Zaterdag 17 April 1915. „DE EEMLAN DER". BINNENLAND. FEUILLETON. HERTESTEIN Bureaus UTRECHTSCH ESTRAAT 1. 13de Jaargang. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort t 1 Idem franco por post Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - O.IO« Afzonderlijke nummers Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familio* advertenties en berioliten vóó£ 2 uur in te zenden. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTEiNTIËN: Van 15 regola f 0*30. Elke regel meer0.10 Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bepalingen tot het herhaald adverteeron in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bovattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURQ. Uitgevers: VALKHOFF Co. Robert Schumann. Der Rose Pilgerfahrt. Daar is een lijd .geweest, velen onzer le zers zfiillien zich dien nog herinneren, dat Schumann de gevierde componist was, wiens werken als kunslopenbaringen van dc hoogste orde werden beschouwd en waarin iedereen vol bewondering was voor de scheppingen van den lijnen, ronianlischeu dweper, die op zulk eene oniniddelLijk 'Lol hel hart sprekende wijze liefdes vréugde ©n--focd 111 tonen wist tc ver tolken. Welk ccne populariteit hebben niet zijne liederen verworven, wie iiecii niet ge dweept met den Myrthien-cycltrs of met dien waarin het liefdesleven der vrouw op zulk cine heerlijke wijze wordt bezongen? Én hoe hebben niet zijne groole oratoria „Das Pa- radiès oind die Peri" en prezenen aus Goethe's Faust" gedurende tail van jaren de mensdh- heid in verrukking gebracht. Levendig herin nert schrijver dezes zioh nog den overweldi genden indruk, jaren geleden, door hem ont vangen van eene uitvoering van „Das Pa radies und die Peri", waarbij, de gevierde zan geres Pia von S-icherer de titclpartij vervulde, cn de evtajlischo verwering, welke deze mu ziek bij hem teweegbracht Wat is er nu van die hoogoplaaiende be wondering overgebleven, hoe staan wij nu te genover Schumann, ruim meer dan een halve eeuw na zijnen dood? Wij scharen ons zeker niet aan de zijde van hen, die meenen dal Schumann geheel en al heelt afgedaan, hij die bewonderaars k 'tori et k travers van al het nieuwe, die het oude als vieux jeu beschou wen, inzonderheid de voortbrengselen der ro man lische school. Zeker, we erkennen met dankbaarheid, (lat sinus Schumann's verschei den de kunst weer met reuzenschreden is vooruitgegaan, da't er na hem meesters zijn opgetreden, die de muzitök op nieuwe banen hebben gevoerd en haar meer in overeenstem ming hebben gebracht met hel denken en ge voelen van onze moderne mensehcnziel. De toonschcppingen van een Gustav Mahler, om slechts één te noemen onder het groot aantal dergenen, die ons deze nieuwe kunst hebben gebracht, grijpen ons machtig aan en ademloos luisteren wij naar dc wilde vlucht zijner mu zikale gedaenten, waarin het mystiek-religieu ze element afwisselt met het meest alledaag- sche uil het menschcnleven. Ongetwijfeld, deze muziek heeft voor de m'enschen van onzen •lijd, eene grootere bekoring dan veel van het. geen in vroegere lijden geschreven is, omdat ze geheel en aL aansluit bij onze moderne psyche, die naai* andere aandoeningen vraagt, Sterkere prikkels noodig heeft dan die welke vroegere geslachten konden bevredigen. Elke generatie vraagt om eene kunst, die adequaat is aan haar psychisch leven, en zoo kunnen we er volkomen inkomen, dat menigeen te genwoordig vindL, dat er in de kunst veel ver ouderd is en zich niet meer volkomen bevre digd kan gevoeien door de kunstuitingen van meesüers uit dien lijd. Zeker, er zijn ten allen lijde groote genieën geweest, wier scheppin gen zich zóó torenhoog verhieven boven al hetgeen hunne tijdgenooten hebben gemaakt, dat ziji, bij hun keven dikwijls niet eens begre pen, eerst door hel nageslacht in hunne volle grootheid zijn gewaardeerd. Wij noemen slechts den geweldigen Leipziger cantor, J. S. Bach, wiens onsterfelijke Passionen, klavier en orgelwerken, ons nog steeds met de diepste bewondering en vcreering vervullen. Ileeft ook Joseph Haydn lin zijne Jahreszeiten ons niet gegeven een werk van zulle een ontroe rende schoonhei'cf, dal het nageslacht zich nog steeds laait en verwarmt aan zijne schepping, die zulk een schat Ixsvat van echte mensche- lijkheid? 