Nsar bit land van belofte!
„DE E EM LAN DER".
Maandag 13 December 1915.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
N° 142
14"* Jaargang.
Toonkunst-Uitvoering.
ioofdredacteun Mr, D.J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgever»: VALKHOPP ft Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
8 tntuinden Toot Amersfoort f
Idem franco per post
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken)
IJxonderliike nummers 0.05.
Wekelijks bijvoegsel 9d$ Hollandtch* HuiwouuP (onder redaotie
r»n Théröse ran Hoven) per 8 mnd. 50 ote»
^dvertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familie*
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT I.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regelsf, f 0.00.'
Elke regel ruoei«OIO
Dionstaanbi'-diiigon SO od'Ul* ».(J »owuitbotaljag.
Oroote lettors nnnr plaatsruimte»
Voor handel en bedriji bosiaan tooi voordeeltge bepalingen
tot hot horhualil advertueiou Ui dit Blad, bij abonnement#
Eone circulair#, bevittende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving.
Burgemeester cn Wethouders van AnieiS"
tooit,
Gelet op art. 37 <ier Drankwet;
Brengen ter openbare kennis
lc. dat bij hen is ingediend een verzoek
schrift om verlof tot verkoop van olcoholhou-
jjenden, anderen dan sterken drank, voor ge
bruik ter plaatse van verkoop, door Bartholo-
meus Kroaiknmp, huisknecht, wonende alhier,
in di ie beneden-localitcitcn van het perceel
fcarchmen Wuijtierslaari no. ftla te Amersfoort;
2c. dat binnen twee weken nu deze bekend
making een ieder tegen hel verleenen van het
nlof schriftelijke bezwaren bij ons College kan
inbrengen.
Amersfoort, 10 December 1015.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Dr Secretaris, De Burgemeester,
A. P. VEENSTRA. VAN RANDWIJCK,
n.
L. van Beethoven - Eroica.
j ii f o n i a e i' u i c a. coniposla per fes-
li,,,..ra il sovvenire <li un grand'uomo", zoo
Y.i i! lid opschriil van de eerste in dr uk-ver*
s. in :cn paiTiiuur der 3de Svmphonie, in Es-
du:Beethoven heeft het dus den hoorders
makkelijk gemaakt on heeft door zijne aan
duiding. dat hij dit werk heeft gecompo
neerd. „om de nagedachtenis van een groot
man Ie ceren". terstond de richting a'angege-
ven waarin onze gedachten zich hebben te
verplaatsen. T.alen wij er celvter terstond bij
voegen. dat des meesters bedoeling niet an
ders geweest kan zijn. dan eene zeer vage in
dicatie te geven; en dat men geheel en al op
een dwaalspoor zou zijn. indien men in de
Eroica wilde zien eenp weergave van de le
vensgeschiedenis van een held. ia misschien
van een bepaalden held. En toch heeft men
dat herhaalde malen gedaan, eifc is men lustig
aan liet ..hineiirinlerprelieren" gegaan; een
heleend B eetlTo veil-bio gra a fde Russische
staatsraad Leuz, heeft b.v. voor'de 1 Salzc liet
volgende programma opgesteld:
Allegro' Lcbon und Tod cines Helden
Muivia: Das Leicheivbegangnis.
Scherzo: Waffepstille am Grabc
Finale: Das Leiciicnmabl und Heldenbal-
lade.
Tot zulke /Iwnasduvden. komt men als men,
wat absolute muziek is, tot progrnmma-mu-
71 ek wil maken.
'I och schijnt het niet aan Iwiïfel onderhevig
oC l\el is wel een bepaalde held geweest, die
Beethoven zijne Eroica heeft geïnspireerd. En
di- held aan \vien liij dacht, toen liij zijne in
hel jaar 1803 begonnen en in 't voorjaar van
1801 voltooide symphonic componeerde, was
Napoleon. Mag liet wonder heelcn, dat hij.
v. iens zinspreuk was Kraft isl die Moral des
Mc-Jisehcn" zich voelde aangetrokken tot dien
iongen generaal der Fransclie Republiek,
die machtige persoonlijkheid, die „Uebcr-
vneiïseh" als hij zelf. zegevierend met zijne
legers door Europa trok en alles Aan zijnen
wil onderwierp. En daarbij. Beethoven was
een overtuigd democraat, mol sterk rcpubli
keinschc neigingen; te Bonn geboren, niet
zoo heel ver van de Fransehe grenzen, was
het runioer van de FranscKc omwenteling
al spoedig lot hem doorgedrongen en had hij
de wording van eenc nieuwe maatschappij
met sympathie begroet. Toen nu in 1798 ge
neraal Boruadoltc. de latere koning yan Zwe
den* gezant lc Weenen was geworden, kwam
Beethoven veel niet hem in aanraking en werd
door hem hoog gewaardeerd; het schijnt, dat
Bernadottc Beethoven heeft opgewekt den
grooten held door eene compositie te ccren.
