„DE EEM LAN DER". Donderdag 4 Maart 1915. BUITENLAND. FEUILLETON. HERTESTEIN N° 210 Jaargang. Uitgevers: VALKHOFF Co. Bureau: U TRE C HTSCH EST RAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Politiek Overzicht De ineune (jhasc van den zeeoorlog. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f l.AO. Idem franco per post Per week (met gratis verzekering togen ongelukken) - Afzonderlijke nummers Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- ea Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, famiüo- advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regelsf 0.50. Elke regel meer 0.10 Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Grooto lotters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijt bestaan zeer voordoelige bepalingen tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattendo de voorwaarden, wordt of aanvraag toegezonden. De Ned. Anti-Oorlog Raad en Idealisme en iverk el ij kkeid. Met groote belangstelling las ik in uw blad van 2 Maart j.l. het stuk van den beer Hof land, getiteld: „Ideologie of ReahteiLüem in de pen gegeven -aoor de vorming alaier van een Plaatselijke Commissie van den ,,rte- deriandsche Anti-Oorlog Baad5'. Na eemge regeis over liei psychisch om staan van tien Raad en zijne Commission, gceit de schrijver zich geneel aan een beschouwing van het Oorlogsprobieem en meent ten slotte, „met alle respect voor hel goeti bedoelen'' aat de Ned. A. O. Raad ^worul geureven door een idealisme, dat met realiteit niet rekent en daarom teleurstelling weiuten zal". i>e heer Hofland lucent aan gok „uai ue Raad niet wil doordringen in het wezen der zaai».". Nu vengisi tie sen rijver zim io>au «eersten in de cersLc uitspraak. Elke goetie zaak moet op een ideaai aansturen, nel .deual van uen rt-eü. A. O. Raad is Wereitbvreue. Lvenwci, in zijn werken, in zijn program verliest üe Raad zich niet in een ïjdei utopisme, maar houdt zien geheel J>ij ue geuacnie aan narenvüarc toestan den, die nog geen realiteit z»jii, maar veel dichter bij ons staan, veel concreter en tast baarder zijn, clan wellicht Hei iueaal out de heer Hollands genaentengang ileidde. Het naasle uoci van oen Raau, ais uitgedrukt in zijn Program is verre van aüsuac», imcgeu- deel zeer concreet. De heer H. wn ,411 vollen vredestijd" aat het overwegen gaan. De Raad wil nu reeds beginnen. De vciüeren hebben genoeg gehooru ivan die misleidende leus: „Als gic tucn a rede wilt, bereiuit u lot den oorlog". In dien vredes tijd na lö/O werd de huiuige ver-aeigingkrijg bereid. Laten thans, zegt ue N. A. O. R., in Lij a van oonog alle volkeren zich voorbereiden lot den wede, en dan een Yrecie U.e niet de kiem van een nieuwen oorlog in zich stuiten zal In den vredestijd hebben de staten zich voor den oorlog ïuaar gemaakt, maar tie voLteren hebben in grooten getaie Vredeèvcroondcn en Vcreenigingen opgericht, hun sucv. 11 e. den geweldigen strijd om ons heen niet kun nen verhinderen. Niettemin is door hen goed zaad gesurooid. "Wat de Raad nu wil is: Con centratie op dit oogenblik van al tic vcreeni gingen, samenwerking van personen en cor poraties van udecnioopenclc politieke liohLng en verschillende gotlsaiensligc gevoelens; het in studie nemen door wetenschappelijke per sonen van de verschillende onderdeelen van zijn program; een massa-beweging lot ver breiding van de vredes-ideeën, cn dit alles niet 'l minsl in het buitenland. Zeker.het is geen kinderwerk, dat de Raad zich voorsleit tc doen. iMaar, al bereikt men slechts één-derde van hetgeen men zich voorstelt, dan kan men toch nog iets meer „tellen'' dan het „Doel alleen''. Ten tweede zegt de heer II. dal de Raad „niet doordringt in het wezen der znak". Schrijver bedoelt: tot de ware diepste oorza ken van den oorlog Och, wat geeft 't nu te theoretisecren, over de ware oorzaak of oor zaken. De schrijver voelt die van z