Qoof de iJeagd.
Suze's Offer.
Naar hat Engelsch van Beatrice Walker.
Bewerkt door C. H.
Hoofdstuk VI.
Eindelijk brak de Kerstvacantle dan toch
aan en kwam Suze Lucie mee naar de pas
torie van Allonby, waar zij heerlijke dagen
Uoorbracht. De predikant, zijn vrouw en de
fongens hadden djep medelijden met haar
£n allen trachtten haar zooveel mogelijk ple-
fcier te doen.. Tegen Kerstmis versierden de
kinderen het huis met hulst, overdag wan
delden zij of reden schaatsen, terwijl er des
avonds allerlei vroolijke spelletjes gedaan
werden en er soms muziek gemaakt werd.
Na de vacantie keerden Suze en Lucie weer
jraar Veldzicht terug.
De kinderen kregen geregeld een uitnoo-
diging Zaterdagmiddag bij den ouden mijn
heer Mostyn te komen theedrinken. Voor
Lucie was die onderscheiding echter niet
zóó prettig als dit voor Suze het geval was.
De oude heer was lang niet zoo vriendelijk
tegen haar als tegen Suze. Hij kon haar zóó
'doordringend aankijken, dat het zwakke
kind er heelemaat verlegen onder werd en
hij zette haar telkens op haar plaats, als hij
het minste spoor van ijdelheid bij haar meen
de te ontdekken. Verder ondervroeg hij haar
naar haar leven thuis, naar haar vader en
moeder en naar Claud, en hij nam haar
daarbij zoo scherp op, als haar antwoord
eenigszins vaag was, dat Lucie werk had de
waterlanders binnen te houden. Als de zaken
lóó stonden, kwam Suze haar vriendinnetje
altijd te hulp em haar grappige opmerkingen
tooverden een glimlach op het strenge ge
laat van den ouden heer. Meer dan eens had
Lucie gezegd, dat hij „een nare man" was
en dat zij er nooit meer heen ging, doch
als de volgende Zaterdag aanbrak, scheen
zij haar besluit vergeten te hebben.
Een jaar was nu verloopen sinds het be
gin van ons verhaal. In de Paaschvacantie
was Lucie weer mee geweest naar Allonby
en ook de groote vacantie had zij in de pas
torie doorgebracht. Het kind had genoten
van de heerlijke omstreken en was in Sep
tember met rozen op de wangen naar Veld-
«icht teruggekeerd.
Spoedig hierna gebeurde er Iets, waar
door „de oude heer van den overkant" en
Lucie op vertrouwelijker voet geraakten. Op
een guren, winderigen middag kwam mijn
heer Mostyn Lucie tegen, die haastig naar
de winkelstraten liep. Hij vroeg haar, waar
ze heen ging, want haar gezichtje verried
duidelijk een besluit. Zij aarzelde even, of
zij den ouden heer in haar vertrouwen zou
nemen, doch zij besloot hem deelgenoot te
maken van haar geheim, want zij antwoord
de verlegen„Ik ga een verjaarscadeautje
koopen."
„Wel, wel 1 En heb je een beurs vol geld?
Dat hoort er toch zoo bij als ik me niet ver
gis."
„Nee, die is eigenlijk heelemaal leeg,"
moest Lucie bekennen. „Mijn weekgeld is
altijd dadelijk weer op."
„Zoo I Maar wat doe je dan? Je zult voor
niets toch geen verjaarsgeschenk kunnen
krijgen."
„Nee, maar ik heb een plan. Zult u niet
lachen
„AfgesprokenVertel het mij dan maar,
want ie maakt me heusch nieuwsgierig. On
derwijl loop ik een eindje met je op."
Als antwoord liet zij hem een klein,
ouderwetsch en afgesleten gouden armband
je zien. Er stond een monogram ,,L. A." op.
De oude heer bekeek het aandachtig en
vroeg toen „Wie gaf je dit, lieve kind?"
