Wvi
p
nu
■r
hfï
Zaterdag 15 Januari 1916.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
DE STERKSTE.
N° 169 Tweede Blad.
14do Jaargang.
„DE EEMLAN DER".
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT I.
n.
v?
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG.
ABONNEMENTSPRIJS:
P#r maanden voor Amersfoort 1
Idom franco per postJ
Per week (met gratia voraekering tegen ongelukkon) - ö.UF.
Afronderlijke numinera - 0.U5.
Wekelijks bijvoegsel „de BaUandnlu Huisvrouw" (onder redactie
van Thérèse van Hoven) per S mnd. 50 ets.
Wekelijksch bijvoegsel Pak hu tiue" per 8 mnd. 40 ets.
Intercomtn. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTENTIËN:
Van 1—5 regels.. f 0.50.
Elko regel meerO.IO
Dienstaanbiedingen 25 cents by vooruitbetaling.
Grooto lottoi's naar plaatsruimte»
Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordoeligo bopalingon
tot hot herhaald advertoeron in dit Blad, bij abonnement.
Eouo circulairo, bovattoude de voorwaarden, wordt 011
aanvraag toegozonden.
lilt de Per».
Na eer en Staat.
„Leider of Lijder?" Aldus het opschrift
van het derde hoofdstuk van prof. Vis-
•cher's brochure. Daarin teekent de schrij
ver dr. Kuyper als leider van het Gerefor
meerde volk; h ij, Kuyper, bezat de macht om
het Gereformeerde volk zelfbewust te ma
ken; hij sprak uit, hetgeen leefde in hun
hart Kuyper's kracht was de Gereformeerde
religie; zonder deze zou hij nooit de Kuyper-
figuur zijn geworden. Met en voor dat volk
heeft Kuyper gestreden. Zeker, hij niet al
leen, maar toch niemand meer dan hij.
„Ik weet, dat er zijn, die van hem zullen
zeggen, dat hij onder alles de groote egoist,
de eerzuchtige, de zichzelven zoekende
was, die de volksgunst heeft uitgebuit om
bevrediging te zoeken voor de toomlooze
eerzucht, een eerzucht even groot als de
kracht van zijn genie en dus van een genie,
dat uit ethisch oogpunt gewaardeerd, klein
s. Ik heb dat menigmalen gehoord en ge-
ezen. Wat zal ik daarop antwoorden?
Slechts dit. Ik neem aan dat hij dit alles
geweest is en dat hij nog wel meer zon
dige gebreken heeft, dat hij een groot
zondaar is. Maar ik voeg er aan toe, dat hij
behalve al die booze eigenschappen nog een
gebrek heelt, dat uit publiek oogpunt gezien
onvergeeflijk is. Dit is zijn grootste gebrek,
dat hij er nooit in geslaagd is ze te ver
heimelijken en dat hij het ook nooit be
proefd heeft. Zijn grootste gebrek is, dat hij
zijn gebreken uitstalt. Hij mocht dat alles
hebben en niemand zou hem er moeite
over doen, als hij ze maar verbergen kon.
Naar mijne meening zou hij juist dan een
vreeselijk man zijn, die geene achting, ver
diende, hoewel dan ieder hem achting zou
toedragen. Hij heeft gewoond in een glazen
huis en zich niet als een andere cynicus ge
huld in een gesch^urden mantel, en als hij
het poogde, dan kwam er toch altijd de
zelfde Kuyper doorheen schijnen.
