laar liet land van belofte! FEUILLETON. Donderdag 30 September 1915. Nabetrachting over den Gemeenteraad. BUITENLAND. Hoofdredacteur: Mr, D.J. VAN SCHAARDENBURG. i4**"0 *jaarc!ang. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden Toor Amersfoort t l.OO. Idem franco per post Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO. Afzonderlijke nummers 0.05. Wekelijks bjjvotgael „d* Hollandtche Huitcroutd'(onder redactie ▼an Thérèse van Hoven) per 8 mnd. 50 Ct9. Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie* advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTS C H E S T R A A T 5. Intercomm. Telefoonnummer 6ö. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Vno 1—5 rcgela f 0.5A. Elke rogol uieer0.10. Dienstaanbiodingon 25 cents bij vooruitbetaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeor voordeolige bepalingon tot het herhaald advortoeron in dit Blad, bij abonnement. Eone circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De raadsvergadering van Dinsdagavond jyas in vergelijking met de vorige keeren mi rakel vroeg afgeloopen. De laatste oogen- blikken ging het nogal rumoerig toe, maar in den vooravond was het vrij gemoedelijk, mat zelfs, al had er zoo nu en dan 'n stoei partijtje plaats. Met ongeveinsd leedwezen nam de Raad kennis van 's voorzitters mededeeling, dat «ie heer Van Achterbergh geruimen tijd ab solute rust moet nemen en voorloopig de vergaderingen niet zal kunnen bijwonen, 'n Wijle gingen onze gedachten terug naar de eerste dagen van- diens raadslidmaat schap, toen hij door velen, met loensche oogen aangezien werd als 'n vijandige in dringer en zijn debatten met de heeren ach ter de groene tafel niet veel minder heftig waren dan die van den heer Hofland thans zijn. En nu is hij 'n groot man geworden, persona grata ten Stadhuize, en in zijn af wezigheid spreekt de voorzitter waardeeren- de woorden, welke met applaus worden on derstreept, zoo8ls slechts gevierden raadsle den te beurt valt. La roche tarpéienne est prés du Capitole. Maar het omgekeerde blijkt ook waar te zijn. De quaestie-Holmer kwam bij de Ingezon den Stukken weer op de proppen. B. en W. lieten den Raad de keus om öf hun schrij ven aan den heer Holmer en diens ant woord voor kennisgeving aan te nemen óf 'n commissie te benoemen ter nadere uitplui zing der zaak. De Raad koos het laatste. B. en W. kwamen alweer met 'n voorstel om verlenging te verleenen voor de bewo ning van eenige onbewoonbaarverkiaarde perceel en. Dé heer Hofland heeft gelijk, het is absurd om eerst 'n perceel voor bewo ning ongeschikt te verklaren, en dan, tegen den winter toestemming te verleenen om het nog eenigen tijd te laten bewonen. Hij begreep wel, dat zulks te wijten was aan het woninggebrek, maar waarom zorgt de gemeente dan niet, dat er voldoende arbei derswoningen komen? Het antwoord van den voorzitter stelde ons teleur. In ons overzicht van het „Verslag van het geen met betrekking tot verbetering der huisvesting te Amersfoort in 1914 verricht is" (Dagblad van Zaterdag j.l., 2e blad, pag. 2), lieten wij opzettelijk vet drukken de woorden: „In beginsel reeds ter hand geno men, zullen maatregelen van meer ingrij penden aard noodig blijken te zijn ter berei king van 'n werkelijk afdoende verbetering in de woningtonstanden van de minstgegoe den." Dat is duidelijke taal. En daaraan gedach tig, luisterden wij gespannen naar wat de burgemeester zeggen ging. O, ontgooche ling, hij antwoordde slechts dat zoo juist Gedëp. Staten bericht hadden