„DE EEM LAN DER".
Donderdag 4 Maart 1915.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
HERTESTEIN
N° 210
Jaargang.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Bureau: U TRE C HTSCH EST RAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Politiek Overzicht
De ineune (jhasc van den
zeeoorlog.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f l.AO.
Idem franco per post
Per week (met gratis verzekering togen ongelukken) -
Afzonderlijke nummers
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- ea
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, famiüo-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regelsf 0.50.
Elke regel meer 0.10
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Grooto lotters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijt bestaan zeer voordoelige bepalingen
tot het herhaald adverteoren in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bevattendo de voorwaarden, wordt of
aanvraag toegezonden.
De Ned. Anti-Oorlog Raad
en Idealisme en
iverk el ij kkeid.
Met groote belangstelling las ik in uw blad
van 2 Maart j.l. het stuk van den beer Hof
land, getiteld: „Ideologie of ReahteiLüem
in de pen gegeven -aoor de vorming alaier
van een Plaatselijke Commissie van den ,,rte-
deriandsche Anti-Oorlog Baad5'.
Na eemge regeis over liei psychisch om
staan van tien Raad en zijne Commission, gceit
de schrijver zich geneel aan een beschouwing
van het Oorlogsprobieem en meent ten slotte,
„met alle respect voor hel goeti bedoelen'' aat
de Ned. A. O. Raad ^worul geureven door een
idealisme, dat met realiteit niet rekent en
daarom teleurstelling weiuten zal". i>e heer
Hofland lucent aan gok „uai ue Raad niet wil
doordringen in het wezen der zaai».".
Nu vengisi tie sen rijver zim io>au «eersten in
de cersLc uitspraak. Elke goetie zaak moet op
een ideaai aansturen, nel .deual van uen rt-eü.
A. O. Raad is Wereitbvreue. Lvenwci, in zijn
werken, in zijn program verliest üe Raad zich
niet in een ïjdei utopisme, maar houdt zien
geheel J>ij ue geuacnie aan narenvüarc toestan
den, die nog geen realiteit z»jii, maar veel
dichter bij ons staan, veel concreter en tast
baarder zijn, clan wellicht Hei iueaal out de
heer Hollands genaentengang ileidde. Het
naasle uoci van oen Raau, ais uitgedrukt in
zijn Program is verre van aüsuac», imcgeu-
deel zeer concreet.
De heer H. wn ,411 vollen vredestijd" aat
het overwegen gaan. De Raad wil nu reeds
beginnen. De vciüeren hebben genoeg gehooru
ivan die misleidende leus: „Als gic tucn a rede
wilt, bereiuit u lot den oorlog". In dien vredes
tijd na lö/O werd de huiuige ver-aeigingkrijg
bereid. Laten thans, zegt ue N. A. O. R., in Lij a
van oonog alle volkeren zich voorbereiden lot
den wede, en dan een Yrecie U.e niet de kiem
van een nieuwen oorlog in zich stuiten zal
In den vredestijd hebben de staten zich voor
den oorlog ïuaar gemaakt, maar tie voLteren
hebben in grooten getaie Vredeèvcroondcn en
Vcreenigingen opgericht, hun sucv. 11 e.
den geweldigen strijd om ons heen niet kun
nen verhinderen. Niettemin is door hen goed
zaad gesurooid. "Wat de Raad nu wil is: Con
centratie op dit oogenblik van al tic vcreeni
gingen, samenwerking van personen en cor
poraties van udecnioopenclc politieke liohLng
en verschillende gotlsaiensligc gevoelens; het
in studie nemen door wetenschappelijke per
sonen van de verschillende onderdeelen van
zijn program; een massa-beweging lot ver
breiding van de vredes-ideeën, cn dit alles
niet 'l minsl in het buitenland.
Zeker.het is geen kinderwerk, dat de
Raad zich voorsleit tc doen. iMaar, al bereikt
men slechts één-derde van hetgeen men zich
voorstelt, dan kan men toch nog iets meer
„tellen'' dan het „Doel alleen''.