„Het is van moeder geweest en Claud
heeft het mij gegeven, doch ik heb andere
dingen van moeder, waaraan ik veel meer
gehecht ben. Moeder heeft dit armbandje
van Grootvader gekregen, toen zij nog een
klein meisje was. Maar we houden niet van
Grootvader, omdat hij altijd zoo akelig tegen
moeder was en 't kan me dus niet veel
schelen er afstand van te doen. Het naarst
vind ik nog een winkel binnen te gaan en
te vragen, wat zij er voor geven willen."
„Hoe heette je moeder vóór haar huwe
lijk?"
„Aston; Lucie Aston. Ik heet naar moe
der."
„Zoo! En je geeft er dus niet veel om dit
te verkoopen? Vertel me eens, hoeveel heb
je noodig?"
„Ik denk wel tien gulen, want wat ik koo
pen wil, is heel duur. Het is voor Suze en
ze heeft het hoognoodig."
„En wat is dat dan?"
„Een witte jurk, die zij moet aanhebben
op het schoolconcert, dat we tegen de Kerst-
vacantie zullen geven. Alle meisjes dragen
een witte jurk en Suze heeft er geen. Be
weet zeker, dat ze haar zullen uitlachen en
toen ik. zei, dat ik haar moeder erover zou
schrijven .wilde zij daarvan niets hooren. Zij
zegt, dat zij haar donkerblauwe zal aantrek
ken."
„(k vind die donkerblauwe jurk heel aar
dig; die past geheel bij haar."
Lucie keek verlegen en zei„Maar ze is
zoo ouderwetsch en zelfs de kleintjes dra
gen een witte."
„En jij wilt graag, dat Suze niet bij de an
deren afsteekt. Nu, daarvoor zullen wij sa
men eens zorgen, ik ben blij, dat je zoo aan
haar denkt," en de oude heer keek Lucie
.vriendelijk aan.
Voor Lucie was het denkbeeld uitgelachen
te worden, het ergste, wat zij zich kon voor
stellen en zij wilde dit haar vriendinnetje
besparen.
„Is Suze bang uitgelachen te worden?"
vroeg mijnheer Mostyn.
„Nee, dat geloof ik niet. De meisje»
lachen haar genoeg uit, maar zij i brdt nooit
boos. Ik houd heel veel van haar en zij zorgt Maart duurde. De Zuiderzee was dichtgevro-
er altijd voor, dat ik de mail niet vergeet en
bijtijds een brief aan Claud schrijf, Niet lang
geleden heeft ze nog zóó iets moedigs ge
daan."
„En wat was dat?"
„Ik was een tijdje geleden bang om in
donker alleen naar bed te gaan." Lucie
kreeg een kleur, maar de toon van den
ouden heer was dien dag zóó vriendelijk,
dat zij mededeelzaam werd. „De meisjes be-
neden twaalf jaar gaan altijd half negen
ren en de Maas bij den Briel had sedert 1682
niet zóó vastgezeten.
Op de rivier de Schelde had men van ijs
een soort bladzijde gemaakt en daarop de
volgende regels laten uithouwen;
Te Sinte Matthys
Zag men noch sneeuw, noch ijs
En met half Meert
Reed men over 't Scheld' met koets en
peerd.
De Elbe bij Hamburg werd met arresleden
naar boven en de anderen later. Nu moet u bereden.
weten, dét onze gang een heel eind van de Den 12den Maart trok men met zwaarbe-
anderen af is en dat ik thuis nooit alleen
naar bed ging. Juf bleef altijd bij me zitten,
totdat ik sliep. Ik durfde Suze zelfs niét ver
laden wagens over de Sont. Dit was sedert
1659 niet gebeurd.
