Naar let iari ven Islefte!
„DE EEM LAN DER".
Donderdag 9 December 1915.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
N* 139
14" Jaargang.
Hooidredacteuri Mr, D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOPF ft Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
6 mo&adcD voor Amerafoort J*®®*
i Idem franco per post ;>\Y JJ#
Per week (met gratie verzekering tegon ongelukken) 0.10.
Afsonderiyke nummera y
5Vek«l\jka by voegsel „ds Uollandiche Uuutfuw" (onder redaotie
Vn.i Thórèae van Hoven) per 8 mud. 50 ets.
Advertontiön gelieve men liefat vóór 11 uur, familie*
ndvertenties en berichten vóór uur in te zendon.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTENTIËN:
Van 1—6 regola.. 0.50.
Elke regel rueer0,10<
Dienstaanbiedingen 25 oenta btf vooruitbotaling.
Grooto lottora naar plaatsruimte.
Voor handel «u bedryf bestaan tooi voordooligt bepalingen
tot het herhaald adverteereo (n dit DIad, by abonnoment.
Eooe ciroulairo, bevaitonde de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
grensregeling Amersfoort-Leusdsn.
Weldra zal orue gemeente 'n aanwas van
jngeveer 1600 zielen te boelten hebben.
Oe gemeenten Amersfoort en Leusden zijn
Overeengekomen een ruil van grond met
elkaar aan te gaan, waarbij Amersfoort aan
Neusden een gedeelte zal afstaan dat 'n ge
bed landelijk karakter draagt, terwijl het
daarvoor krijgen zal een in onze gemeente
inspringend bebouwd stuk van Leusden,
waarvan wel het voornaamste is de rechter
kant van den Leusderweg met zijstraten en
Laan 1914.
Hoewel het geen rijk deel is dat Amers
foort krijgt, is de ruil toch niet onvoordeelig;
zij geschiedt met gesloten beurzen en ware
bet niet dat de beide gemeentebesturen
reeds meer dan anderhalf jaar geleden zulks
afgesproken hadden, de aanleg van Laan
1914, welke sindsdien plaats gehad heeft,
eou ongetwijfeld Leusdens voorwaarden hoo
ger hebben doen stellen; want aan die laan
mogen stellig binnenkort reeds gegoede be
woners verwacht worden.
Er zijn dan ook tegen de grensregeling
geen bezwaren van Amersfooi tschen kant
aangevoerd. Bij de behandeling door de bi-
zondere commissie is gisteren si v "hts één
interessante quaestie ter sprake gekomen.
En dat betrof de schoolgeldregeling aan de
school onder Oud-Leusden, welke nu bij
Amersfoort zal komen.
De heer Mebius wilde als overgangsbe
paling zien vastgesteld dat de kinderen uit
het thans bij Amersfoort komende gedeelte,
nog op dezelfde voorwaarden de school zou
den kunnen blijven bezoeken; m.a.w. dat de
kinderen voor wie thans geen schoolgeld
betaald werd ook na den overgang zouden
vrijgesteld blijven; kinderen die na den over
gang op school kwamen, zouden natuurlijk
onder de vigeerende Amersfoortsche rege
ling vallen.
liet voorstel van den heer Mebius is ver
worpen met 12 tegen 5 stemmen; alle kin
deren zullen dus terstond onder de Amers
foortsche regeling vallen.
Wij voelen veel voor het voorstel van den
lieer Mebius. De nieuwe inwoners zullen
nu na den overgang dubbel gedrukt worden
èn door hoogere belasting èn door hooger
schoolgeld. Inderdaad zou niemand de bil
lijkheid betwisten om, ais overgangs
maatregel, die kinderen voor wie thans
geen schoolgeld betaald werd, ook in het
ervolg daarvan vrij te stellen.
Er werd tegen aangevoerd, dat die bepa
ling twee soorten burgers zou scheppen: ge
privilegieerde en niet-geprivilegieerde. Ja,
dat zou het geval zijn, indien men bepaald
had dat ten allen tijde de inwoners van dat
nieuwe gedeelte van Amersfoort onder een
andere schoolgeldregeling zouden leven dan
de overige. Maar daar was geen sprake van,
'het gold slechts 'n overgangsmaat
regel, welke gelijkelijk zou gelden voor
allen, die in 'n zelfden toestand verkeerden.
