(ÜJoop de Deügd. De avonturen van een hond. Raar Eet Engelsch van Ascott R. Hope. Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK XI. Gevonden! Mijn vijand en ik zalen ieder in, een hoek van het hok elkaar de eerste oogenblikken woedend aan te kijken. Lang duurde dit ech ter niet; honden zijn nu eenmaal niet haat dragend en daar .we bang waren voor den oppasser, legden we onzen twist spoedig bij, en ik moet eerlijk bekennen, toen we elkaar heler leerden kennen, schoten we werkelijk 'goed op. Natuurlijk moet een nieuweling zich schikken, als hij plotseling tusschen zooveel Vreemde honden komt, die allen evenveel van zichzelf denken, als hij doet. Een honden-asyl Is wel heel goed, als je je eigen thuis mist, maar onthoud dit van mij: Oost West, thuis best. Natuurlijk verveelden we ons erg. Wc brachten den halven dag door met slapen en de andere helft met te vertellen, hoc we ver dwaald waren. Eén had een vreemden hond nageloopen; een ander was weggeloopen, toen zijn baas met iemand sprak; weer een ander had' verstoppertje gespeeld met de kipderen van zijn familie, totdat ze waren weggegaan en hem vergeten hadden; enzoovoorts, enzoo- voorls. De Ierschc setter bekende eerlijk, dat hij met opzet weggeloopen was. Zijn baas was een onaangenaam mensch, die hem weinig eten en veel slaag gaf. Daar hij al eens meer in het honden-asyl geweest was, wist bij, dat het eten en de behandeling er best waren, zoodat h-.j de eerste de beste gelegenheid te baat had genomen om er weer een bezoek tc brengen. „Ja, ja, je hebt het hier malar'wat goed," ging hij Aoort. „De oude man zal me echter wel gauw konien ophalen cn me een flink pak slaag geven, als hij hoort, dat «bij voor mé be luien moet! Maar dat kan mij niet schelen, laten we vroólijk zijn, 'zóólang we kunrten, zooals het varken tegen den slager zei. Zoo is het leven nu eenmaal. Vandaag een lekker kluifje en morgen een pak slaag. Ik probeer afles altijd maar van den vrooiijken kant !e bezien." „Maar als je baas nu eens niet komt om je Ie halen?" vroeg de poedel. „Nu. dan moet ik me daar maar in schik ken. Hoe langer ik hier blijf, hoe meer ik van jullie aangenaam gezelschap kan genie ten." Ik vroeg nu heel ernstig: «Wat gebeurt er motions, als we niet ge baald worden? Blijven wc dan altijd hier?" Nu volgde er een diepe stilte, "maar een hond, die al driemaal in het asyl geweest was, fluisterde: „Dat weet niemand .De oppasser neemt ze mee cn ze worden nooit terugge- i i e n." Deze mcdedeeling verontrustte mij in hevige mate en al de grappen van den Iersehen setter konden mij niet opbeuren. Ik was weer erg mistroostig cn ging alleen in een hoekje liggen peinzen. Waarom kwam mijn vrouwtje toch niet? Zou ze me soms vergeten hebben, of o, afschuwelijk gedachte een anderen hond in mijn plaats genomen heb ben? Nu begreep ik. waarom zooveel van mijn lotgenootgn van tijd tot tijd hun stem tot een melancholiek gehuil verhieven, hetwelk van alle kanten herhaald werd, zoodal het asyl weergalmde Van het gejank der ongeluk kige honden. Verscheiden kecren kwamen er dien middag bezoekers. Ik behoef jullie zeker niet tc zeg gen, hoe iedere hond verlangend -uitkeek om le zien, of er ,oo"k iemand' voor hem was. Lenige bezoekers vonden hun honden, anaeren keken teleurgesteld, doch er w as niemand om mij te halen cn zeker voor' den Honderdsten ke r betreurde'ik het, w eggeloopen te zijn. Eindelijk was ik ingedommeld en droomde ik van mijn thuis.Ik speelde in den mij zoo bekenden tuin en liep een grooten bat van suiker achterna ;toen, dat. ik de melk van de poes had opgesnoept en mijn vrouwtje mij strafte door een beschuitje op mijn neus te leggen, doch mij zei, dat ik het niet mocht opeten, vóór zij tot tien had geteld. Ik keerde mij in mijn slaap om op het geluid van haar lieve stem. „Dandy! Dandy! Daar is hij!" Ik sprong op als het duiveltje in het doosje, Waarmee ze me dikwijls plaagden, toen ik nog heel klein was. IIcl was geen droom! Daar stond ze, mijn eigen lief vrouwtje! Ik behoef de niet geroepen te worden; ik sprong en blafte, dat het een aard had. 