'Dat komt doordal op deze werken het genie zijn stempel llioefl gedrukt, en die slempél is oriuitwischbaar; er moge in den vorm, waarin het werk is gekleed, veel zijn dat ons verouderd voorkomt, veel wal door den tijd is verbleekt, daarnaast staat een on- verganklijke kern, die 'de eeuwen trotseert. Zulke kunstwerken nu heeft Schumann in zijne verschillende oratoria ons niet geschon ken* zelf niet in clat hetwelk o. i. het beste is van wat hij ons heeft nagelaten: „das Para dies und die Peril". Ontegenzeggelijk is in dil werk veefl glans en schittering, bevat het stroomen van heerlijke melodie en ontroeren de momenten, maar hel is te fragmentarisch om het tot een kunstwerk van hoogere orde te stempelen, terwijl het groote gebrek er ze ker van is de veelal matte, klouriooZe instru mentatie. Zeker, we zouden Schumann on recht aandoen, indien we zijne instrumenta tie vergeleken bij, dio van een Gustav Mahler, die ons telkens weer verbaasd doet staan dooi den geweldigen rijkdom van zijn schitterend c.o'loriet. Wij mogen niet vergeten, dat lus- schen hem en Mahler zioli Richard Wagner bevindt, de groole meester die in de wijze van obkoslbehandeling zulk een geweldige omme keer h^eft gebracht. Toch neemt dat alles niel weg, dat we niet zoo ver behoeven te gaan als sommige nieuwlichters, die Schumann nog slechts als een historisch verschijnsel beschou wen; zo. „-el in zijn (klavier-composities en zijne kamermuziek (men denke slechts aan ziju beroemd klavier-kwintet) als in zijne lie deren en zijne oraiona oieeri inj ons veel ge schonken, waarvan het aanhooren ons mo menten van waar en edel kunstgenot kan verschaffen, ook al zijn onzo ooren aan nieuwe klank-combinaties, aan nieuwe richtingen op het gebied der muziek gewend geraakt. Als men pas hel ^Klagende lied" van G- Mahler heeft gehoord cn nog vol bewondering is voor hetgeen deze componist van een een voudig volksverhaal heeft welen te maken, zeiker, dan zinkt daarbij Schumann's „Der Rose Pilgerfahrt", nok gecomponeerd op een eenvoudige Marchen-tekst, in het niet, maar dan moet men toch ook in liet oog -houden, dat Schumann met zooveel kleinere middelen hooft gewerkt, zonder de machtige hulp van het modern orkest, alleen met simpele klavier begeleiding. En dan zal men moeten erkennen, dat Schumann er in .geslaagd is het 'bekoor lijke gedicht van Moritz Horn, dat zulle eene hoogdichterlijke strekking heeft en zulke 'inni^ poëtische, reine stemmingen bevat, op eens zeer schoone wijze in de taal der muziek te vertolken. Zijne muziek is er geheel voor be rekend het wazig-fanlastisóhc van het verhaal weer te geven, ja zoo zelfs dat het haast le fijn, te teer is om 'in de concertzaal te worden uitgevoerd. Na eene zeer korte inleiding begint de com posite met een duet voor twee sopranen, waarin de komst der lente wordt bezongen, en waarbij zich al spoedig een vrouwenkoor aansluit; al het hcerlijk-frissche, hoop- en troostvolle van de lente vindt in dezen lief lijken zang zijne uiting, even rein cn innig als het verrukkelijke koor waarmeo dc Jah reszeiten aanvangen, maar veel aethcrischer, ^druMger". Daarna bezingt de tenor „den Sebtumimer der Natur" in den lentenacht, wa zig en geheimzinnig, zooals Schumann dat vermag (men denke slechts aan zijn beroemde lied „Mondnacht") en weldra zien wij dan de Elfen op dc weide dansen en haren „Rei- gen" zingen. Eene klagende melodie duet plot seling haren