Zaterdag 17 April 1915.
„DE EEMLAN DER".
BINNENLAND.
FEUILLETON.
HERTESTEIN
Bureaus UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
13de Jaargang.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort t 1
Idem franco por post
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - O.IO«
Afzonderlijke nummers
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familio*
advertenties en berioliten vóó£ 2 uur in te zenden.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTEiNTIËN:
Van 15 regola f 0*30.
Elke regel meer0.10
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bepalingen
tot het herhaald adverteeron in dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bovattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURQ.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Robert Schumann.
Der Rose Pilgerfahrt.
Daar is een lijd .geweest, velen onzer le
zers zfiillien zich dien nog herinneren, dat
Schumann de gevierde componist was, wiens
werken als kunslopenbaringen van dc hoogste
orde werden beschouwd en waarin iedereen
vol bewondering was voor de scheppingen van
den lijnen, ronianlischeu dweper, die op zulk
eene oniniddelLijk 'Lol hel hart sprekende wijze
liefdes vréugde ©n--focd 111 tonen wist tc ver
tolken. Welk ccne populariteit hebben niet
zijne liederen verworven, wie iiecii niet ge
dweept met den Myrthien-cycltrs of met dien
waarin het liefdesleven der vrouw op zulk
cine heerlijke wijze wordt bezongen? Én hoe
hebben niet zijne groole oratoria „Das Pa-
radiès oind die Peri" en prezenen aus Goethe's
Faust" gedurende tail van jaren de mensdh-
heid in verrukking gebracht. Levendig herin
nert schrijver dezes zioh nog den overweldi
genden indruk, jaren geleden, door hem ont
vangen van eene uitvoering van „Das Pa
radies und die Peri", waarbij, de gevierde zan
geres Pia von S-icherer de titclpartij vervulde,
cn de evtajlischo verwering, welke deze mu
ziek bij hem teweegbracht
Wat is er nu van die hoogoplaaiende be
wondering overgebleven, hoe staan wij nu te
genover Schumann, ruim meer dan een halve
eeuw na zijnen dood? Wij scharen ons zeker
niet aan de zijde van hen, die meenen dal
Schumann geheel en al heelt afgedaan, hij die
bewonderaars k 'tori et k travers van al het
nieuwe, die het oude als vieux jeu beschou
wen, inzonderheid de voortbrengselen der ro
man lische school. Zeker, we erkennen met
dankbaarheid, (lat sinus Schumann's verschei
den de kunst weer met reuzenschreden is
vooruitgegaan, da't er na hem meesters zijn
opgetreden, die de muzitök op nieuwe banen
hebben gevoerd en haar meer in overeenstem
ming hebben gebracht met hel denken en ge
voelen van onze moderne mensehcnziel. De
toonschcppingen van een Gustav Mahler, om
slechts één te noemen onder het groot aantal
dergenen, die ons deze nieuwe kunst hebben
gebracht, grijpen ons machtig aan en ademloos
luisteren wij naar dc wilde vlucht zijner mu
zikale gedaenten, waarin het mystiek-religieu
ze element afwisselt met het meest alledaag-
sche uil het menschcnleven. Ongetwijfeld, deze
muziek heeft voor de m'enschen van onzen
•lijd, eene grootere bekoring dan veel van het.
geen in vroegere lijden geschreven is, omdat
ze geheel en aL aansluit bij onze moderne
psyche, die naai* andere aandoeningen vraagt,
Sterkere prikkels noodig heeft dan die welke
vroegere geslachten konden bevredigen. Elke
generatie vraagt om eene kunst, die adequaat
is aan haar psychisch leven, en zoo kunnen
we er volkomen inkomen, dat menigeen te
genwoordig vindL, dat er in de kunst veel ver
ouderd is en zich niet meer volkomen bevre
digd kan gevoeien door de kunstuitingen van
meesüers uit dien lijd. Zeker, er zijn ten allen
lijde groote genieën geweest, wier scheppin
gen zich zóó torenhoog verhieven boven al
hetgeen hunne tijdgenooten hebben gemaakt,
dat ziji, bij hun keven dikwijls niet eens begre
pen, eerst door hel nageslacht in hunne volle
grootheid zijn gewaardeerd. Wij noemen
slechts den geweldigen Leipziger cantor, J. S.
