^joot3 <k Ueügd,
I
a
De Familie Wharton.
Een verhaal uit Zuid-Afri-ka.
Na^r het Engelsch van Q, J. BLASE.
Bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK VII.
Een groot, -kaal stuk land vertoonde zich
aan hun oog 5 daarachter -was nog meer ijzer-
'draad en nog meer grond met struiken en
hier en daar een enkelen hoorn. Nergens was
echter een struisvogel te bekennen, totdat An
ton er cén ontdekte vóór Chris. Hij uitte een
luiden kreet, gedeeltelijk uit angst en gedeel
telijk van verrassing.
Het was heel iels anderö over struisvogels
it lezen dan zoo n groot dier in de werkelijk
heid vlak hij zich te zien, vooral ais het met
§en verbazende vaart kwam aanrennen
Hij zag er heel kwaad en strijdlustig uit en
was zóó groot, dat Anion zich angstig achter
Paul verschooL
v t)it is de oude Wilvleugel1', zei Paul. „Pas
d'ér opt Ik verzeker jullie, dat er op het
oogenihlik niet met hem te spotten ya-lt.'
Paul maakte nu behendig, dat hij vlak voor
het dier kwam te staan en dreef hem met zijn
jSlok lerug, hetgeen hem tot groote verba
zing van Chris dadelijk gelukte.
„Dit is de kwaadste van allemaal'', vertelde
Dick. „Het scheelde niet veel, of hij doodde
eens één van onze Kaffers. Arme, oude PietI
jVat werd hij mishandeld! Zoo lang hij. leef
de, durfde hij nooit meer binnen het kamp te
komen."
Anton bewonderde de sierlijk afhangende
veeren van Wilvleugel, die dit dier zijn naam
hadden gegeven, doch dit nam niet weg, dat
hij zich allesbehalve op zijn gemak voelde,
zoolang de struisvogel zich in zijn nabijheid
bevond.
- .Dick zag niets of deed-, alsof hij niets
zag van Anions angst.
„.Het kwam natuurlijk, doordat Piet een
zwartje was", ging hij voort. „De dieren kun
nen hen niet uitstaan. De Kaffer-jongen, die
de struisvogels verzorgt, zal wel oppassen niet
in de nabijheid van "Wdtvleugel te komen, en
jullie moet bier ook nooit alleen binnengaan.''
„Dat zullen we niet licht doen", mompelde
Anton.
„Spreek alleen voor jc zelf, Anton", zei
Chris, „als ik zoo'n slok had, zou ik niet bang
zijn.''
„Jc moet loth oppassen", merkte Dick op.
„^laar laten we nu eerst eens naar Witvleugels
wijfje gaan kijken. Zij zit te broeden."
„Lk dacht, dat struisvogels bun eieren al
leen maar legden en het wanne zand de fest
deed."
„Dat is een sprookje; struisvogels broeden
niet alleen zelf hun eieren uit, maar het man
netje broedt even goed ais het wijfje. Gedu
rende zes weken doen zij het om beurten, dog
cn nacht en als die lijd voorbij is, zijn beiden
heel vermoeid. Hier is het nest en mevrouw
Wilvleugel ziL er op."
liet schouwspel van den groolen vogel op
den grond, in de eigenaardige houding, die
struisvogels nu eenmaal hebben, als zij zit
ten, \vas te grappig, dan dat Chris ernstig kon
blijven. Hij lachte hartelijk cn dit lachen
scheen mijnheer Wilvleugel te versloren, die
in dreigende houding op hen afkwam, hel
vreemde, brullende geluid makende, da* man.
netjes-struisvogels eigen is.
„Pas d'er op!" riep Paul opnieuw, terwijl
hij met zijn stok zwaaide. Toen Anton zag,
hoe hard hel cider op het gezicht der scherpe
dorens wegliep, kreeg hij weer wal meer
moed.