dans ophouden cn den zang ver stemmen; de „.Roos" zingt haar leed uit, dal voor haar nooit liefde bloeien zal; zij beklaagt zich bitter daarover „dass uns armen Rosen nie ein Lieberfrühling blüht". De IConingin der Elfen heeft hare klacht verslaan, maar meent haar te moeten waarschuwen voor dc bittere ontgoochelingen, die haai- zullen wach ten, wanneer zij als maagcl het mcnschenlcven wil ingaan. Doch als de „Roos" blijft aanhou den en zegt daL zij zich sterk gevoelt om allo smarten te dragen, zwicht de vorstin einde lijk voor haar dringend verlangen. Dan, ter wijl de Elfen haar zingen en dansen hervat ten, doel de Koningin haar veranderen in een meisje en sühenkt haar eene roos om lc dragen, die haar zal zijn tot heil en lot waar borg van het bezi'l der reinste vreugden der aarde. Zoo aanvaardt dus de Roos liaar pelgrims tocht, haar zoeken naar geluk in reine .liefde; het verhaal van 'hare lotgevallen wordt ons door den tenor, die bij voortduring als ver teller optreedt, meegedeeld. In het begin is zij niel gelukkig en al spoedig maakt zij kennis met hel proza van heL leven. Martha, aan wier huisje zij aanklopt, cn aan wie zij hare dien sten aanbiedt cn op smeekenden toon om on derdak vraagt, wijst haar norsch af en jaagt haar van het erf. Dan gaal ze verder en vindt ticii dxrodigjretvor op Tiet (Kcj-JUio/, waar liif bv- zig is het graf te delven voor des molenaars dochterken; terwijl hij zijn somher werk ver richt, vertelt hij aan Roosje hoe dezo jongo maagd gestorven is aan een gebroken hart en 'hoe de dood liaa.r heeft verlost van 's (le vens smarten. Innige deernis grijpt de arme Roos aan en aangrijpend klinkt haar kreet: „O Sekwester, tief beklag!", waarmee ze aan haar medelijden uiting geeft en clie ze ook voortdurend herhaalt, wanneer dc lijkstoet op het kerkhof is aangekomen en een grafzang van zeldzaam roerende schoonheid1 word t aan geheven: „Wie Blatter am Baum, wie Blumcn vergehn". Wanneer allen den doodenakker hébben verlaten, knielt Roesje nog need* aan het graf barer gestorven zuster; als eindelijk de nacht valt, slaat zij op en ontmoet den doodgraver, een vriendelijken grijsaard, die haar een plaatsje in zijne woning aanbiedt. Dankbaar aanvaardt zij dirt, cn weldra valt zij biddend in slaap, waarna nogmaals hel koor «er Elfen optreedt, die haar vriendelijk (lok kend .terugroepen naar haar bloemenrijk, haar nog eens waarschuwende, dat er toch m het mcnschenleven geen waar en rein ge luk le vinden ls. Den volgenden morgen oiuwaakl zij ver- frischt en gesterkt, vol moed om haren pel grimstocht tc vervolgen. Vol dankbaarheid veriaat zij nu het huisjo van den doodgraver, die haar geleidt naar de woning van den molenaar, dat daar slaat „Zwischen g runen Baumen". Het nu volgend, ©enigszins mat en langdradig gedeelte bevat samenspraken tus- schen den doodgraver, den molenaar en zijne vrouw en Roosje, waarvan, het einde is, dat zij als dochtertje in hel gezin van den mole naar wordt aangenomen; de pleegouders zijn zeer gelukkig weer een zonneje in huis te hebben, nu hun eigen dochter van hen is weg gerukt. Een heerlijk kwartet: „O Wonne, o du HimmeMust" geeft uiting aan de gevoelens vun groole .blijdschap, clio aller gemoed ver vullen. Doer hare lieftalligheid heeft Roosje spoedig de genegenheid van alle dorpsbewo ners gewonnen en meuig jongeling heeft reeds in sLilte den wensch .geuit, dat hij hare liefde mocht winnen. Een zeer forsch geschreven jagerkoor brengt ons in hel woud en in eene daarop volgende alt-solo vernemen wij,, dat dc zoon van den houtvester „im Wald, gclehn| urn Stamnie» am alten Eldienbaum" in zalige verrukking denkt aan haar, dio hij zoo innig liefheeft. En ziel, ze ontmoeten elkaar en in een heerlijk duo heeft de toondichter ons hel eerste samenzijn der beide -geliefden geschil derd. Zoo heeft de Roos dan haar hoogste