Bach, wiens onsterfelijke Passionen, klavier
en orgelwerken, ons nog steeds met de diepste
bewondering en vcreering vervullen. Ileeft
ook Joseph Haydn lin zijne Jahreszeiten ons
niet gegeven een werk van zulle een ontroe
rende schoonhei'cf, dal het nageslacht zich nog
steeds laait en verwarmt aan zijne schepping,
die zulk een schat Ixsvat van echte mensche-
lijkheid? 'Dat komt doordal op deze werken
het genie zijn stempel llioefl gedrukt, en die
slempél is oriuitwischbaar; er moge in den
vorm, waarin het werk is gekleed, veel zijn
dat ons verouderd voorkomt, veel wal door
den tijd is verbleekt, daarnaast staat een on-
verganklijke kern, die 'de eeuwen trotseert.
Zulke kunstwerken nu heeft Schumann in
zijne verschillende oratoria ons niet geschon
ken* zelf niet in clat hetwelk o. i. het beste is
van wat hij ons heeft nagelaten: „das Para
dies und die Peril". Ontegenzeggelijk is in dil
werk veefl glans en schittering, bevat het
stroomen van heerlijke melodie en ontroeren
de momenten, maar hel is te fragmentarisch
om het tot een kunstwerk van hoogere orde
te stempelen, terwijl het groote gebrek er ze
ker van is de veelal matte, klouriooZe instru
mentatie. Zeker, we zouden Schumann on
recht aandoen, indien we zijne instrumenta
tie vergeleken bij, dio van een Gustav Mahler,
die ons telkens weer verbaasd doet staan dooi
den geweldigen rijkdom van zijn schitterend
c.o'loriet. Wij mogen niet vergeten, dat lus-
schen hem en Mahler zioli Richard Wagner
bevindt, de groole meester die in de wijze van
obkoslbehandeling zulk een geweldige omme
keer h^eft gebracht. Toch neemt dat alles niel
weg, dat we niet zoo ver behoeven te gaan als
sommige nieuwlichters, die Schumann nog
slechts als een historisch verschijnsel beschou
wen; zo. „-el in zijn (klavier-composities en
zijne kamermuziek (men denke slechts aan
ziju beroemd klavier-kwintet) als in zijne lie
deren en zijne oraiona oieeri inj ons veel ge
schonken, waarvan het aanhooren ons mo
menten van waar en edel kunstgenot kan
verschaffen, ook al zijn onzo ooren aan nieuwe
klank-combinaties, aan nieuwe richtingen op
het gebied der muziek gewend geraakt.
Als men pas hel ^Klagende lied" van G-
Mahler heeft gehoord cn nog vol bewondering
is voor hetgeen deze componist van een een
voudig volksverhaal heeft welen te maken,
zeiker, dan zinkt daarbij Schumann's „Der
Rose Pilgerfahrt", nok gecomponeerd op een
eenvoudige Marchen-tekst, in het niet, maar
dan moet men toch ook in liet oog -houden,
dat Schumann met zooveel kleinere middelen
hooft gewerkt, zonder de machtige hulp van
het modern orkest, alleen met simpele klavier
begeleiding. En dan zal men moeten erkennen,
dat Schumann er in .geslaagd is het 'bekoor
lijke gedicht van Moritz Horn, dat zulle eene
hoogdichterlijke strekking heeft en zulke 'inni^
poëtische, reine stemmingen bevat, op eens
zeer schoone wijze in de taal der muziek te
vertolken. Zijne muziek is er geheel voor be
rekend het wazig-fanlastisóhc van het verhaal
weer te geven, ja zoo zelfs dat het haast le
fijn, te teer is om 'in de concertzaal te worden
uitgevoerd.
