(ÜJoop de Deügd.
De avonturen van een
hond.
Raar Eet Engelsch van Ascott R. Hope.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK XI.
Gevonden!
Mijn vijand en ik zalen ieder in, een hoek
van het hok elkaar de eerste oogenblikken
woedend aan te kijken. Lang duurde dit ech
ter niet; honden zijn nu eenmaal niet haat
dragend en daar .we bang waren voor den
oppasser, legden we onzen twist spoedig bij,
en ik moet eerlijk bekennen, toen we elkaar
heler leerden kennen, schoten we werkelijk
'goed op. Natuurlijk moet een nieuweling zich
schikken, als hij plotseling tusschen zooveel
Vreemde honden komt, die allen evenveel van
zichzelf denken, als hij doet. Een honden-asyl
Is wel heel goed, als je je eigen thuis mist,
maar onthoud dit van mij: Oost West, thuis
best.
Natuurlijk verveelden we ons erg. Wc
brachten den halven dag door met slapen en
de andere helft met te vertellen, hoc we ver
dwaald waren. Eén had een vreemden hond
nageloopen; een ander was weggeloopen, toen
zijn baas met iemand sprak; weer een ander
had' verstoppertje gespeeld met de kipderen
van zijn familie, totdat ze waren weggegaan
en hem vergeten hadden; enzoovoorts, enzoo-
voorls.
De Ierschc setter bekende eerlijk, dat hij
met opzet weggeloopen was. Zijn baas was een
onaangenaam mensch, die hem weinig eten en
veel slaag gaf. Daar hij al eens meer in het
honden-asyl geweest was, wist bij, dat het
eten en de behandeling er best waren, zoodat
h-.j de eerste de beste gelegenheid te baat had
genomen om er weer een bezoek tc brengen.
„Ja, ja, je hebt het hier malar'wat goed,"
ging hij Aoort. „De oude man zal me echter
wel gauw konien ophalen cn me een flink pak
slaag geven, als hij hoort, dat «bij voor mé be
luien moet! Maar dat kan mij niet schelen,
laten we vroólijk zijn, 'zóólang we kunrten,
zooals het varken tegen den slager zei. Zoo
is het leven nu eenmaal. Vandaag een lekker
kluifje en morgen een pak slaag. Ik probeer
afles altijd maar van den vrooiijken kant !e
bezien."
„Maar als je baas nu eens niet komt om je
Ie halen?" vroeg de poedel.
„Nu. dan moet ik me daar maar in schik
ken. Hoe langer ik hier blijf, hoe meer ik
van jullie aangenaam gezelschap kan genie
ten."
Ik vroeg nu heel ernstig:
«Wat gebeurt er motions, als we niet ge
baald worden? Blijven wc dan altijd hier?"
Nu volgde er een diepe stilte, "maar een
hond, die al driemaal in het asyl geweest was,
fluisterde:
„Dat weet niemand .De oppasser neemt ze
mee cn ze worden nooit terugge-
i i e n."
Deze mcdedeeling verontrustte mij in hevige
mate en al de grappen van den Iersehen
setter konden mij niet opbeuren. Ik was
weer erg mistroostig cn ging alleen in een
hoekje liggen peinzen. Waarom kwam mijn
vrouwtje toch niet? Zou ze me soms vergeten
hebben, of o, afschuwelijk gedachte een
anderen hond in mijn plaats genomen heb
ben? Nu begreep ik. waarom zooveel van
mijn lotgenootgn van tijd tot tijd hun stem tot
een melancholiek gehuil verhieven, hetwelk
van alle kanten herhaald werd, zoodal het
asyl weergalmde Van het gejank der ongeluk
kige honden.
Verscheiden kecren kwamen er dien middag
bezoekers. Ik behoef jullie zeker niet tc zeg
gen, hoe iedere hond verlangend -uitkeek om
le zien, of er ,oo"k iemand' voor hem was.