Beethoven componeerde toen zijne Eroica.
die. in Mei 1801 voltooid, tot opschrift droog
„Buonaparte" met onder aan het titelblad
.Xuigi van Beethoven". Maar toen nn den
20slea Mei van hetzelfde jaar Napoleon zich
tot Keizer van Frankrijk had laten procla-
mc-ercn. ontstak Beethoven bij het vernemen
van die lijding in heftige woede cn riep uit:
„1st der aueh nicliL anders, wie ein gewohn-
lidier Mensch! Nun wird er auch alle Men-
schenrechtc mil Füsscn Irelen; uur seinein
Ehrgeize fröhncn; er wird sich nun hoher
wie alle andern slellcn, ein Tyrann worde ill"
Daarop greet) hii het titelblad van ziine par-
lituut, scheurde het door midden cn wierp
liet op den grond. En toen de symphonic in
1800 het licht zag. was de naam Bonaparte
van het titelblad verdwenen en droeg zij het
boven door-ons vermelde opschrift. Napoleon,
de eens door hem enthóusiastiscli vereerde
held, was voor Beethoven van zijn voetstuk
afgevallen en men verlelt zelfs dal hij, in het
iaar 1821 den dootl van den eens zoo grooten
man vernemende, sarcastisch opmerkte, dat
hij reeds iaren geleden daarvoor de passen
de muziek geschreven liad, daarbij doelende
.op de Marcia funebre der Eroica.
Hoe het ook zij. de Eroica moge door
Beethoven aanvankelijk geconcipieerd zijn
met de gedachte aan één enkelen man.
een held, wien hij in de taal der tonen een
blijvend monument heelt willen oprichten, on
der don arbeid heeft hij zeker gevoeld, dat
deze enge begrenzing den wiekslag van zïin
genio te veel belemmerde cn is zijn werk idt-
cedijd tot eenc verheerlijking van den held
..Begreifcn wir unter Held", zegt Richard
Wagner in zijne verklaring van den inhoud
der Eroica, „überhaupt den ganzen, vollen
Menschen, dem alle rein menschlichen
Empfindungen der Licbe, d^s Schmerzes
und der Kraft nacji höchster Fülle und
Starke zu eigen sind, so erfassen wir den
richtigen Gegenstand, den der Onstlcr in den
ergreifend sprechenden Tonen seines Wer-
kes sich uns millheilcn laszt.
Hel is natuurlijk onmogelijk hier en détail
het heerlijke werk lc bespreken; daarvoor
zouden wc de verschillende doo-- B. gebruik
te motieven ia notenschrift moeten kunncn-
weergeven. Slechts willen we. ook aan de
hand vail Richard Wagner, in algemeene
trekken den muzilcalen inhoud van de vier
dcclen trachten weer te geven.
Het heroïsch karakter van hel werk spreekt
zeker wel bet duidelijkste uit den lslen Satz
(Allegro con brio). Met een schitterende kleu
renrijkdom schildert deze ons alle gevoelens
"en gewaarwordingen, die liet gemoed van
den lield kunnen vervullen. Nu eens hoorcn
wij hem vol heerlijken moed zich opmaken i
voor den strijd, dan weer rocpl' een motief
met vragend kavakter ons de;^ twijfel voor
den geest, die hem ecu oogcnblik doet ver
sagen, of wel komt eene liefelijke episode ons
spreken van de verlokkingen dei» levens, di
hem dreigen te omstrikken. Maar te midden
van al die gevoelsindrukken is er écn, die zich
baan breekt, die alle andere domineert: bet
is die van (Tc ontembare 1st a eli l, die steeds
aanzwellend, zirh tegen het midden van den
Satz openbaart als een alles vernietigende
macht. Dan in een paar fortissimo maten van
hel volle orkest: in scherp rtissoneerende ne-
coordcn. is hel of de held er in geslaagd is
met cenigc dreunende nio-korslagcn liet oude,
vermolmde gebouw der vroegere wereldorde
ineen te doen storten om daarna op de puin
hopen eene nieuwe en betere maatschappij
op te bouwen.
