Nsar bit land van belofte! „DE E EM LAN DER". Maandag 13 December 1915. BUITENLAND. FEUILLETON. N° 142 14"* Jaargang. Toonkunst-Uitvoering. ioofdredacteun Mr, D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgever»: VALKHOPP ft Co, ABONNEMENTSPRIJS: 8 tntuinden Toot Amersfoort f Idem franco per post Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) IJxonderliike nummers 0.05. Wekelijks bijvoegsel 9d$ Hollandtch* HuiwouuP (onder redaotie r»n Théröse ran Hoven) per 8 mnd. 50 ote» ^dvertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie* advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT I. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regelsf, f 0.00.' Elke regel ruoei«OIO Dionstaanbi'-diiigon SO od'Ul* ».(J »owuitbotaljag. Oroote lettors nnnr plaatsruimte» Voor handel en bedriji bosiaan tooi voordeeltge bepalingen tot hot horhualil advertueiou Ui dit Blad, bij abonnement# Eone circulair#, bevittende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. Burgemeester cn Wethouders van AnieiS" tooit, Gelet op art. 37 <ier Drankwet; Brengen ter openbare kennis lc. dat bij hen is ingediend een verzoek schrift om verlof tot verkoop van olcoholhou- jjenden, anderen dan sterken drank, voor ge bruik ter plaatse van verkoop, door Bartholo- meus Kroaiknmp, huisknecht, wonende alhier, in di ie beneden-localitcitcn van het perceel fcarchmen Wuijtierslaari no. ftla te Amersfoort; 2c. dat binnen twee weken nu deze bekend making een ieder tegen hel verleenen van het nlof schriftelijke bezwaren bij ons College kan inbrengen. Amersfoort, 10 December 1015. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Dr Secretaris, De Burgemeester, A. P. VEENSTRA. VAN RANDWIJCK, n. L. van Beethoven - Eroica. j ii f o n i a e i' u i c a. coniposla per fes- li,,,..ra il sovvenire <li un grand'uomo", zoo Y.i i! lid opschriil van de eerste in dr uk-ver* s. in :cn paiTiiuur der 3de Svmphonie, in Es- du:Beethoven heeft het dus den hoorders makkelijk gemaakt on heeft door zijne aan duiding. dat hij dit werk heeft gecompo neerd. „om de nagedachtenis van een groot man Ie ceren". terstond de richting a'angege- ven waarin onze gedachten zich hebben te verplaatsen. T.alen wij er celvter terstond bij voegen. dat des meesters bedoeling niet an ders geweest kan zijn. dan eene zeer vage in dicatie te geven; en dat men geheel en al op een dwaalspoor zou zijn. indien men in de Eroica wilde zien eenp weergave van de le vensgeschiedenis van een held. ia misschien van een bepaalden held. En toch heeft men dat herhaalde malen gedaan, eifc is men lustig aan liet ..hineiirinlerprelieren" gegaan; een heleend B eetlTo veil-bio gra a fde Russische staatsraad Leuz, heeft b.v. voor'de 1 Salzc liet volgende programma opgesteld: Allegro' Lcbon und Tod cines Helden Muivia: Das Leicheivbegangnis. Scherzo: Waffepstille am Grabc Finale: Das Leiciicnmabl und Heldenbal- lade. Tot zulke /Iwnasduvden. komt men als men, wat absolute muziek is, tot progrnmma-mu- 71 ek wil maken. 'I och schijnt het niet aan Iwiïfel onderhevig oC l\el is wel een bepaalde held geweest, die Beethoven zijne Eroica heeft geïnspireerd. En di- held aan \vien liij dacht, toen liij zijne in hel jaar 1803 begonnen en in 't voorjaar van 1801 voltooide symphonic componeerde, was Napoleon. Mag liet wonder heelcn, dat hij. v. iens zinspreuk was Kraft isl die Moral des Mc-Jisehcn" zich voelde aangetrokken tot dien iongen generaal der Fransclie Republiek, die machtige persoonlijkheid, die „Uebcr- vneiïseh" als hij zelf. zegevierend met zijne legers door Europa trok