Wvi p nu ■r hfï Zaterdag 15 Januari 1916. BINNENLAND. FEUILLETON. DE STERKSTE. N° 169 Tweede Blad. 14do Jaargang. „DE EEMLAN DER". Uitgevers: VALKHOFF Co. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT I. n. v? Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: P#r maanden voor Amersfoort 1 Idom franco per postJ Per week (met gratia voraekering tegen ongelukkon) - ö.UF. Afronderlijke numinera - 0.U5. Wekelijks bijvoegsel „de BaUandnlu Huisvrouw" (onder redactie van Thérèse van Hoven) per S mnd. 50 ets. Wekelijksch bijvoegsel Pak hu tiue" per 8 mnd. 40 ets. Intercomtn. Telefoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTENTIËN: Van 1—5 regels.. f 0.50. Elko regel meerO.IO Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling. Grooto lottoi's naar plaatsruimte» Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordoeligo bopalingon tot hot herhaald advertoeron in dit Blad, bij abonnement. Eouo circulairo, bovattoude de voorwaarden, wordt 011 aanvraag toegozonden. lilt de Per». Na eer en Staat. „Leider of Lijder?" Aldus het opschrift van het derde hoofdstuk van prof. Vis- •cher's brochure. Daarin teekent de schrij ver dr. Kuyper als leider van het Gerefor meerde volk; h ij, Kuyper, bezat de macht om het Gereformeerde volk zelfbewust te ma ken; hij sprak uit, hetgeen leefde in hun hart Kuyper's kracht was de Gereformeerde religie; zonder deze zou hij nooit de Kuyper- figuur zijn geworden. Met en voor dat volk heeft Kuyper gestreden. Zeker, hij niet al leen, maar toch niemand meer dan hij. „Ik weet, dat er zijn, die van hem zullen zeggen, dat hij onder alles de groote egoist, de eerzuchtige, de zichzelven zoekende was, die de volksgunst heeft uitgebuit om bevrediging te zoeken voor de toomlooze eerzucht, een eerzucht even groot als de kracht van zijn genie en dus van een genie, dat uit ethisch oogpunt gewaardeerd, klein s. Ik heb dat menigmalen gehoord en ge- ezen. Wat zal ik daarop antwoorden? Slechts dit. Ik neem aan dat hij dit alles geweest is en dat hij nog wel meer zon dige gebreken heeft, dat hij een groot zondaar is. Maar ik voeg er aan toe, dat hij behalve al die booze eigenschappen nog een gebrek heelt, dat uit publiek oogpunt gezien onvergeeflijk is. Dit is zijn grootste gebrek, dat hij er nooit in geslaagd is ze te ver heimelijken en dat hij het ook nooit be proefd heeft. Zijn grootste gebrek is, dat hij zijn gebreken uitstalt. Hij mocht dat alles hebben en niemand zou hem er moeite over doen, als hij ze maar verbergen kon. Naar mijne meening zou hij juist dan een vreeselijk man zijn, die geene achting, ver diende, hoewel dan ieder hem achting zou toedragen. Hij heeft gewoond in een glazen huis en zich niet als een andere cynicus ge huld in een gesch^urden mantel, en als hij het poogde, dan kwam er toch altijd de zelfde Kuyper doorheen schijnen. Dat-heeft zich op hem gewroken. Maar wat zeer zeker gezegd kan, hij is vrij ge veest van nepotisme. Gewoonlijk heeft hij meer gedaan voor zijne vijanden dan voor tijne vrienden. In dat opzicht verschilde hij ?an Caesar, die altijd vriendelijk en beleefd was en hoe druk ook bezig met de ern stigste zaken nog den fijd vond om aan zijne vrienden te denken." d\ de antirevolutionaire partij schrijft prof. Visscher verder was er naast Kuy per ook voor geen tweede plaats. De schrij ver behandelt dan de scheiding tusschen Kuyper en De Savornin Lohman. Beide mannen hadden bij alles, Waarin zij ver schilden, te veel waarin zij overeenkwamen, dan dat zij samen konden blijven. En het spreekt, volgens den schrijver, vanzelf dat niet Kuyper, maar Lohman ging. De anti revolutionaire partij bleef de cohors van Kuyper. Maar alle toeslanden bleven niet zooals zij waren. De intellectueele kracht der Partij werd grooter en naarmate de anti revolutionaire partij in