Lenige bezoekers vonden hun honden, anaeren
keken teleurgesteld, doch er w as niemand om
mij te halen cn zeker voor' den Honderdsten
ke r betreurde'ik het, w eggeloopen te zijn.
Eindelijk was ik ingedommeld en droomde
ik van mijn thuis.Ik speelde in den mij zoo
bekenden tuin en liep een grooten bat van
suiker achterna ;toen, dat. ik de melk van de
poes had opgesnoept en mijn vrouwtje mij
strafte door een beschuitje op mijn neus te
leggen, doch mij zei, dat ik het niet mocht
opeten, vóór zij tot tien had geteld. Ik keerde
mij in mijn slaap om op het geluid van haar
lieve stem.
„Dandy! Dandy! Daar is hij!"
Ik sprong op als het duiveltje in het doosje,
Waarmee ze me dikwijls plaagden, toen ik nog
heel klein was. IIcl was geen droom! Daar
stond ze, mijn eigen lief vrouwtje! Ik behoef
de niet geroepen te worden; ik sprong en
blafte, dat het een aard had. 'k Geloof, dat
.wc beiden huilden van vreugde.
Wat duurde het lang, voor die domme,
oppasser het hok voor mij had opengemaakt!
De buldog probeerde er ook uit te komen,
maar ik sprong over zijn kop heen recht in de
armen van mijn vrouwtje.
„O, jouw stout, stout hondje!' riep ze uit.
„V a ar om ben je weggeloopen?" Maar ik
hoorde aan den toon v^n haar stem, .dat ze
heel blij was, dat ze mij terug had. Ik keek
haar in de oogen cn jankende van geluk be
loofde ik haar, dat ik nooit, noodt weer zou
xvegloopen.
Mijn belofte heb ik gehouden. De ondervin
ding had mij verstandiger gemaakt, 'k Behoef
jullie zeker wel niet tc zeggen, hoe ik thuis
gebracht, geliefkoosd en vertgeteld werd Al
mijn doorgestane ellende scheen vergoed te
worden door de vreugde des wederziens. Hoe
pijnlijk mijn avonturen indertijd ook waren,
ik kan er nu weer met een- soort genot aan
terugdenken, terwijl ik op het warme*haard-
kleedje lig, met mijn neus naar het vuur ge
keerd, of met mijn pooten op klein vrouwtje's
schoot. Doch als ik ooit weer den lust in mij
voelde opkomen weg te loopen, riep ik de
vreeselijke dagen in mijn geheugen terug,
waarin ik ondervond, w at het "beleekent een
verdwaalde hond te zijn.
EINDE.
Sterrewit.
Naar het Engelsch van Mrs. Musgrave.
Bewerkt door C. II.
(Slot).
Toen Sterrewit zoo goed als geheel gedres
seerd was, was hij drie jaar. Op zekeren dag
kwamen dezelfde heer en kleine jongen weer,
die hij lang geleden gezien had, in dien
eersten zomer van zijn leven, toen hij nog
een veulenljp was, dat naast zijn moeder liep.
Hoewel het mper dan twee jaar geleden was
en de kleine jongen in dien tijd een heel stuk
gegroeid was, herkende Sterrewit onmiddel
lijk zijn stem. De jongen scheen ook blij te
zijn, dat hij hem terugzag.
„O, Sterrewit, wat ben jé groot en sterk ge
worden en wat heb jc een zachte huid. Je
bent een prachtig paard geworden en Vader
heeft gehoord, dat je zoo gewillig en mak bent.
Weel je al, dat Vader zóó tevreden over je is,
dat hij je aan mijn grooten broer Charlie
geeft, die officier is? Jc zult dan een strijdros
worden e"n de wereld intrekken".
De jongen stak zijn hand uit en Sterrewit
hinnikte en streek met zijn zachten neus over
den arm van den jongen. Hij was blij, dal hij
nu ernstig werk zou krijgen en nuttig kunnen
zijn. Hij vond het wal heerlijk de wereld in te
trekken als een strijdros, al begreep hij eigen
lijk nog niet goed, wat dat beteekende. Maar
het zou in elk geval een leven zijn met vrij
wat meer avonturen dan hij beleven zou op
de boerderij of als hij voor een rijtuig gespan
nen werd.