en alles Aan zijnen wil onderwierp. En daarbij. Beethoven was een overtuigd democraat, mol sterk rcpubli keinschc neigingen; te Bonn geboren, niet zoo heel ver van de Fransehe grenzen, was het runioer van de FranscKc omwenteling al spoedig lot hem doorgedrongen en had hij de wording van eenc nieuwe maatschappij met sympathie begroet. Toen nu in 1798 ge neraal Boruadoltc. de latere koning yan Zwe den* gezant lc Weenen was geworden, kwam Beethoven veel niet hem in aanraking en werd door hem hoog gewaardeerd; het schijnt, dat Bernadottc Beethoven heeft opgewekt den grooten held door eene compositie te ccren. Beethoven componeerde toen zijne Eroica. die. in Mei 1801 voltooid, tot opschrift droog „Buonaparte" met onder aan het titelblad .Xuigi van Beethoven". Maar toen nn den 20slea Mei van hetzelfde jaar Napoleon zich tot Keizer van Frankrijk had laten procla- mc-ercn. ontstak Beethoven bij het vernemen van die lijding in heftige woede cn riep uit: „1st der aueh nicliL anders, wie ein gewohn- lidier Mensch! Nun wird er auch alle Men- schenrechtc mil Füsscn Irelen; uur seinein Ehrgeize fröhncn; er wird sich nun hoher wie alle andern slellcn, ein Tyrann worde ill" Daarop greet) hii het titelblad van ziine par- lituut, scheurde het door midden cn wierp liet op den grond. En toen de symphonic in 1800 het licht zag. was de naam Bonaparte van het titelblad verdwenen en droeg zij het boven door-ons vermelde opschrift. Napoleon, de eens door hem enthóusiastiscli vereerde held, was voor Beethoven van zijn voetstuk afgevallen en men verlelt zelfs dal hij, in het iaar 1821 den dootl van den eens zoo grooten man vernemende, sarcastisch opmerkte, dat hij reeds iaren geleden daarvoor de passen de muziek geschreven liad, daarbij doelende .op de Marcia funebre der Eroica. Hoe het ook zij. de Eroica moge door Beethoven aanvankelijk geconcipieerd zijn met de gedachte aan één enkelen man. een held, wien hij in de taal der tonen een blijvend monument heelt willen oprichten, on der don arbeid heeft hij zeker gevoeld, dat deze enge begrenzing den wiekslag van zïin genio te veel belemmerde cn is zijn werk idt- cedijd tot eenc verheerlijking van den held ..Begreifcn wir unter Held", zegt Richard Wagner in zijne verklaring van den inhoud der Eroica, „überhaupt den ganzen, vollen Menschen, dem alle rein menschlichen Empfindungen der Licbe, d^s Schmerzes und der Kraft nacji höchster Fülle und Starke zu eigen sind, so erfassen wir den richtigen Gegenstand, den der Onstlcr in den ergreifend sprechenden Tonen seines Wer- kes sich uns millheilcn laszt. Hel is natuurlijk onmogelijk hier en détail het heerlijke werk lc bespreken; daarvoor zouden wc de verschillende doo-- B. gebruik te motieven ia notenschrift moeten kunncn- weergeven. Slechts willen we. ook aan de hand vail Richard Wagner, in algemeene trekken den muzilcalen inhoud van de vier dcclen trachten weer te geven. Het heroïsch karakter van hel werk spreekt zeker wel bet duidelijkste uit den lslen Satz (Allegro con brio). Met een schitterende kleu renrijkdom schildert deze ons alle gevoelens "en gewaarwordingen, die liet gemoed van den lield kunnen vervullen. Nu eens hoorcn wij hem vol heerlijken moed zich opmaken i voor den strijd, dan weer rocpl' een motief met vragend kavakter ons de;^ twijfel voor den geest, die hem ecu oogcnblik doet ver sagen, of wel komt eene liefelijke episode ons spreken van de verlokkingen dei» levens, di hem dreigen te omstrikken. Maar te midden van al die gevoelsindrukken is er écn, die zich baan breekt, die alle andere domineert: bet