Nsar list land van belafte!
N° ©9 Tweed© Blad.
DE E EM LAN DER".
Zaterdag 23 October 1915.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
14d* Jaargang.
Hoofdredacteur: Mr, D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOPP Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Pet 8 maanden voor Amersfoortt
Idem franco per post
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) - O. i«.
Afzonderlijke nummers
"Wekelijks bijvoegsel „da Hollandache Hutsvroutd (onder redactie
van Thérèse van Hoven) per 3 mnd. 50 cis.
Advertentiên gelieve men liefst vóór 11 uur, familie*
advertenties en beriohten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTENTIËN:
Van 1—5 regels., f 0.50,
Dike regel meer0.10,
Dienstaanbiedingen 25 cents btf vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoelige bepalingen
tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bij abonnement.
Eone circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt
uauvraag toegezonden.
op
De Staatscourant van Zaterdag 23 Oc
tober bevat o.a. de volgende Koninklijke
besluiten":
benoemd tot collectrice der Staatsloterij
te Rotterdam mej. H. G. N. Canneel te Den
Haag
op verzoek eervol ontslagen onder dank
betuiging als lid van het Hoofdcomité van
het Nederlandsche Roode Kruis dr. J. C. J.
Bierens de Haan, te Rotterdam;
op verzoek eervol ontslagen mevr. J. G.
H. Donkers geb. Begemann, laatstelijk on
derwijzeres 3e klasse bij het Openbaar
Europeesch Lager Onderwijs in Neder-
landsch-Indië, met verlof in Nederland.
Harer Majesteit's gezant bij de Scan
dinavische Rijken, mr. Graaf van Limburg
Stirum, die Donderdagavond te den Haag is
aangekomen, maakte gisteren zijn opwach-
tingsbezoek bij den minister van Buiten-
landsche Zaken.
De gezant zal heden weer naar zijn post
terugkeeren.
Gisterenmiddag vergaderde de Com
missie van Rapporteurs der Tweede Kamer
over Hoofdstuk Buitenlandsche Zaken der
Staatsbegrooting.
De Staatscommissie voor
het onderwijs (Bevredigings-Commis-
sie) lev - m gisteren in voltallige vergadering
bijeen in het departement van Binnenland-
sche Zaken, ter behandeling van het voor
stel harer le sub-commissie betreffende de
-«dactie van het grondwetsartikel nopens
het onderwijs.
Ontwikkeling van jeugdige
personen. De commissie die de opdracht
ontving een onderzoek in te stellen naar
hetgeen hier te lande geschiedt in het be
lang van de ontwikkeling der jeugdige per
sonen, Tromt heden namiddag in het ge
bouw der Tweede Kamer voor de eerste
maal bijeen.
Majoor P. A. Nierstrzsz.
Plotseling is te Den Haag op 55-jarigen
leeftijd overleden de reserve-majoor der in
fanterie P. A. Nierstrasz, hoofdofficier, toe
gevoegd aan den luitenant-generaal, inspec
teur van den Landstorml
De heer Nierstrasz was eenigen tijd gele
den ernstig ziek, doch herstelde en had se
dert eenige weken zijn werkzaamheden ten
bureele der Inspectie hervat. Gisteren nog
werkte hij daar.
De heer Nierstrasz was jaren lang com
mandant van de le compagnie, afdeeling
vesting-artillerie, van de sedert opgeheven
d.d. schutterij te 's Gravenhage.
Hij was in de laatste jaren metterwoon
te Watergraafsmeer gevestigd.
Toen de militaire organisatie van den vrij-
willigen landstorm werd ter hand genomen
door de aanstelling van een inspecteur van
den Landstorm, viel op den heer Nierstrasz,
die een zeer werkzaam aandeel had geno
men aan de voorbereiding van al wat den
landstorm betreft, de keuze om te worden
toegevoegd aan den tot inspecteur van den
Landstorm benoemden luitenant-generaal
Neeteson. De heer Nierstrasz werd daartoe
benoemd tot reserve-majoor der infanterie.