En zoo kwam het, dat Sterrewit al heel
gauw daarna naar het station werd gebracht,
waar hij voor 't eerst van zijn leven een i
trein zag. Hij trilde op zijn becnen, toen hij j
het fluiten hoorde, want dit was een geluid, j
dat hij nog nooit gehoord had in zijn rustige i
wei. Ilij liet zich echter gewillig naar den
beestenwagen brengen, waar hij aangehaald
werd en klontjes suiker kreeg. Dc trein bracht
hem naar de plaats, waar kapitein Charlie,
de groole broer van het jongetje woonde. En
toen hij daar op stal stond, kwam iedereen
naar hem kijken cn hem bewonderen.
Ilct w as heel gemakkelijk Sterrewit'de mili
taire commando's te leeren, w ant hij was vlug
van begrip en gedwee.
Iedereen vond hém het mooiste en gewillig
ste paard van het geheele regiment cn dc
kolonel wilde hem zelfs van den kapitein
koopen.
„Het spijt me, kolonel," zei deze, „maaf ik
kan hem niet verkoppen, want hij is een ge
schenk van mijn vader en hij werd dicht bij
mijn ouderlijk huis geboren." Kapitein Charlie
streelde zijn paard, dat trolsch was op de
woorden van zijn meester.
Sterrewit was zóó handelbaar en.zóó dap
per, dat hij spoedig niet meer schrikte van
het vuur en onbewegelijk als een standbeeld
bleef staan, als de geweren vlak bij hem af
geschoten werden.
Groote broer Charlie was kapitein en reed
steeds op Sterrewit aan het hoofd van zijn
troep. Sterrewit vond, dat alle soldaten er
vroolijk uitzagen, als zij geoefend werden.
Toen hij alle commando's kende, vond hij
niets zoo prettig als deze oefeningen en hij
hield weldra zooveel van kapitein Charlie,
dat hij hem als een hondje volgde, als hij
over het exercitieterrein liep.
Toen brak de oorlog uit en Sterrewit ver
nam, dat zijn regiment naar het vasteland
moest vertrekken. Ilij wist, dat hij in het ge
vecht zou komen cn misschien gewond of ge
dood worden. Enkcle# paarden van zijn regi
ment waren al eens in het gevecht geweest, en
zij bcschre\en dc vreeselijke tooneelen, welke
plaats grepen en die hun allen een doode-
lijken angst aanjoegen.
Eindelijk brak de dag aan, waarop het regi
ment ingescheept werd cn Sterrewit werd met
alle andere paarden in een schip gebracht,
dat hen naar het vasteland zou voeren. Daar
na braken er vermoeiende dagen aan, waarin
soldalen cn paarden groote afstanden hod
den af te leggen en niet altijd genoeg te eten
en le drinken konden krijgen.
Natuurlijk joeg het eerste gevecht, dat hij
meemaakte hem ontzettenden schrik aan.
hoewel hij dapper en moedig was. Maar toen 1
hij zag, hoe soldaten en paarden, die zijn met
gezellen waren geweest, aan alle kanten van
hem gewond en gedood ter neder stortten,
werd het hem angstig te moede. Toch bleef j
bij moedig op zijn post en wende Hij spoedig
aan het dreunen der groote kanonnen, aan
den verblindenden rook en aan de jammer
lijke kreten der arme gewonden. Hij begreep,
dat hij de bevelen, welke hem gegeven wer
den, even goed moest opvolgen als ieder soj-
daafc en dat hij zijn meester moest brengen,
waarheen deze ook wilde gaan.
Op zekeren dag kreeg Sterrewit een steek
wond!, doch hij bekommerde er zich niet om,
w ant hij had het leven vap zijn meester gered
door nog juist bijtijds op zij te springen.