'k Geloof, dat .wc beiden huilden van vreugde. Wat duurde het lang, voor die domme, oppasser het hok voor mij had opengemaakt! De buldog probeerde er ook uit te komen, maar ik sprong over zijn kop heen recht in de armen van mijn vrouwtje. „O, jouw stout, stout hondje!' riep ze uit. „V a ar om ben je weggeloopen?" Maar ik hoorde aan den toon v^n haar stem, .dat ze heel blij was, dat ze mij terug had. Ik keek haar in de oogen cn jankende van geluk be loofde ik haar, dat ik nooit, noodt weer zou xvegloopen. Mijn belofte heb ik gehouden. De ondervin ding had mij verstandiger gemaakt, 'k Behoef jullie zeker wel niet tc zeggen, hoe ik thuis gebracht, geliefkoosd en vertgeteld werd Al mijn doorgestane ellende scheen vergoed te worden door de vreugde des wederziens. Hoe pijnlijk mijn avonturen indertijd ook waren, ik kan er nu weer met een- soort genot aan terugdenken, terwijl ik op het warme*haard- kleedje lig, met mijn neus naar het vuur ge keerd, of met mijn pooten op klein vrouwtje's schoot. Doch als ik ooit weer den lust in mij voelde opkomen weg te loopen, riep ik de vreeselijke dagen in mijn geheugen terug, waarin ik ondervond, w at het "beleekent een verdwaalde hond te zijn. EINDE. Sterrewit. Naar het Engelsch van Mrs. Musgrave. Bewerkt door C. II. (Slot). Toen Sterrewit zoo goed als geheel gedres seerd was, was hij drie jaar. Op zekeren dag kwamen dezelfde heer en kleine jongen weer, die hij lang geleden gezien had, in dien eersten zomer van zijn leven, toen hij nog een veulenljp was, dat naast zijn moeder liep. Hoewel het mper dan twee jaar geleden was en de kleine jongen in dien tijd een heel stuk gegroeid was, herkende Sterrewit onmiddel lijk zijn stem. De jongen scheen ook blij te zijn, dat hij hem terugzag. „O, Sterrewit, wat ben jé groot en sterk ge worden en wat heb jc een zachte huid. Je bent een prachtig paard geworden en Vader heeft gehoord, dat je zoo gewillig en mak bent. Weel je al, dat Vader zóó tevreden over je is, dat hij je aan mijn grooten broer Charlie geeft, die officier is? Jc zult dan een strijdros worden e"n de wereld intrekken". De jongen stak zijn hand uit en Sterrewit hinnikte en streek met zijn zachten neus over den arm van den jongen. Hij was blij, dal hij nu ernstig werk zou krijgen en nuttig kunnen zijn. Hij vond het wal heerlijk de wereld in te trekken als een strijdros, al begreep hij eigen lijk nog niet goed, wat dat beteekende. Maar het zou in elk geval een leven zijn met vrij wat meer avonturen dan hij beleven zou op de boerderij of als hij voor een rijtuig gespan nen werd. En zoo kwam het, dat Sterrewit al heel gauw daarna naar het station werd gebracht, waar hij voor 't eerst van zijn leven een i trein zag. Hij trilde op zijn becnen, toen hij j het fluiten hoorde, want dit was een geluid, j dat hij nog nooit gehoord had in zijn rustige i wei. Ilij liet zich echter gewillig naar den beestenwagen brengen, waar hij aangehaald werd en klontjes suiker kreeg. Dc trein bracht hem naar de plaats, waar kapitein Charlie, de groole broer van het jongetje woonde. En toen hij daar op stal stond, kwam iedereen naar hem kijken cn hem bewonderen. Ilct w as heel gemakkelijk Sterrewit'de mili taire commando's te leeren, w ant hij was vlug van begrip en gedwee. Iedereen vond hém het mooiste en gewillig ste paard van het