is die van (Tc ontembare 1st a eli l, die steeds aanzwellend, zirh tegen het midden van den Satz openbaart als een alles vernietigende macht. Dan in een paar fortissimo maten van hel volle orkest: in scherp rtissoneerende ne- coordcn. is hel of de held er in geslaagd is met cenigc dreunende nio-korslagcn liet oude, vermolmde gebouw der vroegere wereldorde ineen te doen storten om daarna op de puin hopen eene nieuwe en betere maatschappij op te bouwen. Die alles verpletterende kracht, die ons Ie gelijk met bewondering vervult cn ons doel huiveren, moest wel uilloop<?n op eene tragi sche catastrophe, die de 2(le Satz (Adagio assai) ons wil schilderen. De toondichter heeft deze weergegeven in den vorm van een Lreurmarsch. Diep aangrijpend klinkt deze muziek, die nu eens zachl-klngend. dan weer troosteloos uitbarstend, op wonderseboone wijze de smart bezingt, die het tragisch lot van den held te voorschijn roept. Maar plot seling wordt de sombere mg afgebro ken -door ccuen tusschensalz in den helde ren C-dur toonaard: uit de smart ontkiemt eene nieuwe kracht, die ons weldadig aan doet. Nu niet meer de titanische kracht v m -vroeger, maar de door het lijden gelouterde, die leert mét moed en bcruriiug Tut onvermij delijke lo dragen. Hoor! hoe dan ook de klaagzang, die zioh. daarna weer herhaalt, een ander karakter aanneemt en ton slotte overgunt in eene weemoedige elegie, zich verliest in eene uitstervende herinnering aan Liet doorgestane leed. Nadat aldns de overmoedige, bandeloozc kracht door het lijden, gelouterd is. toont ons de 3de Snilz (Allegro vivace) den held in de zonnige opgenblikken rijns, levens. Het is een scherp contrast, dat de .tooudirhter in hel leven heeft geroepen tussehen deze beide el kaar opvolgende afdeelingen, maar is hel le ven niet rijk aan geweldige legeusleilingen? De -diep aangrijpende tragiek van den twee den Satz vindt ccn sohooncn tegenhanger in de humor, die het Scherzo ons brengt. In heerlijke loonscliikleringeii v. oiill ons het beeld gemaald van den ittcnscli, die, na han gen en moeilijken strijd, zich eindelijk over geeft aan de geneugten, die het leven biedt; onbezorgd geniet hij met volle teugen van al het goede en sehoone dat hem omringt. Heer lijk. opgewekt leven klinkt ons uit dezen Satz tegemoet en de schoonste uitdrukking daar van is zeker wel te vinden in hel verrukkelijke trio, door drie v/aldlioorus ingezet. De vierde cn laatste Satz (Allegro moHo) vormt eindelijk een schitterend slot van de toon schepping; dé strijd is uitgestreden, hel leed is geleden en we zien nu den mensch, den held. den prils der overwinning weg dragen. daar hii alle krachten, die in zijn binnenste woonden, tot een liarmoniscli ge heel heeft weten te verbinden. Die harmonie, dat evenwicht heeft de meester een plas- tisclien vorm gegeven in een thema van hoogst eenvoudigen aard. waarop do gehcele finale is gebouwd en dal in allerlei vormen zich herhaalt, nu eens liefelijk en leer, dan weer aanzwellend lol de geweldigste kracht. En om dat thema, (hut wij, zooaLs Wagncr lui uitdrukt, kunnen beschouwen als dat van de krachtige, mannelijke individualiteit, slinge ren zloh v.lu den aanvang af al de zachtere en tec dorder gevoelens, die lol de mani festatie van het mn-vrouwclijkc element ont wikkelen. Steeds inniger verbinden zioh deze twee met elkaar om zich ten slotte lol éénc eenheid te vereenigen, die zich dnn als de overweldigende niachl der liefde .open baart. Nog eenmaal lioorcn wc eenc zwakke herinnering aan het doorgestane leed. nog eenmaal komt eene weemoedige gedachte aan