Er was voor mijnheer en mevrouw Wilvleu
gel, als de aanstaande vader cn moeder van
een groote familie, een flink terrein gereser
veerd Toen de bezoekers aan het einde ervan
gc-komen waren, werden hun eenige omhei
ningen gewezen met andere vogels. Zij zagen
ook een gedeelte "van het terrein, waar de
jonge vogels verblijf hielden en zij bewonder
den de groote, jonge dieren, die pas twee of
drie weken oud waren. Het zachte, fluweel
achtige dons van deze vogels leek nog niets op
Je veeren, waarom de struisvogels beroemd
zijn. Deze krijgen ze niet, voordat zij een paar
jaar oud zijn. Doch oen volwassen mannetjes-
struisvogel zooals Wilvleugel is een prachtig
gezicht. Zijn glanzend, zwart lichaam, zijn
mooie veeren cn zijn gcheele houding maken
hem tol den koning der vogels.
„De verhalen van reizigers zijn vocht drie
kwart fantasie, is hol niet?'' vroeg Anton.
„De oude aardigheid bijvoorbeeld, dat een
struisvogel zijn kop in het zand steekt en
denkt, dal niemand hem ziet, omdat hij niets
tiet. is toch zeker een verzinsel?"
„Dat is hel", antwoordde Paul, „maar
struisvogels zijn toch wel heel domme dieren.
.Verstand hebben ze niet. Sommige onzer
vogels doen niet alleen dingen, die dom,
maar zelfs idioot zijn. Zij schrikken soms van
niets een hond, een geluid, een denkbeel
dig iels en rennen als bezetenen over het
terrein, totdat zij in het ijzerdraad verward
raken en hun pooten breken, zoodaf er een
eind aan liun leven komt".
„Kunnen hun poolen dan niet gezet wor
den?"
„Nee, een struisvogel met gebroken poolen
moet altijd worden afgemaakt. Het is eigen
aardig, dal liocwel hun poolen sterk genoeg
fijn om er een man mee omver te gooien, zij
loch zoo bros als porselein zijn. Als ze vcch-
jttn, breken ze hun pooten en als zij dansen
(Dii dat doen zij maar al te graag even-
tens."
„Hoe komen ze zoo dom?"'
t. Terwijl Chris dit vroeg, keek hij naar den
struisvogel, die het dichtst bij hem stond en
Jfij vond zelf het antwoord pra^tige, witte
(Vecren en mooie, donkere oogen in den klei
den kop, waarin niet veel plaats voor herse-
pcA scheen te zijn. Schoonheid en kracht zon
der wijsheid is het deel dezer reusachtige
.yógelg.
^JfVWat doen ze met- dé vogels, ate ze afge-
zijn?'1 vroeg hij.
f' „El-en natuurlijk. Als je eenmaal slruisvogel-
»oej> gagelen heb!, zul je vind-en, dat ze goed
emaakl, hoewel sommigen het vleesch wat
slerk vinden. Soms eten we de eieren ook.
Elk ei j_s ongeveer zoo" groot als ly^'dqzilp1
kippeneieren en niemand weet beter er ome
letten van te bakken dan Moeder."
„Van eieren gesproken'', ging Dick voorj,
„jullie moet de broedmachine nog zien", en
nu gingen zij naar een lang, laag gebouw.
Een groote waterbak, die onafgebroken door
groote laanpen-verhit werd, was boven eenige
laden geplaatst, waarin de eieren lagen.
Paul opende één der laden en liet den jon
gens zien, hoe hvee of drie kuikens hun ste
vige gevangenis verbroken hadden en er wel
spoedig heelemaal uit te voorschijn zouden
komen,
„Soms moeten we hen een handje helpen,
maar meestal is dat niet noodig. Het zijn aar
dige dieren, als ze jong zijn.'i
„Ik begrijp niet, waarom je ze kunstmatig
uitbroedt"', zei Chris. „Waarom laat je het de
struisvogel niet zelf doen?"