macht en invloed toenam, verscheen ook het kwaad der mo derne democratie in haar. Daarbij kwam nog dr. Kuyper's reis. De eenzaamheid weekte de antirevolutionaire Kamerleden los van de leiding. Een losweeking, die steeds verder om zich heen greep. „Dat kon des te gemakkelijker, omdat er onder de jongere intellectueelen reeds waren, die er weinig mede ingenomen ble ken, dat Kuyper zoo kras de alleenheer schappij bleef eischen. Er waren er, die idealen koesterden, waarvan zij wel begre pen, dat Kuyper haar verwezenlijking niet zou bevorderen." Toen trad Heemskerk's ministerie op. De schrijver schetst nu de gevolgen van de ver vreemding tusschen dit Kabinet en Kuyper. „Dr. Kuyper zelve werkte de dreigende moeilijkheid in de hand. Om de teugels in handen te houden maakte hij, ik zeg niet bewust, maar dan toch instinctief hoe lan ger hoe minder gebruik van de intellec tueele krachten der Partij. De Antirevolu tionaire Komerclub daalde zelfs op een peil, dat hem in staat stelde het zwaartepunt der partij-politiek te verleggen naar de Eerste Kamer, waar hij zelf zitting heeft verkre gen. Gezond schijnt mij deze gang der zaken niet, strijdig met de structuur van ons poli leven. Maar wat met betrekking lot het pro bleem, dat ons bezig houdt, nog bovendien eene schaduwzijde bleek, dat was het ver schijnsel, dat hoe langer hoe meer onge bruikte intellectueele krachten in ontevre den stemming verkeeren gingen." En nu had vervolgt prof. Visscher olies misschien nog terecht kunnen komen, indien drie zaken bedacht waren: 1. hoeveel zij allen aan dr. Kuyper te danken hadden, 2. dat hem meer en betere erkenning toe kwam, dan zij hem lieten te beurt vallen, 3. els zij bijtijds den weg der' oprechtheid hodden ingeslagen. Maar niets van dat alles gebeurde. Aan het einde van dit hoofdstuk, waarin de schrijver de brochure „Leider en Leiding" duchtig de les wordt gelezen, schrijft prof. Visscher: „De hceren beklagen er zich over, dat er geene gelegenheid is geweest zich van de toekomst der Partij rekenschap te geven en de vraagstukken te bespreken, waar voor overeenstemming noodig is. Zij mee- nen, dat zulks gcwenscht is voor de een heid, voor den vasten gang van het poli tieke leven. Zij beklagen zich over doctri- narisme, over misbruik der Schrift, over dc geestelijke schade, die uit dat alles voor komt en zij geven uiting aan het diepe ver langen hunner zielen, „naar een eerlijke, door en door eerlijke politiek". Is het dan niet verbijsterend, dat waar zulke dingen op het spel staan, de heeren niet gesproken hebben hun: „lot hiertoe en niet verder". Maar bovendien, het is duidelijk, dat de leiding aan Kuyper's hand ontglipt was sinds 1907. Hij was slechts leider in naam. De feitelijke leiding, niet van de Partij, maar van de zaken was in de hand der heeren. En ik heb van hun heimwee naar die door en door eerlijke politiek niets bemerkt. Ik heb gedacht dat die gedreven werd, dat die al tijd gedreven werd door onze Partij. Maar misschien ziet de klacht op wat aan 1907 voorafgaat. Doch dan komt de opmerking zeer laat Als de weg der eerlijkheid door dc leiding verlaten werd, dan was alarm bla zen onafwijsbare Christenplicht en mocht niet gezwegen, voordat recht was geschied. Misschien slaaf het op de houding der Standaard no 1907, op hare houding tegen over Heemskerk's ministerie? Dan weet ik niet, wie naar den maatstaf van het begin sel, de schudigstc is. Want die periode ken merkte zich door deze onoprechtheid, dat men altijd preekte, dat Kuyper de leider was, nog wel suo jure, terwijl hij in wer kelijkheid de lijder moest worden geacht. Men hield zich alsof men antirevolutionaire politiek voerde, alsof men er zat mede na mens de Antirevolutionaire Partij cn deed, wat men wilde cn alsof zij cr niet was. Dat viel elk op, die meeleefde en