ij n stand punt uit. Een ander ziet weer een andere oor zaak van een ander standpunt. Er zal mis schien wel een menschcnleven heen moeten gaan eer de ware oorzaak tot dezen oorlog bekend en erkend zal zijn. En bovendien.... de Raad wil werken niet alleen tegen dezen oorlog, ook tegen oorlog in het algemeen en nu kunnen we 't misschien allen wel eens zijn hierop dat de diepstliggendc oorzaak daarvan kan uitgedrukt worden in één woord: egoïsme. Zou de heer H. nu willen dat de Raad alleen cn direct werken zou op uitroei ing van dat egoïsme? Dat zou werkelijk eens idealisme zijn. liet is de verhevene laak van Kerk cn School en Huisgezin cn Kunsl en Lit teratuur en beschavings-insliluten van aller lei aard. Alle beschavingswerk moet ook lei den tot dal doel. Neen, 't is waar, zóó diep dringt de Raad niet in het wezen der zaak door. De Raad is alleen „van ooroeel dal bij den toekomsligen vrede eenige voorname punten moeten worden in acht genomen (zie Oproep) cn hij tracht daarvoor de openbare meening te winnen. De verwezenlijking ervan zal volgens velen niet de diepste oorzaken van den oorlog wegnemen. Ook de leden van den Ned. Ant i-0 orlog Raad be- s effen dit. Doch volgens den Raad, sa mengesteld uit personen van verschillende politieke en maatschappelijke schakeering, zullen die voorname punten véél kunnen bij dragen om de kansen op een volgenden oor log belangrijk te verminderen en dus de vol gende geslachten voor nieuwe rampen te be waren. Gaarne voeg ik hiea-bij het volgende sonnet van Edw. B. Koster, verschenen in het Orgaan van Vrede door Recht van November 1914. V R E D E S-I D E A A L. O, schimpt niet op het vredesideaal, Geeft het den menschen vast als vasten droom. Niet 0111 op voort te vvieg'len, traag en loom, Maar als een toorts, gelijk de krijger 't staal In greep omklemt; en met liaar hel gestraal Zal zij het menschdom lichten in den stroom Van donk'rc daden, dal het vrij en vroom Zijn weg moog vinden in dit aariisch' gedwaal. Wij willen nog gelooven ill den mcnsch, Wij willen hopen dat de waanzin wijkt. Voor vrede en vriendschap strijd en rooi be zwijkt, Maar toch, het is zoo zwaar; een ijd'le wenseh Schijnt op te stijgen uit der volk'ren hart Maar toch.... Vooruit! Het monster „Krijg"' getart 1 B. D. REST. Amersfoort, 4 Maart 1915. P.S. Den heer II. zij nog medegedeeld dat weldra van meer bevoegde zijde liet streven cn het doel van den Ned. Anti-Oorlog Raad zal worden besproken in een openbare ver gadering. De laatste dagen hebben 011s eenige nota's gebracht, die betrekking hebben op hel han delsverkeer op zee in dezen oorlogstijd. Het zijn slechts enkelen uit de velen, die tusschen al de bij deze zaak betrokken regeeringen ge wisseld zijn, maar het zijn de voornaamste!-. en zij doen ons zien hoe nu de stand van de zaak is. Het begin van deze correspondentie gaat tcruff tol het vorige jaar, toen op 28 Decem ber de regeering van de Vcreenigdc Staten hare bekende nota liet uilgaan, die de op somming bevatte van hare grieven over de belemmeringen en de gevaren, waaraan de neutrale scheepvaart is blootgesteld door de wijze, waarop de oorlogvoerenden op zee elkaar gelieven te bestrijden. Daaruit heeft zich eene gedachtcnwisseling ontwikkeld hoe aan die grieven zou zijn tegemoet te komen. Wij zien uit de nota's, welker inhoud wij gis teren uitvoerig hebben vermeld, dat de regee ring te "Washington verschillende denkbeelden heeft geopperd, welker uitvoering zou kunnen bewerken, dat de gevaren, die de neutrale scheepvaart bedreigen, zoo al niet weggeno men, dan toch aanzienlijk verminderd wor den, en dat tevens aan Duilschland de toe voer van levensmiddelen over zee verzekerd wordt in de male, waarin de verklaring van Londen dit toelaat. Wij zien er verder uit, dat de Duitsche regeering in het algemeen in stemt met deze denkbeelden cn, behoudens enkele reserves, bereid