Na eene zeer korte inleiding begint de com
posite met een duet voor twee sopranen,
waarin de komst der lente wordt bezongen,
en waarbij zich al spoedig een vrouwenkoor
aansluit; al het hcerlijk-frissche, hoop- en
troostvolle van de lente vindt in dezen lief
lijken zang zijne uiting, even rein cn innig
als het verrukkelijke koor waarmeo dc Jah
reszeiten aanvangen, maar veel aethcrischer,
^druMger". Daarna bezingt de tenor „den
Sebtumimer der Natur" in den lentenacht, wa
zig en geheimzinnig, zooals Schumann dat
vermag (men denke slechts aan zijn beroemde
lied „Mondnacht") en weldra zien wij dan
de Elfen op dc weide dansen en haren „Rei-
gen" zingen. Eene klagende melodie duet plot
seling haren dans ophouden cn den zang ver
stemmen; de „.Roos" zingt haar leed uit, dal
voor haar nooit liefde bloeien zal; zij beklaagt
zich bitter daarover „dass uns armen Rosen
nie ein Lieberfrühling blüht". De IConingin
der Elfen heeft hare klacht verslaan, maar
meent haar te moeten waarschuwen voor dc
bittere ontgoochelingen, die haai- zullen wach
ten, wanneer zij als maagcl het mcnschenlcven
wil ingaan. Doch als de „Roos" blijft aanhou
den en zegt daL zij zich sterk gevoelt om allo
smarten te dragen, zwicht de vorstin einde
lijk voor haar dringend verlangen. Dan, ter
wijl de Elfen haar zingen en dansen hervat
ten, doel de Koningin haar veranderen in
een meisje en sühenkt haar eene roos om lc
dragen, die haar zal zijn tot heil en lot waar
borg van het bezi'l der reinste vreugden der
aarde.
Zoo aanvaardt dus de Roos liaar pelgrims
tocht, haar zoeken naar geluk in reine .liefde;
het verhaal van 'hare lotgevallen wordt ons
door den tenor, die bij voortduring als ver
teller optreedt, meegedeeld. In het begin is zij
niel gelukkig en al spoedig maakt zij kennis
met hel proza van heL leven. Martha, aan wier
huisje zij aanklopt, cn aan wie zij hare dien
sten aanbiedt cn op smeekenden toon om on
derdak vraagt, wijst haar norsch af en jaagt
haar van het erf. Dan gaal ze verder en vindt
ticii dxrodigjretvor op Tiet (Kcj-JUio/, waar liif bv-
zig is het graf te delven voor des molenaars
dochterken; terwijl hij zijn somher werk ver
richt, vertelt hij aan Roosje hoe dezo jongo
maagd gestorven is aan een gebroken hart
en 'hoe de dood liaa.r heeft verlost van 's (le
vens smarten. Innige deernis grijpt de arme
Roos aan en aangrijpend klinkt haar kreet:
„O Sekwester, tief beklag!", waarmee ze aan
haar medelijden uiting geeft en clie ze ook
voortdurend herhaalt, wanneer dc lijkstoet op
het kerkhof is aangekomen en een grafzang
van zeldzaam roerende schoonheid1 word t aan
geheven: „Wie Blatter am Baum, wie Blumcn
vergehn". Wanneer allen den doodenakker
hébben verlaten, knielt Roesje nog need* aan
het graf barer gestorven zuster; als eindelijk
de nacht valt, slaat zij op en ontmoet den
doodgraver, een vriendelijken grijsaard, die
haar een plaatsje in zijne woning aanbiedt.
Dankbaar aanvaardt zij dirt, cn weldra valt zij
biddend in slaap, waarna nogmaals hel koor
«er Elfen optreedt, die haar vriendelijk (lok
kend .terugroepen naar haar bloemenrijk,
haar nog eens waarschuwende, dat er toch
m het mcnschenleven geen waar en rein ge
luk le vinden ls.