hun goedkeu ring te hechten aan het verstrekken van 'n voorschot aan Volkshuisvesting III Dat was alles. Geen enkela toezegging in de ge- wenschte richting. De bouwvereenigingen hebben ongetwij feld, door het stichten van reeksen goede woningen, nuttig werk verricht, maar nog nuttiger werk is door de gemeente ver zuimd geworden. Algeheele opruiming der krotten, afdoende verbetering van de treu rigste woningtoestanden, kan slechts de g e- m e e n t e brengen. De vereenigingen schie ten daarin te kort. In bovengenoemd verslag wordt dat ge constateerd. En de gemeente zelf heeft het erkend, toen 't het beginsel aanvaardde en, bij wijze van proef een paar huisjes ging bouwen. Als nu 'n beroep gedaan wordt op de tijdsomstandigheden, als gezegd wordt, dat dé gemeentefinantiën, met zooveel moeite in bedwang gehouden, in de war gegooid zouden worden, wanneer men de gemeente 'n groot werk opdrong dan sluit dat toch meteen de bekentenis in, dat de gemeente vroeger, vóór de mobilisatie, in verzuim ge weest is ten opzichte van het allergrootste gemeentebelang, goede huisvesting. Had de gemeente toen niet goedzakkig alle heil van de bouwvereenigingen verwacht dan zouden nu geen voorstellen behoeven gedaan te worden om toestemming te ver leenen gezinnen, menschen en kinderen 1 te doen leven in onbewoonbaar verklaarde per- ceelen, in woningen die geen woningen zijn. Bij het voorstel in zake Middenstandscre- diet kwam de heer Gerritsen in oppositie. Hij achtte het verkeerd, dat de gemeente van de verschillende banken niet alleen de Middenstandscredietbank is bedoeld maar ook de Boaz-, Hanze- en event, andere cre- dietbanken voor den Middenstand het risico mede droeg zonder ook maar eenige zeggenschap te hebben. Het Plan zelf is uit nemend, daarover zijn allen het eens, maar ool^ het bezwaar van den heer Gerritsen weegt. Zijn, wel wat vaag, amendement om de gemeente zeggenschap te geven in de banken, welker risico zij volgens door de regeeringscommissie ontworpen regels, helpt dragen, vond algemeenen bijval en werd door B. en W. overgenomen. Over het „hoe" werd echter niet gespro ken. De heer Hofland toonde bij de rondvraag berouw te hebben, dat hij de vorige maal meegewerkt had om het voorstel in zake be noeming van directeur voor de gem. arbeids beurs van de agenda te knikkeren. Hij ver zocht daarom den Raad op z'n besluit terug te komen. Maar, dat zal niet gaan. Want nu reeds was de Raad onwillig dit voorstel terstond te behandelen. Dat belooft al heel weinig voor de volgende keer. De Eembode heeft ons hoogst kwalijk ge nomen, dat wij achter deze benoemings- quaestie politiek zochten. Vergissen is men* schelijk, maar het wordt ons niet gemakkelijk gemaakt onze booze vermoedens op zij te schuiven. Nu bijv. weer die heftige tegenstand van den heer Jorissen, die de motie-Hofland be spottelijk maakte en ten slotte opzoutte. De ze had n.l. beweerd, dat de vorige vergade ring het besluit genomen had onder den in vloed van het juist gesproken woord. Wel, zegt dan de heer Jorissen, wie weet of wij nu niet op weg zijn om weer 'n besluit te ne men onder invloed van 'n juist gesproken woorden dan zouden wij daar de volgende keer weer op terug moeten komenmaar dat wordt dan 'n paskwil, gekkenwerk, zei hij en dc groene tafel kreeg voor dat woord 'n har den tik van den voorzitter. De vergadering scheen den heer Jorissen wel heel geestig te vinden, maar z'n redena tie sneed toch geen hout. Want het ging er niet om of de Raad stel al het onmogelijke geval in de