Ten tweede zegt de heer II. dal de Raad
„niet doordringt in het wezen der znak".
Schrijver bedoelt: tot de ware diepste oorza
ken van den oorlog Och, wat geeft 't nu te
theoretisecren, over de ware oorzaak of oor
zaken. De schrijver voelt die van z ij n stand
punt uit. Een ander ziet weer een andere oor
zaak van een ander standpunt. Er zal mis
schien wel een menschcnleven heen moeten
gaan eer de ware oorzaak tot dezen oorlog
bekend en erkend zal zijn. En bovendien....
de Raad wil werken niet alleen tegen dezen
oorlog, ook tegen oorlog in het algemeen
en nu kunnen we 't misschien allen wel eens
zijn hierop dat de diepstliggendc oorzaak
daarvan kan uitgedrukt worden in één woord:
egoïsme. Zou de heer H. nu willen dat de
Raad alleen cn direct werken zou op uitroei
ing van dat egoïsme? Dat zou werkelijk eens
idealisme zijn. liet is de verhevene laak van
Kerk cn School en Huisgezin cn Kunsl en Lit
teratuur en beschavings-insliluten van aller
lei aard. Alle beschavingswerk moet ook lei
den tot dal doel. Neen, 't is waar, zóó diep
dringt de Raad niet in het wezen der zaak
door. De Raad is alleen „van ooroeel dal bij
den toekomsligen vrede eenige voorname
punten moeten worden in acht genomen (zie
Oproep) cn hij tracht daarvoor de openbare
meening te winnen. De verwezenlijking ervan
zal volgens velen niet de diepste oorzaken
van den oorlog wegnemen. Ook de leden
van den Ned. Ant i-0 orlog Raad be-
s effen dit. Doch volgens den Raad, sa
mengesteld uit personen van verschillende
politieke en maatschappelijke schakeering,
zullen die voorname punten véél kunnen bij
dragen om de kansen op een volgenden oor
log belangrijk te verminderen en dus de vol
gende geslachten voor nieuwe rampen te be
waren.
Gaarne voeg ik hiea-bij het volgende sonnet
van Edw. B. Koster, verschenen in het Orgaan
van Vrede door Recht van November 1914.
V R E D E S-I D E A A L.
O, schimpt niet op het vredesideaal,
Geeft het den menschen vast als vasten droom.
Niet 0111 op voort te vvieg'len, traag en loom,
Maar als een toorts, gelijk de krijger 't staal
In greep omklemt; en met liaar hel gestraal
Zal zij het menschdom lichten in den stroom
Van donk'rc daden, dal het vrij en vroom
Zijn weg moog vinden in dit aariisch' gedwaal.
Wij willen nog gelooven ill den mcnsch,
Wij willen hopen dat de waanzin wijkt.
Voor vrede en vriendschap strijd en rooi be
zwijkt,
Maar toch, het is zoo zwaar; een ijd'le wenseh
Schijnt op te stijgen uit der volk'ren hart
Maar toch.... Vooruit! Het monster „Krijg"'
getart 1
B. D. REST.
Amersfoort, 4 Maart 1915.
P.S. Den heer II. zij nog medegedeeld dat
weldra van meer bevoegde zijde liet streven
cn het doel van den Ned. Anti-Oorlog Raad
zal worden besproken in een openbare ver
gadering.
De laatste dagen hebben 011s eenige nota's
gebracht, die betrekking hebben op hel han
delsverkeer op zee in dezen oorlogstijd. Het
zijn slechts enkelen uit de velen, die tusschen
al de bij deze zaak betrokken regeeringen ge
wisseld zijn, maar het zijn de voornaamste!-.
en zij doen ons zien hoe nu de stand van de
zaak is.