Men kan hier niet van het vestigen van 'n
privilege spreken; er wordt niets gevestigd,
er wordt slechts iets gehandhaafd, er wordt
geen nieuw recht geschapen, er wordt
slechts n bestaande toestand tijdelijk be
stendigd. En dat iets is niet 'n privilege. Het
is de vrijstelling van schoolgeldbetaling,
niet op grond van ecnig voorrecht aan
eenige bizondere personen verleend, doch
op grond van finantieele draagkracht en gel
dende voor allen die in die omstandigheden
verkeeren. Die ouders betaalden heden voor
hun kinderen niets; thans zullen zij voor die-
re'fde kinderen op dezelfde school voor het
zelfde onderwijs wél moeten betalen. Waar
om? Omdat de ouders rijker geworden zijn?
Neen, integendeel, ze zijn armer geworden,
moeten immers meer belasting betalen.
-Waarom dan? Wel, omdat de grenspalen,
geheel buiten hun toedoen, verplaatst zijn.
De voorzitter heeft beweerd dat de conse
quentie van dit standpunt ook zou leiden tot
vrijstelling van belasting voor de nieuwe in
woners.
Geenszins. Eerslens zou deze belastings
exceptie moeilijk te construeeren zijn. Hoe
lang zou zij moeten gelden? De schoolgeld
exceptie is slechts van zeer tijdelijken aard
en eindigt automatisch over enkele jaren,
zoodra de laatste van de tegenwoordige leer
lingen, die van dezen overgangsmaatregel
zouden profiteeren, de school verlaat.
Maar tweedens geldt voor de belasting-
exceptie geen plausibele rede. De inwoners
toch van dat gedeelte zullen allerlei nieuwe
voordeelen genieten; reiniging, verlichting,
bestiating, politiebewaking. Niet meer dan
billijk dat zij daarvoor iets hoogere belas
ting betalen.
Op school echter verandert, verbetert
niets. Het onderwijs, het personeel, alles
blijft hetzelfde. Om billijkheidsredenen kan
men de leerlingen dus niet meer doen be
talen.
De voorzitter had slechts dan mogen be
weren, dat het standpunt van de voorstellers
tot de genoemde consequentie leidde, als
dezen de stelling verdedigd hadden, dat de
inwoners van het overgaande grondgebied
niet in slechtere positie mochten komen.
Maar die stelling verdedigden zij niet.
Zij kwamen slechts op billijkheidsgronden
op voor de belangen, niet van Leusdenaars,
gelijk eerst verweten werd, doch van nieu
we Amersfoorters, die bij hun komst in on
ze gemeente terstond tweemaal de operatie
van aderlaten moesten ondergaan .Vooral
na de eerste operatie, welke nu eenmaal
noodzakelijk was, hadden d i e patiënten, die
reeds aan bloedarmoede lijden, van de twee
de vrijgesteld moeten worden.
Steekhoudende argumenten tegen het bil
lijkheidsvoor stel van den heer Mebius zijn
nietaan te voeren. Het komt dus ten
slotte neer op 'n billijkheidsappreciatie.
Heeft de meerderheid der commissie ten
slotte besloten geen consideratie te gebrui
ken des te erger voor de slachtoffers. De
gemeente zal van die enkele guldens niet
floreeren.
Politiek Overzicht
De wensch naar vrede.
m.
Hoe in de toongevende kringen in Enge
land en in Frankrijk de stemming tegenover
den vrede is, hebben wij nog zeer onlangs
vernomen uit den mond van mannen, die
aan de regeeringstafel gezeten zijn. Een on
derstaatssecretaris van hel Fransche oor
logsdepartement heeft gezegdGeen vre
de, voordat dit en dat is verkregen, allemaal
dingen waarvan ons sedert het begin van
den oorlog is verkondigd dat de geallieer
den er voor strijden, vermeerderd met nog
eenige zaken, die er bij gekomen zijn omdat
men bet herstel verlangt van datgene, wat
door den loop van de oorlogsoperatiën tot
dusver verloren is. De Engelsche onder
staatssecretaris Brace vindt het nutteloos
over vrede te praten vóórdat de Duitsche
militaire mocht gebroken is. De beide hier
genoemde staatslieden behooren tot de min
dere goden onder hen, die aan de regee
ringstafel gezeten zijn; maar zij herhalen wat
de voormannen meermalen en bij verschil
lende gelegenheden hebben gezegd.