volgende vergadering gekken werk zou verrichten, maai- het was de vraag of men n u op het besluit van de vorige ver gadering wilde terugkomen. Toen het op stemmen aankwam over de vraag of het voorstel direct in behandeling zou komen zagen wij den heer Jorissen alweer in actie. Hij was vermakelijk in z'n vrees, dat de heer Houbaer, die het eerst op geroepen werd, verkeerd zou stemmen. Mid den in de vergadering en op luiden toon gaf hij z'n partijgenoot nog naderen uitleg en legde hem het „tegen" in den mond. Alle rechtsche heeren stemden tegen. Waarom, waarom? Wat was er teger. on middellijke behandeling Waarvoor uitstel noodig Als men het besluit wilde handha ven, dan was het toch veel practischer ge weest Hof land's motie direct den. hals om te draaien Neen, Eembode, het wordt ons niet ge makkelijk gemaakt nu reeds ongelijk te be kennen. De quaestie-Van Ginkel werd opnieuw op gerakeld. Het geval is niet zoo heel belang rijk maar nu er weer zoo veel over te doen was, willen wij nog even het puntje op de i zetten. De steenkolenhandelaar v. G. is om zekere, voor ons onbekende eiv./aurschijnlijk in de vorige geheime vergadering besproken, re denen geschrapt van de lijst der handelaren, die van de gemeente cokes betrekken. Dat is punt 1. Door 'n abuis heeft hij echter dit voorjaar 'n aanvrage-circulaire ontvangen; eenigen tijd daarna kreeg hij echter bericht, dat hij die circulaire als niet-ontvangen moest beschouwen. Dat is punt 2. De heer Hofland, vermeenend dat hem onrecht was aangedaan, trad voor den heer v. G. in 't krijt, bracht o.a. in herinnering dat v. G. in de moeilijke mobilisatiedagen de gasfabriek aan steenkolen geholpen had. De wethouder van bedrijven heeft toen geantwoord, dat de circulaire, voor alle han delaren bestemd, per abuis ook aan v. G. verzonden was; dat deze slechts 'n schepje kolen geleverd had en dat de redenen waar om hij uitgesloten was, niet in het openbaar besproken konden worden. Dinsdagavond nu kwam de heer Hofland vertellen, dat het schepje kolen wel 'n heel groote schep was geweest, en verder tracht te hij den man te rehabiliteeren. De wet houder erkende dat het schepje wel wat grooter was dan hem aanvankelijk voor den geest stond, doch dat dit overigens niets ter zake deed. Bij de daarop volgende discussie maakte cle heer Hofland zich wel heel erg kwaad, voer zelfs hoogst onparlementair tegen den wethouder van onderwijs uit, omdat deze, gelijk het verbolgen raadslid in al te schil derachtige termen beduidde, hem zat uit te lachen. De heeren Jorissen, Kroes en Tromp van Holst verlieten de zaal bij wijze van protest en de heer v. Kalken, die het weer heelemaal niet fatsoenlijk vond, las den heer Hofland plechtig de les. Ten slotte eindigde het spektakel met 'n apotheose voor het beleid van B. en W. en speciaal voor den W. van bedrijven. Zelfs de heer Hofland sloot zich hierbij aan, vol mondig erkennende, dat het bedrijf behoor lijk zijn gang gegaan was en dat de daden van koopmanschap goed geweest waren. Heeren Raadsleden, denkt om het prestige van uw illuster gezelschap I De oorSog. B e r 1 ij n, 2 9 Sept. (W. B.) Bericht van hei opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormid dag. De vijandelijke doorbraakpogingen wer den op de vroegere aanvalssectoren met groote verbittering voortgezet. De tegenaan val na een nogmaals mislukten Engelschen gasaanval leidde tot het terugwinnen van een deel van het ten noorden van Loos door ons prijsgegeven gebied. De hevige Engel- sche aanvallen uit