Ook in deze functie, hoe betrekkelijk kort
het hem ook gegeven was haar te vervullen
door zijn plolselingen dood, toonde hij zich
een man die zich met hart en ziel wijdde aan
zijn taak, die, vooral in den aanvang, zeer
veel vergde van zijn werkkracht en zijn per
soonlijke tegenwoordigheid in alle deelen
van ons land. Zijn organisatorische be
kwaamheden werden in de kringen van den
landstorm in de eerste plaats, maar niet min
der in breeder militairen kring ten zeerste
geroemd.
Majoor Nierstrasz, die ridder was in de
Oranje-Nassauorde, heeft destijds een werk
zaam aandeel genomen in een geschied
kundige beschrijving van den oorlog in
Zuid-Afrika, waartoe hij te meer in staat
was, daar hij tijdens den Boeren-krijg in
Zuid-Afrika vertoefde.
O. M. de Munnick.f Te 's Graven-
hage overleed, op den leeftijd van ruim 74
jaren, de heer O. M. de Munnick, oud-gou
verneur van Sumatra's Westkust. Hij werd
geboren te Batavia 9 Mei 1884.
Na op verzoek eervol te zijn ontslagen als
luitenant ter zee 2e klasse bij de Marine,
werd hij in 1865 ter beschikking gesteld van
den resident der Zuider- en Oosterafdeeling
van Borneo. In het volgend jaar werd hij
controleur bij het Binnenlandsch bestuur en,
na in 1871 te zijn benoemd tot assistent
resident, werd hij in 1879 resident, aanvan
kelijk van Ternate en daarna achtereenvol
gens in 1833, 1834 en 1886 resp. van Me-
nado, Madoera en Batavia. Van 1889 tot
1894 bekleedde hij het ambt van gouver
neur van Sumatra's Westkust.
Hij was ridder in de orde van den Neder-
landschen Leeuw.
S. J. 1 e P o o 1 e. t Te Leiden is op
53-jarigen leeftijd overleden de heer S. J.
le Poole, fabrikant, lid der firma J. en A. le
Poole, adviseur bij het agentschap der Ned.
Bank, lid der commissie van beheer der
Leidsche Spaarbank en oud-lid van den ge
meenteraad.
Nederland en de ooriogi
Landstormklase 1913.
De landstormplichtigen die zijn ingeschre
ven voor de jaarklasse 1913, zullen op 8, 9
en 10 November in werkelijken dienst wor
den opgeroepen.
Een oproep van het Roode Kruis.
Het Hoofdcomité van het Ned. Roode
Kruis verzoekt mede te deelen, dat het Cen
traal Magazijn verplaatst is van Lange Voor
hout no. 18 naar Beestenmarkt no. 88 te
's Gravenhage en dat zooals z. i. algemeen
bekend verondersteld mag worden het be
heer van dit magazijn o. m. belast is met de
inzameling van versnaperingen voor de
zieke Nederlandsche militairen om deze, na
aanvrage van de betreffende chefs van mili
taire en Roode Kruis-ziekeninrichtingen,
naar deze hospitalen te verzenden.
In de hoop, dat vóór het begin van den
komenden winter een einde gekomen zou
zijn aan den vernietigingskrijg, stelde het
Hoofdcomité het nog steeds uit opnieuw een
beroep op 's lands ingezetenen te doen om
door inzending van geld en verschillende za
ken dit nuttige werk te schragen.
Nu echter de winter voor de deur staat; do
oorlogsfakkel in Europa blijft laaien; de
Ned. zee- en landmacht moet blijven waken
voor de veiligheid van het vaderland; de
manschappen, daartoe behoorende, opnieuw
blootgesteld zijn aan den invloed van het ko
mende slechte weer en dientengevolge de
verschillende ziekeninrichtingen gevuld zul
len raken, meent het Hoofdcomité voor
noemd niet langer te mogen dralen met het
doen van dit beroep, vooral ook omdat de
kas en de voorraad, niettegenstaande de
reeds vroeger in grooten dank aanvaarde
hulp van velen, uitgeput zijn.