heb ik uit den mond van talloos velen gehoord. Nu stellen de heeren voor zekeren rege lingen te treffen in zukc de leiding. Naar mijne meening is dat voorstel veel te laat of veel tc vroeg ingediend. Veel te laat, omdat de behoefte aan betere verhoudin gen zich reeds vele tientallen von jaren deed gevoelen. Veel te vroeg, omdat het nu beter was geweest te wachten tot dr. Kuyper, of vrijwillig wegens hoogen leeftijd zich had teruggetrokken, ol tot God hem opriep van zijne taak. Ik stel mij Pu voor, dat dr. Kuyper min zaam alle voorstellen der heeren zou kun nen aannemen, maar ook, omdat hem let terlijk deze dingen zijn „afgeperst", aan zichzelve verplicht is afscheid tc nemen. Dan zullen de heeren voor dc taak staan dc leiding te aanvaarden. Misschien is dat, zoo niet uller dan toch sommiger wensch. Maar leider zonder het vertrouwen der ge leiden schijnt mij ol zeer bezwaarlijk." De internationale -Jinancieele toestand. Door de „N. Financier en Kapitalist" wordt er op gewezen, dat gedurende den oorlo" de financieele wereld geleidelijk in geslapen is op een vulkaan, „Wie zoude vroeger hebben durven bewe zen, dat de financieele .wereld eiken dag een emissie van f 2O0,OQOl($K) zoude kunnen ah- sorbeeren? En toch doet zij dit, reeds maan den Jangwant de oorlog kost ongeveer eiken dag tweohonderd millioen en „het geld" wordt dan toch maar gevonden. En omdat dit financieren van den krijg schijn baar zoo glad gaat, is dc wereld gaan ge- looven, dat er ergens in de voorspellingen een flater schuilde, dat de experts niet wis ten, hoe rijk de wereld eigenlijk wel was, en hoeveel zij zoude kunnen oo^-p^gen als rij cr zich eens ernstig voorspande. Maar hoeveel milüarden ook schijnbaar zonder moeite te voorschijn worden getoo- vérd, een milliard is nog altoos precies de zelfde realiteit gebleven, die het voorheen was. En de wereld brengt dan ook inderdaad geen milliardcn tc voorschijn, maar eenvou dig promessen voor milüardenen in ruil voor die promessen geeft zij onder den in vloed van vaderlandsliefde, offervaardigheid- of dwang, haai kapitaal dat door dien oor log wordt vernield zonder een lor puder spoor achter te laten dan misère. Of d e promes sen den vorm nemen van bankpapier dan wel van stuatsobligatièn, is in menig opzicht hetzelfdevervallen zullen beide eenmaal, zij het dan ook in het eene geval wat later dan in het andere. De fictie van landen die „zich zelf bedruipen" en dus tot in het on eindige door oorlog' zullen kunnen voeren, zonder in financieelen nood te geraken, houdt geen steek. Alle landen zullen voor dezelfde keus komen te staan t zij moeten door middel van verlammende belastingen voor rente en aflossing hunner schulden zor gen, cn op de eene of andere manier aan goudgeld zien te komen om hun papieren geld in te wisselen: of zij moeten failliet gaan, cn hun papiergeld gcdepreciecrd zien. Het overtollige papiergeld uit de wereld hel pen door er staatsschuld voor in de plaats te stellen, zal bezwaarlijk gaan, en weinig helpen. Wanneer men nu ziet op welke reusach tige schaal alle landen, uitgezonderd Enge land, papiergeld uitgeven, terwijl hun goud reserves krimpen of stationnair blijven, don zal men spoedig beseffen, dat hun capaciteit, hun geldwezen na den oorlog spoedig weder op een gezonde basis te brengen, ernstig in twijfel mag' worden getrokken. Die rehabilisalio immers is alleen moge lijk door invoer van goud uit het buitenland en die kon op zijn beurt alleen voortkomen uit een voordeeligc hondelsbolansvan lee ningen, die natuurlijk ook goud kunnen brengen, behoeven wij niet tc spreken. Maar een voordeelige handelsbalans eischt buiten- landsche klanten die kunnen en willen koo- pen; en waar moeten die y-konten vandaan komen, nu de gehecle wereld bezig is haar beste klanten af tA maken cn te ruïneeren? Na