Het begin van deze correspondentie gaat
tcruff tol het vorige jaar, toen op 28 Decem
ber de regeering van de Vcreenigdc Staten
hare bekende nota liet uilgaan, die de op
somming bevatte van hare grieven over de
belemmeringen en de gevaren, waaraan de
neutrale scheepvaart is blootgesteld door de
wijze, waarop de oorlogvoerenden op zee
elkaar gelieven te bestrijden. Daaruit heeft
zich eene gedachtcnwisseling ontwikkeld hoe
aan die grieven zou zijn tegemoet te komen.
Wij zien uit de nota's, welker inhoud wij gis
teren uitvoerig hebben vermeld, dat de regee
ring te "Washington verschillende denkbeelden
heeft geopperd, welker uitvoering zou kunnen
bewerken, dat de gevaren, die de neutrale
scheepvaart bedreigen, zoo al niet weggeno
men, dan toch aanzienlijk verminderd wor
den, en dat tevens aan Duilschland de toe
voer van levensmiddelen over zee verzekerd
wordt in de male, waarin de verklaring van
Londen dit toelaat. Wij zien er verder uit,
dat de Duitsche regeering in het algemeen in
stemt met deze denkbeelden cn, behoudens
enkele reserves, bereid is de verklaringen, die
de Amerikaansche regeciing van haar ver
langt, af te leggen.
Helaas men heeft niet veel aan deze bereid
verklaring, want terwijl deze nota's werden
opgesteld, verzonden, overwogen en beant
woord, zijn de gebeurtenissen hunnen gang
gegaan. Sedert heelt Duilschland zijne ver
klaring laten uitgaan van 4 Februari, waar
bij dc wateren rondom Grool-Briltannië en
Ierland tot oorlogsgebied werden verklaard,
en een meedogenlooze vcrnielingsstrijd werd
aankondigd tegen alle onder de Brit-
sclie liandelsvlag varende schepen. En op 1
Maart is van Engelschc en Fransche zijde
daarop gevolgd de kennisgeving, dat zij
zich hierdoor gerechtigd achlcn tot het ne
men van vergeldingsmaatregelen met het doel
afdoende te beletten, dal koopwaren, on
verschillig van weiken aard, in Duilschland
inkomen of uilgaan. De oorlogvoerenden heb
ben nu dus beiden het standpunt bereikt, dal
het oorlogsrechL geheel kan worden r- zijde
gezet. Het eenige rechi, dal voortaan geldt, is
dat van den oorlogvoerende om de tegenpartij
te bestrijden met alle middelen, die hij daar-,
voor dienstig acht. Dat recht kennen de beide
partijen zich toe en zij zullen zich daarvan
bedienen op de wijze, die hun goed dunkt.
Er is ecnig v erschil in hunne houding tegen
over de onzijdigen. Duilsaliland slaat op hel
standpunt, dat als de neutralen in het ge
drang komen, zij dat aan zich zelf tc wijten
hebben; de oorlogvoerende heeft zich daar
van niets aan tc trekken; hij wascht zijne han
den in onschuld. Frankrijk en Engeland too-
uen meer égards voor de onzijdigen; zij ver
klaren hunne legen Duilschland gerichte
maatregelen te zullen uitvoeren „zonder ge-
aar, noch voor dc schepen, noch voor 't leven
der onzijdigen en dc non-combaltanten cn in
strikte overeenstemming met de beginselen
van menschélijkheid." Misschien is dit een
verschil, dat meer in woorden bestaat dan
in dc daad. Dc ondervinding, die is opge
daan sedert 18 Februari, den dag waarop de
op 4 Februari aangekondigde uitbreiding "--an
het oorlogsgebied in werking is getreden,
schijnt aan te duiden, dat dc Duitsche duik-
boolen in de praktijk de neutrale handelssche
pen wel weten te ontzien, llier bevestigt zich
dus de les der ervaring, die is gelegen ui
hot bekende Duitsche spreekwooi .1: ..Es vvird
nichts so lieiss gegessen als cs gekocht wird."