De Weichsel bij Danzig, de Newa bij Pe
tellen, hoe bang ik was, maar de meisjes tersburg en de Duna bij Riga waren met vast
kwamen er toch achter en plaagden mij er ijs bezet, terwijl de rivieren in Frankrijk tot
mee. Op zekeren dag vroeg Hester Tynan, op den bodem bevroren waren,
of ik wel wist, dat het op onze gang spook- Van Stockholm reed men over zee met
te. Een meisje, dat tweehonderd jaar geleden paard en slede tot Abo; evenzoo van Reval
op onze school was geweest, maar nooit naar Finland.
Men reed te paard over de Theems en
over den Rijn reed men met kar en paard.
Den 24sten Februari was de zee voor Genua
bevroren, hetgeen nog nooit gebeurd was.
Den 7den Maart kon men tusschen den
Helder en Texel geen water in zee zien en
van Ostende uit zag men het ijs 2X mijl
ver in zee.
Overal vroren de menschen en dieren
dood. 't Gebeurde zelfs op den 12den Ja
nuari, dat in Hamburg een postwagen vol
door haar examens kon komen, kwam er ge
regeld spoken."
„En was je daar bang voor?"
„Nee, niet overdag, heelemaal niet. Ik
lachte er om. Maar toen Hester verder ver
telde, dat de kamer van dat meisje vlak ach
ter de onze was geweest en dat zij haar nog
dikwijls hoorde klagen en zuchten, terwijl
1 zij de bladzijden van haar boek omsloeg, be
gon ik het toch griezelig te vinden.
De andere meisjes vilen haar echter in de
rede en zeiden„Niet door haar examens doodgevroren passagiers aankwam. De uit
komen! Wat een onzin. Hester. Veldzicht1 gehongerde wilde dieren drongen tot in de
was tweehonderd jaar geleden geen school dorpen en steden door om er hun prooi te
maar een klooster. Als je de geschiedenis zoeken. Te Parijs, Brussel en in andere ste-
van de Vrouwe van Veldzicht wilt vertellen, den brandde men, ter verwarming, reusach-
moet je het goed doen." tige vuren op de pleinen en in de straten.
Hester antwoordde nog „Ik hoor het meis- Op sommige plaatsen bevroren de watermo-
je eiken avond duidelijk de bladzijden van lens onder het malen. Rotsen scheurden en
haar boek omslaan." er sprongen bronnen uit te voorschijn, die
Ik begon nu erg bang te worden en op een alles overstroomden en in ijsvelden her-
nacht hoorde ik duidelijk Iemand snikken, j schiepen.
Ik sidderde van angst en durfde mij niet ver-1 In Trier vielen de raven dood uit de lucht;
roeren. Toen Suze bij me kwam, hoorde zij in Luxemburg ving men wilde ganzen met
het ook."
„En wat zei ze?"
de hand; in Engeland lagen groote scholen
gonzen en eenden dood op het ijs; in
Ze kon niet ontdekken wat het was, maar Duitschland aten boeren en burgers dage-
ze beloofde, dat ze zou vragen ook vroeg üjks wildbraad, daar herten en wilde zwij-
naar bed te mogen gaan, omdat ik zoo bang nen bevroren langs den weg lagen en ieder
was. Ik was haar heel dankbaar en Lena en ze voor het meepakken had. Te Duinkerken
Laura Murray ook; zij hadden 't even goed ge werd een schip binnengehaald, welks ge
hoord. De meisjes vroegen van alles, toen i heele bemanning bevroren armen en beenen
zij zagen, dat Suze in het vervolg gelijk met j had.
ons naar boven ging, maar Suze zei geen Geheel Europa rilde van de kou! De weer
woord. En o, toen we op een avond boven voorspellers verkondigden nog vreeselijker
kwamen ik ril nog, als ik er aan denk J dingen: de dampkring zou in ijs veranderen
I schemerde er iets wits bij onze deur, de en het bloed in de aderen doen stollen. Ge-
gang was donker en het gas uit. Daar was lukkig is dit slechts bij profetieën gebleven,
het spook! Ik was te bang om te gillen en Toch ontbrak het te midden dier ellende
ik weet niet, wat er gebeurd zou zijn, als Su- j niet aan vermakelijkheden. Van Harlingen
ze niet achter me aan was gekomen en me reed men met paard en slee over de Zuider
had opgevangen. Toen ik weer bijkwam, lag zee naar Amsterdam. Op de rivier de
ik op bed en stond Hester Tynan half hui-1 Theems stonden verscheiden tenten en kra
lende voor me. Ze vroeg: „Herkende je me men; ja, men braadde zelfs een heel schaap
niet? Ik ben het. Hester. Wees maar niet op het ijs.
bang, Lucie, ik ben het?'