den oorlog zullen ook onze rijkste len den verarmd zijnen daarom kan het eco nomisch herstel nooit anders dan langzaam zijn, zelfs in de meest gunstige gevallen. Bovendien zullen de verzwakte landen, zoo als alle verzwakte «este'len. büzonder vat baar zijn voor kwalen en infecties poli tieke zoowel als economische. Stooten die anders weinig zouden beduiden, zullen groote heteekenis krijgen. Het economisch herstel, en bijgevolg ook het herstel der wis selkoersen, zal zeer langzaam in zijn werk gaan." Voor ons land trekt het blad uit den toe stand deze slotsom „Ons lond, dat zijn onverhoopten oorlogs voorspoed geniet, zal wel doen zich voor te bereiden op de reactie, welke wis en zeker van buiten zal komen. Te meer, omdat deze doodbloeiende buren relatief weinig recu- peratie-vcrmogei) zullen binken te hebben. Wanneer men bedenkt, dat Amerika met zijn vruchtbaren, goedkoopen bodem en zijn onmisbare katoen tien h twintig jaren noodig had om zijn burgeroorlog en zijn gcdepre ciecrd geld te boven te komen, dan is het vooruitzicht voor ons geteisterd werelddeel, dat geen grooie, natuurlijke, sluimerende hulpbronnen meer heeft, weinig bemoedi gend, om niet tp zeggen angstwekkend. En, ook ol hebben wij het geluk gehad ons kr.pi- taal intact te houden, onze carning-power moet daar voorzeker den terugslag van on dervinden. Laat ons dus, in de eerste plaats, sparen, en, in de t weede plaats, ol het moge lijke doen om zooveel mogelijk op eigen wieken te "'rijven. Dat laatste zal het beste geschieden door naast onzen landbouw een nijverheid te plaatsen, die ons in staat stelt eigen behoeften uit eigen producten te dek ken, en zoo weinig mogelijk tot te betalen aan den vreemden arbeider en den buiten- landschen kapitalist" Berichten. De Staatscourunt van Zaterdag 15 Ja. nuari bevat o.a. de volgende Koninklijke be. sluiten: benoemd tot rechter in de -echtbank ta Alkmaar mr. dr. N. Muller, substituut-grif. fier bij het gerechtshof te Amsterdam; tot secretaris der pharmncopcc-cominis. sic dr. J. S. Meulenhoff, apotheker te volle, lid dier commissie; op verzoek eervol ontslagen B. V. oic mens, als burgemeester van Zuidbrock; benoemd tot directeur van het telegraaf, kantoor te Delft A. M. Kok, thans hoofd, commies der telegrafie; benoemd tot lid der rijkscommissie van toezicht op de Verecniging van fabrieken van melkproducten dr. A. J. Swnvlng, in. specteur in algcmeenen dienst bij de di. rectie van den landbouw; op verzoek eervol ontslagen als lid det rijkscommissie van toezicht op de eul« vruchtenvereeniging W. J. E. H. M. de Jong, lid der Tweede Kamer te Den Haag; op verzoek eervol ontslagen -Ie Oost-In. dische ambtenaar met verlof dr. A. 'I I. Belzer, laatstelijk directeur der Koning Wil. lem UI school tc Batavia. Diplomatieke vertegen woordiging. Met wijziging van het aanvankelijk bepaalde zal de gezantschaps- raad mr. F. M. Schmolck, laatstelijk tijdelijk zaakgelastigde van Nederland te Sofia, ge. plaatst worden aan Hr. Ms. gezantschap te Parijs, ter vervanging van jhr. Mellviü van Carnbee, die sedert, met den titel van minis ter-resident, belast is met de vertegenwoor diging van Nederland in Bulgarije. De gezantschapssecretaris jhr. mr, \V. H, de Beaufort, die thans tijdelijk tc Paiiis ge plaatst is, zal nu werkzaam worden gesteld r Hr. Ms. gezantschap te Stockholm. De heer Schmolck vertrekt Zaterdag van Den Haag naar Parijs. De Ford.eKpeditie. In de gisterenochtend gehouden vergade ring van de Amerikaansche delegatie van de Ford-expeditie, werden uit het gisteren opgemaakte 10-tal, de volgende vijf plaats, vervangende leden van de Permanente Neu» trale Conferentie gekozen: Prof. G. W. Kinchway, vroeger deken von de faculteit der rechtsgeleerdheid aan do Universiteit van Columbia, te New-York (City); miss Emsly