Maar tegenover den vijand zullen beide par
tijen handelen naar den stelregel, dat in den
oorlog alle middelen goed zijn. Wat dat al-
zoo voor middelen zijn, hebben wij voor een
paar dagen in de bulletins van het westelijke
oorlogstooncel kunnen zien. Van Fransche zij
de werd bericht, dat in den loopgravcnstrijd
ergens in het westen de Duitschers projectie
len gebruikten, die brandende vloeistoffen uit
goten over de in de vijandelijke loopgraaf
aanwezige soldaten; heden wordt dit aan
gevuld door de mededccling, dat Reims
met brandbommen is gebombardeerd. Den
volgenden dag kwam daarop het ant
woord van Duitsche zijde: de Franschen
gebruikten bommen, die stinkende en ver
giftige gassen verspreiden, cn stonden dus
bij hen niet achter. In den ouden tijd
placht men hij een stormaanval op eene be
legerde vesting de aanvallers met kokende
olie en brandende teer te lijf te gaan. Men
ziet de middelen, die de strijdenden aanwen
den, zijn veranderd, maar de wijze van strij
den van „la bete liumaineis in den grond
dezelfde gebleven. Alleen heeft men het daar
in nog bij vroeger vergeleken tot een kooge
ren graad van volmaaktheid gebracht.
Wat zal Amerika nu doen? De eerste in
druk in Washington is blijkbaar een van ver
ontwaardiging geweest; er werd een krachtig
protest aangekondigd, dat zou uitgaan tegen
de iu de Fransch-Engelsche nota in uitzicht
gestelde vergeldingsmaatregelen, die geacht
worden zonder precedent te zijn en in staat
om nadeel toe te brengen aan den handel van
de Vereenigde Staten met de landen, waarmee
de bondgenooten in oorlog zijn. Later seliiint
men zich bedacht te hebben; men begin
nen met te vragen welke middelen Groot-
Briltannié cn Frankrijk willen aanwenden om
het vervoer van goederen naar en uit Duilsch
land te onderscheppen. „Surlout pas trop de
zèle" is eene methode, waarvoor de regeering
van de Unie eene groote voorliefde voelt.
D« oorlog.
Berlijn, 3 Maart. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groote
hoofdkwartier van heden voormiddag.
Bij Saint Eloy ten zuiden van Yperen weid
een aanval van twee Lngclschc compagnieën
na een bloedig handgemeen teruggeslagen.
Bij Péronne kwam tengevolge van een defe t
aan den motor een Fransck vliegtuig op den
grond; dc bemanning werd gevangen geno
men.
De Fransche aanvallen in Champagne had
den niet het geringste succes. Wederom wer
den dc Franschen met zware verliezen in
hunne stellingen terug geworpen.
Ten noordwesten van Vilie-sur-Tourbe ont
namen wij den vijand loopgraven ter breedte
van 350 Meter. Fransche aanvallen in het
bosch van Consenvoye en in de streek van
Ailly en Apremont werden gemakkelijk afge
wezen.
Unze aanval ten oosten van Badonviiler
bracht ons weder eene aanmerkelijke terrein
winst. Wij brachten hier in dc laatste dagen
ons front 8 Kilometer vooruit.
Ten noordoosten van Celles deden de Fran
schen vruchlelooze pogingen om hunne ver
liezen van de laatste dagen weer goed te,
maken.
P a r ij s, 3 Maart. (R.) Namidda g-com*
muniqué.
In Champagne zijn wij in hel bezit van do
gehecle linie van Duitsche loopgraven van
het noordwesten van Perthes tot noordelijk
van Beauséjour. Op verscheidene punten vor
derden wij over deze lijn.
Er is eene kanonnade in de Argonne ge
weest. Van de resl van hel front is niets te
berichten.
Avond-communiqué.
Tusschen de zee cn de Aisne kanonnades
met afwisselende hevigheid.