de streek van Loos vielen ineen onder zware verliezen. Herhaalde verbitterde Fransche aanvallen in de streek van Souchez en Neuville wer den gedeeltelijk door hevige tegenaanvallen afgewezen. Ook in Champagne bleven alle vijandelij ke doorbraakpogingen zonder succes. Hun eenig resultaat was, dat de vijand ten noord westen van Souain op een streek van 100 Meter nog niet weer uit onze loopgraven konde worden verdreven. Op den onbuig- zamen tegenstand van Baóische bataillons en van het Westfaalsche infanterieregiment 158 en van het Rijnsche reserveregiment 65 braken de aanhoudend vooruitdringende Fransche aanvalsgolven. De zware verliezen, die de vijand zich op den hals haalde bij den dikwijls herhaaalden storm tegen de hoogten van Massiges, wa ren vruchteloos; de hoogten zijn volkomen in het bezit van onze troepen gebleven. De pogingen van de Franschen tot herovering van de bij Fille morte verloren loopgraven mislukten. Het aantal gevangenen steeg. In Vlaan deren werden twee Engelsche vliegtuigen neergeschoten; de bemanning werd gevan gen genomen. P a r ij s, 2 9 Sept. (Havas.) Namiddag communiqué. De verslagen, die binnenkomen, stellen ons in staat met iederen dag vollediger de beteekenis te meten van het succes, dat ver kregen is door het Fransche offensief in Champagne, gecombineerd met dat van do troepen der bondgenooten in Artois. De Duitschers zijn niet alleen gedwongen ge* weest op een uitgestrekt front cle zwaar ver* sterkte stellingen te verlaten, die zij vol gens het hun gegeven bevel tot het uiter ste moesten vasthouden. Zij hebben ook ver liezen geleden, waarvan het totaal aan doo- den, gewonden en gevangenen het effectief van drie legerkorpsen overtreft. Het totale aantal gevangenen is thans meer dan 23,000. Het aantal naar achteren gebrachte kanonnen is 79. 17,055 gevan genen en 316 officieren zijn door Chalons gekomen om zich naar hunne interne erings- bestemming te begeven. Er worclt geregeld voortgegaan met het opruimen van het slag veld en het inventariseeren van de wapenen en het materieel, die de Duitschers hebber» moeten prijsgeven. In Artois duurde de gisteren ten oosten van Souchez aangegeven vooruitgang voort tot het einde van den dag. In den loop van den nacht bereikten de Duitschers na een hardnekkig gevecht de hoogte 140 en het culmineerende punt van dc kommen van Vimy en de wijngaarden ten zuiden daarvan. Het aantal ongewonde gevangenen, die in den loop van dezen strijd zijn gemaakt, is meer dan 500. Zij behooren meerendeels tot de beide gardedivisiën. De strijd in Champagne duurt zonder res pijt voort op het geheele front. In de streek' ten noorden van Massiges gaven nieuwe Duitsche troepen zich over. Hun totaal is een duizendtal. In den loop van den avond kanonneerden in een enkelen sector de Duitschers hevig de loopgraven ten noorden en zuiden van de Aisne in de streek van Bois Snint-Mard, Troyon en Vailly. De Franschen antwoord den krachtig. P a r ij s2 9 S p t. (R.) Avond-communi qué. De strijd heeft den geheelen dag voort geduurd. Op de hoogte tusschen Souchez en Vimy handhaafden wij alle nieuw gewonnen stellingen. Er is nog een hevige strijd in Champagne voor de achterste stellingen van den vijand en met het doel het vooruitsprin gende gedeelte ten noorden van Mesnil te vermeesteren, waar Duitsche gedeelten zich nog staande houden. Wij maakten vorderin gen op den heuvel van Tahure en in den om trek van het dorp en ook ten noorden van Massiges. Petersburg, 28 Sept. (Tel.