wensch in vervulling zien gaan en in een vier stemmig koor wordt het geluk, dat reine en oprechte liefde sckcnklt, bezongen: „O sel'ge Zci-l da in der Brusl lie Liébe auferbliïlit" Alles wordt nu in gereedheid gebracht voor heL aanslaande huwelijksfeest; in een friscb geschreven duo voor twee vrouwen-stemmen, geheel in Schubert'schen stijl, wordt ons ver teld hoe de molen in feestkleed is gestoken en daarna klinkt vol vreugde het gezang ter ecre van het jonge paar: „Jloclizeit werd ge- gefeierl". Een oogerüblik wordt de uitbundige vreugde afgewisseld door meer ernstige klan ken, wanneer de klokken luiden om het ge lukkige jonge paar Ier kerke te nooclen, waar de bond der trouwe liefde voor hel aldaar xaJI worden .b&z-c-gcld, jruuir dan barst do ju bel wcoü* los ter cere van bruid cn bruidegom Een nog hooger geluk wacht de tot men- schenkind geworden Roos als haai* de weelde van het moederschap geschonken wordt, als, wanneer er een jaar Yerloopen is, „sein Knöspchen zart, schön Rösleinküsst."Op tref fende wijze wondt door den componist in lee- dere klanken het verhaal van dil hoogste ge luk, diat haar te beunt valt, vertolkt. Nu wenscht zij niets meer, nu is haai* pelgrims tocht naar geluk ten einde. „Nimm li in, rnein Glück, du kleines Herz, ich geh' bescligl hei- mathwarts", zingt zij in hoogste extase, cn mot deze woorden neemt zij afscheid van man en kind', om weer naar haar bloemenrijk terug lc keeren, Maar dan doet zich een engelen koor hooren, dat haar noodt niet tot hare zus teren terug te keeren, maai* op tc stijgen lot hooger Iicl2.l1, mot de belofte dat zij van uit dc hemelsche gewesten zal aanschouwen hoe haar rozenknopje zal groeien en bloeien. Met een zacht uitstervend „Sei uns gegrïissL" dooi de hemelsche heirsckarcn gezongen, wordt het werkje besloten. De Staatscourant van Zaterdag 18 April bevat o.a. het volgende Kon. besluit: eervol ontslagen uit den militairen dienst mol pensioen wegens lichaamsgebreken do le luitenant dor infanterie G. Menken, com mandant van die vcrbahdplaats-compagnie der 2a divisie., Vlaggen op 19e 11 3O Apri 1. De Mi nister van Binnenlandschc Zaken heeft to ken nen gegeven dat, hoewel er met hel oog op de tijdsomstandigheden gcenerlci openbare feestelijkheden zullen plaats hebben ter gele genheid van de eerstkomende verjaardagen van dc leden van het Koninklijk Huis, dc bur gerij zich van het uitsteken der vlaggen niet behoeft te onthouden. Landstorm. Daar in (hol bureau van den inspecteur van don landstorm, thans ge vestigd aan den Fluweclcn Burgwal in Den I-Iaag, reeds gebrek aan ruimte is gaanJieèov schen, zal liet binnen enkele dagen worden overgebracht naar hot Plein, alwaar het ruime bovenhuis van pcrceol no. 12 ter beschikking van den inspecteur is gesleLd. In bewerking is gegeven de samenstelling van een leiddraad voor dc oefeningen van de laneistorm-ufdeelingen, in dier voege, dart uil de talrijke reglementen, die thans reeds be slaan, een samenvatting wordt gegeven van hetgeen zij, die tot den landstorm behooren, no0 dig hebben le weten uit dc verschillende reglementen. Een boekje, van handig formaat, zal dit resumé bevatten, waarvan dc bedoeling vooral ook is, dal de landslormmannen zich in den kortst mogelijken tijd voor hun taak berekend en bekwaam zullen kunnen maken. Sedert een vorig bericht ziijn la n dsl or ma fdeclhigen opge- nlcht: te Tiel-, mwt den 2e-luitênanit J- J. Pij- z el man lot commandant; te 's-liertogenbosch, waarvan tol commandant is aangesteld dc le- luitenanit C. E. van Koelsveld; voorts een af- clceding Ivruiningen, v«n welke als voorioopig commandant zal optreden de le-luilenant der landweer Ta-demo, en een afdeeling Helder, met den 2c-luitenant dei* infanterie C. Ilooger als waarnemend commandant. De oprichting van een groot aanlal afdcdingen is nog in voorbereiding. Mr. W, A, Royaards* f