is de verklaringen, die de Amerikaansche regeciing van haar ver langt, af te leggen. Helaas men heeft niet veel aan deze bereid verklaring, want terwijl deze nota's werden opgesteld, verzonden, overwogen en beant woord, zijn de gebeurtenissen hunnen gang gegaan. Sedert heelt Duilschland zijne ver klaring laten uitgaan van 4 Februari, waar bij dc wateren rondom Grool-Briltannië en Ierland tot oorlogsgebied werden verklaard, en een meedogenlooze vcrnielingsstrijd werd aankondigd tegen alle onder de Brit- sclie liandelsvlag varende schepen. En op 1 Maart is van Engelschc en Fransche zijde daarop gevolgd de kennisgeving, dat zij zich hierdoor gerechtigd achlcn tot het ne men van vergeldingsmaatregelen met het doel afdoende te beletten, dal koopwaren, on verschillig van weiken aard, in Duilschland inkomen of uilgaan. De oorlogvoerenden heb ben nu dus beiden het standpunt bereikt, dal het oorlogsrechL geheel kan worden r- zijde gezet. Het eenige rechi, dal voortaan geldt, is dat van den oorlogvoerende om de tegenpartij te bestrijden met alle middelen, die hij daar-, voor dienstig acht. Dat recht kennen de beide partijen zich toe en zij zullen zich daarvan bedienen op de wijze, die hun goed dunkt. Er is ecnig v erschil in hunne houding tegen over de onzijdigen. Duilsaliland slaat op hel standpunt, dat als de neutralen in het ge drang komen, zij dat aan zich zelf tc wijten hebben; de oorlogvoerende heeft zich daar van niets aan tc trekken; hij wascht zijne han den in onschuld. Frankrijk en Engeland too- uen meer égards voor de onzijdigen; zij ver klaren hunne legen Duilschland gerichte maatregelen te zullen uitvoeren „zonder ge- aar, noch voor dc schepen, noch voor 't leven der onzijdigen en dc non-combaltanten cn in strikte overeenstemming met de beginselen van menschélijkheid." Misschien is dit een verschil, dat meer in woorden bestaat dan in dc daad. Dc ondervinding, die is opge daan sedert 18 Februari, den dag waarop de op 4 Februari aangekondigde uitbreiding "--an het oorlogsgebied in werking is getreden, schijnt aan te duiden, dat dc Duitsche duik- boolen in de praktijk de neutrale handelssche pen wel weten te ontzien, llier bevestigt zich dus de les der ervaring, die is gelegen ui hot bekende Duitsche spreekwooi .1: ..Es vvird nichts so lieiss gegessen als cs gekocht wird." Maar tegenover den vijand zullen beide par tijen handelen naar den stelregel, dat in den oorlog alle middelen goed zijn. Wat dat al- zoo voor middelen zijn, hebben wij voor een paar dagen in de bulletins van het westelijke oorlogstooncel kunnen zien. Van Fransche zij de werd bericht, dat in den loopgravcnstrijd ergens in het westen de Duitschers projectie len gebruikten, die brandende vloeistoffen uit goten over de in de vijandelijke loopgraaf aanwezige soldaten; heden wordt dit aan gevuld door de mededccling, dat Reims met brandbommen is gebombardeerd. Den volgenden dag kwam daarop het ant woord van Duitsche zijde: de Franschen gebruikten bommen, die stinkende en ver giftige gassen verspreiden, cn stonden dus bij hen niet achter. In den ouden tijd placht men hij een stormaanval op eene be legerde vesting de aanvallers met kokende olie en brandende teer te lijf te gaan. Men ziet de middelen, die de strijdenden aanwen den, zijn veranderd, maar de wijze van strij den van „la bete liumaineis in den grond dezelfde gebleven. Alleen heeft men het daar in nog bij vroeger vergeleken tot een kooge ren graad van volmaaktheid gebracht. Wat zal Amerika nu doen? De eerste in druk in Washington is blijkbaar een van ver ontwaardiging geweest; er werd een krachtig protest aangekondigd, dat zou uitgaan tegen de iu de Fransch-Engelsche nota in uitzicht gestelde vergeldingsmaatregelen, die geacht worden zonder precedent te zijn en in staat om nadeel toe te brengen aan den handel van de Vereenigde Staten met de landen, waarmee