En Suze zei: „Het was heel verkeerd van
Je, Hester, je had haar wel een ongeluk
kunnen bezorgen," waarop Hester antwoord
de
,Ik deed het maar voor de grap. O, het
Prins August van Holstein hield op de
Elbe een sledevaart van Hamburg naar Har
burg.
Den 23sten Januari bood men te St. Pe
tersburg de Keizerin een geheel paleis van
ijs aan met alle daarbij behoorende meube-
spijt me zoo, lieve Lucie. Ik was het maar, len, spiegels, beelden, enz. Dit gebouw was
met een laken over mijn hoofd en ik stond 52 X voet lang en 1614 voet breed,
te snikken in de linnenkast. Ik dacht werke-Den lsten Maart werden op de Main door
lijk niet, dat je zóó zou schrikken en het spijt de kuipersknechts en leerjongens twee groo-
me heel erg." i te wijnvaten op het ijs vervaardigd. Men
„We houden op school allemaal van Hes- schonk rooden en witten wijn, danste den
ter en zorgden wel, dat de secondantes er hoepeldans op het ijs en gaf de vaten ter
niets van merkten. Vindt u het niet heelnagedachtenis aan den magistraat.
moedig van Suze?"
,,'t Was net iets voor haar."
Den 4den Maart had het bakkersgilde te
Heidelberg nog een bakoven midden op den
,Ja, maar u zult het toch niet aan juffrouw bevroren Neckar opgericht en bakte daarin
Barlow vertellen?"
„Nee, zeker niet; daar kun je op rekenen."
Even later vervolgde de oude heer
den volgenden dag rogge- en tarwebrood.
De beeldhouwers te Antwerpen beitelden
uit ijsblokken levensgroote leeuwen, paar-
Dc geef je twintig gulden voor het arm- den, menschen, enz., die zoo goed gelukt
bandje en zullen we dan samen een winkel waren, dat men, toen de lente eindelijk
1 binnengaan om een witte jurk uit te kiezen?" kwam, de vernietiging dezer wonderbare
1 „O, wat heerlijk en hoe lief van uï" riep kunstgewrochten met droefheid aanschouw-
Lucie verheugd uit, terwijl zij een lucht- den.
sprongetje maakte. „Ik wou, dat Grootvader Aanzienlijk was het aantal paarden en
op u leek; wat zou ik dan van hem houden!" sleden, welke van Stavoren naar rinkhuizen
„Zoo! Maar je kent hem eigenlijk niet. reden.
Misschien is hij zoo kwaad nog niet, als je j Den 19den Februari werd bij Stavoren een
wel denkt. Nu, hier is een mooié winkel, tent op zee opgezet met een prinsenvlag er
Laten we dien maar binnengaan en kies op en een hooiwagen er in. Dien dag zijn
vooral iets bijzonders uit." i er ongeveer honderd paarden en sleden naar
De stof werd gekocht, roomkleurige ca- Enkhuizen geweest.