Van de leden der Duitsche regeering heb
ben wij in den laatsten tijd geene verklarin
gen over dit onderwerp gehad. Wij weten
uit wat bij het begin van den oorlog en in
de sedert gehouden oorlogszittingen van den
rijksdag door den rijkskanselier en door de
woordvoerders van de partijen is gezegd, hoe
men in het algemeen denkt over den toe-
komstigen vrede. Dat moet een vrede zijn,
die absolute waarborgen verschaft tegen
eene herhaling van den reuzenstrijd, dien
Duitschlahd thans heelt te voeren. Maar hoe
het vredes\eidiag er zal ui^ien en welke
de wenschen zijn waarvoor Duitschland zal
opkomen bij de eventueele vredesbespre
kingen, daarover heeft men tot dusver met
zorg vermeden zich uit te laten. Wanneer er
getracht werd voorbarige wenschen kenbaar
te maken, dan was een wenk van hooger
hand voldoende om de discussie daarover
te onderdrukken. Het eenige wat men heeft
vernomen, is de verklaring van den beheer
der der rijksfinanciën, staatssecretaris Helf-
ferich, dat eene oorlogsschadevergoeding
zal worden verlangd van een nog onbepaald
aantal milliarden.
Het ligt voor de hand, dat in de zitting,
waarin de rijksdag nu bijeen is, dit onder
werp op nieuw te berde zal komen. De
rijksdag heeft, toen hij den 30en November
samenkwam, de zaken, die in deze zesde
oorlogszitting zijn af te doen, commissoriaal
gemaakt. Die zaken zijn nu rijp voor de
openbare behandeling; zij komen in de ver
gadering, die heden wordt gehouden, aan de
orde. Men verwacht, dat de rijkskanselier
heden reeds aan het woord zal komen, en
bij zijne rede zal zich eene discussie aan
sluiten, die misschien wel een iets groote
ren. omvang zal verkrijgen, dan de debatten
in de vroegere oorlogszittingen
De zaken waarover de rijksdag ditmaal
heeft te besluiten, staan allen in verband met
den oorlog. Maar om van de regeering te
vernemen, wat van haar te ver
wachten is voor het herstel van den vrede,
heeft het bestuur van de sociaal-democrati
sche rijksdagfractie aangekondigd, dat de
fractie heeft besloten eene interpellatie in
te dienen, die antwoord verlangt op deze
vraag: „Is de rijkskanselier bereid, inlichting
te geven, onder welke voorwaarden hij ge
negen is in vredesonderhandelingen te tre
den?" De Vorwurts, die dit besluit mede
deelt, voegt daaraan nog toe, dat te voren
een voorstel van verdere strekking, waarin
van de regeering verlangd werd „eene nog
meer bepaalde vastlegging van hare vredes
voorwaarden", verw orpen was met 58 tegen
43 stemmen. De niet onaanzienlijke minder
heid heeft verlangd, dat haar zou worden
toegestaan haar standpunt door een eigen
spieker in de vergadering van den rijksdag
te laten toelichten. Dat is haar echter ge
weigerd. Men zal dus alleen de toelichting
te hooren krijgen van de interpellatie, zooals
zij door het besluit van de rijksdagfractie is
vastgesteld, waarop zich ten slotte 93 tegen
5 stemmen hebben vereenigd. Met de toe
lichting van de interpellatie is belast de af
gevaardigde Scheidemann, terwijl aan een
ander lid is opgedragen in het debat namens
de fractie te spreken.