„Wc maken er op deze manier meer geld
van", legde Dick uit. „Als we de eieren dade
lijk nadat ze gelegd zijn, uit de nesten nemen,
Mijven ze doorleggen, totdat er veel meer zijn
dan zc bij mogelijkheid kunnen uitbroeden. Al
de extra eieren leggen we dan in, de broed
machine. In de beste dagen der struisvogel-
teelt waren kuikens van een paar dagen wel
zestig gulden waard. Dat krijgen we er nu
niet voor, doch er valt toch nog een flink
duitje mee te verdienen."
„Je hebt zeker veel werk met het schoon
houden der lampen en het verzorgen der
eieren?"
„Ja nogal I Als de machine vol eieren is,
heeft Paul geen rustig oogeniblik. Ze moeten
steeds gekeerd en nauwkeurig gadegeslagen
worden. Voortdurend opletten is een eerste
vcreischte om een goed struisvogelkweeker te
worden."
Een Kaffer-jongen bewaakte in den zonne
schijn een twintigtal kuikens en een ander
zwartje bracht hun hun rantsoen maïs.
„Zoo nu en dan geven we hun ook gemalen
beenderen en zout, doch hun meeste voedsel
pikken ze op het terrein. Zij eten van de strui
ken, die .hier en daar staan.''
„Is het waar, dat zij van alles inslikken?"
vroegen de jongens.
„Ja, zij slikken spijkers, steencn, glas, leer,
hout en van alles in, doch zij doen eigenlijk
niet anders dan een vogeltje in een kooi, dat
een korreltje zand oppikt. Alleen gaat bij hen
alles in het groot. Zij hebben die harde dingen
noodig om hun voedsel te malen. Maar kom,
wc moeten ons haasten; dit is „pluk-kraal",
waar hun veeren tweemaal per jaar worden
uitgetrokken."
„Doet dat geen pijn?"
„Niet erg, en de veeren, die iedere Hotten
tot en Kaffer hier voor niets kan krijgen om
zich op te sieren, kosten zooals jullie
weet heel wal in Europa. Je zult eens zien,
hoe druk wij het krijgen als het plukken be
gint. Er valt dan heel wat te soirleeren, te
wasschen en te verpakken. Maar ik denk, dat
jullie evenals ik langzamerhand zult gaan
voelen, dat het etenstijd wordt. Op een ande
ren keer zullen we nog eens gaan zien, wat
er vandaag bij inschiet."
Zij lieten Paul nu in liet kamp achter. Dick
hield zijn slok zorgvuldig voor de jongens en
zichzelf en leidde hen zoo weer over het ter
rein der familie "W-itvleugel.
Vermoeid cn hongerig kwam het drietal
thuis.
HOOFDSTUK VUL
Thomas Wharton kwam van zijn inspectie
on er Wharton Kop Farm al even opgewekt
thuis als zijn zoons. Ilij had een lang gesprek
gehad met zijn broer, hetgeen hem heelemaal
uit den put gehaald had, zoodat hij vol ver-
tróuwen was op de lockomst. Bovendien had
hij nu pas een juist denkbeeld gekregen, hoe
ver zijn broer bet door eigen krachtsinspan
ning gebracht had, terwijl deze niets liever
wilde dan hem met raad en daad ter zijde
sta.au.
Een bezoek aan de schapen kraalls' had
bewezen, dat zoowel dc Engclsche schapen
als die uit de Kaap welke volgens Thomas
eigenlijk geen schapen waren, omdat ze haar
in plaats van wol op den rug hadden er
uitstekend uitzagen.
Er was ook een kudde prachtige Angora-
geilen, langharige, sneeuwwitte dieren; voorts
paarden, ossen, kippen en varkens, alles op
groote schaal. Ook brachten zij een bezoek
aan liet struisYogelkamp, den grooten moes
tuin en den dito boomgaard. Dit alles maakte
op Thomas Wharton een geweldigen indruk.