chemere, die met dons afgezet zou worden.De heer Koopmans, burgemeester van
Lucie droeg het groote pak heel voorzichtig Bolsward, een der vermaardste Friesche
en wandelde met den ouden heer huis- hardrijders, bracht' in den strengen winter
waarts. Deze dacht bij zich zelf: „Er steekt van 176364 op één dag een brief van den
i toch wel wat goeds in Lucie's dochtertje. Ik Stadhouder Willem IV aan zijn moeder
zal mij over haar ontfermen en mij ook met Maria, dus van den Haag naar Leeuwarden
haar broer verzoenen." len wel over zee via Enkhuizen naar Stavo-
I Tot groote verbazing nam mijnheer Mos- ren (een afstand van 40 uur gaans). Toen
I tyn de uitnoodiging aan voor het concert, hij te Leeuwarden aankwam, kraste hij de
dat de meisjes van Veldzicht tegen de Kerst- voorletters van zijn naam nog met de schaats
vacantie zouden geven. Reeds vele jaren in het ijs.
achtereen had men hem er een gezonden, Een zekere Reinder Reinders reeds in den-
doch altijd was er een bedankje op gekomen, zelfden winter 's morgens te acht uur van
De school had nu e«~hter zijn belangstelling Amsterdam en bevond zich s middags te
opgewekt. drie uur in Britswerd en Wieuwerd op de
(Wordt vervolgd.) baan.
Ook vindt men in oude boeken tal van
Vroegere Winters. £at8JJs over vlugheid en bedrevenheid °p
Het ijsvermaak behoort tegenwoordig tot Zoo vinden wij van de Water- en Delflan-
de zeldzaamheden en tot nu toe hebben wij ders evenals van de Katwijker zeelieden, dat
dezen winter het ijsgenot ook nog moeten zij zeer bedreven waren in het zoogenaam-
missen, al zag het er in November wel even de beentje-over-rijden. Sommigen waren al
naar uit. In plaats van ijs hebben wij groote heel ver in de schoonrijkunst en trokken met
overstroomingen gehad, die een deel van de schaats een geheel alphabet op het ijs
„Zes a zeven voet ver springen heb ik
van verschillende flinke rijders meer dan
eens gezien. Sommige liefhebbers sprongen
zelfs acht, negen tien voet."
Van twee Leidenaars vindt men opgetee-
kend, dat zij eens, na het aangaan eener
weddenschap, over de geul van de Haagsche
Schouw (14 A 20 voet breed) zouden ge
sprongen zijn. De eerste sprong zelfs ge
makkelijk over de leuningen van drie achter
elkaar geplaatste keukenstoelen.
Van bovengenoemden burgemeester Koop-
mans te Bolsward is het overbekend, dat hij
een geruimen tijd, bij een harddraversslede
rijdende, ja zelfs al rijdende en mennende,
verscheiden malen links en rechts over
paard en slede in vollen draf heen-
sprong.
Jullie ziet wel, de tegenwoordige winters
zijn geen winters meer. Echter was de win
ter 1890-91 buitengewoon koud en lagen
b.v. langs de Noordzee overal ijsblokken op
de kust. Verlangen jullie naar zulk een win
ter? Maar moed houden! Wie weet, wat er
nog eens gebeurt en welke prachtige gele
genheid tot schaatsenrijden den liefhebbers
nog te wachten staat.
Van alles wat.
Naastenliefde onder de dieren.
Een interessant geval van naastenliefde
onder de dieren meldt een Florentiinsch tijd
schrift. De held van het verhaal is een kleine
wit en zwart gevlekte rattenvanger, die
bij het krankzinnigengesticht te Lucca leefde.
In den tuin van dat gesticht stierf een kat.
twee jongen hulpeloos achterlatend. De rat
tenvanger ontfermde zich over hen. Eiken
morgen kwam hij hl den tuin, nam een der
katjes in zijn bek. droeg het den tuin uit.
de straat over. een trap on over een terras,
en liet het vallen naast een schotel met melk.
die eigenlijk voor hem bestemd was. Had de
cene poes genoeg, dan bracht hii die terug
en haalde ook de andere.
Antwoord op de vraag uit hot
vorige nummer.