Het standpunt van Scheidemann, die in
dit geval za loptreden als woordvoerder van
de rijksdagfractie, kent men uit eene verkla
ring, die is opgenomen in de New-Yorksche
Jewish Daily Forward, wier vertegenwoordi
ger uit zijn mond liet volgende heeft opge-
teekend
„Wanneer ik mij indenk in de positie
van den rijkskanselier, dan zou ik in de ver
wachting, dat de tegenstanders toch niet ge
heel met blindheid geslagen kunnen zijn, tot
hen zeggen: „Mijne heeren, wij hebben den
oorlog niet gewild, wij hebben hem moeten
voeren tot verdediging van ons land; zie op
de oorlogskaarten hoe wij staan na zestien
oorlogsmaanden. Wij hebben er geen be
lang bij den oorlog verder te voeren, want
wij zijn niet op veroveringen uitgetrokken.
Zullen wij ons niet aan een tafel zetten om
te onderhandelen hoe wij tot het einde kun
nen komen?"
De bereidwilligheid om te onderhandelen
zou hetzelfde beteekenen als de beëindiging
van den oorlog. Over dezen oorlog zal nie
mand onderhandelen zonder het bepaalde
voornemen, onder alle omstandigheden tot
het einde te komen.
Hoe een voorstel van Duitschland om te
onderhandelen bij de neutralen zou werken
behoef ik niet uiteen te zetten. Onze regee
ring zou vredesonderhandelingen in ieder
geval kunnen voorstellen. Met mij wenschen
millioenen, dat zij het zal doen. Vooreerst
staan wij militair het best en zouden dus in-
sinuatiën van zwakheid met gelatenheid
kunnen dragen. In de tweede plaats wensch
ik, dat de buitengewone roen», den eersten
beslissenden stap tot beëindiging van dezen
versohrikkclijken oorlog te hebben gedaan,
aan ons land verzekerd wordt".
Hiermee is de geest t an deze interpellatie
aangegeven. Elke vijandige bedoeling te
gen de regeering ontbreekt er oan; de be
doeling is meer de geneigdheid lot vredes
onderhandelingen kenbaar te maken dan ge
preciseerde vredesvoorwaarden aan Ie ge.
ven. Nu is het woord aan den rijkskanselier
om het standpunt van de Duitsche icgcei.er
tegenover den wensch naar yri Ie te doen
kennen.
De oorlog.
Berlijn, 8 Dec. (W. B.) Berichi vnn
het opperste legerbestuur uit het grootc
hoofdkwartier van hoden voor-.riddag.
De pogingen van den vijand om ons het
succes ten oosten van Auberive te betwis
ten, zijn mislukt. Behalve gevangenen, zijn
daar drie machinegeweren ons in handen
gevallen.
Ten noordoosten van Souoin werd den
Franschen eene stelling op hoojje 193, om
streeks 500 Meter groot, ontnomen. Vier
tegenaanvallen werden afgeslagen. Een of
ficier en 120 man weiden gevangen geno
men.
1'arij s, 8 Dcc. (Havas). Nnmiddagcom-
muniqué.
In België verhindeiden in den loop sar
den nacht Fransche machinegeweren den
vijand een door de Franschen in de buurt
van het Sas vernield werk weer in goeden
staat te brengen.
In Artois, ten westen van hoogte 140,
bracht het Fransche vuur een Diitschen aan
val, die werd voorberc id met mijnontploffin-
gen, tot staan.
Gisteren bombardeerde en vernielde de
Fransche artillerie den molen Suint-Aurii»
in de streek van Roye, dien de vijand voor
de verdediging had ingericht.
In Champagne bleven de Frrrschen met
granaatschoten vooruitgaan ;n de vooruit-
liggende loopgraven, waarin de vijand voet
had gekregen.
Ten zuiden van Saint Söüplet en ten
oosten van den heuvel van So.vin werden
de Duitsche aanvallen, die gisteren op het
einde van den avond begonnen, door tegen
aanvallen gestuit. De strijd duurt voort onj
de door den vijand bezette elementen te her
nemen.
P a r ij s, 8 D e c. (R.) Avond-communiqué,
De dag was betrekkelijk rustig. Er wnreii
artillerie-actiën in Artois en Champagne,
vooral in laatstgenoemde streek waren zij
hevig. Wij avanceerden door middel van
granaatstrijd ten oosten van Souain. Onze
batterijen tusschen de Argonne en de Maas
vernielden bij Bethencourt een houder van
verstikkend gas. Een Fransch vliegtuig
beschoot op eene hoogte van 10,000 voet
eene Duitsche machine, die in brand ge
raakte en ontplofte. De beide Duitsche vlie
geniers vielen in onze liniën.