De DuitsChers bombardeerden Reims met
brandbommen.
In Champagne, op het front ten noorden
van Souain, Mesnil en Beauséjour gingen onze
vorderingen verder voort. Wij bezetten Duit
sche loopgraven over eene lengte van 6 kilo
meters en eene diepte van 1 KM.
Verscheidene Duitsche tegenaanvallen wer
den teruggeslagen. Ecu garderegiment leed
ontzettende verhezen
B e r 1 ij 11, 3 Maart. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groote hoofd
kwartier van heden voormiddag.
Bij Grodno is de toestand onveranderd. Ten
oosten van Auguslowo trachtten do Russen do
Bobr over to gaan; zij werden onder zware
verliezen teruggeworpen cn lieten 1500 ge
vangenen in onze handen. Andere aanvallen
in de streek ten noordoosten van Lomza vie
len dicht voor ons front geheel ineen.
Ten zuidwesten van Kolno maaiden wij vor
deringen. Ten zuiden van Myszimiec trokken
wij onze voorhoede iels leru^ voor den over-
machtigen vijand.
Ten noordwesten van Prasnysz gingen do
Russen tastenderwijs langzaam vooruil. Ver
scheidene Russische nachtelijke aanvallen ten
oosten van Plozk werden afgewezen.
W e e n c n3 Maart. (Corr.-bureau). De
oorlogscorrespondent van het FremüenblaU
bericht over den slag in de Karpalhen:
Gisteren werd op het geheele front, van
Czernowitz tot ten westen van den Duklapas
aanhoudend hevig gestreden. Ten zuiden van
de Dnjeslr heeft onze dapper aanvallende in
fanterie zicJi reeds vastgebeten en laat niet
los.
Aan den Lupkow-pas strijden in dc meter*
boogc sneeuw de Duitsche cn Oostcnrijkscu-
Hongaarsche troepen met eene kracht, die het
weder en de terreinbeswaren trotseert. In»
zonderheid in verrassende nachtelijke aan
vallen verrichten dc Duitsche troepen, die
thans steeds meer verbouwd geraken met de
eischen van den strijd in het gebergte, die
hun tot dusver vreemd was, wonderen. Over
de hoogte van den Uszok-pas drongen onze
troepen in Galicië, aan de wanhopige pogin
gen van den vijand het hoofd biedende. In do
Dukla-laagte begon gisteren, na een slelüng-
strijd, die gedurende twee weken was ge
voerd zonder bijzondere bemoeielijking va3
de zijde der Russen, ook een harde strijd, dio
intusscheu den vijand geen Meter vooruit
bracht.
De slag bij Stanislau, die nog altijd niet go«
heel beslisl is, bracht ons gisteren weder
eenige voordeden. De uitwerking van onze
zware houwitsers op de overigens uitstekend®
stellingen van de Russische artillerie doet zich
vernielend voelen. Ondanks groote offers aaa
menschenlevens, maakten de Russen tot dus^
Hoe donkerder het in iemands leven is, des
tc grooter licht wordt er door de kléinste
(vriendelijkheid gegeven.
door
SOPHUS BAUDITS.
Uit het Deensch vertaald.
„En word ik zoo oud als het mos op de brug,
„En zwak van gezicht en gekromd in den rug,
„Zoodat ik hier niet meer kan gaan op de jacht,
,,'k Geloof in den hemel m' 'n Peter veld
wacht."
Hij die zoo zong was een ruiter die zich in
kal men gang voortbewoog op een recks van
heuvels in noord-oostelijk Jutland. Op zijn
'hoofd had hij een oude versleten olïiciers-
muts, die een weinig schaduw wierp op een
door de zon verbrand gelaat met een grijzen
•baard en bruine oogen, die onder borstelige
I-wenkbrauwen vergenoegd de wereld inkeken.