de bondgenooten in oorlog zijn. Later seliiint men zich bedacht te hebben; men begin nen met te vragen welke middelen Groot- Briltannié cn Frankrijk willen aanwenden om het vervoer van goederen naar en uit Duilsch land te onderscheppen. „Surlout pas trop de zèle" is eene methode, waarvoor de regeering van de Unie eene groote voorliefde voelt. D« oorlog. Berlijn, 3 Maart. (W. B.) Bericht van het opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormiddag. Bij Saint Eloy ten zuiden van Yperen weid een aanval van twee Lngclschc compagnieën na een bloedig handgemeen teruggeslagen. Bij Péronne kwam tengevolge van een defe t aan den motor een Fransck vliegtuig op den grond; dc bemanning werd gevangen geno men. De Fransche aanvallen in Champagne had den niet het geringste succes. Wederom wer den dc Franschen met zware verliezen in hunne stellingen terug geworpen. Ten noordwesten van Vilie-sur-Tourbe ont namen wij den vijand loopgraven ter breedte van 350 Meter. Fransche aanvallen in het bosch van Consenvoye en in de streek van Ailly en Apremont werden gemakkelijk afge wezen. Unze aanval ten oosten van Badonviiler bracht ons weder eene aanmerkelijke terrein winst. Wij brachten hier in dc laatste dagen ons front 8 Kilometer vooruit. Ten noordoosten van Celles deden de Fran schen vruchlelooze pogingen om hunne ver liezen van de laatste dagen weer goed te, maken. P a r ij s, 3 Maart. (R.) Namidda g-com* muniqué. In Champagne zijn wij in hel bezit van do gehecle linie van Duitsche loopgraven van het noordwesten van Perthes tot noordelijk van Beauséjour. Op verscheidene punten vor derden wij over deze lijn. Er is eene kanonnade in de Argonne ge weest. Van de resl van hel front is niets te berichten. Avond-communiqué. Tusschen de zee cn de Aisne kanonnades met afwisselende hevigheid. De DuitsChers bombardeerden Reims met brandbommen. In Champagne, op het front ten noorden van Souain, Mesnil en Beauséjour gingen onze vorderingen verder voort. Wij bezetten Duit sche loopgraven over eene lengte van 6 kilo meters en eene diepte van 1 KM. Verscheidene Duitsche tegenaanvallen wer den teruggeslagen. Ecu garderegiment leed ontzettende verhezen B e r 1 ij 11, 3 Maart. (W. B.) Bericht van het opperste legerbestuur uit het groote hoofd kwartier van heden voormiddag. Bij Grodno is de toestand onveranderd. Ten oosten van Auguslowo trachtten do Russen do Bobr over to gaan; zij werden onder zware verliezen teruggeworpen cn lieten 1500 ge vangenen in onze handen. Andere aanvallen in de streek ten noordoosten van Lomza vie len dicht voor ons front geheel ineen. Ten zuidwesten van Kolno maaiden wij vor deringen. Ten zuiden van Myszimiec trokken wij onze voorhoede iels leru^ voor den over- machtigen vijand. Ten noordwesten van Prasnysz gingen do Russen tastenderwijs langzaam vooruil. Ver scheidene Russische nachtelijke aanvallen ten oosten van Plozk werden afgewezen. W e e n c n3 Maart. (Corr.-bureau). De oorlogscorrespondent van het FremüenblaU bericht over den slag in de Karpalhen: Gisteren werd op het geheele front, van Czernowitz tot ten westen van den Duklapas aanhoudend hevig gestreden. Ten zuiden van de Dnjeslr heeft onze dapper aanvallende in fanterie zicJi reeds vastgebeten en laat niet los. Aan den Lupkow-pas strijden in dc meter* boogc sneeuw de Duitsche cn Oostcnrijkscu- Hongaarsche troepen met eene kracht, die het weder en de terreinbeswaren trotseert. In» zonderheid in verrassende nachtelijke aan vallen verrichten dc Duitsche troepen, die thans steeds meer verbouwd geraken met de eischen van den strijd in het gebergte, die hun tot dusver vreemd was, wonderen. Over de hoogte van den Uszok-pas drongen onze troepen in Galicië, aan de wanhopige pogin gen van den vijand het hoofd biedende. In do Dukla-laagte begon gisteren, na een slelüng- strijd, die gedurende twee weken was ge voerd