hel verlcdene boven, maar dan breekt zich do*kracht weer baan. de door het lijden ge louterde kradhv di(\(U»or den iunitfstcn baud mol do liefde verbonden, ons jubelend nu den zegezuil" der overwinning doel hoorcn. Politiek Overzicht De voortzetting van den wercldstrijd. Wanneer men de dagelijksche oorlogs- lectuur volgt, dan treft het ons telkens op nieuw, dat men dezelfde woorden en ge dachten steeds weer terug vindt. Ieder ge bruikt ze, maar hunne beteekenis verschilt naarmate zij door den een of door den an der worden gebruikt. In de laatste dagen, waarin het thema hoe de weg kan worden gevonden, om weer tot den vrede te komen, van alle kanten werd behandeld, valt ons dat zeer sterk op. Naar den vrede verlangt ieder een; allen verklaien om strijd, dat het hun hoogste wensch is weer tot den vrede te komen. Oppervlakkig zou men zeggen, dat daarover eene roeiende eenstemmigheid be staat. Maar als men verder ziet dan de op pervlakte, dan merkt men dadelijk het ver schil; de een verstaat onder vrede iets ge heel anders dan de ander, en over de wegen om tot den vrede te geraken loopen de mee ningen ver uiteen. De Duitsche rijkskanselier heeft zijne er- devoerlngen in de zitting van verleden Don- derdug, die gewild waren aan de uiteenzet ting van het Duitsche standpunt tegenover de vraag van het herstel van den vrede, ge ëindigd met de woorden: „Deze oorlog kan slechts beëindigd worden met een vrede, die ons naar menschelijk inzicht de zekerheid geeft, dat hij zich niet zal herhalen. Daarin zijn wij allen eensgezind. Dat is onze sterk te en zoo zal het blijven." Precies hetzelfde heeft men kunnen lezen in de Lor.densche Sp?rtetor van 20 Novem ber jl., waarin staat: „Waarvoor wij strijden en waarvoor wij zullen blijven strijden nog tien jaren lang als het noodig is, kan wor den uitgedrukt in één woord: Zekerheid. Wij willen niet een tweeden, of mogelijk een derden Pvnischen oorlog tegemoet gaan. Wij zijn niet uit lafheid of baatzucht of om de pacifisten te bevred'gen, er op uit te streven naar vijf of zes jaren van vrede mei een andoren bloodigen oorlog aan hel einde daarvan. Wij kunnen onzen mnioiice* len rijkdom verliezen en weinig of niets aan onze kinderen hebben na te laten, maar in ieder geval zullen wij bun hel erfdeel van zekerheid en vrede nalaten. Zij kunnen een goed krijgen geheel en al met hypotheek be zwaard, maar het zal niet zijn een dnmnosn hereditas." Het is dezelfde gedachte, die in deze hei de citaten is uitgedrukt. Maar de zin, uamin de gedachte moet worden verstaan, is in het eene citaat juist tegenovergesteld r.an het andere. Beide partijen willen strijden om de zekerheid te verkrijgen, dat zij voor goed van den oorlog verlost zullen zijn. Daarvoor wordt van beide zijden aangespoord tot vol harding in den strijd. Men verlangt naar rust en vrede, maar om dat begeerde goed (e verkrijgen, moet de oorlog worden voort gezet totdat men aan den tegenstander den vrede kan voorschrijven. En daar aan de andere zijde hetzelfde wordt beoogd, zou daaruit volgen, dat de oorlog zal moeten worden voortgezet, totdat beide partijen vol slagen zijn uitgeput. Dat is een middel om tot don vrede te komen zoo monsterachtig, dot men zich wel goed mag afvragen of het een deugdelijk middel is. Nu is het een troost in het onge*- luk, waarin wij ons bevinden, dot er van bei* de zijden stemmen worden vernomen, die de deugdelijkheid va:i dit middel ontken- nen. Zoo schrijft de Car.did Quarterly Re view: „Moeten wij met onze bondgenooten den oorlog zóó lang voortzetten, totdat wr den vrede kunnen