Zelfs de bijenkorven werden niet vergeten, die
altijd tante Alice's provisiekamer van honig
voorzagen, een uitstekend geneesmiddel voor
hoesten cn keelpijn.
„Een dokter hebben we hier niet noodig",
zei Edward legen zijn broer. „Er komt er, ge
loof ik, wel éen een paar keer in de maand
in Scymourslack, dook hij heeft ons nog geen
bezoek gebracht. Ilct leven is hier heel ge
zond. dat zul je spoedig genoeg ondervinden,
Tom. Ik had gedacht, dat het beste voor je
zou zijn, een stuk land naast het mijne te koo-
pen cn met mij samen to doen. Ik zal wel
voor het geld zorgen cn je met een en an&er
voorthelpen. Jij en Chris, als hij oud genoeg
is, zult je krachten geven en alles zal best
gaan."
Thomas dacht een oogenblik na. „Ja, maar
waar moeten we wonen?" vroeg hij. „Wc
kunnen met ons allen jezelf en jc goede vrouw
toch niet tot last zijn. Wie weet, hoe lang hot
nog duurt, voor ik aan een eigen huis kaa
denken?"
Eduard lachte lïarlelijk. „O, dat is niets, we
hebben hel huis zoo dikwijls vol. Dat zul je
in den jachttijd wel eens zienniet vijl' of Hen,
maar lussclien de twintig en veertig gasten,
die in de schuren, op zolder en overal slapen,
voor zoover er geen ruimte meer in de kamers
is. Doch in allen ernst, Tom, je moet geen
oogenblik denken, dat je ons te veel bent. Je
kunt hier genoeg land krijgen, doch geen ge
schikt huis. Daarom moet er een voor je ge
bouwd worden en zoolang dat jiog niet klaar
is, blijven jullie bij ons en beschouw je ons
huis gelïeel als het jouwe.0
Er was nog eemge overredingskracht toe
npodig om Thomas Wharton over te halen,
doch dit gelukte zijn broer ten slotte. Ook
slaagde hij er in, iets van zijn eigen verwach
tingen omtrent Chris bij zijn broer op te wek
ken. -
„Geloot me maar. Toni. die jongen ïröeft
slechts eenige leiding hebben, dan zul jc eens
zien, hoe gauw hij je rechterhand is. Als hij
twee jaar ouder is, zal hij evenveel kunnen
doen als Dick. Wat Anton betreft, hij snuffelt
te veel in dc boeken voor een goede farmer
Maak van hem een onderwijzer of een domi
nee. aan beiden hebben we hier behoefte.
Moeder Wharton had in dc keuken haar
oogen uitgekeken. Zij cn Edith zagen met be
langstelling, hoe hel eten werd klaargemaakt.
Met struisvogelsoep Lcgon dc maaltijd.
Alles smaakte heerlijk en zelfs Chris vond,
dat hij even lekker zoo niet lekkerder
gegeten had als op den Zeevogel.
Na het eten bleven zij een uurtje in huis cn
vertelden elkander van al hetgeen zij dien
morgen gezien hadden.
Natuurlijk Runnen wc den eersten lijd op
Wharton Kop Farm niet van dag tot dag be
schrijven, maar ik wil jullie toch even vertel
len, dat Chris onder Pauls leiding spoe
dig de buks kon lianteercn en dat hij ver
langde naar de jacht, die gehouden zou wor
den, zoodra het wat geregend had; dat Anton
het gehecle huis afzocht om wal leesbaars te
vinden en dat hij niets anders vond dan oude
schoolboeken van Lily en Diok en oude kran
ten, die hem niet veel belang inboezemden.
„Lees je dan nooit?" vroeg hij Dick ver
baasd.
„Wij leven, jongen, cn dal is beter dan
lezen", antwoordde Dick, maar Lily zei:
„Wel Anton, als je' eens naar Pauls huisje
ging, hij zal jc zeker wat boeken willen lee-
nen. Hij heeft er een massa en krijgt er steeds
nieuwe boeken en tijdschriften bij.