JDe grijze jas stond open en liet een vest zien
met uniformknoopen, hij haa nooge Rcspalte
vetlaarzen aan en over zijn rug hing kruise-
<Hngs een bulks en een weitasch, waaruit de
pooten en de snebben van eenige wilde een
den staken.
'De sic ge merrie was erg 'bezweert cn de
iachb die achteraan sIood 1 van die
oude deensche, grijs met bruine vlekken
had de wille tong ver uit den bek hangen,
het was een smoorheete dag in Juli.
„Ja, ik word zoo oud ais net mos op dc
brug," begon de inriter weer, maar juist toen
hij op den top van den heuvel gekomen, den
vierden regel zong, kwam hem een dichte
stofwolk tegemoet en een oogenblik daarna
hield een open landauer, extrapost uit de
naaste landstad, naast hem stil. In den wagen
zat een jonge onan wiet een kaart in de hand:
hij groette beleefd en vroeg of hij op den
goeden weg naar Lisebro was.
„Lisebro?" herhaalde de ruiter glimlachend
met een militairen groet. „Dat is zeker de
kaart van den. generalen staf, waarnaar u
rijdt?
„Dat is toch de beste," zeide de reiziger.
„Jawel, maar men kan or niet altijd goed
uit wijs worden! Dc generale staf heeft nu
eenmaal de manie, om niet de namen, die de
sleden en hoeven werkelijk hebben, te gebrui
ken, maar de namen die zij 'in den tijd van
Erik Menvcd hadden, of die de officier-teeke
naar goed vond ze te geven 1"
„Maar heel de stad dan niet Lisebro?"
„Neen, bij den hemel, dal doet zij niet, zij
heet Luusebro! Maar gij zijt toch op den goe
den weg, de stad ligt daarginds achter de
molenraderen, die gij in hel noordwesten zien
kunt."
De reiziger kreeg een kompas, maar voor hij
er goed op kon zien ging de ruiter voort: „Het
noordwesten is daar," hij wees voor zich uit
„Gij zijl geen Juliander!"
„Neen ik ben uit Kopenhagen, ik ben nooit
te voren in Jutland geweest."
Nooit in Jutland geweest, nu don hebt ge
zonder twijfel hert beste nog in het vooruit
zicht. Maar dan wioet ge hier uitstappen en
medegaan den Yihcuvel op, dat is liet meest
grootschc vergezicht vele mijlen in den om
trek."
De ruiter sprong van het paard dat hij aan
zichzelf overliet, dc reiziger stapte uit den
wagen en zij gingen samen naar het hunne-
bed, dat vlak aan den weg lag. Aan den oost
kant van den heuvel was oenig hakhout door
den wind gedund; op den top stond een ge
houwen steen met de letters F. W. er op, een
gewijde plaats aanwijzend.
„Ik ben kapitein Rijs,' zeide de wegwijzer'
onder het stijgen, „en ik ben Jutlander genoeg
om dadelijk te vragen, met wien ik het ge
noegen heb te spreken
„Mijn naam is Erik Kongsted-," luidde het
antwoord, „ik ben ingenieur."
„Gij zijt zeker dc ingenieur die het toezicht
zal houden op den aanleg voor het besproeien
der vveilander van Luusebro."
„Ja, die ben ik; is de kapitein hier voor
opmetingen?"
„Neen. ik ben al lang uit den dienst. 11c woon
ginds in hel bosch, ge kunt den schoorsteen
van mijn wigwam hoven dc hoornen uit zien
steken; maar nu zult ge een vergezicht zien,
een jutlandsch vergezicht!"
Van den top van liet hunnebed zag men naar
alle kanten; akkers en weiden, plassen, bosch
en heide elkander afwisselend, kerken zonder
torens verhieven zich op den top der heuvels,
groote hoeven lagen verborgen tusschen de
gewelfde kronen der boomen, strooiende be
ken slingerden zich door groene dalen, hier
cn daar was een met roode pannen gedekte
steenbakkerij cn zwarte spitse heuvels met
heide begroeid, begrensden hel uitzicht in het
verre verschiet.