Dat-heeft zich op hem gewroken. Maar
wat zeer zeker gezegd kan, hij is vrij ge
veest van nepotisme. Gewoonlijk heeft hij
meer gedaan voor zijne vijanden dan voor
tijne vrienden. In dat opzicht verschilde hij
?an Caesar, die altijd vriendelijk en beleefd
was en hoe druk ook bezig met de ern
stigste zaken nog den fijd vond om aan
zijne vrienden te denken."
d\ de antirevolutionaire partij schrijft
prof. Visscher verder was er naast Kuy
per ook voor geen tweede plaats. De schrij
ver behandelt dan de scheiding tusschen
Kuyper en De Savornin Lohman. Beide
mannen hadden bij alles, Waarin zij ver
schilden, te veel waarin zij overeenkwamen,
dan dat zij samen konden blijven. En het
spreekt, volgens den schrijver, vanzelf dat
niet Kuyper, maar Lohman ging. De anti
revolutionaire partij bleef de cohors van
Kuyper. Maar alle toeslanden bleven niet
zooals zij waren. De intellectueele kracht der
Partij werd grooter en naarmate de anti
revolutionaire partij in macht en invloed
toenam, verscheen ook het kwaad der mo
derne democratie in haar. Daarbij kwam nog
dr. Kuyper's reis. De eenzaamheid weekte
de antirevolutionaire Kamerleden los van de
leiding. Een losweeking, die steeds verder
om zich heen greep.
„Dat kon des te gemakkelijker, omdat
er onder de jongere intellectueelen reeds
waren, die er weinig mede ingenomen ble
ken, dat Kuyper zoo kras de alleenheer
schappij bleef eischen. Er waren er, die
idealen koesterden, waarvan zij wel begre
pen, dat Kuyper haar verwezenlijking niet
zou bevorderen."
Toen trad Heemskerk's ministerie op. De
schrijver schetst nu de gevolgen van de ver
vreemding tusschen dit Kabinet en Kuyper.
„Dr. Kuyper zelve werkte de dreigende
moeilijkheid in de hand. Om de teugels in
handen te houden maakte hij, ik zeg niet
bewust, maar dan toch instinctief hoe lan
ger hoe minder gebruik van de intellec
tueele krachten der Partij. De Antirevolu
tionaire Komerclub daalde zelfs op een peil,
dat hem in staat stelde het zwaartepunt der
partij-politiek te verleggen naar de Eerste
Kamer, waar hij zelf zitting heeft verkre
gen.
Gezond schijnt mij deze gang der zaken
niet, strijdig met de structuur van ons poli
leven. Maar wat met betrekking lot het pro
bleem, dat ons bezig houdt, nog bovendien
eene schaduwzijde bleek, dat was het ver
schijnsel, dat hoe langer hoe meer onge
bruikte intellectueele krachten in ontevre
den stemming verkeeren gingen."
En nu had vervolgt prof. Visscher
olies misschien nog terecht kunnen komen,
indien drie zaken bedacht waren: 1. hoeveel
zij allen aan dr. Kuyper te danken hadden,
2. dat hem meer en betere erkenning toe
kwam, dan zij hem lieten te beurt vallen,
3. els zij bijtijds den weg der' oprechtheid
hodden ingeslagen. Maar niets van dat alles
gebeurde. Aan het einde van dit hoofdstuk,
waarin de schrijver de brochure „Leider en
Leiding" duchtig de les wordt gelezen,
schrijft prof. Visscher:
„De hceren beklagen er zich over, dat er
geene gelegenheid is geweest zich van de
toekomst der Partij rekenschap te geven
en de vraagstukken te bespreken, waar
voor overeenstemming noodig is. Zij mee-
nen, dat zulks gcwenscht is voor de een
heid, voor den vasten gang van het poli
tieke leven. Zij beklagen zich over doctri-
narisme, over misbruik der Schrift, over dc
geestelijke schade, die uit dat alles voor
komt en zij geven uiting aan het diepe ver
langen hunner zielen, „naar een eerlijke,
door en door eerlijke politiek". Is het dan
niet verbijsterend, dat waar zulke dingen
op het spel staan, de heeren niet gesproken
hebben hun: „lot hiertoe en niet verder".
Maar bovendien, het is duidelijk, dat de
leiding aan Kuyper's hand ontglipt was sinds
1907. Hij was slechts leider in naam. De
feitelijke leiding, niet van de Partij, maar
van de zaken was in de hand der heeren.