Die alles verpletterende kracht, die ons Ie
gelijk met bewondering vervult cn ons doel
huiveren, moest wel uilloop<?n op eene tragi
sche catastrophe, die de 2(le Satz (Adagio
assai) ons wil schilderen. De toondichter
heeft deze weergegeven in den vorm van een
Lreurmarsch. Diep aangrijpend klinkt deze
muziek, die nu eens zachl-klngend. dan weer
troosteloos uitbarstend, op wonderseboone
wijze de smart bezingt, die het tragisch lot
van den held te voorschijn roept. Maar plot
seling wordt de sombere mg afgebro
ken -door ccuen tusschensalz in den helde
ren C-dur toonaard: uit de smart ontkiemt
eene nieuwe kracht, die ons weldadig aan
doet. Nu niet meer de titanische kracht v m
-vroeger, maar de door het lijden gelouterde,
die leert mét moed en bcruriiug Tut onvermij
delijke lo dragen. Hoor! hoe dan ook de
klaagzang, die zioh. daarna weer herhaalt,
een ander karakter aanneemt en ton slotte
overgunt in eene weemoedige elegie, zich
verliest in eene uitstervende herinnering aan
Liet doorgestane leed.
Nadat aldns de overmoedige, bandeloozc
kracht door het lijden, gelouterd is. toont ons
de 3de Snilz (Allegro vivace) den held in de
zonnige opgenblikken rijns, levens. Het is een
scherp contrast, dat de .tooudirhter in hel
leven heeft geroepen tussehen deze beide el
kaar opvolgende afdeelingen, maar is hel le
ven niet rijk aan geweldige legeusleilingen?
De -diep aangrijpende tragiek van den twee
den Satz vindt ccn sohooncn tegenhanger in
de humor, die het Scherzo ons brengt. In
heerlijke loonscliikleringeii v. oiill ons het
beeld gemaald van den ittcnscli, die, na han
gen en moeilijken strijd, zich eindelijk over
geeft aan de geneugten, die het leven biedt;
onbezorgd geniet hij met volle teugen van al
het goede en sehoone dat hem omringt. Heer
lijk. opgewekt leven klinkt ons uit dezen Satz
tegemoet en de schoonste uitdrukking daar
van is zeker wel te vinden in hel verrukkelijke
trio, door drie v/aldlioorus ingezet.
De vierde cn laatste Satz (Allegro moHo)
vormt eindelijk een schitterend slot van de
toon schepping; dé strijd is uitgestreden, hel
leed is geleden en we zien nu den mensch,
den held. den prils der overwinning weg
dragen. daar hii alle krachten, die in zijn
binnenste woonden, tot een liarmoniscli ge
heel heeft weten te verbinden. Die harmonie,
dat evenwicht heeft de meester een plas-
tisclien vorm gegeven in een thema van hoogst
eenvoudigen aard. waarop do gehcele finale
is gebouwd en dal in allerlei vormen zich
herhaalt, nu eens liefelijk en leer, dan weer
aanzwellend lol de geweldigste kracht. En
om dat thema, (hut wij, zooaLs Wagncr lui
uitdrukt, kunnen beschouwen als dat van de
krachtige, mannelijke individualiteit, slinge
ren zloh v.lu den aanvang af al de zachtere
en tec dorder gevoelens, die lol de mani
festatie van het mn-vrouwclijkc element ont
wikkelen. Steeds inniger verbinden zioh deze
twee met elkaar om zich ten slotte lol éénc
eenheid te vereenigen, die zich dnn als de
overweldigende niachl der liefde .open
baart. Nog eenmaal lioorcn wc eenc zwakke
herinnering aan het doorgestane leed. nog
eenmaal komt eene weemoedige gedachte aan
hel verlcdene boven, maar dan breekt zich
do*kracht weer baan. de door het lijden ge
louterde kradhv di(\(U»or den iunitfstcn baud
mol do liefde verbonden, ons jubelend nu
den zegezuil" der overwinning doel hoorcn.