Aan het departement van buitenhui dsche zaken is gisterenmiddag bericht ontvangen, dat onze tijdelijk© zaakgelastigde Le Sofia mr. \V. A. Royaards aan dc gevolgen van den bekomen schedelbreuk is overleden. Mr. Roy- aards was bijna, '15 jaar oud. Morgen word! het stoffelijk overschot! te Sofia begraven. D© minister van buitenlandsdic zaken in Bul garije zond aan onzen minister van buiten lands-olie zaken cca telegram van rouw be klag. Nederland en de oorlog. Derde nofia betreffende den economóscheiro toestand. De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel heeft gelijk reeds met een enkel vs oord werd gemeld aan dc Tweede Kamer als vervolg op zijn Nota van 27 Februari jh coen toekomen ecu korte opsomming van Zwakke naturen worden driftig en heftig als ze tegenstand onderwinden, krachtige blij ven kalm. door SOPHÜS BAÜDITZ. Uit bet Deensch vertaald. 85 »>Nu jokt gijl" zegt de kapitein. „Ik verzoek een lalsoenhik antwoord!" „Nu, als ge dan wilt weten waar ik eigen lijk over dacht, dan zai ik het u zeggen, maar het was onzin, ik was verdiept in spipokjes. Ik dacht aan van morgen, toen ik op de non- ncnheuvels lag en „Nu, en „Ik liet de prinses van den wilden pias zioh dompelen in dc heldere zee cn de zwarte huid, hetgeen rui het bloed van den wilden plas noemt, alstroopen, daarna kwam zij weer boven „Uitstekend!" roept de kapitein en gaat voort: „Dan beschijnt de maan de blankste. Uederste, zwanenboezem, want in den mane schijn moet het spelen! De zwarte huid is van haai- aipefileden cn op den dijk van dc land- lons. waar hel oude kasleel zich natuurlijk mi het zand verheft, staat de 'bekoorlijke prins »n breidt dc armen uit naar zijn witte zwa- nenbruid. Jammer genoeg kunnen wij graaf Christiaan daarvoor niet gebruiken 1" Zij zijn nu door den wilden plas heen en oasseeren de hut van Anna Sleffens, en op hetzelfde oogenblik dat een verschietende ster no-1* den lichten hemel vliegt, zegt KongsLed: „Hebt ge er aan gedacht om iets te weuscheu, kapitein?" „Ja, Ik vvensekte dat het de tweede zoon va 1 Anna Stellens was die in Kopenhagen op brandewijn staatl" „Waarom?" „Omdat het Br© is, de administrateur! Dan was hij goed bewaard!" De kapitein zegt niets meer en Kongsted vraagt niets .moer; hij voelt zeer goed dal de kapitein onwillekeurig iets heeft losgelaten dat hij liever Wil verzwijgen. Zii zetten den terugrit voort zonder veel woorden te wisselen, ieder verdiept in zijn eigen gedachten. „Hebt ge u goed geamuseerd?" vraagt de kapitein, toen zij weer op clen molen waren. „Uitstekend!" „En iets hebt ge looh geleerd, gii hebt uit een emmer leeren drinken! Goeden nacht Kongsted, ik bedank u voor uw gezelschap!" VII. Nu komt de oogsttijd, dc tiid van blijde ver wachtingen en teleurstellingen. Allen hebben de handen vol, allen met uitzondering van den dokter, den dominee en den koster. De dokter kan gerust op reis gaan, niemand heeft lijd om ziek tc worden en de dominee kan ook wel weggaan, want er komt niemand in de kerk. De school staat leeg en de meester loopt tusschen zijn bijenkorven, in ctn wit linnen jasje en met een lange pijp in den mond, nu en dan krijgt hij middagbezoek van een collega met va cautie en clan spreken zij over hun gemeenschappciijken proost op zaclilen toegevenden toon. Alles, alles wordt vergeten voor den oogst, men vergeet zelfs den graaf St. Arniand" lc lezen, ofschoon hij nu juist op een zoo boeiend punt is dat Iiélène van den molenaar met Maren van den dorpsrechter heeft ge wed, dat de edele graaf op het laatst in het Zondagsnummer, verloofd zal raken met de arme porliersdochler. Od een mooien dag ziet men van boven van den Viheuvel af dat men aan den overkant van den Fjord is begonnen te oogsten cn Kielsen, die een voorzichtig man is. laat Zondags 's namiddags een schepel maaien, dan is hij niet op Maandag