1 N* 153 „DE EEM LAN DER". Maandag 27 December 1915. BUITENLAND. FEUILLETON. DE STERKSTE. 14°" Jaarnang. abonnementsprijs Bureaut UTRECHTSCH ESTRAAT I. Intercomm, Telefoonnummer 66. Kennisgeving. (oofdredacteuri Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgever»: VALKHOPP Co fat 8 Dunin ftrer Am«rafoorl Idem fnnoo laem irmijw per post .- -- -- -- - - Per week (met gretie Terxekerlng tegen ongelukken) t I.OO. 1.50. --_J| O.io. Afiondorlljk» nummers "j,1' Wekelijks bflToegeal ,di Hollandtcht Hulttn mwf (onder redsotie ren Thérêso ran Ho.eo) per 8 mnd. 50 cts. AdTerteotiSn gelieve men liefet vódr 11 uur, femilïe- advertenliee en beriohten vóór 2 uur in to renden. PRIJ3 DER ADVERTENTIÜN: Vaq 1—6 regel*.f «i.HO. Elke regel moer *0.10, Dienstaanbiedingen Ü3 uouls bg vooruitbetaling. Grooto lottere naar plu&Uiuimte. Voor handel en bodrijl bealnao eeo# voordeeltje bepalingen tot het herhaald adverteerun id <ht Blad. bij* aboimoment. Eooe circulaixe, bevattende de voorwaarden, woiJi op aanvraag toegezonden. De Burgemeester en Wethouders Yon Amers^ jtoort. Gelet op artt. C en 7 der Hinderwet, Brengen ter kennis van het publiek, dat een jïoor G. de Jager ingediend verzoek, met bij lagen, om vergunning lot het uitbreiden van eene pakkerij door plaatsing van een electromotor ,Van 1 P.K., in het perceel alhier gelegen aan <6* Krankeledenstruat No. 1, bij het Kadaster bekend onder Sectie E, No. 5187, op de Secre tarie der gemeente ter visio ligt, en dat op Dins dag', den 4. Januari aanstaande, des voormiddags te hall eH uren gelegenheid ten Raodhuize wordt «egc.cn om, ten overstaan van het Gemeente bestuur ot' van één of meer zijner leden, bezwa ren tegen het uitbreiden van de inrichting, in te Isrengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebe stuur ol één of meer zijner leden zijn vei sche nen, tc-neinde hunne bezworen mondeling toe te Bch'.cn. Amersfoort, den 21. December 1015. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, De Burgemeester. A. R. VEEMSTRA. VAN RANDWIJCK. Politiek Overzicht De wensch naar vrede. Geen woord kon ons iri dezen oorlogstijd aangenamer in de ooren klinken dan dat, waardoor wij hopen eenmaal den oorlogs toestand beëindigd te zien. Het zal voor ons allen, voor c!e gansche wereld, een steen van het hart zijn, wanneer de wensch naar vrede, die in alle harten leeft, zóó zeer zal hebben veld gewonnen, dal hij zich kan doen gelden met den nadruk die veveischt wordt om aan de naar vrede manende sienv men gehoor te verschaffen. Zulk eene stc-m is in de vorige week ver nomen in het Hongoarsche magnatenhuis. Niet uit den boezem van de vergadering, maar van de rcgeeringstafel zelve is de wensch naar vrede luid verkondigd. De mi nister-president graaf Tisza heeft aan den wensch naar vrede, die hem bezielde, uiting gegeven. Hij heeft dat gedaan in den vorm von eene strafrede, die hij richtte tot de te genpartij, aan wie hij voorhield, dat de ge beurtenissen op de oorlogstooneelen gedu rende welhaast anderhalf jaar den toestand tot rijpheid hebben gebracht. Hij zeide: „Heden kunnen onze vijanden reeds er over in het reine zijn, dat zij het doel van hun aanval niet kunnen bereiken. Het kan hun ook duidelijk zijn, dat onze overwinning den waarborg van onze veiligheid zal leve ren, maar geenszins aanvallen tegen het be staan van de overige groote mogendheden jh zich sluit, zooals hunne overwinning te gen ons bestaan zou hebbenmeegebracht. Heden is elke verdere voortzetting van