouw de Ganzepen", begon hij lang
zaam en een beetje schor, alsof zijn stem
uit de dikke diepte van den inktbodem kwam,
„ik heb reeds lang je brutaliteit en je inbeel-
zóó erg, dat ik haar al wilde afdanken."
De pen had werkelijk den raad van deü
inklkoker ter harte genomen. Zij zag nu in,
hoe dwaas het is, te pochen en geen der din
gen, die op de schrijftafel stonden, hadden
ooit meer te klagen over haar verwaandheid
of brutaliteit. Zij had de les geleerd, die wij
allen 't zij vroeger of later moeten lee
ren: dat ieder zijn naaste moet helpen en
dat elk groot en nuttig werk alleen tot stand
ding verdragen, omdat ik hoopte, dat de wijze ^an bomen, als iedereen opgewekt zijn plicht
woorden van onzen meester, die je zelf op,^oet €n anderen helpt. Iedereen kau nuttig
het papier moogt zetten, je nederig en be- ziJn» als bij maar ernstig wil.
scheiden zouden leeren zijn. Tot nu toe heb
ik hiervan echter nog niets bespeurd, zoodat
ik het nu hoog tijd vind je de les eens te
lezen. Je schrijft je zelf alle groote en edele
gedachten der menschheid toe. terwijl je in
werkelijkheid slechts de slavin van den wil
van je meester bent."
Nu sputterde de pen met nog meer leven
dan te voren, vol woede het woord „slavin"
herhalend.
Zeker, ging de inktpot voort, „Ik herhaal
het. je bent de slavin van de hand, die je
leidt en je herhaalt als een papegaai, wat je
geleerd wordt, zonder de beteekenis er van
te begrijpen, 't Is waar, dat er uil je punten
dikwijls wijsheid vloeit, maar jc begrijpt die
niet. Als je begreep, wat je schreef, zou je
weten, dat wij beiden jij zoowel als ik
lechts instrumenten zijn in de hand van
mannen en vrouwen van kinderen zelfs."
Gedurende eenige minuten heerschte er vol
komen stilte op de schrijftafel, toen zei de
pen nog verwaander dan te voren:
„Ik wou, dat jij je met je eigen zaken be
moeide en je wijsheid voor je hieldt. Ik kan
best builen je."
Ilierop antwoordde de inktkoker waardi
ger dan ooit:
„O nee, dat kun je heelemaal niet. Zonder
mij of iemand zooals ik ben, zou er heele
maal niets van je terecht komen. "Wij zijn
beiden knecht en afhankelijk van elkaar
als je je vrijen tijd eens met denken door
bracht, in plaats van het lak. den inktlap en
het vloeiboek de ïes te lezen, zou je misschien
weten, dat In deze wereld bijna alle dingen
van nut zijn of iets goeds doen en dat zij allen
van andere dingen afhankelijk zijn en alleen
niets kunnen uitrichten. Daarom hebben wij
geen van allen het recht ons op onze knap
heid of handigheid te laten voorslaan. J ij bij
voorbeeld zou heelemaal geen pen zijn, als
er niet ecu mes aan het werk was geweest
om je van een ganzeveer in je tegenwoordi-
gen nuttigen vorm te veranderen. Ik zou
van nul en geener waarde zijn zonder den
inkt, dien ik bevat en de inkt op zijn beurt
zou een vieze poel zijn zonder de flesch of
den pot, die hem inhoudt. En geen van ons
beiden zou eenig nut stichten zonder een pen
jij of een ander, want vergeet niet, dat er
massa's zijn, die onmiddellijk je plaats kunnen
innemen. Als je niet eerst een slok inkt dronk,
zou je alleen maar krassen zonder eenig tee-
ken achter te laten, dat de menschen konden
lezen. En al deden wij ook nog zoo ons best,
we zouden nooit van eenig nut zijn, als er
geen hand was, die ons bestuurde en er geen
hersenen waren, die ons leidden. Ziezoo, nu
heb ik jc eens goed de waarheid gezegd en
nu wil ik je eens toonen, hoe weinig je zon
der mij kunt beginnen. Ik zal eens gesloten
blijven en laat nu je vrienden, het lak en hel
vloeiboek, maar eens zien. hoe weinig jij met
al je gepoch kunt uitrichten, als ik niet ver
kies je te helpen."
En met een harden slag viel het deksel van
den inktkoker dicht en de pen verzekerde
aan alle omstanders op de schrijftafel, dat zij
best buiten den inkt kon.
Op dit oogenblik kwam de heer des huizes
de kamer binnen en ging aan de schrijftafel
zitten om een brief te schrijven. Hij nam de
ganzeoen in de hand en wilde het deksel
van den inktkoker oplichten. Dit gelukte hem
Zuur verdiend geld.
Toen Victor Emanuel, Koning van Italië,
die een groot liefhebber van de jacht was,
zich op een dag in de omstreken van Stupi-
nigi bevond, kon hij het niet nalaten, on: ook
daar zijn jagersgeluk te beproeven. Onvcr-
zeld begaf hij zich op weg, doch werd weldra
door ccn zware regenbui overvallen. Hij be
sloot dus den koristen weg te nemen om naar
huis te gaan en kwam voorbij de woning van
etui hovenier, die in zijn moestuin bezig was
met werken. De man kende den Koning niet
en riep hem toe: rZeg jager, liier in den om
trek is een haas, waarvan ik veel last heb Als
je dien schiet, dan Vvvn je een mota van ine."