Als de nacht inviel, het gevecht voorbij was
en de groote kanonnen zwegen, hoorde hij
soms het kreunen van gewonden en sterven
den en het werd hem droevig te moede, ris
hij er aan dacht, dat hij velen van hen, die
altijd zoo vriendelijk voor hem geweest waren,
nooit meer zou terug zien. Hij vond den
oorlog verschrikkelijk en begreep niet, waar
om dc mcnsclien elkander doodden.
Nadat hij gewond was, bleef Sterrewit erg
stijf en verzwakt door het geleden bloedver
lies. Hij was blij, toen zijn been verbonden
werd en men hem bemoedigende woorden toe
sprak. Doch slechts gedurende een dag of
twee, drie werd hem rust gegund, toen moest
hij weer naar het front, want kapitein Charlie
had geen tweede paard. Zijn meester streelde
hem en sprak hem vriendelijk toe, vóór hij
hem besteeg.
„Braaf dier!" zei hij, „Brave Sterrewit, blijf
mij altijd even trouw als den laatsten keer,
dan zal ik naar huis schrijven, dat je een
onderscheiding verdient."
Sterrewit hinnikte zacht en wreef zijn neus
langs den schouder van zijn meester, blij, dat
hij 'door zulk een dapper officier geprezen
werd.
Hij deed den geheelcn dag dapper zijn
plicht en galoppeerde dwars door de vuur
linie zonder een gedachte aan gevaar. Hij
scheen op wonderlijke wijze voor de kogels
gespaard te blijven. Maar tegen den avond,
toen het gevecht «p een eind liep en de vijand
JArivaflo.Hr«\'<>n ward *rnf pen verdwaald
het edele dier in het onderlijf. Hij voelde het
bloed uit zijn zij stroomen. doch hij achter
volgde den tcruglrekhenden vijand en kapi
tein Charlie wist niet, dat zijn lieveling ge
troffen was. Door aanmoedigende woorden
spoorde hij het dappere dier aan. toen dit
langzamer begon ie loopen. Hij dacht, dat hij
slechts door de inspanning van den dag ver
moeid V as cn hoewel het edele dier zich met
elke minuut voelde verzwakken, gaf hij aan
dc stem van zijn meesier gehoor en rende hij
steeds voort. Doch plolscling kwam er een
mist voor zijn oogen cn zag hij niet meer,
waar hij liep. Ilij viel op zijn kmeen in het
zand en begon over al zijn leden te beven.
Toen sprong kapitein Charlie vlug op den
grond cn de arme Sterrewit rolde in het zand:
zijn trouwe oogen op zijn meester gevestigd,
dien hij nauwelijks meer zien kon.
Hij gaf een zwak geluid, alsof hij zeggen
wilde, dat hij gewond was en haalde diep
adem.' Kapitein Charlie zag oogenblikkclijk
dc vreefeelijke wond, waaruit liet bloed stroom-
dc. Ilij nam zijn veldflesch uit zijn zadel en
probeerde hem een selieut brandewijn in de
keel te gieten. Doch Sterrewit kon niet meer
slikken. Ilij was stervende. Zijn zachte, bruine
oogen keken den vriend, die probeerde h m
tc helpen, meewarig aan. Hel hielp toch niets
meer liet arme dier dacht nog éénmaal aan
dc groene wel, waar bij geboren was en aar.
het babbelende beekje met hel heldere water.
Hij hoorde dc vogels zingen en de lam
me' cn hlalciiTüj herinnerde zich alles, wat de
oude Flora, zijn moeder, tegen hem gezegd
had, en hij vroeg zich af, of hij zijn plicht
had gedaan. Toen als een antwoord op zijn
gedachten knielde kapitein Charlie naast
heul neer cn streelde zijn hoofd en zijn hals.
terwijl het stervende dier dc tranen van zijn
meesier op zijn lichaam voelde druppelen.