„Dat is wat anders dan op de eilanden!"
zeide de kapitein cn keek zoo stralend en
Irolsch over het landschap heen, als zag hij
het voor de eerste maal.
„Jutland bezit, wat de eilanden missen, liet
grootsche, de vergezichten cn het is het land
der verrassingen. Beklim een kalen heuvei
waar ge wilt en ge hebt een uitzicht zooals
gc het niet zoudt droomen, volg een der ge
wone dalen tusschen de hoogten, waar de
heken klateren en plotseling ligt dc prach
tigste watermolen met bruisende sohuim-
witte raderen voor u, met forellen tusschen
de steenen en wilde eenden tusscheri het riet.
En dan de hunnebedden, allerliefst op een
namiddag mei storm, als een wit paard en
een kudde verkleumde schapen samenkrui-
pen a-an den kant buiUn den wind. Hebt ge
dat ooit gezien? Niet? Dat is jammer! Wat
zou die Viking daarginds in den Vilieuvel
zeggen, als hij eensklaps ontwaakte en zijn
blik liet gaan over een bebouwd christen
land, met kerken en Ingedeelde akkers; ge
kunt begrijpen dat hij groote oogen zou op
zetten."
Wie groote oogen opzette was dc ingenieur.
Hij keek den kapilein aan als een wezen vau
oen vreemd, onbekend ras en daar hij vond
dat hij iets moest antwoorden, zeide hij:
„Ja mooi is het hier! En de heuvels met
heide begroeid, daarginds, waar men kleine
dennen in rijen op de hellingen heeft ge
plant, doen denken aan de wijnbergen van
den Rijn."
,Hel en duivel, zijt ©j aan den Rijn ge
weest?" vroeg de kapilein.
„Ja, ik heb het grootste gedeelte van Europa
bereisd, deels voor mijn ontwikkeling, deels
voor mijn pleizier."
„Zool" riep dc kapitein uit en Iccek met
ontzag zijn metgezel aan; hij had dat nog
niet gedaan en toch was hij wel waard ge
zien te worden. Hij was jong, omstreek*
dertig jaar, kraahlig gebouwd en gezond van
kleur. De gelaatstrekken waren regelmatig
en knap, de blik open en rustig, geen rim^
pels bij de oogen, geen vermoeide trek aaa
de mondhoeken, niets dat aan doorstanen
strijd of doorleefden hartstocht deed denken;
de blonde baard was goed verzorgd, de ge
stalte gesoigneerd en bevallig cn do man
droeg in zijn geheele wezen den onmisken-
baren stempel der aangeboren beschaving,
die zijn goeden afkomst verried.
Jls dat Hertestein?" vroeg do ingenieur
aa het kompas te hebben geraadpleegd, hii
wees naar het Noorden waar een hooge spits
boven het bosch uitstak.
„Neen. waar wilt gij heenl" vroeg de ka<
piteiu, uiterst verbaasd dat de vreemdelru
niet even goed georiënteerd was als hij zeik
„Dat is immers Skoosgaard! Gij kent toch
graaf Porse wel?"
„Ja, van naam."
„Neen, Hertestein ligt ginds a£m dc over
zijde van het meer, gc kunt een der gcveL
boven de lindeboomen in den tuin zien! Keut
ge Hertestein?"
„Ja, 't is immers de plaats die de jager-*
meester Holbro bezitl"
„Heeft bezeten, hij is sedert vele jaren dood,
mijn beste oude vriend. Nu hoorl het aan züft
zoon, dat wil zeggen, die wordt eerst in het
najaar meederjarig. Hij studeert^ in Kopen
hagen, kent ge Frits Höibro niet?
„Neen, ik verkeer niet in de kringen, di®
hij bezoekt In het algemeen beken ik niet
overdreven veel sympathie voor onze aristo
cratie te voelen
W*rdt vervolgde