begonnen. Het graan valt snel en even veelstemmig als het gezang van den leeuwerik, zingen thans de zeisen die geslepen worden op dc akkers. Voort gaan de maaiers op de lapjes grond der boeren, de meester zelf vooraan, ze doen lange flinke slagen, terwijl do vrou wen met witte overmouweii dadelijk opbin- dc- Op het veld van de heerlijkheid gonzen de vechtende molenvleugeLs der machine door du lucht en laten een gouden kielspoor achter, de opzichter rijdt rond, hij is overal, en in de schaduw van den doornenhaag aan den kant van het geploegde veld, zitten in den schaft tijd de knechts en de meiden, zij niaKC-n de manden leeg, drinken bier uit een kruik en maken ruwe grappen. 's Middags wordt er dikwijls getrakteerd op soep van versch vlcesch, dc eetlust is groot en dan komt de middagrust op den üorsoh- vloer cn den hooizolder alles is stil. Maar eensklaps komt er alarm in het leger, dc eksters maken spektakel boven in de popu lieren, de eenden kwaken en de hanen kraaien: hel is Reintje die van uit zijn be schut nest in de rogge, een bezoek op de hoeve heeft gebracht; hij kent dat middaguur evengoed ais de dienstboden. E11 dc avonden, hoe vreedzaam zijn zc. Dc neuter gaat naar huis met de zeis op den rug; de knechts rooken een korte pijp buiten de inrijpoort en boven van het hunnebed klin ken weemoedig zacht dc tonen van een har monica over het landschap. Dan komt hel laatste bcclriif; er wordt bin nengehaald. -De eene wagenvracht 11a dc an dere komL den hof binnen, nu en dan valt er ccn om, dc schuren worden gevuld cn de hooi- rniitcn opgestapeld. Eindelijk ziet men van boven van do non- nenheüvêls af slechts akkers met stoppels: maar liet spoor van den oogst kan men nog volgen, want do populieren langs den weg en dc doornenheg hebben telkens halmen gesto len van d§ zware vracht Anne menschen lezen de aren die dc hark Leeft laten liggen en een dorsclimaohinc met locomobiel wordt door een zesspan langs een zanderigen weg voortgetrokken. Dc sage van hel veld is voor dit jaar afgeloopen. Het is een vroege herfstmorgen op Herte- stcin. Tante Rosa heeft haar eerste ronde ge daan; de opzichter heeft een beurt gehad die raak was. omdat ccn hooimijt zoo slecht ge stapeld is dat hij met boon.en ondersteund moet worden; twee Zweedschc knechts die buiten den deel aan het vechten zijn, krijgen een krachtig woord, zoodat men liet in de, keuken hoort en een meid die liaar melk emmer niet heeft geschuurd en bovendien Kort aangebonden is cn tegenspreekt, krijgt een oorvijg, zoodat zii sterretjes voor haar cogcn ziet. rDan neemt de oude freule haar breiwerk cn met een tuinhoed zoo grool als een kleine parapluie, op het hoofd, gaat zij de gracht over, den 'tuin in. Zij kijkt in den top van eten groolen eik, daar heeft zii in den loop ae. jaren vele barer gedachten, lichte cn zwaarmoedige, meest zwaarmoedige, huengc- sluurd. Een roodwangige appel valt van ziin lak in het bedauwde gras; zii keert onwille keurig het hoofd om, laat daarbij haar blik gaan langs de middenlaan met de terrassen cn de zandsteenen vazen en ziet aan het einde ervan een glimp van het meer, waar uc zon- p.eslralcn als steentjes over het rimpelende water scheren. Dan gaat zii naar hel meer, steeds breiend, slaat links af en loopt door over een stijl in het boschie. Het pad is dichtgegroeid, hier Komt biina nooit iemand. Eindelijk stond zij stii tusschen een groep zieke, met wit mos bedekte dennen, voor een bouwvalligen ronden koepel met dichtgespijkerde deur cn stuk geslagen ven sters. De verf is afgeschilferd, binnen hangt het behangscL in lappen, eeuige stoelen en een canapé met een overblijfsel van verguldsel eu vergane zijden bekleedsel liggen door elkaar gegooid, bedompte muffe lucht slaat u tegemoet cn groote roodc planken het is de oude koepel. - Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 5