dicteeren, en wel zoo dal wij niet alleen het gemeenschappelijke doel bereiken, maar ook tegelijk alle len deele eeuwenoude grens- en raskwestiën kunnen oplossen? Voordat zul!: een programmo kan worden uitgevoerd, moet de eene helft van Europa de andere,tot onvoorwaardelijke on derwerping gedwongen hebben, d. w. z. de helft van Europa's jeugd gedood of tot invo- lieden gemaakt hebben. .Zoodra Duitschluiul nu zulk een vrede weer tot krachten zou zijn gekomen, zou de oorlog ongetwijfeld weer beginnen. Met de verwezenlijking van zulke plannen zouden wij de cultuur van West- en Midden- er Zuid-Europa tot dén1 ondergang doemen. Na de jeugd van het te genwoordige geslacht op vreemde slagvel den te hebben opgeofferd, zouden wi| be reid moeten zijn, de jeugd van hel volgende en van het derde geslacht hetzelfde lot te laten ondergaan. Dat is eene zoo dolzinnige gedachte, dat :.ien zich niet er in kan inden ken zonder tegelijk te lachen en te weenen. Van Duitsche zijde zijn eveneens slem- men in dien zin opgegaan. Ook in de zitting van den Duitschen rijksdag van verleden! Donderdag is zulk eene stem vernomen. De sociaal-democratische afgevaardigde Lands-* berg heeft daar gezegd, dat het doorzetten van den oorlog tot de uitputting van alle oorlogvoerenden geene zekerheid biedt te*1 gen eene herhaling van den oorlog. En zin spelende op de onderhandelingen over den vrede waartoe het eenmaal toch zal moeten komen, herinnerde hij er aan, dat de Duit- De jeugd duurt niet lang maar de herinne ringen aan de jeugd duren ons geheele leven. Roman van IS. TEIRLINCK. 65 En hoe pijnlijk is het dat alles te verlaten I Penninck schudt den grijzen kop en staat moedig recht. Hij wil geen kind zijn! Hij gaat naar eene ijpenhaag, net geschoren, opent een klein hekje en treedt in den hof. Mus- schen tsirken en kwetteren, en zwaluwen zweven rond. Hoe schoon kleurt en geurt hier alles T Frissche rozeknoppen springen open, bloedroode pioenen glanzen hoovaardig, flu- jveelen sleutelbloemen heffen zich boven tien grond, en kijk! daar bloeit dit wonder der plantenwereld, de keizerskroon in haren vol len luister Hoe komt het toch, dat dezen morgen al aie bloemen Penninck's aandacht tot zich toepen? Vroeger kwam hij hier ook en hij Mg ze niet I Hjj plukt eene roos en riekt •Zouden ginder ook ro an zijn 1 Weeral diezelfde vraag, welke in zijnen geest opspringt. O! kon hij alles, gansch zijn doipje met planten en bloemen, met vogelen en diertjes, met al zijne herinneringen alles, alles medenamen f Hij verlaat den hof, den boomgaard, komt op de straat. Niemand! Het is hier nog eenzaam I Op het torentje slaat het vijf uren. Boven de huisjes stijgt geruchteene deur gaat open en toe boven alle schoor- steenen walmen blauwe rookwolkjes in de klaarder wordende lucht. Kleermaker Ward is al aan het werk: een tonig ruischt zijn naaimachien. Boer Kazakke spoedt zich, met Turk, naar de Biesmeersch, waadt er door het gras. Wat geeft het hem, dat zijne schoenen en den I zoom zijner broekspijpen nat worden! Ja, het gras is malsch! Er zal dit jaar weer lekker hooi zijn!De Penninck's zullen het niet meer maaien! Hij komt op den Bovenkouter, waar koren en klaver groeien, ziet alles na: Het koren belooft veelmaar de klaver staat schraal tjes en dun!Zie! schiet daar geen franke distel tusschen de groene halmen?... Waar achtig fHoe wonder toch, dat onkruid al tijd weerkomt, hoe de landman ook wiede en zorge! Onkruid vergaat niet! De boer neemt zijn zakmes, snijdt de kwa de plant af en houdt ze eene wijl in zijne hand „Zouden er ginder ook distels zijn