Politiek Overzicht
De voortzetting van den
wercldstrijd.
Wanneer men de dagelijksche oorlogs-
lectuur volgt, dan treft het ons telkens op
nieuw, dat men dezelfde woorden en ge
dachten steeds weer terug vindt. Ieder ge
bruikt ze, maar hunne beteekenis verschilt
naarmate zij door den een of door den an
der worden gebruikt. In de laatste dagen,
waarin het thema hoe de weg kan worden
gevonden, om weer tot den vrede te komen,
van alle kanten werd behandeld, valt ons dat
zeer sterk op. Naar den vrede verlangt ieder
een; allen verklaien om strijd, dat het hun
hoogste wensch is weer tot den vrede te
komen. Oppervlakkig zou men zeggen, dat
daarover eene roeiende eenstemmigheid be
staat. Maar als men verder ziet dan de op
pervlakte, dan merkt men dadelijk het ver
schil; de een verstaat onder vrede iets ge
heel anders dan de ander, en over de wegen
om tot den vrede te geraken loopen de mee
ningen ver uiteen.
De Duitsche rijkskanselier heeft zijne er-
devoerlngen in de zitting van verleden Don-
derdug, die gewild waren aan de uiteenzet
ting van het Duitsche standpunt tegenover
de vraag van het herstel van den vrede, ge
ëindigd met de woorden: „Deze oorlog kan
slechts beëindigd worden met een vrede, die
ons naar menschelijk inzicht de zekerheid
geeft, dat hij zich niet zal herhalen. Daarin
zijn wij allen eensgezind. Dat is onze sterk
te en zoo zal het blijven."
Precies hetzelfde heeft men kunnen lezen
in de Lor.densche Sp?rtetor van 20 Novem
ber jl., waarin staat: „Waarvoor wij strijden
en waarvoor wij zullen blijven strijden nog
tien jaren lang als het noodig is, kan wor
den uitgedrukt in één woord: Zekerheid.
Wij willen niet een tweeden, of mogelijk
een derden Pvnischen oorlog tegemoet
gaan. Wij zijn niet uit lafheid of baatzucht
of om de pacifisten te bevred'gen, er op uit
te streven naar vijf of zes jaren van vrede
mei een andoren bloodigen oorlog aan hel
einde daarvan. Wij kunnen onzen mnioiice*
len rijkdom verliezen en weinig of niets aan
onze kinderen hebben na te laten, maar in
ieder geval zullen wij bun hel erfdeel van
zekerheid en vrede nalaten. Zij kunnen een
goed krijgen geheel en al met hypotheek be
zwaard, maar het zal niet zijn een dnmnosn
hereditas."
Het is dezelfde gedachte, die in deze hei
de citaten is uitgedrukt. Maar de zin, uamin
de gedachte moet worden verstaan, is in het
eene citaat juist tegenovergesteld r.an het
andere. Beide partijen willen strijden om de
zekerheid te verkrijgen, dat zij voor goed
van den oorlog verlost zullen zijn. Daarvoor
wordt van beide zijden aangespoord tot vol
harding in den strijd. Men verlangt naar
rust en vrede, maar om dat begeerde goed
(e verkrijgen, moet de oorlog worden voort
gezet totdat men aan den tegenstander den
vrede kan voorschrijven. En daar aan de
andere zijde hetzelfde wordt beoogd, zou
daaruit volgen, dat de oorlog zal moeten
worden voortgezet, totdat beide partijen vol
slagen zijn uitgeput.