geheele regiment cn dc kolonel wilde hem zelfs van den kapitein koopen. „Het spijt me, kolonel," zei deze, „maaf ik kan hem niet verkoppen, want hij is een ge schenk van mijn vader en hij werd dicht bij mijn ouderlijk huis geboren." Kapitein Charlie streelde zijn paard, dat trolsch was op de woorden van zijn meester. Sterrewit was zóó handelbaar en.zóó dap per, dat hij spoedig niet meer schrikte van het vuur en onbewegelijk als een standbeeld bleef staan, als de geweren vlak bij hem af geschoten werden. Groote broer Charlie was kapitein en reed steeds op Sterrewit aan het hoofd van zijn troep. Sterrewit vond, dat alle soldaten er vroolijk uitzagen, als zij geoefend werden. Toen hij alle commando's kende, vond hij niets zoo prettig als deze oefeningen en hij hield weldra zooveel van kapitein Charlie, dat hij hem als een hondje volgde, als hij over het exercitieterrein liep. Toen brak de oorlog uit en Sterrewit ver nam, dat zijn regiment naar het vasteland moest vertrekken. Ilij wist, dat hij in het ge vecht zou komen cn misschien gewond of ge dood worden. Enkcle# paarden van zijn regi ment waren al eens in het gevecht geweest, en zij bcschre\en dc vreeselijke tooneelen, welke plaats grepen en die hun allen een doode- lijken angst aanjoegen. Eindelijk brak de dag aan, waarop het regi ment ingescheept werd cn Sterrewit werd met alle andere paarden in een schip gebracht, dat hen naar het vasteland zou voeren. Daar na braken er vermoeiende dagen aan, waarin soldalen cn paarden groote afstanden hod den af te leggen en niet altijd genoeg te eten en le drinken konden krijgen. Natuurlijk joeg het eerste gevecht, dat hij meemaakte hem ontzettenden schrik aan. hoewel hij dapper en moedig was. Maar toen 1 hij zag, hoe soldaten en paarden, die zijn met gezellen waren geweest, aan alle kanten van hem gewond en gedood ter neder stortten, werd het hem angstig te moede. Toch bleef j bij moedig op zijn post en wende Hij spoedig aan het dreunen der groote kanonnen, aan den verblindenden rook en aan de jammer lijke kreten der arme gewonden. Hij begreep, dat hij de bevelen, welke hem gegeven wer den, even goed moest opvolgen als ieder soj- daafc en dat hij zijn meester moest brengen, waarheen deze ook wilde gaan. Op zekeren dag kreeg Sterrewit een steek wond!, doch hij bekommerde er zich niet om, w ant hij had het leven vap zijn meester gered door nog juist bijtijds op zij te springen. Als de nacht inviel, het gevecht voorbij was en de groote kanonnen zwegen, hoorde hij soms het kreunen van gewonden en sterven den en het werd hem droevig te moede, ris hij er aan dacht, dat hij velen van hen, die altijd zoo vriendelijk voor hem geweest waren, nooit meer zou terug zien. Hij vond den oorlog verschrikkelijk en begreep niet, waar om dc mcnsclien elkander doodden. Nadat hij gewond was, bleef Sterrewit erg stijf en verzwakt door het geleden bloedver lies. Hij was blij, toen zijn been verbonden werd en men hem bemoedigende woorden toe sprak. Doch slechts gedurende een dag of twee, drie werd hem rust gegund, toen moest hij weer naar het front, want kapitein Charlie had geen tweede paard. Zijn meester streelde hem en sprak hem vriendelijk toe, vóór hij hem besteeg. „Braaf dier!" zei hij, „Brave Sterrewit, blijf mij altijd even trouw als den laatsten keer, dan zal ik naar huis schrijven, dat je een onderscheiding verdient." Sterrewit hinnikte zacht en wreef zijn neus langs den schouder van zijn meester, blij, dat hij 'door zulk een dapper officier geprezen werd. Hij deed den geheelcn dag dapper zijn plicht en galoppeerde dwars door de vuur linie zonder een gedachte aan gevaar. Hij scheen op wonderlijke wijze voor de kogels gespaard te blijven. Maar