Den volgenden morgen oiuwaakl zij ver-
frischt en gesterkt, vol moed om haren pel
grimstocht tc vervolgen. Vol dankbaarheid
veriaat zij nu het huisjo van den doodgraver,
die haar geleidt naar de woning van den
molenaar, dat daar slaat „Zwischen g runen
Baumen". Het nu volgend, ©enigszins mat en
langdradig gedeelte bevat samenspraken tus-
schen den doodgraver, den molenaar en zijne
vrouw en Roosje, waarvan, het einde is, dat
zij als dochtertje in hel gezin van den mole
naar wordt aangenomen; de pleegouders zijn
zeer gelukkig weer een zonneje in huis te
hebben, nu hun eigen dochter van hen is weg
gerukt. Een heerlijk kwartet: „O Wonne, o
du HimmeMust" geeft uiting aan de gevoelens
vun groole .blijdschap, clio aller gemoed ver
vullen. Doer hare lieftalligheid heeft Roosje
spoedig de genegenheid van alle dorpsbewo
ners gewonnen en meuig jongeling heeft reeds
in sLilte den wensch .geuit, dat hij hare liefde
mocht winnen. Een zeer forsch geschreven
jagerkoor brengt ons in hel woud en in eene
daarop volgende alt-solo vernemen wij,, dat dc
zoon van den houtvester „im Wald, gclehn|
urn Stamnie» am alten Eldienbaum" in zalige
verrukking denkt aan haar, dio hij zoo innig
liefheeft. En ziel, ze ontmoeten elkaar en in
een heerlijk duo heeft de toondichter ons hel
eerste samenzijn der beide -geliefden geschil
derd. Zoo heeft de Roos dan haar hoogste
wensch in vervulling zien gaan en in een vier
stemmig koor wordt het geluk, dat reine en
oprechte liefde sckcnklt, bezongen: „O sel'ge
Zci-l da in der Brusl lie Liébe auferbliïlit"
Alles wordt nu in gereedheid gebracht voor
heL aanslaande huwelijksfeest; in een friscb
geschreven duo voor twee vrouwen-stemmen,
geheel in Schubert'schen stijl, wordt ons ver
teld hoe de molen in feestkleed is gestoken
en daarna klinkt vol vreugde het gezang ter
ecre van het jonge paar: „Jloclizeit werd ge-
gefeierl". Een oogerüblik wordt de uitbundige
vreugde afgewisseld door meer ernstige klan
ken, wanneer de klokken luiden om het ge
lukkige jonge paar Ier kerke te nooclen, waar
de bond der trouwe liefde voor hel aldaar
xaJI worden .b&z-c-gcld, jruuir dan barst do ju
bel wcoü* los ter cere van bruid cn bruidegom
Een nog hooger geluk wacht de tot men-
schenkind geworden Roos als haai* de weelde
van het moederschap geschonken wordt, als,
wanneer er een jaar Yerloopen is, „sein
Knöspchen zart, schön Rösleinküsst."Op tref
fende wijze wondt door den componist in lee-
dere klanken het verhaal van dil hoogste ge
luk, diat haar te beunt valt, vertolkt. Nu
wenscht zij niets meer, nu is haai* pelgrims
tocht naar geluk ten einde. „Nimm li in, rnein
Glück, du kleines Herz, ich geh' bescligl hei-
mathwarts", zingt zij in hoogste extase, cn mot
deze woorden neemt zij afscheid van man en
kind', om weer naar haar bloemenrijk terug
lc keeren, Maar dan doet zich een engelen
koor hooren, dat haar noodt niet tot hare zus
teren terug te keeren, maai* op tc stijgen lot
hooger Iicl2.l1, mot de belofte dat zij van uit dc
hemelsche gewesten zal aanschouwen hoe
haar rozenknopje zal groeien en bloeien. Met
een zacht uitstervend „Sei uns gegrïissL" dooi
de hemelsche heirsckarcn gezongen, wordt
het werkje besloten.