„O Sterrewit, arme Sterrewit, is dit nu het
einde? Nooit zal ik zulk een trouw paard
terugkrijgen. Mijn braaf dier. dat sterft op het
oogenblik der overwinning. Geen soldaat bedt
ooit met meer trouw zijn plicht betracht dan
jij deedt. Jc bent hchdapperstc paard van het
geheele regiment, mijn trouwe Sterrewit.'
Toen zuchtte Sterrewit en terwijl hij zijn
hoofd liet zinken, sliert hij gelukkig.
Dierenverhaal» jes.
verzameld door
A L E T T A HOOG.
Slimmerds.
Dat er slimmerds zijn onder de dieren, nou!
F.u soms hebben zc een wonderlijk geheugen.
Iemand, die buiten woonde, heeft me verleid,
wat hij eens m t zijn paard beleefde. Het
paard had iels aan zijn been gehad, waarvoor
de veearts was gehaald, die hem pijn had moe
ten doen; zoowat een jaar later rijdt de eige
naar met dit paard in de naburige slail. Op
eens doet het paard een zijsprong, ais schrikt
hij van iels. En wie liep daar aan den anderen
kant van de slraat? De vcearBI
Dat een raat sleelt, ja, dal weten we! wa
zeggen immers van iemand, die aan de bc
zitting van een ander komt, .hij steelt als <1<-
raven." Maar een raaf heeft ook een best ge
heugen.
Een tamme raaf, „zwarte Jakob' gennoma,
was opgenomen in 'i geaan van echte dieren
vrienden Want de oude heer en me
vrouw, bij wie de vogel aan huis was,
hadden vier honden en een zwarten ka
ter, welke laatste zicli altijd waardig cn
dellig gedroeg, tusschen de levcnsmakc-n-
de takshonden. En dat deze soms zoo
luidruchtig waren, ja. dal had Jakob dikwijls
op zh geweten. Die kon zc zoo echt plagen.
Als 't viertal rustig lag te slapen op 't gras
veld. don hipte Jakob .tusschen hen door, en
pikte er een in z'n staart. Die schrok dan
wakker, dacht dat z'n buurman hem gehelen
had, beet van zich af, en een vecht- en kef-
partij was natuurlijk 't gevolg. Jakob zat liet
op een afstand gade tc slaan, en wanneer dan
de rust in 't hondenkwartet was teruggekeerd,
begon Jakob 't spcllelje van voren af aan.
Op zoon manier had J.ikob ook eer.s een
jachthond van een gast geplaagd.- Daarvoor
had Jakob een termen lik opgeloopen van
dien ga-t. Dat vergat Jakob hem niet en ver
geten deed Jakob 't evenmin! Een langen lijd
daarna was die meneer, weer te gast. Hij zat
op een bank vóór T buis met zijn gastheer te
pralen. Die bank was uil lallen gemaakt, dus
met reten in de zitting. Dit scheen dc-shmiM
Jakob 'n prachtige gelegenhe.d loc om zich
Ie wreken. Ongemerkt kwam het dier onder
de bank. Meteen sprong de gast met een
au!" op, en greep naar den onderkant van
'zijn bovenbeen. „Wat nou7" vroeg de gast
heer. maar tegelijk begon hij le lachen, wan
hij begreep, wie den gast zoo pijnlijk gepikt
had Jakob vloog van onder de bank van
daan, ging een eind v de boven op den gie
ter zitten, en keek parmantig rond.