Te eer gaat het Hoofdcomité hiertoe over
na ontvangst van een schrijven van den ge-
neraal-majoor, inspecteur van den genees
kundigen dienst der landmacht, luidende:
„Ik heb de eer uw college te berichten, dat
ik het zeer op prijs zou stellen, als geduren
de de mobilisatie nog voortgegaan zou kun
nen worden met het uitdeelen van versna
peringen aan de zieken in de militaire en
Roode Kruis-ziekeninrichtingen op den voet
zooals door uw college van af het begin der
mobilisatie gedaan werd; het verstrekken
van lectuur en spelen veroorloof ik mij in
het bijzonder aan te bevelen."
Dientengevolge noodigt het Hoofdcomité
een ieder, die wil medewerken om het leven
te veraangenamen van hen, wier gezondheid
geleden heeft door de diensten aan het va
derland bewezen, uit, tot inzending van:
Roode wijn, malaga, madera, portwiin. sher
ry, vruchtenwijn, bessensap, limonade. cp«-
colade in tabletten, cacao, thee, koffie, sui
ker, jam, vruchten op water, sigaren, sigaret
ten, rooktabak, lectuur (liefst Nederlandsche)
en gezelschapsspelen of wel geld tot aan
koop van het ontbrekende of van hierbij niet
genoemde zaken.
De ondervinding, tot nog toe opgedaan,
heeft aangetoond, dat om aan alle aanvra
gen in redelijkheid te voldoen 3000 a
4000 noodig zullen zijn.
Tevens wordt de aandacht erop gevestigd,
dat aan bovengenoemd magazijn eenige da
mes steeds onvermoeid bezig zijn met het
vervaardigen van eenvoudige wandversierin
gen ter opvroolijking van de vaak eentonige
ziekenverblijven. Toezending van daarvoor
passende platen, liefst in kleurendruk, bene
vens kalenders voor 1916, zal mede zeer op
prijs gesteld worden.
Alles kan geadresseerd worden aan: jhr.
E. G. Wichers, Centraal Magazijn van het
Hoofdcomité van het Ned. Roode Kruis,
Beestenmarkt 88 te 's Gravenhage.
Het Koninklijk Nationaal Steun
comité en
de gemobiliseerden.
De opperbevelhebber van Land- en Zee
macht heeft de volgende order voor Land
en Zeemacht uitgevaardigd:
Het Koninklijk Nationaal Steuncomité
heeft zijn verlangen te kennen gegeven om
te komen tot eene registratie van allen, die
onder de wapenen zijn geroepen, met uit
zondering vein hen, waarvan vaststaat, dat
zij geheel voor zichzelf kunnen zorgen, of
die de zekerheid hebben, dat zij weder bij
een vroegeren patroon kunnen terugkomen,
zoodra de demobilisatie zal worden bevo
len of hunne lichting met z.g. „klein verlof"
naar haar haardsteden zal worden gezon
den.
De Minister van Oorlog wenscht het Kon.
Nat. Steuncomité daarbij alle mogelijke me
dewerking te verleenen.
Bedoeld Steuncomité zal daartoe twee
soorten kaarten ter invulling beschikbaar
stellen, en wel
'le. witte kaarten voor elk van hen, die
in dienstbetrekking waren, en die niet zeker
weten, dat herplaatsing in hunne vorige be
trekking mogelijk is
2e. rose kaarten voor elk van hen, die
zelfstandig werkzaam waren en die behoef
te hebben aan eenigen financieelen steun.
Ik heb de eer u te verzoeken, zoo spoe
dig mogelijk en rechtstreeks aan de afdee
ling Beheer Landmacht van het Algemeen
Hoofdkwartier, de aantallen kaarten van el
ke soort op te geven, die voor de compag
nieën, eskadrons, batterijen, forten, afdee-
lingen en detachementen benoodigd zijn.
Deze kaarten zullen later door mij van het
Kon. Nat. Steuncomité in ontvangst geno
men worden en met eene handleiding voor
de invulling daarvan aan de betrokken chefs
ter invulling worden toegezonden.