den oorlog, aan hunne zijde een geheel doelloos bloedvergieten, een geheel doelioaze kracht- verspilling. Al eischt de voortzetting van den oorlog helaas ook van ons het verlies van kostbaar bloed, dan is het toch buiten twijfel, dat zij veel grootere offers oplegt aan de verliezende partij, die althans ge deeltelijk ook de verliezen van de winnende partij zal hebben le dragen. Heden is iedere druppel bloed, die in deze vreeselijke wor steling der volken nog wordt vergoten, te vergeefs vergoten en schreit ten hemel; en de verantwoordelijkheid daarvoor hebben zij te dragen, die clezen voor de gansche we reld zoo verschrikkelijken slag met zelfzuch tige oogJT^erken en uit door huichelachtige leuzen bedekte veroveringszucht hebben doen ontbranden en hem niet willen laten ophouden." De strafrede laat aan duidelijkheid niets te wenschen over. De vraag is alleen maar of degenen, voor wie zij bestemd is, er naar willen luisteren, en te dien aanzien kan men, helaas! geene illusie koesteren. Als de te genpartij gezind was te hooren naar de stem van graat Tisza, dan zou zij niet hebben be hoeven te wachten op de rede van den Hon- gaarschen minister-president. Zij had dan reeds kunnen reageeren op de bekende ver klaringen van den Duitschen rijkskanselier in de zitting van den rijksdag van 9 Decem ber, die later nog zijn aangevuld door het hoofd van het departement der rijksfinan ciën, staatssecretaris Helfferich. Daarin was, >coor wie het wilde aangrijpen, het middel te vinden om heen te komen over het bezwaar, dat de oorlog zou moeten worden vooitgezet omdat niemand wil beginnen van den vrede te spreken. De beide Duitsche bewindslie den hebben er niet tegen opgezien het eerst van den vrede te spreken. Van de andere zijde behoeft nu nog slechts de vraag tot de Duitsche regeering gericht te woiden wat de rijkskanselier en de staatssecretaris eigen lijk hebben bedoeld en hoe zij zich in 't bij zonder de "„beveiliging" van Duitschlancl denken. Déze vraag, die officieel of niet-offi- cieel, rechtstreeks of door een tusschenper- soon zou kunnen geschieden, kon de regee ringen van de tegenpartij evenmin compro- mitteeren als de Duitsche regeering zich iets te kort heeft gedaan door de redevoeringen van hare vertegenwoordigers in den rijks dag. Geen van de beide partijen zou met vredes-voórstellen zijn begonnen, maar toch zou de weg voor vredesonderhandelingen ge baand zijn. Maar de debatten in den rijksdag hebben dat gevolg, helaas! niet gehad, en het debat van het Hongaarsche magnatenhuis zal even min iets in die richting uitwerken. Het ant woord, dat van de tegenzijde klinkt op de verklaringen van den Duitschen rijkskanse lier, dat hij tot-"vredesonderhandelingen be reid is, is een scherp: Neen! De commenta ren van de pers der Entente-mogendheden zijn vervuld van hoon en spot. Uit den mond van gezaghebbende organen der regeerin gen hebben wij nog zeer onlangs vernomen, dat hunne houding in 't minst niet veranderd is. In het lagerhuis heeft de premier1 Asquith eene vraag beantwoord, die werd gedaan of de regeering uit de debatten in den rijks dag en de redevoeringen van den rijkskan selier eene aanwijzing putte, dat bij den voornaamsten tegenstander geneigdheid aanwezig is om de besli -sing van dc kwes- tiën, die den oorlog hebber, veroorzaakt, van het slagveld naar de conferentiezaal te ver leggen, en of dc regeering het gepast vond op zulk eene stemming in te gaan. Het ant woord was, dat het lid, «lat deze vraag