Anton herinnerde zich nu de boekenplank,
die hij in Paul Harvey's „kasteelhad gezien
en besloot naar hem toe tc gaart. Paul was de
vriendelijkheid, zelve; hij praatte met Anton
over zijn lievelingsschrijvers, leende hem eeni
ge boeken en beloofde hem dc nieuwe tijd
schriften, zoodra hij deze ontvangen had. Op
het laatste oogenblik dook hij in een kist, die
onder hel raam stond en waaruit hij een
massa tijdschriften te voorschijn haalde.
„Deze mag je ook lezen en misschien wil je
zusje de plaatjes graag zien."
„O, dapk jc wel!" zed Anton dankbaar.
„Wanneer lees je eigenlijk?'' vroeg bij nieuws
gierig.
,,'s Avonds meestal. Dan is hel hier wAt ge
zellig. Bovendien heb ik veel brieven te schrij
ven, waarvan sommige heel lang zijn. Twee
maal in de week ga ik naar Scymourslack om
mijn brieven weg te brengen, terwijl ik dan
de post mee terugbreng."
Anton glimlachte en dacht aan Lucie Day,
van wie Dick hem verteld had.
Paul verlangde evenals iedereen op de
farm naar regen. Reeds dagen aan één stuk
vertoonden er zich wolken aan den hemel,
doch telkens verleerden zij weer, zoodat de
regen uitbleef en alles nog even droog en dor
was als te voren.
Er viel in den tuin en den boomgaard heel
wat te doen: Steeds moesten de booraen en
planten gegoten worden, doch gelukkig was er
water in overvloed op Wharton Kop Farm.
De breede waterstroom was nog niet uitge
droogd, zoodat de struisvogels met hel warm
ste weer langs den kant konden gaan liggen
en hel water door hun lange, dorstige halzen
naar beneden laten glijden, terwijl er geen
eind scheen te komen aan het aantal emmers,
die uit den put achter het huis werden ge
haald.
Toch werd er hard naar water verlangd.
„Al gieten we-ook nog zooveel, er gaal toch
niets boven regen", zei oom Eduard, als hij
's avonds onderzoekend naar de lucht keek.
Op een avond, dat iedereen naar bed was
gegaan met dc gedachte, dat het den volgenden
dag wel weer felle zonneschijn zou zijn,
barstte dc bui los. Chris werd even'*na midder
nacht gewekt door een geheimzinnig gednip
pel, dat vlak bij zijn bed scheen te zijn. Tikl
TikI Tikl Waar kwamen dc druppels van
daan? Plotseling stroomde hel water met een
bulderend geraas naar binneneen ontzetten
de lichtstraal en dc hardste donderslag, die hij
ooil fn zijn leven gehoord had, volgden. Hel
was een hevige storm. en onweersbui, zooals
die aan de Kaap kan voorkomen, cn binnen
een paar minuten was dc geheele familie op dc
been.
Edith en haar moeder, die haastig eenige
klccdingslukken hadden aangetrokken, kwa
men angstig te voorschijn. De storm was zóó
hevig, als zij er nog nooit een hadden bijge
woond, zoodat zij niet weinig ontsteld waren
Doch toen zij zagen, hoe kalm tante Alice en
Lily zich hielden, schepten zij eveneens moed
en verheugden zij zich zelfs met de anderen
over „het geluid van den overvlocdigen re
gen".
Het druppelen, dat Chris gehoord had, liet
zich spoedig verklaren. De storm had een
zwak plekje ontdekt in het dak der slaapka
mer van dc jongens en het euvel nam toe. zoo
dat Anton, dio eerst in bed was blijven liggen,
dour het water heen moest waden om de
huiskamer te bereiken.