En ik heb van hun heimwee naar die door en
door eerlijke politiek niets bemerkt. Ik heb
gedacht dat die gedreven werd, dat die al
tijd gedreven werd door onze Partij. Maar
misschien ziet de klacht op wat aan 1907
voorafgaat. Doch dan komt de opmerking
zeer laat Als de weg der eerlijkheid door dc
leiding verlaten werd, dan was alarm bla
zen onafwijsbare Christenplicht en mocht
niet gezwegen, voordat recht was geschied.
Misschien slaaf het op de houding der
Standaard no 1907, op hare houding tegen
over Heemskerk's ministerie? Dan weet ik
niet, wie naar den maatstaf van het begin
sel, de schudigstc is. Want die periode ken
merkte zich door deze onoprechtheid, dat
men altijd preekte, dat Kuyper de leider
was, nog wel suo jure, terwijl hij in wer
kelijkheid de lijder moest worden geacht.
Men hield zich alsof men antirevolutionaire
politiek voerde, alsof men er zat mede na
mens de Antirevolutionaire Partij cn deed,
wat men wilde cn alsof zij cr niet was. Dat
viel elk op, die meeleefde en heb ik uit
den mond van talloos velen gehoord.
Nu stellen de heeren voor zekeren rege
lingen te treffen in zukc de leiding. Naar
mijne meening is dat voorstel veel te laat
of veel tc vroeg ingediend. Veel te laat,
omdat de behoefte aan betere verhoudin
gen zich reeds vele tientallen von jaren
deed gevoelen. Veel te vroeg, omdat het
nu beter was geweest te wachten tot dr.
Kuyper, of vrijwillig wegens hoogen leeftijd
zich had teruggetrokken, ol tot God hem
opriep van zijne taak.
Ik stel mij Pu voor, dat dr. Kuyper min
zaam alle voorstellen der heeren zou kun
nen aannemen, maar ook, omdat hem let
terlijk deze dingen zijn „afgeperst", aan
zichzelve verplicht is afscheid tc nemen.
Dan zullen de heeren voor dc taak staan
dc leiding te aanvaarden. Misschien is dat,
zoo niet uller dan toch sommiger wensch.
Maar leider zonder het vertrouwen der ge
leiden schijnt mij ol zeer bezwaarlijk."
De internationale -Jinancieele
toestand.
Door de „N. Financier en Kapitalist"
wordt er op gewezen, dat gedurende den
oorlo" de financieele wereld geleidelijk in
geslapen is op een vulkaan,
„Wie zoude vroeger hebben durven bewe
zen, dat de financieele .wereld eiken dag een
emissie van f 2O0,OQOl($K) zoude kunnen ah-
sorbeeren? En toch doet zij dit, reeds maan
den Jangwant de oorlog kost ongeveer
eiken dag tweohonderd millioen en „het
geld" wordt dan toch maar gevonden. En
omdat dit financieren van den krijg schijn
baar zoo glad gaat, is dc wereld gaan ge-
looven, dat er ergens in de voorspellingen
een flater schuilde, dat de experts niet wis
ten, hoe rijk de wereld eigenlijk wel was, en
hoeveel zij zoude kunnen oo^-p^gen als rij
cr zich eens ernstig voorspande.