-agent schap). Communiqué van den grooten gene- ralen staf. In de streken van Riga en Dwinsk zijn geene veranderingen van beteekenis. In de buurt van Dwinsk verzwakt het artillerie vuur niet en blijft de hardnekkigheid in de gevechten dezelfde. Wij sloegen het offensief van den vijand terug in het Narotschdal in de stTeek van Wileika. In "de streek van den spoorweg zuidweste lijk van Otsjmiany gelukte het den Duit- Om in de wereld te behagen moet men zich dingen, welke men reeds weet, laten ver tellen door menschen, die ze niet weten. Roman van IS. TEIRLINCK. Maar ware het eens zoo niet?Bestonde die afkeer enkel in schijn? Erg zou het met de Penninck's afloopen. De Van Wallegem's hadden geld en macht. Wat zou de afgewe zen wulpschaard niet in het werk zetten? tWant zij, Manda, had hem met korte woor den en versmadenden blik afgeweerd. En had zij zijnen schijnheiligen glimlach niet zien veranderen in norsch voorhoofdgerim- pel? Had hij haar, terwijl zij, zonder verder naar hem om te zien, trotsch naar de hoeve stapte, niet vermaledijd? Of was het geen vloek Geen twijfel: de kerel zal zich .wreken, zoo gauw hij zal kunnen. De Pen ninck's zullen meer voor de pacht van het Raltenhof moeten geven misschien moe ten verhuizen!Zij zullen aanstonds de groote schuld moeten betalen!Drie duizend frank zij moesten immens aan den bankier drie duizend frank! Nu dacht Manda aan den neteligen toestand, waarin hare ouders verkeerden. Dat deze toestand zoo bedenkelijk was, had zij zich nooit voor gesteld. Zij wist wel, dat Penninck, evenals de andere pachtboeren van den omtrek, er moeielijk kwam, dat niettegenstaande zijne oppassendheid, den moed van Remi, hare werkzaamheid, hij „achteruitboerde", maar dat het zoo slecht toeging, als hare moeder haar gisteren uiteengezet had, neen, zulks durfde zij schier zich zelve nu nog niet be kennen En de schielijke dood van den armen Bruine, gisteren middag, verergerde dien ongelukkigen toestand. Ja, de toekomst weid voor Manda duister, onheilspellend! En toch, het slechtste mocht gebeuren, hare hoop verbrijzeld worden, de gansche wereld om haar instorten hare ziel, haar lijf zoude zij niet verkoopen: „Neen, mijnheer!" De uier der koe hing ijdel en slap, en het meisje stond recht. Naar buiten toe hoor de zij het gerucht van een rollenden wagen en van zwaar stappende paarden. Zij ging, met den 'half vollen emmer, naar een klein kijkgat en ontwaarde haren broeder Remi, die met den hooggeladen wagen, naar den boomgaard, tot eene half opgemaakte hooi mijt reed. Het was nog maar acht uren in den morgen en reeds kwam de moedige jon gen met eene zware vracht maaigras op de hoeve. Heden moest alles binnen en wat niet op de schelf kon, zou in ronde mijten gesta peld worden. Manda trok naar Tri ene, een pikzwarte, glanzende koe en molk weer dap per onverpoosd voort. De paarden voor den hooiwagen hinnikten en stampten, de hen nen op den mesthoop kakelden en krabden. de duiven roetekoeten en vlogen, de hanen vochten en kraaiden, de kalkoenen giegel- den en maakten een pauwstaart, de koeien rinkelden met de keten, kauwden en her kauwden met de kiezen doch Manda hoor de noch zag iets van al die bedrijvigheid: ze bewoog de handen op en neer, duwde en trok, trok en duwde, terwijl zij dacht aan eenen jongen, die haar diep in het hart lag, aan Emiei Moereels. Zij dacht en een vurige blos verhoogde de kleur harer wan gen en heller blonk de glans in hare bruine oogen. Vóór haren inwendigen zieleblik stond hij, terwijl zij zich eene andere uchtend-scene in