F.en bok, die op dezelfde plaats was groot
gebracht. was niet alleen sterk maar ook slim
Als klein bokje was hij in t bosch gevangen,
en toen hij al een groot dier was met stevige
horens, liep hij loeli nog vrij op de plaa.s
rond. Dal hij opperbest wist. vrat „mocht e
wal „niet mochtdat ondervond
hulpje van de keukenmeid. Riekje was wat
snoenachli" en vooral bij rijpe vruchten was
ze niet W veHrouwen. Op een dag in begin
van den zomer werd zij door de keukenmeid
naar den moestuin gestuurd om wat pieler
sclie te halen. Ze moest de aardbeienbedden
voorbij. waar menige ronde vrucht tusschen
de bladeren uilkeck. Riekje keekeens
er was niemand te zien - en Riekje stond al
•gebukt over de aardbeien, en t eene geunge
vruchtje na 't andere werd geplukt en naar
den mond gebracht. Zoo verdiept was ze in
haar lekker werkje, dat zij nergens meer op
lette Op eens krijgt ze een hevigen stoot en
valt voorover in het o.ardbeienbed! A erschrut
vviJ zc opstaan, maar daar krijgt - weer een
stoot no" een, en nog een, telkens als ze pro
beert op"te staan. Achterom kijkend ziet ze
dat het de bok is. die haar zoo trakteert. O.,
is 't die maar' dat is lang zoo erg niet, als
dat het de keukenmeid of de tuinman was
weging maken om °P °/e bewerken,
met gebogen koP stond, gereed om haar op
nieuw te stoolen, als ze op zou willen staan.
Eerst toen de tuinman haar beet pakte, hield
de bok op. „Nu krijgt zc wel haar verdiende
loon", dacht zeker de slimme bok.
Ja, er zijn slimmerds onder de dieren!
Kabouterljesverdrief.
Heel zachlkens kwamen géloopen
Kaboutertjes, één voor één.
Op de heide, dicht bij een berkje.
Schaarden zc zich bijeen.
Het was zoo koud en de sneeuw lag dik,
Hun neusjes waren rood.
Ze bibberden van de winterkou.
Hun handjes waren bloot.
Hun oogjes waren rood behuild,
Want, ach!, zij hadden verdriet
Om 't vriendje, dat gestorven was.
En droef hen achterliet.
Twee droegen er 't zwarte kistj#,
Twee dolven het grafie klein.
Dc anderen bogen hun knietjes.
Hun hartjes deden pijn I
Op 't wit gesneeuwde grafje
Scheen vredig nu de maan.
Ilun vriendje was begraven,
\r- 2iciiie omhoo-7 gegaan!
Het geheimzinnige koord.
Knoop een stuk koord van een halven me
ter aan de einden samen en schuif het door
een ring. Leg het dan over beide wijsvingers
van een vriendinnetje, die zij uit elkaar houdt,
zoodat het touw strak is en de ring in het
midden hangt.
Nu zeg jc, dat je meer kunt dan een ander
cn iu staat bent den ring los te maken zon
der het koord door te knippen. Natuurlijk zal
iedereen dat niet dadelijk gelooven en nu be
gin je je kunst te verloonen.
Je strijkt met beide wijsvingers naar de
linkerzijde door den draad en trekt het on
dergedeelte er van over het bovenste, slaat
eerstgenoemde als lis naar voren om den
rechter wijsvinger van jc vriendinnetje, neemt
het rechts van boven liggende gedeelte van
den draad en slaat het tusschen den midden-
en den wijsvinger van je vriendinnetje door
om haar wijsvinger. Tracht nu den ring los
le trekken, wat jc zonder moeite gelukken
zal.
Gember.
Iedereen kent natuurlijk de handelsgember,
evenals gemberkoek cn gciuber-broodjes. Maar
wat die gember eigenlijk is, waar zij vandaan
komt en hoe zij geteeld en gewonnen wordt,
is waarschijnlijk minder bekend.
Dc gemberplant is ccn gewas, dat oorspron
kelijk slechts iu het Zuiden van, Azié groei
de. maar thans in alle tropische gewesten
gekweekt wordt. De plant gelijkt wel wat op
d« Canna's. die wij 's zomers hier in tuinen
zien. Uit een kruipenden en sterk verlakten
wortelstok komen bladen- en bloemdragende
stengels, die lol 1 Meter hoog worden cn ter
weerszijden lange, niet zeer breede en gaaf-
randige bladen diagen. De bloemen van de
gemberplant zijn fraai geel en violet, meer
dere staan aan den top van een stengel bij
elkaar.