Maar hoeveel milüarden ook schijnbaar
zonder moeite te voorschijn worden getoo-
vérd, een milliard is nog altoos precies de
zelfde realiteit gebleven, die het voorheen
was. En de wereld brengt dan ook inderdaad
geen milliardcn tc voorschijn, maar eenvou
dig promessen voor milüardenen in ruil
voor die promessen geeft zij onder den in
vloed van vaderlandsliefde, offervaardigheid-
of dwang, haai kapitaal dat door dien oor
log wordt vernield zonder een lor puder spoor
achter te laten dan misère. Of d e promes
sen den vorm nemen van bankpapier dan wel
van stuatsobligatièn, is in menig opzicht
hetzelfdevervallen zullen beide eenmaal,
zij het dan ook in het eene geval wat later
dan in het andere. De fictie van landen die
„zich zelf bedruipen" en dus tot in het on
eindige door oorlog' zullen kunnen voeren,
zonder in financieelen nood te geraken,
houdt geen steek. Alle landen zullen voor
dezelfde keus komen te staan t zij moeten
door middel van verlammende belastingen
voor rente en aflossing hunner schulden zor
gen, cn op de eene of andere manier aan
goudgeld zien te komen om hun papieren
geld in te wisselen: of zij moeten failliet
gaan, cn hun papiergeld gcdepreciecrd zien.
Het overtollige papiergeld uit de wereld hel
pen door er staatsschuld voor in de plaats
te stellen, zal bezwaarlijk gaan, en weinig
helpen.
Wanneer men nu ziet op welke reusach
tige schaal alle landen, uitgezonderd Enge
land, papiergeld uitgeven, terwijl hun goud
reserves krimpen of stationnair blijven, don
zal men spoedig beseffen, dat hun capaciteit,
hun geldwezen na den oorlog spoedig weder
op een gezonde basis te brengen, ernstig in
twijfel mag' worden getrokken.
Die rehabilisalio immers is alleen moge
lijk door invoer van goud uit het buitenland
en die kon op zijn beurt alleen voortkomen
uit een voordeeligc hondelsbolansvan lee
ningen, die natuurlijk ook goud kunnen
brengen, behoeven wij niet tc spreken. Maar
een voordeelige handelsbalans eischt buiten-
landsche klanten die kunnen en willen koo-
pen; en waar moeten die y-konten vandaan
komen, nu de gehecle wereld bezig is haar
beste klanten af tA maken cn te ruïneeren?
Na den oorlog zullen ook onze rijkste len
den verarmd zijnen daarom kan het eco
nomisch herstel nooit anders dan langzaam
zijn, zelfs in de meest gunstige gevallen.
Bovendien zullen de verzwakte landen, zoo
als alle verzwakte «este'len. büzonder vat
baar zijn voor kwalen en infecties poli
tieke zoowel als economische. Stooten die
anders weinig zouden beduiden, zullen
groote heteekenis krijgen. Het economisch
herstel, en bijgevolg ook het herstel der wis
selkoersen, zal zeer langzaam in zijn werk
gaan."
Voor ons land trekt het blad uit den toe
stand deze slotsom
„Ons lond, dat zijn onverhoopten oorlogs
voorspoed geniet, zal wel doen zich voor te
bereiden op de reactie, welke wis en zeker
van buiten zal komen. Te meer, omdat deze
doodbloeiende buren relatief weinig recu-
peratie-vcrmogei) zullen binken te hebben.
Wanneer men bedenkt, dat Amerika met
zijn vruchtbaren, goedkoopen bodem en zijn
onmisbare katoen tien h twintig jaren noodig
had om zijn burgeroorlog en zijn gcdepre
ciecrd geld te boven te komen, dan is het
vooruitzicht voor ons geteisterd werelddeel,
dat geen grooie, natuurlijke, sluimerende
hulpbronnen meer heeft, weinig bemoedi
gend, om niet tp zeggen angstwekkend. En,
ook ol hebben wij het geluk gehad ons kr.pi-
taal intact te houden, onze carning-power
moet daar voorzeker den terugslag van on
dervinden. Laat ons dus, in de eerste plaats,
sparen, en, in de t weede plaats, ol het moge
lijke doen om zooveel mogelijk op eigen
wieken te "'rijven. Dat laatste zal het beste
geschieden door naast onzen landbouw een
nijverheid te plaatsen, die ons in staat stelt
eigen behoeften uit eigen producten te dek
ken, en zoo weinig mogelijk tot te betalen
aan den vreemden arbeider en den buiten-
landschen kapitalist"
Berichten.