zonder bijzondere bemoeielijking va3 de zijde der Russen, ook een harde strijd, dio intusscheu den vijand geen Meter vooruit bracht. De slag bij Stanislau, die nog altijd niet go« heel beslisl is, bracht ons gisteren weder eenige voordeden. De uitwerking van onze zware houwitsers op de overigens uitstekend® stellingen van de Russische artillerie doet zich vernielend voelen. Ondanks groote offers aaa menschenlevens, maakten de Russen tot dus^ Hoe donkerder het in iemands leven is, des tc grooter licht wordt er door de kléinste (vriendelijkheid gegeven. door SOPHUS BAUDITS. Uit het Deensch vertaald. „En word ik zoo oud als het mos op de brug, „En zwak van gezicht en gekromd in den rug, „Zoodat ik hier niet meer kan gaan op de jacht, ,,'k Geloof in den hemel m' 'n Peter veld wacht." Hij die zoo zong was een ruiter die zich in kal men gang voortbewoog op een recks van heuvels in noord-oostelijk Jutland. Op zijn 'hoofd had hij een oude versleten olïiciers- muts, die een weinig schaduw wierp op een door de zon verbrand gelaat met een grijzen •baard en bruine oogen, die onder borstelige I-wenkbrauwen vergenoegd de wereld inkeken. JDe grijze jas stond open en liet een vest zien met uniformknoopen, hij haa nooge Rcspalte vetlaarzen aan en over zijn rug hing kruise- <Hngs een bulks en een weitasch, waaruit de pooten en de snebben van eenige wilde een den staken. 'De sic ge merrie was erg 'bezweert cn de iachb die achteraan sIood 1 van die oude deensche, grijs met bruine vlekken had de wille tong ver uit den bek hangen, het was een smoorheete dag in Juli. „Ja, ik word zoo oud ais net mos op dc brug," begon de inriter weer, maar juist toen hij op den top van den heuvel gekomen, den vierden regel zong, kwam hem een dichte stofwolk tegemoet en een oogenblik daarna hield een open landauer, extrapost uit de naaste landstad, naast hem stil. In den wagen zat een jonge onan wiet een kaart in de hand: hij groette beleefd en vroeg of hij op den goeden weg naar Lisebro was. „Lisebro?" herhaalde de ruiter glimlachend met een militairen groet. „Dat is zeker de kaart van den. generalen staf, waarnaar u rijdt? „Dat is toch de beste," zeide de reiziger. „Jawel, maar men kan or niet altijd goed uit wijs worden! Dc generale staf heeft nu eenmaal de manie, om niet de namen, die de sleden en hoeven werkelijk hebben, te gebrui ken, maar de namen die zij 'in den tijd van Erik Menvcd hadden, of die de officier-teeke naar goed vond ze te geven 1" „Maar heel de stad dan niet Lisebro?" „Neen, bij den hemel, dal doet zij niet, zij heet Luusebro! Maar gij zijt toch op den goe den weg, de stad ligt daarginds achter de molenraderen, die gij in hel noordwesten zien kunt." De reiziger kreeg een kompas, maar voor hij er goed op kon zien ging de ruiter voort: „Het noordwesten is daar," hij wees voor zich uit „Gij zijl geen Juliander!" „Neen ik ben uit Kopenhagen, ik ben nooit te voren in Jutland geweest." Nooit in Jutland geweest, nu don hebt ge zonder twijfel hert beste nog in het vooruit zicht. Maar dan wioet ge hier uitstappen en medegaan den Yihcuvel op, dat is liet meest grootschc vergezicht vele mijlen in den om trek." De ruiter sprong van het paard dat hij aan zichzelf overliet, dc reiziger stapte uit den wagen en zij gingen samen naar het hunne- bed, dat vlak aan den weg lag. Aan den oost kant van den heuvel was oenig hakhout door den wind gedund; op den top stond een ge houwen steen met de letters F. W. er op, een gewijde plaats aanwijzend. „Ik ben kapitein Rijs,' zeide de wegwijzer' onder het stijgen, „en ik ben Jutlander genoeg om dadelijk te vragen, met wien ik het ge noegen heb te spreken „Mijn naam is Erik Kongsted-," luidde het antwoord, „ik ben ingenieur." „Gij zijt zeker dc ingenieur die het toezicht zal houden op den aanleg voor het besproeien der vveilander van Luusebro." „Ja, die ben ik; is de kapitein hier voor opmetingen?" „Neen. ik ben al lang uit den dienst. 