Aan slapen viel er dien nacht niet meer te
denken. Gelukkig sloeg de bliksem niet in en
den volgenden morgen zagen Eduard en Tho
mas Wharton evenals de jongens, dat het
overtollige water naar dc droge velden geleid
werd. Zonneschijn na regen hoe frisch en
heerlijk zag alles cr nu uit. Menschen zoowel
als dieren genoten van de heerlijke verfris-
sching.
(Wordt vervolgd}.
Grootmoedige wraak.
Jullie kunt mij op de kaart van Europa ze
ker wel de stad Genua aanwijecn, aan de golf
van dien naam gelegen? Nu behoort zij tol
het koninkrijk Jtalié, maar vroeger was zij
de Jioofdstad \3u een machtige republiek,
dié echter even als ons vaderland, wel eens
het tooneel was van burgeroorlogen, want pok
daar kon het volk het met den adel niet best
eens worden. Een tijd lang was de volkspartij
meester en haar aanvoerder, yberlo, voerde
met vaste hand dc teugels vffn het bewipcL
Hij was wel van eenvoudig afkomst, maar <jén
man met een edel karakter, die door den hóii-
del rijk wasgeworden.
Dc adel liet geen middel onbeproefd om
£an dieyolksreg$eri£g een eind© te maken, en
slaagde'iT ook eindelijjk wéér .jh'vIici,9.1?P^1';
ttcziifl 1 ii) JnuMtea,té Jeriigeo. wOcze
praal trad hij echter niet onverbiddelijke ge
strengheid tegen de volkspartij op. Uberlo
werd in de gevangenis geworpen cn behan
deld, alsof hij' de ergste boosdoener was. Ilij
werd ten laatste veroordeeld lot levenslange
ballingschap, terwijl al zijn bezittingen ver
beurd werden verklaard. Dc voorzitter der
rechtbank, Adorno, die dit vonnis uitsprak,
was een man vol hoogmoed en zeer troisch
op zijn adeL Met heel aanmatigende woorden
deelde hij Uberto zijn vonnis mee. „Gij," zoo
sprak liij, „de zoon van een armen werktuig
kundige, hebt bet durven wagen den adel van
Genua met voelen tc treden. Door zijn genade
zijt gij nu veroordeeld weer in het niet te zin
ken, waaruit ge zijt voortgekomen."
Met onderwerping hoorde Uberlo hel von
nis aan, doch gekrenkt door dc wijze, waarop
Adorno hein had toegesprokn, zei hij dezen,
dat er wellicht eens een tijd zou komen, waar
in hot hem leed zou doen op die wijze tot een
man gesproken te hebben, die een ©veil gevoe
lig hart! bezat als bij zelf. Met een diepe bui
ging verliet hij de raadzaal, en nadat hij van
zijn vrienden afscheid had genomen, scheepte
hij zich naar Napels in. Ilicr zamelde hij
eenige gelden in, die hij nog van Napolitaan-
sche kooplieden had in te vorderen, en met
dit overschot! van zijn vermogen vestigde hij
zich op een eiland, dat aan dc republiek Ve
netië behoorde. Door ziju vlijt en uitgebreide
handelskennis verwierf hij zich in weinige
jaren een nog veel aanzienlijker vermogen
dan (hij vroeger ïn Genua had bezeten cn zijn
naam en zijn grootmoedigheid waren wijd cn
zijd' bekend.
Eén van dc steden, die bij als koopman dik
wijls bezocht, was Tunis, een stad aan de
noordkust van Afrika, gelegen, wier inwoners
langen itijd een schrik waren voor dc handel-
drijvenden op de iMiddcllandsche Zee, want
zij waren al even erge zceroovers als bun
buren, de Algerijnen. In dien tijd waren aij
mot de Venetianen op goeden voet, ofschoon
zij Genua en dc overige ïtaliaansche stalen
heel vijandig gezind waren.