hetzelfde Lischboschje herinnerde. Het gebeurde schier op dezelfde plaats, waar het beschamende en schaamte- looze, tusschen haar en Henri voorviel. Zij hoorde en zag opnieuw alles: Emiel, die haar vriendelijk knikkend te gemoet kwam, zijnen zachten groet: „Dag, Manda!" zijne onschul dige vraag: „Zoo vroeg op gang?" haar ant woord: „Hier wandel ik geerne, Emiel," en het onnoozel gesnap, dat er op volgde, tot in eens, zonder overgang, onstuimig, de. jon gen hare hand vastgreep, haar diep in de oogen blikte en murmelde: „Manda?"- Hij haperde en hijgde, daarna lispelde hij stil, stil: „Ik zie u geerne... o zoo geerne.... bovenal En toen vielen, van onuitsprekelijk geluk, vol zaligheid, haar oogen toe. Zij zei niets; maar hij, na de bekentenis, sprak veel veel van school- en kinderjaren, van nietig heden en kleine voorvallen, van honderden onbeduidende zaken die haar ten duidelijkste bewezen, hoe oprecht diep hij haar liefhad. En toen hij vroeg: „En gij, Manda?" sprak zij nog niet; maar haar hoofd zeeg tegen zijne borst en zij, de moedige deerne, zij weende als een klein kind. riij hief haar hoofd op, lachte zoo he- helsch zoet en zei: „Moed, Manda Met beide armen omstrengelde hij het meisje en kuste haar voor de eerste maal, waarna hij sprak: „Die kus zal beletten, dat men ons schei- deVoor eeuwig zijn wij vereenigd, Manda! En nu wilde een booswicht die scheiding bewerken, een ellendeling wou haar van Emiel wegrukkenVoor eenen schaam- teloozen schelm zou zij den vurigen jongeiT vergeten?Al ware Henri Van Walle- gem prins of koning, al droege hij kleeren van goud en diamant, al behoorde hem de ganschc wereld dan nog niet! „Neen, mijnheer Al de koeien waren gemolken. Vastberaden stond Manda nevens de drie akers vol met schuimende melk. Zij riep: „Bello De meid kwam en vroeg: „Is alles gedaan, Manda „Ja. Neem twee akers en draag ze binnen." Bello gehoorzaamde. Manda wou het derde vat nemen en den stal verlaten, toen ze voelde, dat iemand aan hare mouw trok. Schielijk, half gestoord keerde zij zich om, terwijl het haar eenigszins barsch ontviel: „Watwat is er?" Ze zag Osmaart, die haar stil genaderd was. „Ik ik ben het, Manda ik, Osmaart," verklaarde de knecht. Hare stem verzachtte. „Ha En wat wilt gij van mij, Osmaart?" Droevig bezag hij haar, smeekend hief hij de hand op: „Pas oppas toch op!" bad hij. „Waarom oppassen, Osmaart?" vroeg de deerne. De zonderlinge handelwijs van den kreupele verwonderde haar zeer. Immer had zij den knecht op de hoeve gezien, waar hij het ambt van opziener vervulde. Manda wist, dat Osmaart de belangen der Penninck's ter harte nam, heur en Remi oprechte genegen heid toedroeg. Nooit had Osmaart dit aan iemand bekend gemaakt; doch al zijne da den bewezen het ten klaarste. Ook werd de hinkende op het Rattenhof veeleer als huis genoot dan als knecht behandeld. Manda kende dus Osmsart goed, kende zijne goede gevoelens tegenover haar; doch nog nooit had zij hem zoo geheimzinnig, zoo droevig en tevens zoo opgehitst gezien. „Pas op, Manda herhaalde hij; „ik heb hem gezien!" „Wie, Osmaart?" „De zoon van het kasteel l En gij waart er bij V' legde hij uit. Nu sprak de man schokkend en snel, hij, die bijna nooit, al thans zeer weinig den mond tot spreken opende. „Let toch op, Manda; want dat ka steelen hij wees dreigend niet den vinger, „dot kasteel is vervloekt!Al wal er woont, is slecht en valsch, deugt niet! „En de markiezin zaliger verbeterde Manda. Wordt vervolgd*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1