tegen den avond, toen het gevecht «p een eind liep en de vijand JArivaflo.Hr«\'<>n ward *rnf pen verdwaald het edele dier in het onderlijf. Hij voelde het bloed uit zijn zij stroomen. doch hij achter volgde den tcruglrekhenden vijand en kapi tein Charlie wist niet, dat zijn lieveling ge troffen was. Door aanmoedigende woorden spoorde hij het dappere dier aan. toen dit langzamer begon ie loopen. Hij dacht, dat hij slechts door de inspanning van den dag ver moeid V as cn hoewel het edele dier zich met elke minuut voelde verzwakken, gaf hij aan dc stem van zijn meesier gehoor en rende hij steeds voort. Doch plolscling kwam er een mist voor zijn oogen cn zag hij niet meer, waar hij liep. Ilij viel op zijn kmeen in het zand en begon over al zijn leden te beven. Toen sprong kapitein Charlie vlug op den grond cn de arme Sterrewit rolde in het zand: zijn trouwe oogen op zijn meester gevestigd, dien hij nauwelijks meer zien kon. Hij gaf een zwak geluid, alsof hij zeggen wilde, dat hij gewond was en haalde diep adem.' Kapitein Charlie zag oogenblikkclijk dc vreefeelijke wond, waaruit liet bloed stroom- dc. Ilij nam zijn veldflesch uit zijn zadel en probeerde hem een selieut brandewijn in de keel te gieten. Doch Sterrewit kon niet meer slikken. Ilij was stervende. Zijn zachte, bruine oogen keken den vriend, die probeerde h m tc helpen, meewarig aan. Hel hielp toch niets meer liet arme dier dacht nog éénmaal aan dc groene wel, waar bij geboren was en aar. het babbelende beekje met hel heldere water. Hij hoorde dc vogels zingen en de lam me' cn hlalciiTüj herinnerde zich alles, wat de oude Flora, zijn moeder, tegen hem gezegd had, en hij vroeg zich af, of hij zijn plicht had gedaan. Toen als een antwoord op zijn gedachten knielde kapitein Charlie naast heul neer cn streelde zijn hoofd en zijn hals. terwijl het stervende dier dc tranen van zijn meesier op zijn lichaam voelde druppelen. „O Sterrewit, arme Sterrewit, is dit nu het einde? Nooit zal ik zulk een trouw paard terugkrijgen. Mijn braaf dier. dat sterft op het oogenblik der overwinning. Geen soldaat bedt ooit met meer trouw zijn plicht betracht dan jij deedt. Jc bent hchdapperstc paard van het geheele regiment, mijn trouwe Sterrewit.' Toen zuchtte Sterrewit en terwijl hij zijn hoofd liet zinken, sliert hij gelukkig. Dierenverhaal» jes. verzameld door A L E T T A HOOG. Slimmerds. Dat er slimmerds zijn onder de dieren, nou! F.u soms hebben zc een wonderlijk geheugen. Iemand, die buiten woonde, heeft me verleid, wat hij eens m t zijn paard beleefde. Het paard had iels aan zijn been gehad, waarvoor de veearts was gehaald, die hem pijn had moe ten doen; zoowat een jaar later rijdt de eige naar met dit paard in de naburige slail. Op eens doet het paard een zijsprong, ais schrikt hij van iels. En wie liep daar aan den anderen kant van de slraat? De vcearBI Dat een raat sleelt, ja, dal weten we! wa zeggen immers van iemand, die aan de bc zitting van een ander komt, .hij steelt als <1<- raven." Maar een raaf heeft ook een best ge heugen. Een tamme raaf, „zwarte Jakob' gennoma, was opgenomen in 'i geaan van echte dieren vrienden Want de oude heer en me vrouw, bij wie de vogel aan huis was, hadden vier honden en een zwarten ka ter, welke laatste zicli altijd waardig cn dellig gedroeg, tusschen de levcnsmakc-n- de takshonden. En dat deze soms zoo luidruchtig waren, ja. dal had Jakob dikwijls op zh geweten. Die kon zc zoo echt plagen. Als 't viertal rustig lag te slapen op 't gras veld. don hipte Jakob .tusschen hen door, en pikte er een in z'n staart. Die schrok dan wakker, dacht dat z'n buurman hem gehelen had, beet van zich af, en een vecht- en kef- partij was natuurlijk 't gevolg. Jakob zat liet op een afstand gade tc slaan, en wanneer dan de rust in 't hondenkwartet was teruggekeerd, begon Jakob 't spcllelje van voren af aan. Op zoon manier had J.ikob ook eer.s een jachthond van een gast geplaagd.