De oudste had gelijk. Samen hadden zij 8
broodjes; ieder kreeg daarvan dus het derde
deel of 2M broodje. De vreemdeling betaal
de voor zijn aandeel, voor 2X of 8/3 brood
jes, 8 dubbeltjes; voor elk X broodje dus 1
dubbeltje. De jongste had van zijn 3 broodjes
er 2% opgegeten en dus maar X broodje
aan den vreemdeling gegeven. Hem komt
dus ook maar 1 dubbeltje toe. De oudste
echter had den vreemdeling 5 2X 2X
of 7/3 broodje afgestaan, waardoor hij dus
recht heeft op 7 dubbeltjes.
George III en zijn page.
George BI van Engeland zat op een dag
alleen in de bibliotheek van zijn paleis. Het
vuur was uitgegaan en hij belde een page,
dien hij opdroeg wat kolen te gaan halen.
In plaats van onmiddellijk aan dit bevel te
gehoorzamen, belde de page den lakei, wiens
plicht het was de kolen te halen en die reeds
op leeftijd was. Zijne Majesteit was zeer ver
ontwaardigd over dit gebrek aan eerbied
voor 's mans leeftijd. Hij besloot den jongen
man hiervoor eens een flinke les te geven.
Hij beval den page hem naar de plaats te
brengen, waar de kolen ln voorraad lagen.
Nadat hij den kolenbak gevuld had, droeg
Zijne Majesteit dezen zelf naar de biblio
theek. Daarop overhandigde hij zijn page
den kolenbak en zei: „ik schaam mij over
je en je totale gebrek aan eerbied voor een
man op leeftijd. Vraag zoolang je in mijn
dienst bent nooit meer iets aan een ouden
man, als je in staat bent het zelf te doen.
Was dat wel zoo vreemd t
Achter in den tuin staat Klaas, Klaas die
uit zijn humeur is. Het heeft flink gesneeuwd.
en het was vrij koud, doch Klaas blijft stok-
stijf staan. De koude hindert hem blijkbaar
niet, anders zou hij al licht wat heen en weer
loopen. Maar wee, hij staat daar maar t«
mokken en weet je, op wie hij nu eigenlijk'
zoo boos is? Jullie raadt het nooit en daarom
zal ik het maar zeggen Op de zon; Ja, stel
je voor, op die lieve zon, van wie wij alle
maal zooveel houden en die we vooral in
dezen tijd van het jaar zoo heel graag zien,
Wat Klaas voor reden daartoe heeft? Wel
hij vindt de zon lastig en volgens hem maakt
zij alles veel te warm. Klaas, die er heel net
jes en schoon uitziet, is tegen de kou ge
hard. Hij is niet bang voor storm of ijs en
staat altijd maar zoo zonder pet buiten. Toch'
is hij nog nooit verkouden geweest en hij
weet zelfs niet eens, wat een zakdoek is.
Hij trekt een leelijk gezicht tegen de zon,
maar daar geeft zij niet om. Daaraan kan zij
zich niet storen! Ze doet, alsof ze er niets
van merkt en kietelt en streelt onzen Klaas
met hare fijne stralen, ja zij laat ze zelfs
vroolijk dansen op zijn dikken wipneus. Je
ziet, zij is niet bang voor een boos gezicht,
„Psja, psjé, psjoe!" niest Klaas en de tra
nen loopen hem uit de oogen. Zou hij nu
toch verkouden worden?
„Gezondheid!" lacht de zon overmoedig
en kietelt en streelt hem nog meer.
Klaas wordt hoe langer hoe boozer. In zijn
gezicht wordt hij zelfs grauw en bleek van
ingehouden woede, 't Lijkt wel, of hij In
elkaar krimpt. Hij wordt al dunner en dun
ner. De zon houdt echter niet op en danst
onophoudelijk op zijn bol, zijn neus, zijn ar
men en beenen.
Klaas wordt hoe langer hoe warmer. Nu
kan hij zijn boosheid niet langer bedwingen,
't Lijkt wel, of hij zich verdedigen wil.