had gesteld, even goed als het hoofd van de re geering in staat was zijne conclusien uit te debatten in den rijksdag te trekken; de eer ste minister had aan zijne op 8 December afgelegde verklaringen niets toe te voegen. De denkwijze van de Fransche regeering we ten wij uit het gesprokene door den minister van justitie Viviani. Uit de verklaringen, die de minister van buitenlandsche zaken Sazo- now heeft afgelegd in de begrootingscom- missie van de rijksdoema, blijkt de in de Russische regeeringskringen heerscbende stemming; daarin komt de stereotype frr - voor van het onwrikbare voor nemen om den oorlog tot een zegevie rend einde te brengen, en de commissie heeft dat nog aangedikt door het aannemen van eene motie, die verkondigt, dat Rusland niet kan denken aan den vrede zoolang de kracht von Duitschlond niet gebroken is. Inderdaad hierop past het woord van Na poleon over de Bourbons, dat zij niets had den geleerd en niets vergelen. Zoolang in die stemming geene verandering komt, be grijpt men, dat de Zwitsersche bondsraad verklaard heeft geene directe actie ten gun ste van den vrede te kunnen beginnen. Zulk een stap is bij voorbaat gedoemd tot mis lukking, zoolang niet aan beide zijden van de oorlogvoerenden de invloeden zijn over wonnen, die in den weg staan aan het veld winnen van den wensch naai herstel van den vrede. De oorlog. B e r 1 ij n, 2 6 Dec. Bij het aanhoudende regenachtige weder was de gevechtsarbeid op 't grootste gedeelte van het front slechts gering. Hij was levendiger in de streek ten noorden van Albert, op eenige plaatsen vain Champagne en in de Vogeezen ten noorden van Sennheim. P a r ij s, 2 4 Dec. (R.) Avondcommuni qué. Er was een levendig artiilerieduel in Bel gië, waar de in de gemeenschapsloopgraven van Lombaertzijde bijeengetrokken Duit sche infanterie werd verstrooid. Ook verder naar het zuiden was de Fransche artillerie verder werkzaam in het verstrooien van de Duitsche werken. De Duitschers deden na een hevig bom bardement een aanval op de geheele nieu we Fransche linie tusschen den top van den Hartmannsweilerkopf en WattwiUer, maar werden overal teruggeslagen. 2 5 Dec. Namiddag-communiqué. In den loop van den nacht heeft geen en kele belangrijke gebeurtenis plaats gehad op het Fransche front. In hunne laatste communique's berichten de Duitschers successen, die verkregen waren op verschillende punten, waar geen enkele operatie heeft plaats gehad. Zoo spreekt het Duitsche communiqué van den 22en van Fransche annvaller\ op Metzeral en Hilsenfirst. Wij hebben geen enkelen aanval gedaan noch op Metzeral. noch op Hilsenforst. Avond-communiqué. Er was een zeer le vendig artillerieduel tc Lombaertzijde in Bel gië en in de Vogeezen, waar de vijand zon der vrucht onze stellingen ten noorden van den Hartmannsweilerkopf bombardeerde. Onze kanonnen richtten veel schade aan in Artois en Champagne. 2 6 Dec. Namiddag-communiqué. De nacht was rustig op het geheele weste lijke front. B e r 1 ij n, 2 5 D e c. (W. B.) Bericht van het opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormiddag. Ten westen van La Bassëe hebben onze troepen de vijandelijke mijnen, die tegen onze stelling waren vooruitgebracht, met succes opgeblazen en vernield. Verder is er niets van belang gebeurd. Londen, 25 Dec. (R.) Bericht van het persbureau uit het Britsche hoofdkwartier in Frankrijk. Er was alleen de normale artillerie-arbeid langs het front. Bijzonders is er niet te be richten. 