Weenen, 8 Dec. (W. B.) Officieel be
richt van heden middag.
Ten noordoosten -van Czarto.ysk verdreef
Wat wij begeeren krijgen wij niet en wat
.vij krijgen begeeren wij niet meer.
Roman van
IS. TEIRL1NCK.
63
Vóór ons ligt het lieve vijvertje, versierd
met frisch eendekroos en spichtig opschie
tend riet, waartusschen een eerste vergeet-
mii-nielje het kroontje opduwt en het ge
moed zalig roert.
En van onder de bemoste, gespleten
boomschors, van onder de zwartbruine, rotte
bladeren, uit water en grond, op stam en
blad kruipen en wroetelen honderden kerf
dieren. In de zoele morgenlucht, boven de
bloeiende en geurende bloemen, zweven en
ronken kevers en vliegen.
De gevleugelde zangers, welke hier ble
ven, en den winter tartten, hebben hunne
stem wedergevonden en zingen om het
meest met de teruggekomen trekvogelen.
Hoor1 tusschen het hout trilt een hemelzang,
bet liefdelied van meester nachtegaal.
Manda en Emiel zitten, in dezen prachti-
gen morgenstond, reeds eene wijl sprakeloos
op het kiemende mos.
„Wat zingt hij schoon, wat «ingt hij
schoon!" roept in eens het meisje uit; en
onmiddellijk daarna zucht ze
„Ginder, in dat verre land, zijn geene
nachtegalen, Emiel!"
„Er zijn toch vogelen, Manda", troost de
jongeling.
„Ja, jadat denk ik welf Maar de onze
zijn er niet, de onze niet!Ginder leeft
geen nachtegaal hoor toch hoe zoet hij
zingen kan!Geene botvinken, geene
roodborstjes, geene merelaans, geene ko-
ninkskes, EmielNeen, onze vogelen zul
len wij ginder niet wedervinden!"
Droef, weemoedig klinkt hare stem.
Emiel antwoordt niet.
Na eene poos toont zij de bloemen.
„Kijk! die sleutelbloemen en die viooltjes,
zijn zij niet wonderschoon?"
De jongen staat recht, gaat naar de lieve
lentekruiden, wil ze plukken.
„Neen, neen!" gebiedt ze „Laat ze
staan, waar zij geboren werden laat ze
daar groeien en sterven!... Zoo sprak ook
moeder!"
„Manda toch
„Zoo sprak ook moeder!Had zij ge
lijk? Zeg, had moeder gelijk?"
Tweemaal, haastig stelt zij die vraag. En
daar Emiel zwijgt, besluit zij
„Wie weet het
Daar staat ze nu insgelijks recht en, in
begeestering wijst zij de beuken, de bloeien
de bloemen Zij luistert opgetogen naar
den zoeten nachtegaal en vraagt daarna:
„Emiel, is hier alles niet schoon?"
„Ja, jal" b- -*igt hij.
„Allerschoonst!En dèt verlaten wij!"
„Moet het niet, Manda?Alles ligt te
koop, bij ons en op het Rattenho!Het is
te laat om achteruit te gaan... Wat we be
sloten hebben, zullen we doen
„Ja, we zullen het doen!Ik zou van ge
dachte niet willen veranderen!Hare
stem wordt krachtiger, ernstiger„Och! ik
weet het: Ons land is rijk, van God geze
gend de gronden zijn er vruchtbaar, de
weiden vet en malschde vogelkens zin
gen er zoo zoet en de bloemekens bloeien
er zoo schoon Maar de menschen lijden
er armoe!Ze werken er hunne vingers
krom ze werken er hunnen rugge krom.
ze werken er hun lijf ellendig en ziekZe
werken als slaven en 't en gaat niet!
Hier zijn bloedzuigers!Ja, ja, het is goed,
dat we vertrekken, al ware het maar om een
voorbeeld te geven!"