De plant heeft een vochtig klimaat noodic.
veel zonneschijn en een lossen en vruchtbaren
grond. Zij kar, tot op groole hoogten worden
gekweekt, tot hoog in het Hi mala ja-gebergte
treft nfen haar aan.
Dc gember is niets and, rs dan de wortel
slok van.de gemberpl.nt. Deze wortelstok is
met een rimpelig, grauw kurklaagje bedekt
hij breekt gauw en zeer ongelijk. De smaak
van den wortelstok is sterk, brandend, de
geur is aangenaam aromatisch.
Die wortelstok van de gemberplant is in
gedroogden, veelal .'.cconfülcn toestand, van
ouds bekend als pril kelende toespijs en ah
geneesmiddel, inzohderlieid om de spijsver
tering tc bevorderen.
Vroeger gebruikte men de gember het meest
als kruiderij. Do gedroogde wortelstok werd
in stukjes gesneden of geraspt en met andere
spijzen gemengd of daarin afgekookt, om er
ccn prikkelenden smaak aan te geven. Ook nu
nog wordt dc geraspte gember nog wel ge
bruikt bij bet inmaken van zuur. Dc zestiende-
■EE
eeuwBclie kruidkundige Dodonaeus schril#
omtrent de gcmberwortelstokken:de selve,
noch vocht endc versch zijnde, ende iuttó)
scherpiclieyts hebbende, clevn ghcsnedeh,
worden met ander cruydcn in salact getefï,
met ediek, olie ende saut, ende oock mei
vleesch ende met visch gesoden, om de selve
oenen goeden smaeck ende reuck te geven.
Oudtijds werd warme wijn met gember cn
komijn als een middel tegen buikpijn gebruikt.
Tegenwoordig gebruikt men dc gember
meestal met suikerstroop geconfijt of met sui
ker gckandcerdc stukjes gember als nagerecht.
Zij is zoo goed als uitsluitend lekkernij. Ook
in dc bakkerij en banketbakkerij wordt gem
ber gebruikt. Het meest bekend zijn do genu
berkoek en de gemberbroodjes. Verder wordt
uit gember een likeur vervaardigd en gem
berbier. Het laatste wordt vooral in Engeland
als een verfrisschcnden drank gebruikt. Het
bestaat uit gember, suiker, citroensap, honig
cn water .In Suriname maakt men het gent*
berbier door gember fijn te stampen, zc eenige
dagen in water te laten staan en daarna door
een doek te flltreeren. Vervolgens doet men er
suiker bii en soms kruidnagelen. De drauK
wordt zonder gegist te zijn gebruikt.
De gember is zeker een van de oudste spc*
ccrijcn, men kent zelfs den ouden Sanskriti-
schen naam er van. Ook de Grieken en Romel*
nen kenden haar en in de middeleeuwen speel
de zij een belangrijke rol in dc handclsbetrck*
kingen tusschen Europa en het Oosten. Ook
de in suiker ingemaakte gember was toen zeer
gezocht Men kent uit dien tijd verbodsbepa
lingen voor den verkoop van vervalschtc of
gekleurde gember, terwijl in Duilschc cn Z\vit«
sersche steden namen van straten of huizen
aan gember ontleend zijn.
Dc gemberplant schijnt reeds aan Marco
Polo bekend geweest le zijn, in 1292 is zij
waarschijnlijk voor het eerst beschreven. Van
Azië werd de plant naar Amerika overge
bracht en reeds omstreek 1550 werd gember
van Wesl-Indië naar Spanje verscheept.
Al heeft de gember als specerij en genees
middel 'niet meer zooveel beteekenis als iu
vroeger eeuwen, toch is zij nog altijd een
belangrijk handelsproduct. Bii eiken kruide
nier zijn de bekende blauwe potten gem],
voorhanden. Terloops zij er aan herinnerd,
dat de leege gemberpotten zeer geschikt zijn
om er bloemen in te plaatsen.