11c woon ginds in hel bosch, ge kunt den schoorsteen van mijn wigwam hoven dc hoornen uit zien steken; maar nu zult ge een vergezicht zien, een jutlandsch vergezicht!" Van den top van liet hunnebed zag men naar alle kanten; akkers en weiden, plassen, bosch en heide elkander afwisselend, kerken zonder torens verhieven zich op den top der heuvels, groote hoeven lagen verborgen tusschen de gewelfde kronen der boomen, strooiende be ken slingerden zich door groene dalen, hier cn daar was een met roode pannen gedekte steenbakkerij cn zwarte spitse heuvels met heide begroeid, begrensden hel uitzicht in het verre verschiet. „Dat is wat anders dan op de eilanden!" zeide de kapitein cn keek zoo stralend en Irolsch over het landschap heen, als zag hij het voor de eerste maal. „Jutland bezit, wat de eilanden missen, liet grootsche, de vergezichten cn het is het land der verrassingen. Beklim een kalen heuvei waar ge wilt en ge hebt een uitzicht zooals gc het niet zoudt droomen, volg een der ge wone dalen tusschen de hoogten, waar de heken klateren en plotseling ligt dc prach tigste watermolen met bruisende sohuim- witte raderen voor u, met forellen tusschen de steenen en wilde eenden tusscheri het riet. En dan de hunnebedden, allerliefst op een namiddag mei storm, als een wit paard en een kudde verkleumde schapen samenkrui- pen a-an den kant buiUn den wind. Hebt ge dat ooit gezien? Niet? Dat is jammer! Wat zou die Viking daarginds in den Vilieuvel zeggen, als hij eensklaps ontwaakte en zijn blik liet gaan over een bebouwd christen land, met kerken en Ingedeelde akkers; ge kunt begrijpen dat hij groote oogen zou op zetten." Wie groote oogen opzette was dc ingenieur. Hij keek den kapilein aan als een wezen vau oen vreemd, onbekend ras en daar hij vond dat hij iets moest antwoorden, zeide hij: „Ja mooi is het hier! En de heuvels met heide begroeid, daarginds, waar men kleine dennen in rijen op de hellingen heeft ge plant, doen denken aan de wijnbergen van den Rijn." ,Hel en duivel, zijt ©j aan den Rijn ge weest?" vroeg de kapilein. „Ja, ik heb het grootste gedeelte van Europa bereisd, deels voor mijn ontwikkeling, deels voor mijn pleizier." „Zool" riep dc kapitein uit en Iccek met ontzag zijn metgezel aan; hij had dat nog niet gedaan en toch was hij wel waard ge zien te worden. Hij was jong, omstreek* dertig jaar, kraahlig gebouwd en gezond van kleur. De gelaatstrekken waren regelmatig en knap, de blik open en rustig, geen rim^ pels bij de oogen, geen vermoeide trek aaa de mondhoeken, niets dat aan doorstanen strijd of doorleefden hartstocht deed denken; de blonde baard was goed verzorgd, de ge stalte gesoigneerd en bevallig cn do man droeg in zijn geheele wezen den onmisken- baren stempel der aangeboren beschaving, die zijn goeden afkomst verried. Jls dat Hertestein?" vroeg do ingenieur aa het kompas te hebben geraadpleegd, hii wees naar het Noorden waar een hooge spits boven het bosch uitstak. „Neen. waar wilt gij heenl" vroeg de ka< piteiu, uiterst verbaasd dat de vreemdelru niet even goed georiënteerd was als hij zeik „Dat is immers Skoosgaard! Gij kent toch graaf Porse wel?" „Ja, van naam." „Neen, Hertestein ligt ginds a£m dc over zijde van het meer, gc kunt een der gcveL boven de lindeboomen in den tuin zien! Keut ge Hertestein?" „Ja, 't is immers de plaats die de jager-* meester Holbro bezitl" „Heeft bezeten, hij is sedert vele jaren dood, mijn beste oude vriend. Nu hoorl het aan züft zoon, dat wil zeggen, die wordt eerst in het najaar meederjarig. Hij studeert^ in Kopen hagen, kent ge Frits Höibro niet? „Neen, ik verkeer niet in de kringen, di® hij bezoekt In het algemeen beken ik niet overdreven veel sympathie voor onze aristo cratie te voelen W*rdt vervolgde

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1