De Staatscourant van Zaterdag 18 April
bevat o.a. het volgende Kon. besluit:
eervol ontslagen uit den militairen dienst
mol pensioen wegens lichaamsgebreken do
le luitenant dor infanterie G. Menken, com
mandant van die vcrbahdplaats-compagnie
der 2a divisie.,
Vlaggen op 19e 11 3O Apri 1. De Mi
nister van Binnenlandschc Zaken heeft to ken
nen gegeven dat, hoewel er met hel oog op
de tijdsomstandigheden gcenerlci openbare
feestelijkheden zullen plaats hebben ter gele
genheid van de eerstkomende verjaardagen
van dc leden van het Koninklijk Huis, dc bur
gerij zich van het uitsteken der vlaggen niet
behoeft te onthouden.
Landstorm. Daar in (hol bureau van
den inspecteur van don landstorm, thans ge
vestigd aan den Fluweclcn Burgwal in Den
I-Iaag, reeds gebrek aan ruimte is gaanJieèov
schen, zal liet binnen enkele dagen worden
overgebracht naar hot Plein, alwaar het ruime
bovenhuis van pcrceol no. 12 ter beschikking
van den inspecteur is gesleLd.
In bewerking is gegeven de samenstelling
van een leiddraad voor dc oefeningen van de
laneistorm-ufdeelingen, in dier voege, dart uil
de talrijke reglementen, die thans reeds be
slaan, een samenvatting wordt gegeven van
hetgeen zij, die tot den landstorm behooren,
no0 dig hebben le weten uit dc verschillende
reglementen.
Een boekje, van handig formaat, zal dit
resumé bevatten, waarvan dc bedoeling vooral
ook is, dal de landslormmannen zich in den
kortst mogelijken tijd voor hun taak berekend
en bekwaam zullen kunnen maken. Sedert een
vorig bericht ziijn la n dsl or ma fdeclhigen opge-
nlcht: te Tiel-, mwt den 2e-luitênanit J- J. Pij-
z el man lot commandant; te 's-liertogenbosch,
waarvan tol commandant is aangesteld dc le-
luitenanit C. E. van Koelsveld; voorts een af-
clceding Ivruiningen, v«n welke als voorioopig
commandant zal optreden de le-luilenant der
landweer Ta-demo, en een afdeeling Helder,
met den 2c-luitenant dei* infanterie C. Ilooger
als waarnemend commandant. De oprichting
van een groot aanlal afdcdingen is nog in
voorbereiding.
Mr. W, A, Royaards* f
Aan het departement van buitenhui dsche
zaken is gisterenmiddag bericht ontvangen,
dat onze tijdelijk© zaakgelastigde Le Sofia mr.
\V. A. Royaards aan dc gevolgen van den
bekomen schedelbreuk is overleden. Mr. Roy-
aards was bijna, '15 jaar oud. Morgen word!
het stoffelijk overschot! te Sofia begraven.
D© minister van buitenlandsdic zaken in Bul
garije zond aan onzen minister van buiten
lands-olie zaken cca telegram van rouw be
klag.
Nederland en de oorlog.
Derde nofia betreffende den
economóscheiro toestand.
De Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel heeft gelijk reeds met een enkel
vs oord werd gemeld aan dc Tweede Kamer
als vervolg op zijn Nota van 27 Februari jh
coen toekomen ecu korte opsomming van
Zwakke naturen worden driftig en heftig
als ze tegenstand onderwinden, krachtige blij
ven kalm.
door
SOPHÜS BAÜDITZ.
Uit bet Deensch vertaald.
85
»>Nu jokt gijl" zegt de kapitein. „Ik verzoek
een lalsoenhik antwoord!"
„Nu, als ge dan wilt weten waar ik eigen
lijk over dacht, dan zai ik het u zeggen, maar
het was onzin, ik was verdiept in spipokjes.