Toen Uberto op een keer één der voornaam
ste heeren uit Tunis een bezoek op zijn bui
tenplaats wilde Mengen, zag hij een jongen
slaaf in ketenen werken. Zijn gunstig voor
komen maakte een wcemoedigon indruk op
hem. De jongeling scheen gebukt onder den
zworen arbeid, waaraan zijn lichaam niet ge
woon was en terwijl*hij nu cn dan op het
werktuig leuude, waarmee bij arbeidde, elaak-
to hij diep© zuchten en vloeiden er tranen
langs zijn wangen. Eenigen (ijd zog Uberto
hem medelijdend aan cn sprak hem toe in het
Italiaansch. Toen de jonge man zijn moeder
taal hoorde, keek hij verrast op. Op de vraag,
vanwaar hij kwam, deelde hij Uberto mede,
dat hij een Genuees van geboorte was en wel
de eenige zoon van een der eerste mannen
iu Genua, Adorno gehcclcn.
„Adorno!" riep Uberlo uit, maar hij be
dwong zich en sprak niet verder uit, wat hij
dacht: „Goddank! dan zal ik mij op edele wij
ze wreken."
Nadat hi] van den jongen man afscheid had
genomen, zocht bij terstond den kapitein der
zceroovers op, wicn de slaaf toebehoorde, cn
uadat hij dien gevonden had, vroeg hij hem
hoeveel losgeld hij voor den slaaf cischle. Het
bleek nu, dat dc kapitein bijzondere waarde
aan hem hechtte en hem niet onder de 2000
kronen wilde ontslaan. Uberto telde hem de
som uit en loen hij den bediende van den ka
pitein had gelast hem met een paard cn een
volledig stel kleeren tc volgen, keerde hij naar
den jongen Adorno terug, die zijn arbeid weer
had hervat. Uberto kondigde hem aan, dat hij
vrij was, nam hem zelf dc handboeien af,
hielp hem van kleeren verwisselen en te paard
stijgen. Adoimo kon zich niet anders verbeel
den dan dat hij droomde en zijn vreugde was
zóó groot, dat bij geen woorden kon vinden
om zijn weldoener te danken.
Toen hij echter in diens woning aan den
discli zal, ja, toen moest hij wel gclooven, dat
zijn bevrijding waarheid \yas.
Niet lang daarna had Uberto zijn zaken te
Tunis afgedaan en keerde hij in gezelschap
van Adorno, dien hij hoe langer hoe meer
lief kreeg, naar huis. Deze bracht nog eeni
ge dagen bij zijn weldoener door en
werd in diens huis met zooveel oplettendheid
en genegenheid behandeld, ulsof bij de zoon
van een geliefden vriend was. Zoodra er een
geschikte scheepsgelegenheid naar Genua ge
vonden was, gaf Uberto hem een vertrouw
den dienaar mee, zorgde voor een schitteren
de uitrusting en gaf hem een rol goudgeld en
een brief mee. Het afscheid was aandoenlijk.
„Mijn lieve, jong© vriend," sprak de edele
man, „gaarne zou ik u nog Jangei* bij mij
hebben gehouden, maar ik heb uw verlangen
opgemerkt naar uw familie en uw vrienden,
en het zou hardvochtig van mij zijn, u langer
dan noodig is te berooven van de vreugde,
NVelkc uw terugkomst u en de uwen schenken
zaL Neem dit geld mee voor uw reiskosten
en dezen brief voor uw vader, die zich den
kelijk mijner wel herinneren zal. Vaarwel! Ik
zal 11 niet vergeten en hoop, dat gij ook mij
niet vergeten zult!"
Adorno betuigde zijn dankbaarheid in de
hartelijkste bewoordingen en onder het stor
ten van «tranen rukte hij zich eindelijk uit de
armen van zijn weldoener los.
De jong© man had een voorspoedige reis en.
d© vreugde over het wederzien van zijn be
kommerde ouders ging alle beschrijving te
boven. Nadat zij vernomen hadden, dat hij In
Tunis gevangen was geweest zij hadden
vermoed, dat het schip, waarop hij zich be
vond, verongelukt was vroeg zijn vader:*
'„En aan wien hebben wij je terugkomst te
danken?"