Hij grijpt hare hand vast en bekent
„Manda, ja, gij l.ebt gelijk: hier zijn bloed
zuigers, die met het zweet van den werkman,
van den armen boer levenHet is goed,
dat wij vertrekken!"
„Goed is het zekeril.En zullen wij gin
der niet te zamen zijn?" glimlacht ze.
„Ja, we zullen er te zamen zijn, voor al
tijd!" juichte hij. „En waar gij zijt, mijn zoete
lief, daar is het mij wel en goed!"
En hij kist haar wild en zalig op de lippen.
De koekoek roept, de nachtegaal zingt
het is Lente 1
XXI.
Een laatste oogenschouw.
Alles is voor het vertrek gereed.
Paaiden en koeien, zwijnen en hennen, al
de beesten, wagens en karren, ploegen en
eggen, al het ander boerenalm het is alles
verkocht op de twee hoeven; ook de akkers,
weiden en boomen der Moereels' met het
Hof-ten-Berge.
De koffers en kisten, de doozen en sluit-
manden, gevuld met allerlei klein huisgerief
en olm, met beddegoed en kleedingstukken
zijn reeds ter statie en naar Antwerpen, Jvet
vertrekpunt.
De laatste dag op het geboortedorp gaat
aanbreken. De zon slaapt nog. Het slaat drie
uren op het kerktorentje, als boer Kazakke
uit het bed vaart.
Neen, hij heeft niet gerust; hij heeft zich
gedraaid en gekeerd, geen enkel oog toe
gedaan.
Rond tien uren is hij slapen gegaan en
eiken klokslag heeft hij gehoord. Hoe wan
delt, gedurende die eenzame nachtstonden,
zijn geest naar het verleden, dat hij zoo goed
kent, naar de toekomst, die hem raadselach
tig aankijkt!
En vragen, zonder bevredigend antwoord,
m: '.Men hem onverpoosd. Doet hij goed te
vertrekken?.... Zij - kinderen, de beide Moe
reels' met hem mede te rukken naar het
verre, onbekende land? Is het geen mis
plaatst, overdreven eergevoel, dat hem doet
ha-'elen? Zijn het niet koppigheid, onge
wettigde eigenliefde, die hem nopen zijnen
geboortegrond te verlaten?
Zijn ondergang de ondergang van den
pachtboer Penninck hier in de streek is
zeker; maar de Moereels' leven op eigen erf.
Is hc noodig, dat deze met hem aan
vc- wel zeot,an?
Hij heeft ze toch niet gedwongen, neen
En dèt stilt een weinig zijn stormenden
geest. Overigens: het is te laatTe laat!
Er valt niet meer te onderzoeker of het be
sluit goed of slecht is men moet vooruit!
Ten anderen zou het ginder niet belet
wezen?Hij is overtuigd, dat zij er ge
lukken zullen. Al de genomen inlichtingen
kwamen op hetzelfde uit: een landbouwer,
met een Kapitaal als bet hunne de Pen-
ninck's houden, na de verkooping en alls
schuldaflossing, omtrent vijftien duizend
frank over en het fortuin der Moereels ia
aanzienlijkl moet ginder slagen, indien hij
weikzaam, voorzichtig en oppassend is; eo
dat zullen zij zijnf
Wat is het hier in zijne slaapkamer zon-
derli..6 cenzaaml
Het gebeurde nog, dat Penninck hiec
eenen slapeloozen nacht doorbracht, docU
nooit zoo n ongenoeglijken en ongewonen
als deze.
Toen waren deze muren niet naakt, waa
deze k-mer niet ledig. Er stonden stoelen
en kasten, er hingen gordijnen vóór het bed,
gordijnen vóór de ruiten. En indien, zooals
nu, de maan in de kamer scheen, toen was
haar licht niet zoo helder en zoo onbe-
schaamd.
Toen dreven honderden geruchten van de
hoeve op. In de stallen - gerinkM en geslamp,
gekuch en gezuchtin de koten gekno*
en gegrol. Soms zond een haan, die zich
misrekende, zijn se1-ellen morgengroet orr
middernacht rond.
Wordt vervolod