- Daarvoor had Jakob een termen lik opgeloopen van dien ga-t. Dat vergat Jakob hem niet en ver geten deed Jakob 't evenmin! Een langen lijd daarna was die meneer, weer te gast. Hij zat op een bank vóór T buis met zijn gastheer te pralen. Die bank was uil lallen gemaakt, dus met reten in de zitting. Dit scheen dc-shmiM Jakob 'n prachtige gelegenhe.d loc om zich Ie wreken. Ongemerkt kwam het dier onder de bank. Meteen sprong de gast met een au!" op, en greep naar den onderkant van 'zijn bovenbeen. „Wat nou7" vroeg de gast heer. maar tegelijk begon hij le lachen, wan hij begreep, wie den gast zoo pijnlijk gepikt had Jakob vloog van onder de bank van daan, ging een eind v de boven op den gie ter zitten, en keek parmantig rond. F.en bok, die op dezelfde plaats was groot gebracht. was niet alleen sterk maar ook slim Als klein bokje was hij in t bosch gevangen, en toen hij al een groot dier was met stevige horens, liep hij loeli nog vrij op de plaa.s rond. Dal hij opperbest wist. vrat „mocht e wal „niet mochtdat ondervond hulpje van de keukenmeid. Riekje was wat snoenachli" en vooral bij rijpe vruchten was ze niet W veHrouwen. Op een dag in begin van den zomer werd zij door de keukenmeid naar den moestuin gestuurd om wat pieler sclie te halen. Ze moest de aardbeienbedden voorbij. waar menige ronde vrucht tusschen de bladeren uilkeck. Riekje keekeens er was niemand te zien - en Riekje stond al •gebukt over de aardbeien, en t eene geunge vruchtje na 't andere werd geplukt en naar den mond gebracht. Zoo verdiept was ze in haar lekker werkje, dat zij nergens meer op lette Op eens krijgt ze een hevigen stoot en valt voorover in het o.ardbeienbed! A erschrut vviJ zc opstaan, maar daar krijgt - weer een stoot no" een, en nog een, telkens als ze pro beert op"te staan. Achterom kijkend ziet ze dat het de bok is. die haar zoo trakteert. O., is 't die maar' dat is lang zoo erg niet, als dat het de keukenmeid of de tuinman was weging maken om °P °/e bewerken, met gebogen koP stond, gereed om haar op nieuw te stoolen, als ze op zou willen staan. Eerst toen de tuinman haar beet pakte, hield de bok op. „Nu krijgt zc wel haar verdiende loon", dacht zeker de slimme bok. Ja, er zijn slimmerds onder de dieren! Kabouterljesverdrief. Heel zachlkens kwamen géloopen Kaboutertjes, één voor één. Op de heide, dicht bij een berkje. Schaarden zc zich bijeen. Het was zoo koud en de sneeuw lag dik, Hun neusjes waren rood. Ze bibberden van de winterkou. Hun handjes waren bloot. Hun oogjes waren rood behuild, Want, ach!, zij hadden verdriet Om 't vriendje, dat gestorven was. En droef hen achterliet. Twee droegen er 't zwarte kistj#, Twee dolven het grafie klein. Dc anderen bogen hun knietjes. Hun hartjes deden pijn I Op 't wit gesneeuwde grafje Scheen vredig nu de maan. Ilun vriendje was begraven, \r- 2iciiie omhoo-7 gegaan! Het geheimzinnige koord. Knoop een stuk koord van een halven me ter aan de einden samen en schuif het door een ring. Leg het dan over beide wijsvingers van een vriendinnetje, die zij uit elkaar houdt, zoodat het touw strak is en de ring in het midden hangt. Nu zeg jc, dat je meer kunt dan een ander cn iu staat bent den ring los te maken zon der het koord door te knippen. Natuurlijk zal iedereen dat niet dadelijk gelooven en nu be gin je je kunst te verloonen. Je strijkt met beide wijsvingers naar de linkerzijde door den draad en trekt het on dergedeelte er van over het bovenste, slaat eerstgenoemde