Allemaal voor den vredef
De Ned. Anti Oorlogsraad deelt nu en
dan mede, welke vereeniging adhaesie heb
ben betuigd met zijn streven. Haar getal
loopt nu al over de 1000.
Daarvan begrijpt men in het buitenland
niet veel en met blijkbaar genot citeert de
„Tagliche Rundschau" een welgelukte spot
ternij van de „Figaro", met de Nederland
sche en Belgische „Vereenigings-meierij",
die werkelijk een zoodanige omvang heeft,
dat de „Staatscourant" er dagelijks van da
vert op haar grondvesten. Er komt geen
eind aan het vereenigingen stichten, zoodat
de tijd wel eens zal aanbreken, waarvan de
„Figaro" spreekt, det iedere Nederlander
zijn eigen vereeniging heeft.
Maar wat nu den Ned. Anti-Oorlogsraad
betreft, deze heeft heel wat op zijn lijst
staan, dat begrijpelijkerwijze de hilariteit
wekt van den buitenlandschen toeschouwer.
In eerste linie treden op de vereeni
gingen van Vredesmanncn, Vrouwenstem-
rechtsters. Drankbestrijders, Vegetariërs, Es
perantisten, Loges, Kamers van Koophan*
del, politieke clubs enz. Dan komen de
Kleinkinderbewaarplaats te Dordrecht, do
Zuigelingenkliniek te 's Gravenhage, een
Vereeniging van doofstommen, de interna
tionale Loge voor de bestrijding van vallen
de ziekte, de Vereeniging voor geneeskun
dig onderzoek vóór het huwelijk, het Asyl
voor noodlijdende dieren te Amsterdam, de
Harmonie van Heilo, de postbeambten-kapel
te Vlissingen, de Aardappelhandelaars-vec-
eeniging te Dordrecht, de Politiebond, de
vereeniging van drogisten, van tandmees
ters, van slagers, worstmakers, van tulpen-
handelaars, tal van runder-, schapen- en gei-
tenfokkersvereenigingen, voetbalclubs, dui
venmelkers, kanarie-vogelvrienden enz.
Dit zijn allemaal vóór den vredef
(„De Tijd.")
Een onware beschuldiging.
De medewerker aan het Hbld. uit vak
kringen schrijft:
In ons blad van 13 Sept. deelden wij me
de, dat eenige broodfabrikanten, in ant-
woórd op een klacht omtrent onbruikbaar
Regeeringsmeel, van den betrokken meel
fabrikant ten antwoord ontvangen hadden,
dat de Minister verklaard zou hebben, dat
„die partij tarwe er maar doorheen gedraaid
moest worden".
Bij een door den Minister ingesteld on
derzoek, verklaarde de meelfabrikant der
geincrimineerde woorden niet gebezigd te
hebben; de hoofdredactie van dit blad be
reikten intusschen schriftelijke verklaringen
Van twee broodfabrikanten, waarin uitdruk
kelijk vermeld was, dat dit wèl het geval
was geweest.
Minister Potshuma, met wien wij het ge
noegen hadden, gisteren een onderhoud te
hebben, verzekerde ons, zich nimmer op een
dusdanige wijze geuit te hebben. Ook de
Minister betreurde het zeer, dat er partijen
inlandsche tarwe onderdooj geloopen wa
ren, die later bleken niet zuiver meer te
zijn. Bij de invoering van het Regeerings-
brood echter, had de Minister, om de hou
ders van inlandsche tarwe, die toen geen
afzet meer voor hun tarwe vonden, voor be
langrijke schade te vrijwaren, die partijen
voor het rijk opgekocht; destijds natuurlijk
niet wetende dat er tarwe bij was die niet
lekker meer rook. Dit laatste werd bij het
liggen er niet beter op, vandaar in begin
September de ernstige klachten. Thans
aldus verklaarde ons de Minister behoeft
voor zoo iets geen vrees meer te bestaan.
Maandelijks koopt de Minister nu de tarwe
op en laat dan dadelijk dorschen.