Och, lieve help, wat gebeurt er nu? De arme
stakkerd zakt plotseling in elkaar, terwijl er
niets anders overblijft dan een /5».elig vies en
grauw hoopje.
Mevrouw de Zon heeft onzen Klaas heele
maal laten wegsmelten, want Klaas was
begreep je 't al? een sneeuwpop.
Een in elkaar gezette generaal.
De verschrikkingen van den Balkanoorlog
hebben hii de Amerikanen weer de herinne
ring gewekt aan hun vrijheidsoorlog. Gene
raal Nicolis uit New Orleans had In een der
veldslagen een been. 'een arm en een oog
verloren, maar was ondanks ziin verminking
een vroolijke snaak gebleven. Toen hii od
een goeden dag in een hotel was afgestapt,
stuurde de hotelier, die hem kende, een no-
gergroom hii hem op de kamer, oin hem
's avonds bii het ontkleedcn te helpen. Toen
da groom den generaal zijn jas had hel
pen uittrekken, zcide Nicolis
„Zoo. Sam en neem nou mijn been af."
Sam keek toe met een van verbazing open-
gesperden mond.
■AVect le niet. hoe men eeu bcon afneemt?"
vroeg de generaal, „zie. zoo" en meteen haak
te hij ziin houten been af en legde het op
tof el.
„Zoo, en neem nu mlln arm af".
„Genade, massa", riep de verschrikte lon
gen. „van mijn leven heb Ik nog niemand zlln
arm afgenomen
„Domkop, niets is gemakkelijker", lachte
do generaal en haakte ziin kunstarm af en
legde den arm naast het been op tafel.
„Wacht. Sam", riep hij plotseling, „pak ntt
even mijn oog aan." en meteen nam hl] zijn
kunstoog er uit.
Toen Sam dit zag. schoof hii rugwaarts
naar de deur. om den zonderlingen kerel niet
uit het oog te verliezen.
„Sam, kom hier," bulderde de generaal,
„en schroef miin hoofd er af".
Dat was voor den armen iongen te veel.
Met een srn-ong stormde hii de kamer uit en
de Iran af en gilde lot zihi patroon
.Die man daar boven rukt zich met stukjes
en beetjes uit elkaar."
ons land in rouw gedompeld en enorme
schade aangebracht hebben.
De Friezen reden en rijden nog meer recht
ooruit, zooals men dat wel eens noemt „bin-
Ouden var. dagen hoort men altijd zeggen, nenbeens". Zij loopen als het ware en hier-
dat de winters vroeger veel strenger waren door winnen zij het over 't algemeen in het
dan tegenwoordig, ja, dat men in onzen tijd hardrijden en in het vasstaan.
nauwelijks meer
van een winter kan Toch heeft ook Friesland kunstrijders, op
spreken. Jullie vindt het misschien wel eens wie het trotsch mag zijn
Op 't bal.
aardig een en ander over die goede, oude
ijswinters te hooren.
Zoo lezen we, dat de winter van 1740 bij-
In het springen op schaatsen munten dé
Nederlanders en vooral de Friezen uit.
We vinden daaromtrent in de Friesche Al-
zonder streng was en van 5 Januari tot 10 manak van 1858:
Kleine nufjes,
kijk eens aan,
wie zal er nu
dansen gaan?
Toosje is nog wel
wat klein,
Lucie, dat zal
beter zijn
met haar waaier
in haar hand
zit het tweetal
daar parmant;
Jetje met haar strik
in 't haar
heeft geen waaier
och, hoe naarl
ook geen bankje
voor den voet
Jet weet heel niet
hoe het moet.
Daar komt
kleine Wimmle aan -
wie zal met hem
dansen gaan?
alle drie?
dat gaat niet goed
weet je wat
ons vrindje doet?
heel verlegen keert
hij om,
vindt je dat
niet vreeslijk dom?
Lucie, Jetje
en ook Toos
worden wel
een beetje boo» i
ga maar kijken,
heel parmant
zitten zij nog
langs den wand!
He rmtanfk