2 6 D e c. Er was eenige mijnenarbeid ten zuiden van het kanaal van La Bassée, waar een vijandelijke mijn sprong, maar geen na deel toebracht aan onze loopgraven. Onze artillerie ten noorden van de Sornme was werkzaam tegen de vijandelijke stellingen ten oosten van Albert. Elders waren slechts bij tusschenpoozen kleinere artilleriegevechten. B e r 1 ij n, 2 6 Dec. Duitsche patrouille- ondernemingen in de streek van Dünaburg hadden succes. Sterkere Russische verken- ningsafdeelingen werden ten noordwesten van Czartorysk en bij Berestiany (ten zuid oosten van Kolki) afgewezen. Weenen, 24 Dec. (W. B.) Officieel be richt van heden middag. Aanvallen der Russen aan het Bessarabi- sche front werden onder zware verliezen voor den vijand afgeslagen. 2 5 Dec. Vijandelijke strijdkrachten, die gisteren, na een afgeslagen aanvalspoging ten oosten van Racancza, zich dicht voor onze stellingen hadden ingegraven, werden des nachts overvallen en verdreven. Twee machinegeweren bleven in onze handen. Verder zijn er geene bijzondere gebeurte nissen voorgekomen. 2 6 D e c. In het moerasgebied van Po- lesië zijn op verscheidene plaatsen sterke vij andelijke verkennigsafdeelingen teruggewor pen. Verder is er niets nieuws. Peters burg, 2 4 Dec. (Tel.-ogent- schap). Communiqué van den grooten gene- ralen staf. Op den sector van Riga was eene ge slaagde artillerie-actie tegen de Duitschers ten oosten van Poelkarn en van Uxkull. De artillerie noodzaakte een Fronsch vliegtuig, dat naar Riga onderweg was, terug te kee- ren. Ten zuiden van Friedrichstadt wierpen de Duitschers over de rivier eenige grana ten in onze mijnen. In den sector van Dwinsk, bij Jlluxt, vermeerderde het vuur met handgranaten. Op verscheidene plant- sen was eene geslaagde actie van onze artil lerie tegen de aan versterkingswei ken werk zame Duitschers. 2 5 Dec. Zes mijlen ten noordoosten van Boetsjetse sloegen wij eene poging van den vijand af om zich meester te maken van onze vooruitgebrachte loopgraven. In do buurt van Rozautsje vermeesterden onze verkenners bij verrassing een vijandelijk werk; zij maakten daarbij 21 gevangenen. De vijand deed hardnekkige pogingen om dit werk te heroveren; maar die waren zonder succes. B e r 1 ij n, 2 5 Dec. (W. B.) Bericht var. het opperste legerbestuur uit het groote hoofdkwartier van heden voormiddag. Op verschillende plaatsen hadden pa trouillegevechten plaats. Russische verken- ningsafdeelingen, die trachten onze liniën te naderen, werden afgewezen. Petersburg, 26 Dec. Ten zuidoosten van het station Czatorysk verdreven wij een Duitschen wachtpost en vielen met succes een «t'deeling aan, die tot hunne hulp kwam opdagen. In de streek van Poegotsjewka, ten noorden van het dorp Moerawitza aan de Ikwa, om singelden wij een vijandelijken verkennings troep en namen hem gevangen. Ten noor den van Boetsjatsj drong eéne afdeeling plot seling in het dorp Petlikovtzke, waar zich een Oostenrijksche afdeeling bevond. In het ge vecht, dat daarop volgde, werd een dool van Ó6 Oostenrijkers met de bajonet gedood; de overigen vluchtten. Petersburg, 2 5 Dec. (R.) Dc keizer vertrok* heden uit Zcrskoje Solo haar het front. Weenen, 24 Dec. (W. B.) Officieel bericht van heden middag. Het versterkte gebied van Lordaro en onze stellingen aan het brughoofd von Tolinein werden door de Italiaansche artillerie hevi ger beschoten. 