Dat is een middel om tot don vrede te
komen zoo monsterachtig, dot men zich wel
goed mag afvragen of het een deugdelijk
middel is. Nu is het een troost in het onge*-
luk, waarin wij ons bevinden, dot er van bei*
de zijden stemmen worden vernomen, die
de deugdelijkheid va:i dit middel ontken-
nen. Zoo schrijft de Car.did Quarterly Re
view: „Moeten wij met onze bondgenooten
den oorlog zóó lang voortzetten, totdat wr
den vrede kunnen dicteeren, en wel zoo dal
wij niet alleen het gemeenschappelijke doel
bereiken, maar ook tegelijk alle len deele
eeuwenoude grens- en raskwestiën kunnen
oplossen? Voordat zul!: een programmo kan
worden uitgevoerd, moet de eene helft van
Europa de andere,tot onvoorwaardelijke on
derwerping gedwongen hebben, d. w. z. de
helft van Europa's jeugd gedood of tot invo-
lieden gemaakt hebben. .Zoodra Duitschluiul
nu zulk een vrede weer tot krachten zou
zijn gekomen, zou de oorlog ongetwijfeld
weer beginnen. Met de verwezenlijking van
zulke plannen zouden wij de cultuur van
West- en Midden- er Zuid-Europa tot dén1
ondergang doemen. Na de jeugd van het te
genwoordige geslacht op vreemde slagvel
den te hebben opgeofferd, zouden wi| be
reid moeten zijn, de jeugd van hel volgende
en van het derde geslacht hetzelfde lot te
laten ondergaan. Dat is eene zoo dolzinnige
gedachte, dat :.ien zich niet er in kan inden
ken zonder tegelijk te lachen en te weenen.
Van Duitsche zijde zijn eveneens slem-
men in dien zin opgegaan. Ook in de zitting
van den Duitschen rijksdag van verleden!
Donderdag is zulk eene stem vernomen. De
sociaal-democratische afgevaardigde Lands-*
berg heeft daar gezegd, dat het doorzetten
van den oorlog tot de uitputting van alle
oorlogvoerenden geene zekerheid biedt te*1
gen eene herhaling van den oorlog. En zin
spelende op de onderhandelingen over den
vrede waartoe het eenmaal toch zal moeten
komen, herinnerde hij er aan, dat de Duit-
De jeugd duurt niet lang maar de herinne
ringen aan de jeugd duren ons geheele
leven.
Roman van
IS. TEIRLINCK.
65
En hoe pijnlijk is het dat alles te verlaten I
Penninck schudt den grijzen kop en staat
moedig recht. Hij wil geen kind zijn! Hij gaat
naar eene ijpenhaag, net geschoren, opent
een klein hekje en treedt in den hof. Mus-
schen tsirken en kwetteren, en zwaluwen
zweven rond.
Hoe schoon kleurt en geurt hier alles T
Frissche rozeknoppen springen open,
bloedroode pioenen glanzen hoovaardig, flu-
jveelen sleutelbloemen heffen zich boven
tien grond, en kijk! daar bloeit dit wonder der
plantenwereld, de keizerskroon in haren vol
len luister
Hoe komt het toch, dat dezen morgen al
aie bloemen Penninck's aandacht tot zich
toepen? Vroeger kwam hij hier ook en hij
Mg ze niet I
Hjj plukt eene roos en riekt
•Zouden ginder ook ro an zijn 1
Weeral diezelfde vraag, welke in zijnen
geest opspringt.
O! kon hij alles, gansch zijn doipje met
planten en bloemen, met vogelen en diertjes,
met al zijne herinneringen alles, alles
medenamen f
Hij verlaat den hof, den boomgaard, komt
op de straat.
Niemand! Het is hier nog eenzaam I
Op het torentje slaat het vijf uren.
Boven de huisjes stijgt geruchteene
deur gaat open en toe boven alle schoor-
steenen walmen blauwe rookwolkjes in de
klaarder wordende lucht.
Kleermaker Ward is al aan het werk: een
tonig ruischt zijn naaimachien.
Boer Kazakke spoedt zich, met Turk, naar
de Biesmeersch, waadt er door het gras. Wat
geeft het hem, dat zijne schoenen en den I
zoom zijner broekspijpen nat worden!
Ja, het gras is malsch! Er zal dit jaar weer
lekker hooi zijn!De Penninck's zullen het
niet meer maaien!
Hij komt op den Bovenkouter, waar koren
en klaver groeien, ziet alles na: Het koren
belooft veelmaar de klaver staat schraal
tjes en dun!Zie! schiet daar geen franke
distel tusschen de groene halmen?... Waar
achtig fHoe wonder toch, dat onkruid al
tijd weerkomt, hoe de landman ook wiede en
zorge! Onkruid vergaat niet!
De boer neemt zijn zakmes, snijdt de kwa
de plant af en houdt ze eene wijl in zijne
hand
„Zouden er ginder ook distels zijn
Immer dezelfde vraag schiet vóór zijnen
geest.
„Land zonder distels hemelsch land
besluit hij.