Boterconsenten.
De Minister van Landbouw heeft bepaald
dat op 23 October afgege.ven boterconsen
ten nog zullen gelden tot en met 6 Novem
ber.
Door zijn beroep te missen maakte menig
een schitterende carrière.
Roman van
IS. TE1RLINCK.
„Zeer slechtl" ontvalt het heur onhoor
baar, terwijl zij het hoofd laat hangen.
„En vader zegt, dat ik aan haar niet mag
denken en voor haar 's avonds niet moet
bidden!"
„O, zwijg, zwijgl" smeekt zij en een traan
rolt over hare wang. Wat lijdt zij op dit
oogenblik, dat zij het vonnis van haar eigen
kind hooren moet.
Het knaapje bemerkt den traan en zegt:
„Maar ge schreit!Waarom schreit ge
als ik van mijne moeder spreek?.Is uwe
moeder ook dood
Ze veegt hare oogen droog en antwoordt
ras
„Ja, kind, ja, kind l"
Opnieuw speelt zij met hare vingeren in
zijn haar, terwijl zij traag en stil vraagt:
„Maar gij hadt toch een moeder, &ls ge
klein waart.... heel, heel kleinfPeis,
peis goed: Weet ge niets... niets meer van
idie moeder?"
„Wel ja, toch.... ik weet het nog goed:
moeder was braaf voor mij En Schoon,
o zoo schoon!zoo schoon als gijen
hij bekeek de steedsche kleeren, den rijken
hoed, en hij wreef zachtjes over den fijnen
rok. „Maar moeder was zoo schoon niet ge
kleed als gij... Ik zag haar toch zoo
ge erne!"
„Hij zag haar zoo geernel" herhaalt ze
met wanhoop in de stem.
„Maar op zekeren dag is zij weggeloo-
pen en zij is niet meer weargekomen
Wij hebben haar gewacht, gewacht!En
ik heb veel geschreid... en vader ook!v
pen en zij is niet meer weergekomen
En vader heeft mij later gezeid, dat ze
dood is!"
Dieper zinkt haar hoofd, terwijl zij, met
weemoedigen blik, haar zoontje beziet. De
gloed harer wangen verdwijnt; doodsbleek
zit zij daar, zwijgt en voelt tot in het verho-
lenste harer ziel de verwijtende taal van
haar kind.
„Maar ge wordt zoo bleek," ontvalt het
Wardje. „Zijt gij ziek?" Hij reikt haar de ree-
sems met de sappige bessen: „Neem maar,
ze zijn rijp en zoet. Ik trok ze voor vader
neem toch maar!"
Een droeve glimlach speelt rond haren
mond. Ze neemt eene bes, steekt ze in den
mond, wil ze opeten. De vrucht blijft in de
keel kroppen. Met moeite zwelgt zij haar
binnen.
Het is middag.
Eenige zonnestralen verlichten den bosch-
weg; eene ekster, zwart en wit gevlekt, strijkt
met logge vlucht en onaangenaam gekras
over het paar; een slanke wezel glijdt vlug
over de baan en verbergt zich dieper in het
woud; een goudtor zoekt en spoedt zich
heen. Zij ziet noch hoort; met gebogen hoofd
en gevouwen handen, met hartzeer, verdriet
en wanhoop op het gansche wezen, staart zij
ten gronde en denkt aan haar vervlogen ge
luk, aan haar huidig ellendig leven, aan de
zwarte toekomst, die haar wacht. Wardje
ziet insgelijks bedroefd en eet eenige aard-
bessen op.
Daar nadert iemand, langs achter uit het
kreupelhout, stil, zoo stil, dat Thilde noch
Wardje hem gewaar worden. Op een vijftig
tal meter blijft hij staan, hij, Rochus! Als
een rechter staat hij daar, met norschen
blik, opeengenepen lippen, neergeduwde
wenkbrauwen, met het geweer in de eene
hand, eenen haas in de andere. Hij ziet haar
aangezicht maar half, doch de stem hoort
hij. Hij kent deze stem en een storm ontstaat
in zijn hart. Sedert omtrent zeven jaren heeft
hij ze niet meer gehoord en toch kent hij ze
nog. Hij weet, hij gevoelt^ dat die vrouw,
\yelke daar op dien tronk zit en met zijn
zoontje spreekt, de gevallen vrouw, de schul
dige moeder is.