De Staatscourunt van Zaterdag 15 Ja.
nuari bevat o.a. de volgende Koninklijke be.
sluiten:
benoemd tot rechter in de -echtbank ta
Alkmaar mr. dr. N. Muller, substituut-grif.
fier bij het gerechtshof te Amsterdam;
tot secretaris der pharmncopcc-cominis.
sic dr. J. S. Meulenhoff, apotheker te volle,
lid dier commissie;
op verzoek eervol ontslagen B. V. oic
mens, als burgemeester van Zuidbrock;
benoemd tot directeur van het telegraaf,
kantoor te Delft A. M. Kok, thans hoofd,
commies der telegrafie;
benoemd tot lid der rijkscommissie van
toezicht op de Verecniging van fabrieken
van melkproducten dr. A. J. Swnvlng, in.
specteur in algcmeenen dienst bij de di.
rectie van den landbouw;
op verzoek eervol ontslagen als lid det
rijkscommissie van toezicht op de eul«
vruchtenvereeniging W. J. E. H. M. de
Jong, lid der Tweede Kamer te Den Haag;
op verzoek eervol ontslagen -Ie Oost-In.
dische ambtenaar met verlof dr. A. 'I I.
Belzer, laatstelijk directeur der Koning Wil.
lem UI school tc Batavia.
Diplomatieke vertegen
woordiging. Met wijziging van het
aanvankelijk bepaalde zal de gezantschaps-
raad mr. F. M. Schmolck, laatstelijk tijdelijk
zaakgelastigde van Nederland te Sofia, ge.
plaatst worden aan Hr. Ms. gezantschap te
Parijs, ter vervanging van jhr. Mellviü van
Carnbee, die sedert, met den titel van minis
ter-resident, belast is met de vertegenwoor
diging van Nederland in Bulgarije.
De gezantschapssecretaris jhr. mr, \V. H,
de Beaufort, die thans tijdelijk tc Paiiis ge
plaatst is, zal nu werkzaam worden gesteld
r Hr. Ms. gezantschap te Stockholm.
De heer Schmolck vertrekt Zaterdag van
Den Haag naar Parijs.
De Ford.eKpeditie.
In de gisterenochtend gehouden vergade
ring van de Amerikaansche delegatie van
de Ford-expeditie, werden uit het gisteren
opgemaakte 10-tal, de volgende vijf plaats,
vervangende leden van de Permanente Neu»
trale Conferentie gekozen:
Prof. G. W. Kinchway, vroeger deken von
de faculteit der rechtsgeleerdheid aan do
Universiteit van Columbia, te New-York
(City); miss Emsly Balsh, schrijfster en pa.
cifiste te New-York (City); rechter B. B,
Lindsay; de predikant Jenh'ng Lloyd Jones,
en John Barry, journalist te Son Francisco.
De Hollandsche delegatie der Ford-expe«
ditie koos tot leden der permanente confe.
rentie Dr. Frederik van Eeden, M. Reep.
maker, mevr. ItallieVan Embden en mevr.
Raitvondt—Hirschmann. Het v ijfde lid wordt
later aangewezen.
In een niet openbare vergadering bepleit,
te de heer Lindhagen van Stockholm het
denkbeeld de perm, nente conferentie niet
in den Haag, doch in Stockholm te houden,
Wie zich anders voordoet dan hij is, er
kent daardoor dat het niet in orde is in zijn
binnenste.
ROMAN VAN ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
B. NORT AKKER.
16
Hij zei geen woord, maar wachtte. En deze
verwachting kon zijn zoon niet teleurstellen.
Ei- was iels hvpmofiScerends in, telkens als ze
od hem gevestigd werd. Iliï legde ziin boeken
on ziide en ging met Blenda naar dc eetka
mer.
t Is een geluk, dat ik dit koopje vandaag
heb gedaan, nu jij juist met dit onderwerp
bezig bent."