Ik dacht aan van morgen, toen ik op de non-
ncnheuvels lag en
„Nu, en
„Ik liet de prinses van den wilden pias zioh
dompelen in dc heldere zee cn de zwarte
huid, hetgeen rui het bloed van den wilden
plas noemt, alstroopen, daarna kwam zij
weer boven
„Uitstekend!" roept de kapitein en gaat
voort: „Dan beschijnt de maan de blankste.
Uederste, zwanenboezem, want in den mane
schijn moet het spelen! De zwarte huid is van
haai- aipefileden cn op den dijk van dc land-
lons. waar hel oude kasleel zich natuurlijk
mi het zand verheft, staat de 'bekoorlijke prins
»n breidt dc armen uit naar zijn witte zwa-
nenbruid. Jammer genoeg kunnen wij graaf
Christiaan daarvoor niet gebruiken 1"
Zij zijn nu door den wilden plas heen en
oasseeren de hut van Anna Sleffens, en op
hetzelfde oogenblik dat een verschietende ster
no-1* den lichten hemel vliegt, zegt KongsLed:
„Hebt ge er aan gedacht om iets te weuscheu,
kapitein?"
„Ja, Ik vvensekte dat het de tweede zoon
va 1 Anna Stellens was die in Kopenhagen
op brandewijn staatl"
„Waarom?"
„Omdat het Br© is, de administrateur! Dan
was hij goed bewaard!"
De kapitein zegt niets meer en Kongsted
vraagt niets .moer; hij voelt zeer goed dal de
kapitein onwillekeurig iets heeft losgelaten
dat hij liever Wil verzwijgen.
Zii zetten den terugrit voort zonder veel
woorden te wisselen, ieder verdiept in zijn
eigen gedachten.
„Hebt ge u goed geamuseerd?" vraagt de
kapitein, toen zij weer op clen molen waren.
„Uitstekend!"
„En iets hebt ge looh geleerd, gii hebt uit
een emmer leeren drinken! Goeden nacht
Kongsted, ik bedank u voor uw gezelschap!"
VII.
Nu komt de oogsttijd, dc tiid van blijde ver
wachtingen en teleurstellingen. Allen hebben
de handen vol, allen met uitzondering van
den dokter, den dominee en den koster. De
dokter kan gerust op reis gaan, niemand
heeft lijd om ziek tc worden en de dominee
kan ook wel weggaan, want er komt niemand
in de kerk. De school staat leeg en de meester
loopt tusschen zijn bijenkorven, in ctn wit
linnen jasje en met een lange pijp in den
mond, nu en dan krijgt hij middagbezoek van
een collega met va cautie en clan spreken zij
over hun gemeenschappciijken proost op
zaclilen toegevenden toon.
Alles, alles wordt vergeten voor den oogst,
men vergeet zelfs den graaf St. Arniand"
lc lezen, ofschoon hij nu juist op een zoo
boeiend punt is dat Iiélène van den molenaar
met Maren van den dorpsrechter heeft ge
wed, dat de edele graaf op het laatst in het
Zondagsnummer, verloofd zal raken met de
arme porliersdochler.
Od een mooien dag ziet men van boven van
den Viheuvel af dat men aan den overkant
van den Fjord is begonnen te oogsten cn
Kielsen, die een voorzichtig man is. laat
Zondags 's namiddags een schepel maaien,
dan is hij niet op Maandag begonnen.
Het graan valt snel en even veelstemmig
als het gezang van den leeuwerik, zingen
thans de zeisen die geslepen worden op dc
akkers. Voort gaan de maaiers op de lapjes
grond der boeren, de meester zelf vooraan,
ze doen lange flinke slagen, terwijl do vrou
wen met witte overmouweii dadelijk opbin-
dc- Op het veld van de heerlijkheid gonzen
de vechtende molenvleugeLs der machine door
du lucht en laten een gouden kielspoor achter,
de opzichter rijdt rond, hij is overal, en in de
schaduw van den doornenhaag aan den kant
van het geploegde veld, zitten in den schaft
tijd de knechts en de meiden, zij niaKC-n de
manden leeg, drinken bier uit een kruik en
maken ruwe grappen.