Een mota is een Italiannsch geldstukje, dal
ongeveer achttien rent waard is.
„Maar man." zei de Koning, he' is nu 'och
geen weer om voor zulk een kleinigheid zich
doonrt te laten regenen. Geef twee meta's.
als ik dc-n haas schiet."
„Goed," antwoordde dc hovenier. „Het zul
len cr twee zijn."
De Koning begaf zich nu op pad, doch d«
regen viel steeds dichter en het duurde heel
lang. eer Victor Emanuel het dier onder schot
kreeg. Toen was het echter ook spoedig in de
weitasch en doorweekt van den regen kwam
hij bij den hovenier om hem den haas te lalen
zien en de twee mota's ie vragen.
De hovenier krabbelde nu echter terug. Met
één mota kon .rij best tevreden zijn, want dc
haas was er wel tien waard, en het was loch
altijd de vraag, of dal nu wel de "haas was,
die in zijn moestuin zoo had huisgehouden.
De Koning bleef evenwel op zijn stuk slaan,
zoodat de hovenier, na lang afgedongen Ie
hebben, eindelijk zuchtend de twee mot a's
gaf. Vergenoegd streek de Koning de geld
stukjes op en bewaarde ze trouw. Dikwijls
liet hii ze aan zijn vrienden zien en zei cr
dan bij:
„Dat heb ik cerli'k verdiend, maar lui is
zuur verdiend "rid
Onbegrijpelijk.
Een luitenant heeft een nieuw boek gekoeld
en eeeft het aan z*n oppasser om het open te
sniiden. De oppasser gaal aan het werk c
volgt zorgvuldig alle hem gegeven aanwijzir-
cen, doch telkens bij 't opensnijden van cc-'
blad, roept hii verwonderd: „Hoe hebben z
'm dat toch gelapt? Hoe is zoo iets mogeliik9
„Wat bén je toch aan het pralen?" vraag'
de luitenant ter slotte.
..Ik begriep niet", antwoordt de oppassei
..hoe ze het 'm gelapt hebbe daar binneniu l
drukke zonder de blaadjes open te snijeir.
Samen maakten zrl het haasje los, dat zich ech,er nic, *Het b]eef di'cM en M zjjn p0.
één, twee, drie uit de voeten maakte.
O, wat gevoelde Willem zich klein! Toen
zijn vader daarop nog zei: ,.Zie zoo, mijn jon
gen! We hebben een goed werk gedaan!"
toen kon hij zich niet langer inhouden en snik
kend vertelde hij. dat hij den strik gezet had
„Dat had ik al vermoed." zei zijn vader.
„Doe dat u nooit meer. Willem! Stroopen
staat In zekeren zin gelijk met stelen. Ik hou
wel van een hazeboivtje, maar dan moet het
ooq eerlijke marnier verkregen zijn.'
gingen waren te vergeefs. Hij wierp de pen
neer en riep ongeduldig uit:
„Wat heb je aan een pen, als je geen Inkt
hebt! Ik zal ergens anders heen gaan om
mijn brief te schrijven.
Bij deze woorden begon de pen te beven.
Hel ijdele ding -verbeeldde zich, dat zij inge
houden lachen hoorde van den kant, waar
dc inktkoker stond.
In de eerste dagen, die nu volgden, had zij
1 volop de gelegenheid om over haar dwaas-
Willem «erste pafttffen o» M b*» te heid na tc dcnken, v an, hoewel alle leden
VüOP de Kleintje*.
lm na te teekenen.
<0-
stroopen was wel gelukt, maar hij heeft het
later nooit meer geprobeerd.
De pen en de Inktkoker*
Naar het Engelsch van Mrs. MUSGRAVE.
Vertaald door C. H.
van de familie aan de schrüftafel probeer
den te schrijven, stonden zij allen weer haas
tig op en werden zij ongeduldig, omdat zij
den inktkoker niet konden openmaken.
En het ergste van alles was nog, dat het
lak en de brievenweger, die altijd vol eer-
i bied naar de pen hadden opgekeken, haar nu
begonnen te bespotten.
„Zoo'11 -verwaand, Ijdel ding," lei de pen „O-ho! Mevrouw de Ganzepen, je bent loch
tegen den kristallen inklkoker, die op de niet zoo knap, als je wel gedacht hadt, merk-
schrijftafel stond en een zilveren deksel had. It de één op cn de ander voegde er nog aan
„Ik durf wedden, mijnheer de Inktkoker," toe:
ging zij voort, „dat je ingebeeld genoeg bent j „Sommige menschen nemen een air aan
om te denken, dat men het aan jouw te dan- voor niets." -1
ken heeft, dat er zooveel brieven geschreven I Ongeveer een week nadat de inktkoker zien
worden en dat alle geleerde boeken, waar- gesloten had, kwam de vrouw des kulzea
over we hier hooren, gedrukt worden. Daar voor de schrijftafel zitten. Zij nam den ink -
is echter niets van waar, trotsch stuk glas, koker in de handen, bekeek hem aan ac
dat jc bent! Ik ben het, die alle» op papier tig en xei;