Birger boog zich over hel aangewezen voor
werp eai begreep alles. Dit moest een soort
verzoeningsoffer zijn. Vader had eepieend.
dat ziin gemoed vervuld was van verdriet
over de gedwongen verzaking van de tropi
sche heerlijkheden. Hij had geloofd, dat deze
droefheid tusschen hen beiden stond, en had
nu in deze scheidende muur ern opening wil
len maken. Maar spreken wilde hïi niet, wat
eenmaal gezegd was, bleef gezegd. Gedaan
was gedaan, daarom moest het doode ding
au voor hem spreken.
En ter wiil Birger de mooie of aten omsloeg
en bekeek, voelde hii een atmosfeer van vrien
delijkheid hem daaruit tegcmoclslaan. Maar
die kwam tegeliikertiid van een anderen kant.
van den man achter hem. die hem zoo juist
met ziin lokkende verwachting in dc eetka
mer gelrokken had. en die ook nu weer stond
tc wachten.
Met een vriendelijker! knik wendde de jon
gere man zich naar den anderen.
„Ja,.dat kwam prachtig uit," zei hij. „Dank
u wel, vadér."
En opeens was het gedaan met de onge
wone stilzwijgendheid van den rector. Hii
boog zich met zijn zoon oyer-Jicl plaatwerk,
verklaarde en vertelde. Birgêi^vas volstrekt
niet noodig. opdat Blenda een rantsoen Griek:
sche geschiedenis in haar hoofd ingeprent
kreeg om er morgen in de les mee te schit
teren. De oude rector kon die zaak zelf wel
af. Zijn welsprekendheid was schitterend, zijn
goed humeur aanstekelijk; dat kwam van
de overtuiging dat het hem gelukt was dc
gesloten deur té docai opengaan.
Nadat het plaatwerk bekeken was, bleef de
ecede* stemming hangen. Birger liet de boe
kon op ziin schrijftafel aan hun lot over en
dc avond vloog om met pralen en schertsen.
Maar dadelijk na het avondeten nam Blenda
afscheid. Ze wilde niet zoo laat naar nuis
gaan. dat Birger gedwongen zou worden
haar weg te brengen. En hii deed dan ook
geen poging haar zijn gezelschap aan te bie
den. Maar toen ze reeds in de vestibule aan
gekleed stond, kwam hij uit de kamer, nam
hoed en jas. en yolgde haar. trots al haar
protesten.
Ze hadden elkaar echter niet veel te zeggen.
Eerst enkele woorden over de school en de
lessen. Toen zwegen ze heelemaal. cn het stil
zwijgen duurde tol zc Blenda's deur had
den bereikt.
Zc nam den. sleutel, eer hij bleef staan om
haar naar binnen te zien gaan. Maar ze had
geen haast den sleutel in het slot te steken,
ze bleef er naar staan kijken, alsof ze niet
wist of het wel de goede was. En plotseling
keek zc naar hem op met een paar open.
een weinig bedroefde ootfën.
„Birger;" zei ze aarzelend, „weet je. Bir
ger. hel is zao moeilijk onvriendelijk tegen
je te zijn."
Hij bleef stijl cn onverschillig staan, alsof
haar bedroefde oogen niet den minsten in
druk maakten.
„Zoo!" zei hii slechts.
„Ja, de anderen beschouwen het als een
uitgemaakte zaak dal wij goede vrienden zijn.
Zc zouden ten hoogste verbaasd ziin als zij
iets anders merkten, er zouden vragen en
aanmerkingen komen. En we zijn toch ook
goede vrienden, is liet niet Wat zeg jij.
Birger
Hij glimlachte een weinig ironisch.
„Ja, als jij het «egt. zal het wel zoo zijn."