En ze durft komen ze durft hier komen!
Maar zij heeft dus geen greintje schaamte
in haar lijf?
En zij vreest hem niet hem, den belee-
digden man?
De haas ontvalt hem; traag legt hij het
geweer aan, mikt. Gaat hij schietenhaar
straffen?Neen, hij zou Wardje kunnen
treffen, alhoewel hij .zeker van zijn schot is.
En meer; hii moet weten alles weten!
Het roer daalt, hij houdt het in de eene
hand, terwijl hij op den boschweg springt.
„Vader, vader!" juicht het kind en loopt
naar hem toe.
Zij schiet recht.
„Hij hij!krijt ze met ontzetting. Zij
wil vluchten. Woest snelt hij- op haar toe,
grijpt haar bij den schouder en gebiedt:
„Blijf!Vluchten helpt hier nietBlijf!"
En aan Wardje wijst hij het stalletje ne
vens de hut:
„Gij, Wardje, doe Belle weg!Rap! Bij
dat wijf moogt ge niet zijn.
En daar de jongen, beteuterd en verwon
derd over het ruwe bevel, traag met de geit
heengaat:
„Rap, zeg ik u!Dat wijf is verdomd!...."
Neen, Wardje begrijpt niet, waarom zijn
vader zoo wild handelt met die vrouw, welke
vriendelijk met hem keuvelde en zachtekens
met hare vingeren door zijn haar streek.
Toch gehoorzaamt het kind en het verdwijnt
in het stalletje met Belle, die luider blaat
en tegenstribbelt.
Nu sleurt Rochus de bevende vrouw tus-
schen het hout, terwijl het kort en koud uit
zijnen mond valt:
„Kom l"
Hij trekt haar zwijgend voort, dieper, die
per in het bosch, zonder acht te geven, op
de twijgen, welke haar aangezicht striemen,
op de bramen, die haar kleederen scheuren.
In de linkerhand houdt hij zijn geweer.
Norsch ziet hij vóór zich, immer ruw knelt hij
haren arm tusschen zijne vingeren. Zij volgt,
met angst in de oogen, met bleekheid over
het gansche wezen. Tien minuten dringen
zij sprakeloos, beide hijgend, door hef
Roschbosch. In eens bidt zij met flauwe stem;
„Ge nijpt mij zoo hard!"
Hij laat ze niet los, schijnt niet te hooren,
sleept en sleurt haar verder. Eindelijk ko
men ze op eene opene, onbeplante plaats,
waar vier boschwegeltjes zich kruisen en een
kapelletje staat een zeer klein kapelletje
ffmet een Lieve-vrouwebeeld, onder eenen
ouden lindeboom, die het gansch met zijnen
dichten bladerentuil overlommert
Hier wordt haar arm vrij. Hij werpt haar
eenen stuurschen, doch kalmen blik toe,
steekt zijn weer uit en gebiedt:
„Op de knieën I"
Zijne stem, kort en scherp, bewijst hef
haar: er valt niet te aarzelen; ze knielt en
heft de handen smeekend naar hem. Wat
gaat hij doen?
Tien stappen deinst hij achteruit, plaatst
zijn geweer met de kolf op den grond vó^^f
zich en zegt somberder:
„Beken I"
zuj buigt het hoofd en zwijgt. Maar hi)
richt den loop naar haar. Zij ziet op:
„O, Rochus, vermoord mij niet," krijt ze.
„Noem mij niet meer zoo," smijt hij haar
wild toe. Zij vouwt de handen en bidt:
„Vermoord mij niet.vermoord mij nietl
Hij heft hooger zijn geweer en herhaalt
ongeduldig:
„Beken
Wordt vervolgd'