als lis naar voren om den rechter wijsvinger van jc vriendinnetje, neemt het rechts van boven liggende gedeelte van den draad en slaat het tusschen den midden- en den wijsvinger van je vriendinnetje door om haar wijsvinger. Tracht nu den ring los le trekken, wat jc zonder moeite gelukken zal. Gember. Iedereen kent natuurlijk de handelsgember, evenals gemberkoek cn gciuber-broodjes. Maar wat die gember eigenlijk is, waar zij vandaan komt en hoe zij geteeld en gewonnen wordt, is waarschijnlijk minder bekend. Dc gemberplant is ccn gewas, dat oorspron kelijk slechts iu het Zuiden van, Azié groei de. maar thans in alle tropische gewesten gekweekt wordt. De plant gelijkt wel wat op d« Canna's. die wij 's zomers hier in tuinen zien. Uit een kruipenden en sterk verlakten wortelstok komen bladen- en bloemdragende stengels, die lol 1 Meter hoog worden cn ter weerszijden lange, niet zeer breede en gaaf- randige bladen diagen. De bloemen van de gemberplant zijn fraai geel en violet, meer dere staan aan den top van een stengel bij elkaar. De plant heeft een vochtig klimaat noodic. veel zonneschijn en een lossen en vruchtbaren grond. Zij kar, tot op groole hoogten worden gekweekt, tot hoog in het Hi mala ja-gebergte treft nfen haar aan. Dc gember is niets and, rs dan de wortel slok van.de gemberpl.nt. Deze wortelstok is met een rimpelig, grauw kurklaagje bedekt hij breekt gauw en zeer ongelijk. De smaak van den wortelstok is sterk, brandend, de geur is aangenaam aromatisch. Die wortelstok van de gemberplant is in gedroogden, veelal .'.cconfülcn toestand, van ouds bekend als pril kelende toespijs en ah geneesmiddel, inzohderlieid om de spijsver tering tc bevorderen. Vroeger gebruikte men de gember het meest als kruiderij. Do gedroogde wortelstok werd in stukjes gesneden of geraspt en met andere spijzen gemengd of daarin afgekookt, om er ccn prikkelenden smaak aan te geven. Ook nu nog wordt dc geraspte gember nog wel ge bruikt bij bet inmaken van zuur. Dc zestiende- ■EE eeuwBclie kruidkundige Dodonaeus schril# omtrent de gcmberwortelstokken:de selve, noch vocht endc versch zijnde, ende iuttó) scherpiclieyts hebbende, clevn ghcsnedeh, worden met ander cruydcn in salact getefï, met ediek, olie ende saut, ende oock mei vleesch ende met visch gesoden, om de selve oenen goeden smaeck ende reuck te geven. Oudtijds werd warme wijn met gember cn komijn als een middel tegen buikpijn gebruikt. Tegenwoordig gebruikt men dc gember meestal met suikerstroop geconfijt of met sui ker gckandcerdc stukjes gember als nagerecht. Zij is zoo goed als uitsluitend lekkernij. Ook in dc bakkerij en banketbakkerij wordt gem ber gebruikt. Het meest bekend zijn do genu berkoek en de gemberbroodjes. Verder wordt uit gember een likeur vervaardigd en gem berbier. Het laatste wordt vooral in Engeland als een verfrisschcnden drank gebruikt. Het bestaat uit gember, suiker, citroensap, honig cn water .In Suriname maakt men het gent* berbier door gember fijn te stampen, zc eenige dagen in water te laten staan en daarna door een doek te flltreeren. Vervolgens doet men er suiker bii en soms kruidnagelen. De drauK wordt zonder gegist te zijn gebruikt. De gember is zeker een van de oudste spc* ccrijcn, men kent zelfs den ouden Sanskriti- schen naam er van. Ook de Grieken en Romel* nen kenden haar en in de middeleeuwen speel de zij een belangrijke rol in dc handclsbetrck* kingen tusschen Europa en het Oosten. Ook de in suiker ingemaakte gember was toen zeer gezocht Men kent uit dien tijd verbodsbepa lingen voor den verkoop van vervalschtc of gekleurde gember, terwijl in Duilschc cn Z\vit« sersche steden namen van straten of huizen aan gember ontleend zijn. Dc gemberplant