2 5 Dec. Het vijandelijke geschutvuur tegen enkele stellingen van het brughoofd van Tolmein duurde voort in den loop van den dog. Op de noordelijke helling van den Altessimo werd de aanval van eene Italiaan sche compagnie afgewezen. Op alle overige deelen van het front ver liep de dag rustig. 2 6 D e c. Pogingen om het zuidelijke deel van de hoogvlakte van Doberdo te naderen, werden met gemak afgewezen. Rome, 25 Dec. (R.) Officieel commu niqué. Er waren intense artillerieduels op dê fronten van Tirol, Trentino en Carnia. De Oostenrijksche kanonnen gingen voort het Het leven is een geruisch dat belet de Schreden van den naderenden dood te ver nemen. ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG. Geautoriseerde vertaling door B. NORTAKKER. I. „Ja, nu moet je gaan," zei mevrouw Ahr- ling. „Ze kunnen elk oogenblik komen." Ze stond op en streek haar dochter langs Ben kin met een lachend zuchtje. Het was moeilijk reeds nu van haar te scheiden, Belfs al wist ze, dat ze elkaar dienzelfden avond nog zouden spreken. Gedurende drie heele jaren had zij haar dochter niet ge- 8ien, vóór nu nauwelijks een uur geleden. Blenda stond op, hoewel een weinig tegen naar zin, en wierp een nieuwsgierigen blik door de halfgeopende deur, die naar de ves tibule leidde. Zij zou er niets op tegen ge had hebben, indien de verwachten juist nu We voordeur geopend hadden. „Ik begrijp niet, waarom ik noodzakelijk &veg moet zijn vóór zij komen," zei ze. vSchaamt u zich over mij?" Bh de ionge dame rekte zich uit met een ruk, zoodat haar slank figuur zich veer krachtig spande. Haar bruingrijze oogen glinsterden onder de donkere haargolven, en de roode mond met de gevulde gebogen lippen lachten schalks. Zij wist wel, dat moeder geen reden had zich over haar te schamen. ,,'t Is vlak vóór het middageten,zei deze, zonder op deze laatste vraag te antwoorden. Ze zouden zich misschien genoodzaakt ach ten om je uit te noodigen te blijven eten. En ik wil niet, dat „Maar ik wil wel. Ben ik misschien geen familie van hen, is het geen oom en een neef?" „De man van je overleden tante is geen echte oom van je indien ze nog had ge leefd zou het een andere zaak zijn. Maar nu niet. En Birger Ja, hij is de zoon des huizes, maar niet haar zoon, zoodat ik niet weet, hoe je je op eenig nichtschap met hem kunt beroepen." „Nu als we geen nicht en neef zijn, dan kunnen we het wel worden. Hij zal mij wel ei kennen, dat zal u zien moedertje," zei Blenda, terwijl ze voor den spiegel haar hoed opzette. Zij berustte er in te gehoorzamen en weg te gaan, opdat haar fijngevoelige moeder zich niet beangst zou behoeven te maken, dat haar tegenwoordigheid ongelegen zou komen. En toen zij haar tot afscheid kuste, lag er een zekere medelijdende teederheid in deze liefkoozing. Zij had medelijden met haar moeder. Zeker was deze bang voor haar zwager, den ouden rector. Hij stond immers bekend als een tamelijk barsche. oude heer. En deze zes jaren, dat ze in de plaats van de overleden huisvrouw zijn huis houding gevoerd had, zouden hun beproe vingen wel meegebracht hebben. „Dus komt u vanmiddag in het pension," zei ze, terwijl haor moeder haar uitgeleide deed. Mevrouw Ahrling knikte var ja. De deur werd achter Blenda gesloten, en deze haastte zich van de trap om naar haar pen sion te gaan. Dit was gelegen in dezelfde straat, slechts enkele huizen van de woning van haar moeder; en was juist gekozen om herhaald samenzijn van moeder en dochter mogelijk te maken. Maar toen Blenda buile op het trottoir liep, kwam haar gemoed in opstand. Waarom was het niet mogelijk in hetzelf de huis te wonen, nu eindelijk, no