Balsh, schrijfster en pa. cifiste te New-York (City); rechter B. B, Lindsay; de predikant Jenh'ng Lloyd Jones, en John Barry, journalist te Son Francisco. De Hollandsche delegatie der Ford-expe« ditie koos tot leden der permanente confe. rentie Dr. Frederik van Eeden, M. Reep. maker, mevr. ItallieVan Embden en mevr. Raitvondt—Hirschmann. Het v ijfde lid wordt later aangewezen. In een niet openbare vergadering bepleit, te de heer Lindhagen van Stockholm het denkbeeld de perm, nente conferentie niet in den Haag, doch in Stockholm te houden, Wie zich anders voordoet dan hij is, er kent daardoor dat het niet in orde is in zijn binnenste. ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG. Geautoriseerde vertaling door B. NORT AKKER. 16 Hij zei geen woord, maar wachtte. En deze verwachting kon zijn zoon niet teleurstellen. Ei- was iels hvpmofiScerends in, telkens als ze od hem gevestigd werd. Iliï legde ziin boeken on ziide en ging met Blenda naar dc eetka mer. t Is een geluk, dat ik dit koopje vandaag heb gedaan, nu jij juist met dit onderwerp bezig bent." Birger boog zich over hel aangewezen voor werp eai begreep alles. Dit moest een soort verzoeningsoffer zijn. Vader had eepieend. dat ziin gemoed vervuld was van verdriet over de gedwongen verzaking van de tropi sche heerlijkheden. Hij had geloofd, dat deze droefheid tusschen hen beiden stond, en had nu in deze scheidende muur ern opening wil len maken. Maar spreken wilde hïi niet, wat eenmaal gezegd was, bleef gezegd. Gedaan was gedaan, daarom moest het doode ding au voor hem spreken. En ter wiil Birger de mooie of aten omsloeg en bekeek, voelde hii een atmosfeer van vrien delijkheid hem daaruit tegcmoclslaan. Maar die kwam tegeliikertiid van een anderen kant. van den man achter hem. die hem zoo juist met ziin lokkende verwachting in dc eetka mer gelrokken had. en die ook nu weer stond tc wachten. Met een vriendelijker! knik wendde de jon gere man zich naar den anderen. „Ja,.dat kwam prachtig uit," zei hij. „Dank u wel, vadér." En opeens was het gedaan met de onge wone stilzwijgendheid van den rector. Hii boog zich met zijn zoon oyer-Jicl plaatwerk, verklaarde en vertelde. Birgêi^vas volstrekt niet noodig. opdat Blenda een rantsoen Griek: sche geschiedenis in haar hoofd ingeprent kreeg om er morgen in de les mee te schit teren. De oude rector kon die zaak zelf wel af. Zijn welsprekendheid was schitterend, zijn goed humeur aanstekelijk; dat kwam van de overtuiging dat het hem gelukt was dc gesloten deur té docai opengaan. Nadat het plaatwerk bekeken was, bleef de ecede* stemming hangen. Birger liet de boe kon op ziin schrijftafel aan hun lot over en dc avond vloog om met pralen en schertsen. Maar dadelijk na het avondeten nam Blenda afscheid. Ze wilde niet zoo laat naar nuis gaan. dat Birger gedwongen zou worden haar weg te brengen. En hii deed dan ook geen poging haar zijn gezelschap aan te bie den. Maar toen ze reeds in de vestibule aan gekleed stond, kwam hij uit de kamer, nam hoed en jas. en yolgde haar. trots al haar protesten. Ze hadden elkaar echter niet veel te zeggen. Eerst enkele woorden over de school en de lessen. Toen zwegen ze heelemaal. cn het stil zwijgen duurde tol zc Blenda's deur had den bereikt. Zc nam den. sleutel, eer hij bleef staan om haar naar binnen te zien gaan. Maar ze had geen haast den sleutel in het slot te steken, ze bleef er naar staan kijken, alsof ze niet wist of het wel de goede was. En plotseling keek zc naar hem op met een paar open. een weinig bedroefde ootfën. „Birger;" zei ze aarzelend, „weet je. Bir ger. hel is zao moeilijk onvriendelijk tegen je te zijn." Hij bleef stijl cn onverschillig staan, alsof haar bedroefde oogen niet den minsten in druk maakten. „Zoo!" zei hii slechts. „Ja, de anderen beschouwen het als een uitgemaakte