„Uit dezen brief zult gij het vernemen," ont?
woordde de zoon* terwijl hij hel episte] over-
gaf.
Ajorno opende dien en las hardop:
De zo on van den armen werktuigkundige?
di© u zeide, dat gij eens berouw lOUdi gevoeg
len Qvcr den hoon, dien gij hein. hêU aan*
gedaan, heeft de .yol^óeoiogj ^rhij zijn voor
spelling vehvujdziet, want weet, dat hij, dljè
uw zoóri uit de slavernij, heeft ï$Y£jj<V
ipand anders is dan de verbahnw^-
Adorno liot den brief vallen cn bedekte met
beide handen zijn gelaat, terwijl de zoon dé
deugden en de waarlijk vaderlijke liefde, di©
Uberlo hein' bewezen liad, mcl de vurigste
woorden schilderde. De meegereisde bedien
de keerde met rijke geschenken beladen te
rug. Adorno besloot alles aan tc wanden om
zijn dankbaarheid te loonen. Ilij sprak bij deri
overigen- adel zóó nadrukkelijk ten gunste vaii
den banneling, dat hel vonnis werd vernie
tigd cn bij verlof'kreeg weer naar zijn vader
land terug te keeren. Toen hein dit besluit
werd medegedeeld, voegde A'domo er een
brief* bij, waarin hij heni zijn harte lijken dank
^betuigde, zijn edel "karakter len zeerste roem"*
dc en hem om vergiffenis, doch tevens 0111
zijn vriendschap bad.
Uberlo keerde naar Genua terug cn sleet
daar zijn overige levensdagen, algemeen door
zijn medeburgers geëerd en bemind.
- Q-
7 1
N .H ju.
Oplossing van het woordenspel
't vorige nummer.
Huisraad raadhuis;
boomvrucht vruchtboom;
huisklok klokhuis;
taèakslol sloftabak;
tegclhaard 'liaardtegel;
wijnberg bergwijm;
bcaiwakker akkerbouw;
hofkerk kerkhof;
horlogezak zakhorloge;
koestal stalkoe
bcdslroo slroobed;
zakgeld geldzak;
vaderhuis huisvader;
stamboom boomstam.
Krijgsman. antwoord.
Graaf d'Harcourl zei eens legen kolonel
d'Aguerrc
„De koning beveelt ons de Seiïuseilanden
aan te vallen. Wij zullen beginnen met SI.
Margarctha. Geloolt gij er mcl uwe dappcrcrt
in tc komen?'1
1
„Zeg mij, ggneraaS, komt de zon in dat
eiland?"
„Zonder twijfelt'"
„Nu, als de zon er In komt, dan zal mijn
regiment cr ook wel inkomen I-
De Koekcekklok.
Dag, mijn koekoek, goeden dag.
Zeg, kom je weer eens kijken
.'k Gal je graag wat lekkers, hoor,
Maar 'k kan zoo ver niet reiken!
'k Wou dat ik wat grooter was.
Ik kwam eens bij je gluren;
Maar pas op, ik groei zoo gauw.
Het zal niet lang meer duren,
l-s
Laat je dun je huisje zien,
S En blijf je dan wat pralen?
Maar je moet niet hang zijn, hoor,
En 't deurtje open laten.
Boor eens, koekoek, als je roept,
Avonds zoo om zcveD,
'(Niet verklappen, wat lie vrjagj
Maak dan niet zoo'n levènl
'i
Want dan ben ik net soldaat, - -
En vecht met vreemde troepefli
Maar dan hoor ilk: „Wim, naar,Jj*d,
"XT J5e koekoek komt je roepen rif -'
v* -
Zie je, dat is vreesejijk naar.
Zog jij claj prettig YincjeoZj:^-'.
Maar als het piet zaobter kturr"
vL-"-'"''" jVé lijven goede Vrindeft.
'f y Mia B,
l