Men kan van de wortelstokken der gember
plant gedroogde of geconfijte gember maken.
Om dc gedroogde tc krijgen, laat mén de
«wortelstokken rijp worden, men wacht tot de
stengels beginnen le verwelken. Dan worden
de wortelstokken voorzichtig uitgegraven, do
aanhangende aarde, wordt onmiddellijk ver
wijderd. vervolgens doopt men de wortelstok
ken in kokend water en droogt ze daarna in
dc zon De gedroogde wortelstokken worden
in stukken van ongeveer 1 d.M. lengte in den
handel gebracht.
Voor de geconfijte gember moet de wortel
stok jonger zijn, hij is dan saprijker en niet
zoo vezelig. Als een geschikt tijdstip voor hef
oogsten neemt men aan het begin van den
bloei.
In Ned'erlandsch-Indië wordt dc gember
alleen geplant ter voorziening in de plaatse
lijke behoefte, uitvoer heeft niet plaats. In de
inlandsche geneeskunde wordt rauwe gember
geraspt aangewend als meersel tegen gezwel
len of ïhcumatiek cn wel legen hoofd
pijn.
Gember wordt voornamelijk uit Bengalen,
Chin-'. Cocbin-China en Jamaica aangevoerd.
Men onderscheidt ze meestal naar het land
van herkomst. Het handelsproduct ziel er niet
altü 1 hetzelfde uit, in verband niet de verschil
lende bewerking die het ondergaan heeft Is
de wortelstok niet geschild, dan is dc ge
droogde gember aan de oppervlakte asch-
grauw of ceel-bruinachtig (Barbados-gemberl
De voornaamste handclssoorlen zijn echter
h geschild, zooals de Bengaalschc gember
of geheel geschild, zooals de Jamaica- en
Cochin-China-gembcr. Het oppervlak van de
gember is in het'laatste geval wit. Niet zeldci
wordt de wortelstok, om hem een fraaier
uiterlijk le geven, nog met kalkwater gebleekt.
De mei suiker ingemaakte gember komt uit
China, Jamaica en Barbados.
Lenteavond.
's Avonds, na het eten,
spelen wij voor 't huis;
't allerliefste doen wij
allen: „kat en muis."
Wij en onze buurtjes
staan dan in een kring,
hand aan hand; zoo maken
wij een grooten ring.
"Wie de kat zal wezen
wordt er afgeteld;
ook wie m u i s is ieder
is daar op gesteld.
Muis wordt losgelaten,
draaft en holt en rent,
maar k a t is erg waakzaam,
toont zich steeds present.
Muis ontsnapt toch telkens
in en uit den lering,
en wij juichen allen:
„toe dan, muisje, spring
„Laat kat je niet pakken,
„hier maar 'door, kom vlugl"
'r— o, wèt een "vergissing
kat keert gauw terug 1
Zij ontmoet het muisje 1
is me dót een schrik!
gauw is muis gegrepen,
in een oogenblik.
't Spel is uit, kom jongens,
nu met frisschen moed
weer een kat gekozen
weet jc wat jc doet?
Laat mij 't muisje wezenl
dacht jij, dat 't zóó ging? -
mis hoor, baasje, blijf maar
netjes in den kring.
Wie kent aftelrijmpjes?
eerlijk zal het gaan,
anders is ons spelen, a
's avonds, gauw gedaan!
Want komt er gekibbel,
uit is 't met de pret!
o, dédr wordt geroepen
moeten we naar bed?
Moeder, nog héél even,
toe, 't is nog zoo licht
en nog nergens zie ik
luik of blinden dicht.
Nog een paar minuutjes;
we doen „kat en muis",
als dit uit is, komen
w' allen gauw naar huis.
Toe dan, jongens, hoor je 't?
gauw <lit nog gespeeld,
en dan morgenavondi
weer, tot t ons verveelt.
Her manna*