zaak dal wij goede vrienden zijn. Zc zouden ten hoogste verbaasd ziin als zij iets anders merkten, er zouden vragen en aanmerkingen komen. En we zijn toch ook goede vrienden, is liet niet Wat zeg jij. Birger Hij glimlachte een weinig ironisch. „Ja, als jij het «egt. zal het wel zoo zijn." Het antwoord was nu juist niet aanmoedi gend. Maar Blenda was iooh tevreden en hoar gezicht nam een uitdrukking van groote verlichting aan. De noodzakelijkheid haar houding tegenover Birger tc veranderen had liaar Werkelijk veel zorgen gekost. Zc moest immers jegens hem gereserveerd zijn, zoodat hij geen verwachtingen kon koesteren, die nog niet vervuld konden worden. Maar het was waarlijk niet gemakkelijk koel cn afwij zend tegen iemand te zijn met wien men ge woon was te schertsen, van wien men hield en met wien men graag mocht spreken. Ze had het nu gedurende drie dagen be proefd cn het vreeselijk moeilijk en vervelend gevonden. Als hem dus maar aan het ver stand kon worden gebracht, dat liij geener lei gewicht aan haar vriendelijkheid moest hechten, dan was alles weer goed. En nu scheen hij dat te begrijpen. Zc boogd liet hoofd eenigszins ter zijde, en zonder dat zij het zelf wist kwam cr iels in nig smeekends in liaar glanzende blik. „Dan behoef ik immers niet onvriendelijk legen je te zijn, Birger Hii vond haar komisch, maar terzelfder tijd zoo kinderlijk innemend, dat dc ironie uit zijn glimlach verdween. „Neen" zei hij, „dat behoeft niet." Zij reikten elkaar de hand tot een krach- tigen druk. knikten kameraadschappelijk, en scheidden. Dc dwang was verdwenen, cn ook voor Bir ger was het een verlichting, het gaf hem een gevoel van blijdschap, toen hii lot het in zicht kwam: zij heeft mii lief. ofschoon zii het zelf nog niet weet. want waarom zou zc hef anders zoo moeilijk vinden om niet vriendelijk tegen mij te ziin Een tijd geleden hadden zc hum portretten geruild, hij had het hare steeds in de porte feuille op ziin borst gedragen. Eergisteren ha-7 hij hel echter daaruit genomen en diep in een der laden van zijn schrijftafel verbor gen. Maar toen hij nu thuis kwam. haalde hii het er weer uit en legde het weer op zijü oude plaats. XI. De wolk was weggetrokken, de schaduwen waren verdwenen. Alles was weer zooals vroe ger in hol huis van de familie EnefeldL Blenda kwam als vroeger met haar sommen hij Birger. Ze zat weer op dc leuning van den groot en stoel en sprak over een massa; dingen, die meest de school betroffen. Zil ua~' hem tot haar vertrouwde, bijna alsof hii haar kameraad in de klasse was. Eu 's avonds, als hij haar naar huis bracht liepen zc dikwijls voorbij haar ''eur en dan weer terug. Met was alsof er niets was voor» gevallen. En sofns vroeg hij zich af of ci werkelijk iels was gebeurd. Kon het waar ziin, dat hii liaar eens in zijn armen genomen had cn haar overstelpt had met kussen. Als dat waar was, moest dal dan geen keerpunt in hun leven zijn Moesten ze dan niet verschillende kanten opgegaan ziin ol verder samen het leven vervolgen hand ia hand Hoe was het mogelijk, dat ze daarna voortdurend elk aan een kamt van den weu liepen, en tegen elkaar glimlachten De cenige verklaring was. dat liet werke lijk een keerpunt was, ofschoon Blenda het nog niet wilde erkennen. Ze hield van hem, hoewel ze nog uit een overdreven gewetens- nauwgezetheid zich zelf insprak, dat het niet volkomen zeker was. En het werd dagelijks znn doel om bewijs te zoeken voor dit keer punt in hun bestaan. Ondanks het verbod om aan. haar vriendelijkheid ecnig gewicht te hechten, zag hii bewijzen daarvoor in eiken vriendeliikèn blik. in elk direkt tot hem ge sproken woord, in elke kleine vertrouwdiik heid. Maar in het bizonder las hii die in de wijze van deen van zijn omgeving. Wort* rrrmlffft-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5