Immer dezelfde vraag schiet vóór zijnen geest. „Land zonder distels hemelsch land besluit hij. En hij drentelt rond, over die akkers, door zijn zweet, door zweet ;jner voorouders vruchtbaar gemaakt, over die velden, welke hij voor altijd verlaat. Voor eeuwig! Een leeuwerik stijgt uit het koren en tieiè- liert in de glanzenc'e lucht. In het Rosch- bosc.h, verder, roept de lente vogel zijnen vollen naam en, in Penninck's geheugen, dat nu duizendvoud sterker schijnt en lang ver holen sporen opnieuw vertoont, galmt het kinderlied Koekoek I Waar is mijn lief In 't bos'h Wat doet zij daar' Fiers zuipen Mee heele kuipen! Geef mij een beetje Gij gierig meetje I En dit aardige rijmpje, uit zijne zoolang vervlogen jeugd, vormt eenen vluch^ n glimlach rond zijnen mond. Maar daar galmt weer de vraag, immer de zelfde „Zouden er ginder ook koekoeken zijn En hij slentert, slentert voorjL En bij alles b'ijft hij stil. En, ofschoon hij geen k'nd wil zijn, toch soms welt, uit zijn hart, onstuimig een zucht, blinkt, in zijn oog, bitter een traan doch gauw vat hij moed en poogt de nare, droeve gepeinzen, die hem overvallen en overweldigen, te verdrijven. Het is gensch helder. In vollen gloor prijkt de zon aan den wolk- loozen hemel. Ja, het zal een sehoone lente dag zijn 1 „Meester Het is Osmaorf, die hinkend naar hem toe komt. „Ze wachten I" „Wie Boer Kazakke schiet op. „Altcmaal voor de kerk!. Trouwen!" legt de knecht uit. Och, ja 't is waarzijne kinderen, en Ko- ben en Bertine trouwen dezen morgen in de kerk. Hij blikt nog eens rond, zwaait met de eene hand, als wil hij weide en akkers zege nen, en spoedt zich met den knecht, beiden sprakeloos, naar de hoeve. I M!en zijn voor de plechtigheid gereed, allen zijn err^f:g. Melanie heeft geweend, Bert'ne ook; Remi en Koben schijnen droef geestig, Emiei en Manda moedig. Wardje aüeen, die des meisjes hand vasthoudt, blijkt niet geroerd te zijn: het jongetje is nog te klein 1 Emiel gaat naar Penninck toe er. spreekt „Wilt ge?" De Loer ziet verwonderd op. „Blijven? F:' bier oo ons dorpje?... Het doet u iets het land te verlaten ik lie het 1Wilt g® „Neen, neen!'' zegt hij met vaste stem en hij wil glimlachen. „Neen, neen we moe ten weg fIk heb nog eens alles willen z:en alles!Nu ben ik sterk sterker dan te voren!Komtl" En zij trekken Ier herberg de Kroo^ wnr hen hêt ontbijt wacht. In de kleine kerk van Wolmaarde zag men dien morgen veel volk vrienden en ken nissen van de heentrekkenden, andere dor pelingen, enkel door nieuwsgierigheid tol hier gedreven. Het was ook een buitengewone gebeujx, tenis. Drie huwelijken werden ingezegend door den ouden pastoor drie huwelijken vanr jonge lieden, die van de kerk ter statie, van? hier naar Antwerpen, van de handelstad naar het verre, nieuwe vaderland zouden ver trekken. Het was de eerste maal, dat eene Wal- maardsche familie het land verlfet om naaQ Amerika te varen. Uit de omstreken weken er genoeg naar het andere werelddeel; van Walmaarde zeli vond men er veel te Roubaix en te Gillyj doch voor de eerste maal waagden hel eenige inwoners van het dorpken naar Ar gentina het levensgeluk te gaan zoeken. En de uitwijkelingen waren de eerste dé beste nieter onder vond men de welbekerv de Penninck's, de welgestelde Moereels' Ja, er was veel volk in het kerkje. En velen schenen geroerd, inzonderheid de jonge emigranten om een dubbele reden; ze trouwden, werden voor het leven vereenigd zij verlieten hun land, werden voor het leven gescheiden van hunnen ge boortegrond. Slot volgt.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1