schijnt reeds aan Marco Polo bekend geweest le zijn, in 1292 is zij waarschijnlijk voor het eerst beschreven. Van Azië werd de plant naar Amerika overge bracht en reeds omstreek 1550 werd gember van Wesl-Indië naar Spanje verscheept. Al heeft de gember als specerij en genees middel 'niet meer zooveel beteekenis als iu vroeger eeuwen, toch is zij nog altijd een belangrijk handelsproduct. Bii eiken kruide nier zijn de bekende blauwe potten gem], voorhanden. Terloops zij er aan herinnerd, dat de leege gemberpotten zeer geschikt zijn om er bloemen in te plaatsen. Men kan van de wortelstokken der gember plant gedroogde of geconfijte gember maken. Om dc gedroogde tc krijgen, laat mén de «wortelstokken rijp worden, men wacht tot de stengels beginnen le verwelken. Dan worden de wortelstokken voorzichtig uitgegraven, do aanhangende aarde, wordt onmiddellijk ver wijderd. vervolgens doopt men de wortelstok ken in kokend water en droogt ze daarna in dc zon De gedroogde wortelstokken worden in stukken van ongeveer 1 d.M. lengte in den handel gebracht. Voor de geconfijte gember moet de wortel stok jonger zijn, hij is dan saprijker en niet zoo vezelig. Als een geschikt tijdstip voor hef oogsten neemt men aan het begin van den bloei. In Ned'erlandsch-Indië wordt dc gember alleen geplant ter voorziening in de plaatse lijke behoefte, uitvoer heeft niet plaats. In de inlandsche geneeskunde wordt rauwe gember geraspt aangewend als meersel tegen gezwel len of ïhcumatiek cn wel legen hoofd pijn. Gember wordt voornamelijk uit Bengalen, Chin-'. Cocbin-China en Jamaica aangevoerd. Men onderscheidt ze meestal naar het land van herkomst. Het handelsproduct ziel er niet altü 1 hetzelfde uit, in verband niet de verschil lende bewerking die het ondergaan heeft Is de wortelstok niet geschild, dan is dc ge droogde gember aan de oppervlakte asch- grauw of ceel-bruinachtig (Barbados-gemberl De voornaamste handclssoorlen zijn echter h geschild, zooals de Bengaalschc gember of geheel geschild, zooals de Jamaica- en Cochin-China-gembcr. Het oppervlak van de gember is in het'laatste geval wit. Niet zeldci wordt de wortelstok, om hem een fraaier uiterlijk le geven, nog met kalkwater gebleekt. De mei suiker ingemaakte gember komt uit China, Jamaica en Barbados. Lenteavond. 's Avonds, na het eten, spelen wij voor 't huis; 't allerliefste doen wij allen: „kat en muis." Wij en onze buurtjes staan dan in een kring, hand aan hand; zoo maken wij een grooten ring. "Wie de kat zal wezen wordt er afgeteld; ook wie m u i s is ieder is daar op gesteld. Muis wordt losgelaten, draaft en holt en rent, maar k a t is erg waakzaam, toont zich steeds present. Muis ontsnapt toch telkens in en uit den lering, en wij juichen allen: „toe dan, muisje, spring „Laat kat je niet pakken, „hier maar 'door, kom vlugl" 'r— o, wèt een "vergissing kat keert gauw terug 1 Zij ontmoet het muisje 1 is me dót een schrik! gauw is muis gegrepen, in een oogenblik. 't Spel is uit, kom jongens, nu met frisschen moed weer een kat gekozen weet jc wat jc doet? Laat mij 't muisje wezenl dacht jij, dat 't zóó ging? - mis hoor, baasje, blijf maar netjes in den kring. Wie kent aftelrijmpjes? eerlijk zal het gaan, anders is ons spelen, a 's avonds, gauw gedaan! Want komt er gekibbel, uit is 't met de pret! o, dédr wordt geroepen moeten we naar bed? Moeder, nog héél even, toe, 't is nog zoo licht en nog nergens zie ik luik of blinden dicht. Nog een paar minuutjes; we doen „kat en muis", als dit uit is, komen w' allen gauw naar huis. Toe dan, jongens, hoor je 't? gauw <lit nog gespeeld, en dan morgenavondi weer, tot t ons verveelt. Her manna*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 7