's Middags wordt er dikwijls getrakteerd op
soep van versch vlcesch, dc eetlust is groot
en dan komt de middagrust op den üorsoh-
vloer cn den hooizolder alles is stil.
Maar eensklaps komt er alarm in het leger,
dc eksters maken spektakel boven in de popu
lieren, de eenden kwaken en de hanen
kraaien: hel is Reintje die van uit zijn be
schut nest in de rogge, een bezoek op de
hoeve heeft gebracht; hij kent dat middaguur
evengoed ais de dienstboden.
E11 dc avonden, hoe vreedzaam zijn zc. Dc
neuter gaat naar huis met de zeis op den
rug; de knechts rooken een korte pijp buiten
de inrijpoort en boven van het hunnebed klin
ken weemoedig zacht dc tonen van een har
monica over het landschap.
Dan komt hel laatste bcclriif; er wordt bin
nengehaald. -De eene wagenvracht 11a dc an
dere komL den hof binnen, nu en dan valt er
ccn om, dc schuren worden gevuld cn de hooi-
rniitcn opgestapeld.
Eindelijk ziet men van boven van do non-
nenheüvêls af slechts akkers met stoppels:
maar liet spoor van den oogst kan men nog
volgen, want do populieren langs den weg en
dc doornenheg hebben telkens halmen gesto
len van d§ zware vracht
Anne menschen lezen de aren die dc hark
Leeft laten liggen en een dorsclimaohinc met
locomobiel wordt door een zesspan langs een
zanderigen weg voortgetrokken. Dc sage van
hel veld is voor dit jaar afgeloopen.
Het is een vroege herfstmorgen op Herte-
stcin. Tante Rosa heeft haar eerste ronde ge
daan; de opzichter heeft een beurt gehad die
raak was. omdat ccn hooimijt zoo slecht ge
stapeld is dat hij met boon.en ondersteund
moet worden; twee Zweedschc knechts die
buiten den deel aan het vechten zijn, krijgen
een krachtig woord, zoodat men liet in de,
keuken hoort en een meid die liaar melk
emmer niet heeft geschuurd en bovendien
Kort aangebonden is cn tegenspreekt, krijgt
een oorvijg, zoodat zii sterretjes voor haar
cogcn ziet.
rDan neemt de oude freule haar breiwerk
cn met een tuinhoed zoo grool als een kleine
parapluie, op het hoofd, gaat zij de gracht
over, den 'tuin in. Zij kijkt in den top van
eten groolen eik, daar heeft zii in den loop
ae. jaren vele barer gedachten, lichte cn
zwaarmoedige, meest zwaarmoedige, huengc-
sluurd. Een roodwangige appel valt van ziin
lak in het bedauwde gras; zii keert onwille
keurig het hoofd om, laat daarbij haar blik
gaan langs de middenlaan met de terrassen
cn de zandsteenen vazen en ziet aan het einde
ervan een glimp van het meer, waar uc zon-
p.eslralcn als steentjes over het rimpelende
water scheren. Dan gaat zii naar hel meer,
steeds breiend, slaat links af en loopt door
over een stijl in het boschie.
Het pad is dichtgegroeid, hier Komt biina
nooit iemand. Eindelijk stond zij stii tusschen
een groep zieke, met wit mos bedekte dennen,
voor een bouwvalligen ronden koepel met
dichtgespijkerde deur cn stuk geslagen ven
sters. De verf is afgeschilferd, binnen hangt
het behangscL in lappen, eeuige stoelen en een
canapé met een overblijfsel van verguldsel
eu vergane zijden bekleedsel liggen door
elkaar gegooid, bedompte muffe lucht slaat
u tegemoet cn groote roodc planken het is
de oude koepel. -
Wordt vervolgd