Qoof de iJeagd. Suze's Offer. Naar hat Engelsch van Beatrice Walker. Bewerkt door C. H. Hoofdstuk VI. Eindelijk brak de Kerstvacantle dan toch aan en kwam Suze Lucie mee naar de pas torie van Allonby, waar zij heerlijke dagen Uoorbracht. De predikant, zijn vrouw en de fongens hadden djep medelijden met haar £n allen trachtten haar zooveel mogelijk ple- fcier te doen.. Tegen Kerstmis versierden de kinderen het huis met hulst, overdag wan delden zij of reden schaatsen, terwijl er des avonds allerlei vroolijke spelletjes gedaan werden en er soms muziek gemaakt werd. Na de vacantie keerden Suze en Lucie weer jraar Veldzicht terug. De kinderen kregen geregeld een uitnoo- diging Zaterdagmiddag bij den ouden mijn heer Mostyn te komen theedrinken. Voor Lucie was die onderscheiding echter niet zóó prettig als dit voor Suze het geval was. De oude heer was lang niet zoo vriendelijk tegen haar als tegen Suze. Hij kon haar zóó 'doordringend aankijken, dat het zwakke kind er heelemaat verlegen onder werd en hij zette haar telkens op haar plaats, als hij het minste spoor van ijdelheid bij haar meen de te ontdekken. Verder ondervroeg hij haar naar haar leven thuis, naar haar vader en moeder en naar Claud, en hij nam haar daarbij zoo scherp op, als haar antwoord eenigszins vaag was, dat Lucie werk had de waterlanders binnen te houden. Als de zaken lóó stonden, kwam Suze haar vriendinnetje altijd te hulp em haar grappige opmerkingen tooverden een glimlach op het strenge ge laat van den ouden heer. Meer dan eens had Lucie gezegd, dat hij „een nare man" was en dat zij er nooit meer heen ging, doch als de volgende Zaterdag aanbrak, scheen zij haar besluit vergeten te hebben. Een jaar was nu verloopen sinds het be gin van ons verhaal. In de Paaschvacantie was Lucie weer mee geweest naar Allonby en ook de groote vacantie had zij in de pas torie doorgebracht. Het kind had genoten van de heerlijke omstreken en was in Sep tember met rozen op de wangen naar Veld- «icht teruggekeerd. Spoedig hierna gebeurde er Iets, waar door „de oude heer van den overkant" en Lucie op vertrouwelijker voet geraakten. Op een guren, winderigen middag kwam mijn heer Mostyn Lucie tegen, die haastig naar de winkelstraten liep. Hij vroeg haar, waar ze heen ging, want haar gezichtje verried duidelijk een besluit. Zij aarzelde even, of zij den ouden heer in haar vertrouwen zou nemen, doch zij besloot hem deelgenoot te maken van haar geheim, want zij antwoord de verlegen„Ik ga een verjaarscadeautje koopen." „Wel, wel 1 En heb je een beurs vol geld? Dat hoort er toch zoo bij als ik me niet ver gis." „Nee, die is eigenlijk heelemaal leeg," moest Lucie bekennen. „Mijn weekgeld is altijd dadelijk weer op." „Zoo I Maar wat doe je dan? Je zult voor niets toch geen verjaarsgeschenk kunnen krijgen." „Nee, maar ik heb een plan. Zult u niet lachen „AfgesprokenVertel het mij dan maar, want ie maakt me heusch nieuwsgierig. On derwijl loop ik een eindje met je op." Als antwoord liet zij hem een klein, ouderwetsch en afgesleten gouden armband je zien. Er stond een monogram ,,L. A." op. De oude heer bekeek het aandachtig en vroeg toen „Wie gaf je dit, lieve kind?" „Het is van moeder geweest en Claud heeft het mij gegeven, doch ik heb andere dingen van moeder, waaraan ik veel meer gehecht ben. Moeder heeft dit armbandje van Grootvader gekregen, toen zij nog een klein meisje was. Maar we houden niet van Grootvader, omdat hij altijd zoo akelig tegen moeder was en 't kan me dus