Het antwoord was nu juist niet aanmoedi
gend. Maar Blenda was iooh tevreden en
hoar gezicht nam een uitdrukking van groote
verlichting aan. De noodzakelijkheid haar
houding tegenover Birger tc veranderen had
liaar Werkelijk veel zorgen gekost. Zc moest
immers jegens hem gereserveerd zijn, zoodat
hij geen verwachtingen kon koesteren, die
nog niet vervuld konden worden. Maar het
was waarlijk niet gemakkelijk koel cn afwij
zend tegen iemand te zijn met wien men ge
woon was te schertsen, van wien men hield
en met wien men graag mocht spreken.
Ze had het nu gedurende drie dagen be
proefd cn het vreeselijk moeilijk en vervelend
gevonden. Als hem dus maar aan het ver
stand kon worden gebracht, dat liij geener
lei gewicht aan haar vriendelijkheid moest
hechten, dan was alles weer goed. En nu
scheen hij dat te begrijpen.
Zc boogd liet hoofd eenigszins ter zijde, en
zonder dat zij het zelf wist kwam cr iels in
nig smeekends in liaar glanzende blik.
„Dan behoef ik immers niet onvriendelijk
legen je te zijn, Birger
Hii vond haar komisch, maar terzelfder
tijd zoo kinderlijk innemend, dat dc ironie
uit zijn glimlach verdween.
„Neen" zei hij, „dat behoeft niet."
Zij reikten elkaar de hand tot een krach-
tigen druk. knikten kameraadschappelijk, en
scheidden.
Dc dwang was verdwenen, cn ook voor Bir
ger was het een verlichting, het gaf hem een
gevoel van blijdschap, toen hii lot het in
zicht kwam: zij heeft mii lief. ofschoon
zii het zelf nog niet weet. want waarom zou
zc hef anders zoo moeilijk vinden om niet
vriendelijk tegen mij te ziin
Een tijd geleden hadden zc hum portretten
geruild, hij had het hare steeds in de porte
feuille op ziin borst gedragen. Eergisteren
ha-7 hij hel echter daaruit genomen en diep
in een der laden van zijn schrijftafel verbor
gen. Maar toen hij nu thuis kwam. haalde hii
het er weer uit en legde het weer op zijü
oude plaats.
XI.
De wolk was weggetrokken, de schaduwen
waren verdwenen. Alles was weer zooals vroe
ger in hol huis van de familie EnefeldL
Blenda kwam als vroeger met haar sommen
hij Birger. Ze zat weer op dc leuning van
den groot en stoel en sprak over een massa;
dingen, die meest de school betroffen. Zil
ua~' hem tot haar vertrouwde, bijna alsof
hii haar kameraad in de klasse was. Eu
's avonds, als hij haar naar huis bracht
liepen zc dikwijls voorbij haar ''eur en dan
weer terug. Met was alsof er niets was voor»
gevallen. En sofns vroeg hij zich af of ci
werkelijk iels was gebeurd.
Kon het waar ziin, dat hii liaar eens in
zijn armen genomen had cn haar overstelpt
had met kussen.
Als dat waar was, moest dal dan geen
keerpunt in hun leven zijn Moesten ze dan
niet verschillende kanten opgegaan ziin ol
verder samen het leven vervolgen hand ia
hand Hoe was het mogelijk, dat ze daarna
voortdurend elk aan een kamt van den weu
liepen, en tegen elkaar glimlachten
De cenige verklaring was. dat liet werke
lijk een keerpunt was, ofschoon Blenda het
nog niet wilde erkennen. Ze hield van hem,
hoewel ze nog uit een overdreven gewetens-
nauwgezetheid zich zelf insprak, dat het niet
volkomen zeker was. En het werd dagelijks
znn doel om bewijs te zoeken voor dit keer
punt in hun bestaan. Ondanks het verbod om
aan. haar vriendelijkheid ecnig gewicht te
hechten, zag hii bewijzen daarvoor in eiken
vriendeliikèn blik. in elk direkt tot hem ge
sproken woord, in elke kleine vertrouwdiik
heid. Maar in het bizonder las hii die in de
wijze van deen van zijn omgeving.
Wort* rrrmlffft-