een schei ding van tien jaren, slechts afgebroken door enkele korte oogenblikken van weerzien, het noodlot haar en haar moeder op dezelfde plek aarde voerde en haar vergunde daar geruimen tijd te vertoeven? Waarom had „oom Simon" zooals ze rector Enevelt noemde, haar niet aangebod *r bij hem aan huis te wonen? Zij had immers heel goed in de kamer van haar moeder kunnen sla pen. Maar het was misschien omdat ze dan aan zijn tafel had moeten eten. En dat ge neerde hem zeker. Nu ja, zij van haar kant was ook vrijer, zooals zij het nu had. En met een gevoel van tevredenheid, dacht zij er aan, dat in dien dan ook het noodlot niet al haar wen schen vervuld had, het haar toch ook niet al te stiefmoederlijk had behandeld. Zij was haar eigen meester, donk zij de erfenis van haar pleegmoeder, een bloedverwante, die zich over haar ontfermd had, toen haar vader stierf, en haar moeder onder vreem den moest gaan om haar brood te verdie nen. Zoo heel groot was het kapitaal niet, maar het zou altijd voldoende zijn om een paar jaar van te leven zoo lang zij student was, en tot ze een loonenden werkkring had gevonden; welken had zij nog niet besloten. Daarna zou moeder niet meer bij ande ren behoeven te zijn. En tot zoo lang was het toch een groote verbetering voor hen beiden samen in Stockholm te wonen, slechts door enkele huizen gescheiden, in- plaats van door vele onoverkomelijke mij len, zooals tot nog toe, toen ze nog in het provinciestadje woonde, van waar ze nu kwam. Plotseling werd haar aandacht getrokken door twee heeren, die op hetzelfde trottoir naderden. Den oudste herkende ze, ofschoon het meer dan tien jaar geleden was, sedert zij hem gezien had. De man met de korte ge zette gestalte, de scherpe gelaatstrekken, den mond, die gelijk een snede door de on derste helft van het gezicht liep, en de door dringende oogen onder de borstelige, neer hangende wenkbrauwen, kon niemand an ders zijn dan oom Simon. De andere, een lange, forsche man, moest zijn zoon zijn, ze had hem nog nooit ge zien. En ook zou ze hem niet door eenige gelijkenis met zijn vader herkend hebben. Hij was blond, en had een langwerpig hoe kig gezicht, met een droomerige uitdruk king. En zij betwijfelde of hij wel oplettend luisterde naar den vloeienden stroom van woorden, die over de lippen van den rector kwam. Toen zij zoo dicht genaderd was, dat zij den ouden heer bijna aanraakte, boog ze met een bekend lachje en haastte zich ver der. Maar ofschoon ze niet kon zien, wat achter haor rug gebeurde, had ze een ge voel, dat de rector zich omkeerde en haar verbaasd nazag, 's Namiddags kwam er een telefonisch bericht in het pension. Ze werd verzocht om bij de Enefeldt's den avond door te brengen. n. Mevrouw Ahrling verwonderde zich over haar zwager. Hoe was het mogelijk, dat hij Blenda met zulk een onderscheiding be handelde; een negentienjarig meisje, dat morgen op zijn school ingeschreven zou worden. Hij zelf leidde haar rond in zijn woning, toonde haar de schilderijen, de kunstvoorwerpen, ja zelfs zijn trots, de vele rijen boeken, die de wanden in de biblio* theek bedekten. Maar nog meer verwonderde zij zich ovec Blenda. Hoe kon zij zoo ongegeneerd zijn? Zp deed precies of ze alles wat men haar toon* de, reeds lang kende, ze vroeg inlichtingen en maakte zelfs aanmerkingen. Was dat wel passend voor een jong meisje zooalö zij# direct van het land geïmporteerd? Wordt vtrvolad*.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1915 | | pagina 1