niet veel schelen er afstand van te doen. Het naarst vind ik nog een winkel binnen te gaan en te vragen, wat zij er voor geven willen." „Hoe heette je moeder vóór haar huwe lijk?" „Aston; Lucie Aston. Ik heet naar moe der." „Zoo! En je geeft er dus niet veel om dit te verkoopen? Vertel me eens, hoeveel heb je noodig?" „Ik denk wel tien gulen, want wat ik koo pen wil, is heel duur. Het is voor Suze en ze heeft het hoognoodig." „En wat is dat dan?" „Een witte jurk, die zij moet aanhebben op het schoolconcert, dat we tegen de Kerst- vacantie zullen geven. Alle meisjes dragen een witte jurk en Suze heeft er geen. Be weet zeker, dat ze haar zullen uitlachen en toen ik. zei, dat ik haar moeder erover zou schrijven .wilde zij daarvan niets hooren. Zij zegt, dat zij haar donkerblauwe zal aantrek ken." „(k vind die donkerblauwe jurk heel aar dig; die past geheel bij haar." Lucie keek verlegen en zei„Maar ze is zoo ouderwetsch en zelfs de kleintjes dra gen een witte." „En jij wilt graag, dat Suze niet bij de an deren afsteekt. Nu, daarvoor zullen wij sa men eens zorgen, ik ben blij, dat je zoo aan haar denkt," en de oude heer keek Lucie .vriendelijk aan. Voor Lucie was het denkbeeld uitgelachen te worden, het ergste, wat zij zich kon voor stellen en zij wilde dit haar vriendinnetje besparen. „Is Suze bang uitgelachen te worden?" vroeg mijnheer Mostyn. „Nee, dat geloof ik niet. De meisje» lachen haar genoeg uit, maar zij i brdt nooit boos. Ik houd heel veel van haar en zij zorgt Maart duurde. De Zuiderzee was dichtgevro- er altijd voor, dat ik de mail niet vergeet en bijtijds een brief aan Claud schrijf, Niet lang geleden heeft ze nog zóó iets moedigs ge daan." „En wat was dat?" „Ik was een tijdje geleden bang om in donker alleen naar bed te gaan." Lucie kreeg een kleur, maar de toon van den ouden heer was dien dag zóó vriendelijk, dat zij mededeelzaam werd. „De meisjes be- neden twaalf jaar gaan altijd half negen ren en de Maas bij den Briel had sedert 1682 niet zóó vastgezeten. Op de rivier de Schelde had men van ijs een soort bladzijde gemaakt en daarop de volgende regels laten uithouwen; Te Sinte Matthys Zag men noch sneeuw, noch ijs En met half Meert Reed men over 't Scheld' met koets en peerd. De Elbe bij Hamburg werd met arresleden naar boven en de anderen later. Nu moet u bereden. weten, dét onze gang een heel eind van de Den 12den Maart trok men met zwaarbe- anderen af is en dat ik thuis nooit alleen naar bed ging. Juf bleef altijd bij me zitten, totdat ik sliep. Ik durfde Suze zelfs niét ver laden wagens over de Sont. Dit was sedert 1659 niet gebeurd. De Weichsel bij Danzig, de Newa bij Pe tellen, hoe bang ik was, maar de meisjes tersburg en de Duna bij Riga waren met vast kwamen er toch achter en plaagden mij er ijs bezet, terwijl de rivieren in Frankrijk tot mee. Op zekeren dag vroeg Hester Tynan, op den bodem bevroren waren, of ik wel wist, dat het op onze gang spook- Van Stockholm reed men over zee met te. Een meisje, dat tweehonderd jaar geleden paard en slede tot Abo; evenzoo van Reval op onze school was geweest, maar nooit naar Finland. Men reed te paard over de Theems en over den Rijn reed men met kar en paard. Den 24sten Februari was de zee voor Genua bevroren, hetgeen nog nooit gebeurd was. Den 7den Maart kon men tusschen den Helder en Texel geen water in zee zien en van Ostende uit zag men het ijs 2X mijl ver in zee. Overal vroren de menschen en dieren dood. 