En hij drentelt rond, over die akkers, door
zijn zweet, door zweet ;jner voorouders
vruchtbaar gemaakt, over die velden, welke
hij voor altijd verlaat.
Voor eeuwig!
Een leeuwerik stijgt uit het koren en tieiè-
liert in de glanzenc'e lucht. In het Rosch-
bosc.h, verder, roept de lente vogel zijnen
vollen naam en, in Penninck's geheugen, dat
nu duizendvoud sterker schijnt en lang ver
holen sporen opnieuw vertoont, galmt het
kinderlied
Koekoek I
Waar is mijn lief
In 't bos'h
Wat doet zij daar'
Fiers zuipen
Mee heele kuipen!
Geef mij een beetje
Gij gierig meetje I
En dit aardige rijmpje, uit zijne zoolang
vervlogen jeugd, vormt eenen vluch^ n
glimlach rond zijnen mond.
Maar daar galmt weer de vraag, immer de
zelfde
„Zouden er ginder ook koekoeken zijn
En hij slentert, slentert voorjL
En bij alles b'ijft hij stil. En, ofschoon hij
geen k'nd wil zijn, toch soms welt, uit zijn
hart, onstuimig een zucht, blinkt, in zijn oog,
bitter een traan doch gauw vat hij moed
en poogt de nare, droeve gepeinzen, die hem
overvallen en overweldigen, te verdrijven.
Het is gensch helder.
In vollen gloor prijkt de zon aan den wolk-
loozen hemel. Ja, het zal een sehoone lente
dag zijn 1
„Meester
Het is Osmaorf, die hinkend naar hem toe
komt.
„Ze wachten I"
„Wie
Boer Kazakke schiet op.
„Altcmaal voor de kerk!. Trouwen!"
legt de knecht uit.
Och, ja 't is waarzijne kinderen, en Ko-
ben en Bertine trouwen dezen morgen in
de kerk.
Hij blikt nog eens rond, zwaait met de
eene hand, als wil hij weide en akkers zege
nen, en spoedt zich met den knecht, beiden
sprakeloos, naar de hoeve.
I M!en zijn voor de plechtigheid gereed,
allen zijn err^f:g. Melanie heeft geweend,
Bert'ne ook; Remi en Koben schijnen droef
geestig, Emiei en Manda moedig. Wardje
aüeen, die des meisjes hand vasthoudt, blijkt
niet geroerd te zijn: het jongetje is nog te
klein 1
Emiel gaat naar Penninck toe er. spreekt
„Wilt ge?"
De Loer ziet verwonderd op.
„Blijven? F:' bier oo ons dorpje?...
Het doet u iets het land te verlaten ik lie
het 1Wilt g®
„Neen, neen!'' zegt hij met vaste stem en
hij wil glimlachen. „Neen, neen we moe
ten weg fIk heb nog eens alles willen
z:en alles!Nu ben ik sterk sterker
dan te voren!Komtl"
En zij trekken Ier herberg de Kroo^ wnr
hen hêt ontbijt wacht.
In de kleine kerk van Wolmaarde zag men
dien morgen veel volk vrienden en ken
nissen van de heentrekkenden, andere dor
pelingen, enkel door nieuwsgierigheid tol
hier gedreven.
Het was ook een buitengewone gebeujx,
tenis.
Drie huwelijken werden ingezegend door
den ouden pastoor drie huwelijken vanr
jonge lieden, die van de kerk ter statie, van?
hier naar Antwerpen, van de handelstad naar
het verre, nieuwe vaderland zouden ver
trekken.
Het was de eerste maal, dat eene Wal-
maardsche familie het land verlfet om naaQ
Amerika te varen.
Uit de omstreken weken er genoeg naar
het andere werelddeel; van Walmaarde zeli
vond men er veel te Roubaix en te Gillyj
doch voor de eerste maal waagden hel
eenige inwoners van het dorpken naar Ar
gentina het levensgeluk te gaan zoeken.
En de uitwijkelingen waren de eerste dé
beste nieter onder vond men de welbekerv
de Penninck's, de welgestelde Moereels'
Ja, er was veel volk in het kerkje.
En velen schenen geroerd, inzonderheid
de jonge emigranten om een dubbele
reden; ze trouwden, werden voor het leven
vereenigd zij verlieten hun land, werden
voor het leven gescheiden van hunnen ge
boortegrond.
Slot volgt.