't Gebeurde zelfs op den 12den Ja nuari, dat in Hamburg een postwagen vol door haar examens kon komen, kwam er ge regeld spoken." „En was je daar bang voor?" „Nee, niet overdag, heelemaal niet. Ik lachte er om. Maar toen Hester verder ver telde, dat de kamer van dat meisje vlak ach ter de onze was geweest en dat zij haar nog dikwijls hoorde klagen en zuchten, terwijl 1 zij de bladzijden van haar boek omsloeg, be gon ik het toch griezelig te vinden. De andere meisjes vilen haar echter in de rede en zeiden„Niet door haar examens doodgevroren passagiers aankwam. De uit komen! Wat een onzin. Hester. Veldzicht1 gehongerde wilde dieren drongen tot in de was tweehonderd jaar geleden geen school dorpen en steden door om er hun prooi te maar een klooster. Als je de geschiedenis zoeken. Te Parijs, Brussel en in andere ste- van de Vrouwe van Veldzicht wilt vertellen, den brandde men, ter verwarming, reusach- moet je het goed doen." tige vuren op de pleinen en in de straten. Hester antwoordde nog „Ik hoor het meis- Op sommige plaatsen bevroren de watermo- je eiken avond duidelijk de bladzijden van lens onder het malen. Rotsen scheurden en haar boek omslaan." er sprongen bronnen uit te voorschijn, die Ik begon nu erg bang te worden en op een alles overstroomden en in ijsvelden her- nacht hoorde ik duidelijk Iemand snikken, j schiepen. Ik sidderde van angst en durfde mij niet ver-1 In Trier vielen de raven dood uit de lucht; roeren. Toen Suze bij me kwam, hoorde zij in Luxemburg ving men wilde ganzen met het ook." „En wat zei ze?" de hand; in Engeland lagen groote scholen gonzen en eenden dood op het ijs; in Ze kon niet ontdekken wat het was, maar Duitschland aten boeren en burgers dage- ze beloofde, dat ze zou vragen ook vroeg üjks wildbraad, daar herten en wilde zwij- naar bed te mogen gaan, omdat ik zoo bang nen bevroren langs den weg lagen en ieder was. Ik was haar heel dankbaar en Lena en ze voor het meepakken had. Te Duinkerken Laura Murray ook; zij hadden 't even goed ge werd een schip binnengehaald, welks ge hoord. De meisjes vroegen van alles, toen i heele bemanning bevroren armen en beenen zij zagen, dat Suze in het vervolg gelijk met j had. ons naar boven ging, maar Suze zei geen Geheel Europa rilde van de kou! De weer woord. En o, toen we op een avond boven voorspellers verkondigden nog vreeselijker kwamen ik ril nog, als ik er aan denk J dingen: de dampkring zou in ijs veranderen I schemerde er iets wits bij onze deur, de en het bloed in de aderen doen stollen. Ge- gang was donker en het gas uit. Daar was lukkig is dit slechts bij profetieën gebleven, het spook! Ik was te bang om te gillen en Toch ontbrak het te midden dier ellende ik weet niet, wat er gebeurd zou zijn, als Su- j niet aan vermakelijkheden. Van Harlingen ze niet achter me aan was gekomen en me reed men met paard en slee over de Zuider had opgevangen. Toen ik weer bijkwam, lag zee naar Amsterdam. Op de rivier de ik op bed en stond Hester Tynan half hui-1 Theems stonden verscheiden tenten en kra lende voor me. Ze vroeg: „Herkende je me men; ja, men braadde zelfs een heel schaap niet? Ik ben het. Hester. Wees maar niet op het ijs. bang, Lucie, ik ben het?' En Suze zei: „Het was heel verkeerd van Je, Hester, je had haar wel een ongeluk kunnen bezorgen," waarop Hester antwoord de ,Ik deed het maar voor de grap. O, het Prins August van Holstein hield op de Elbe een sledevaart van Hamburg naar Har burg. Den 23sten Januari bood men te St. Pe tersburg de Keizerin een geheel paleis van ijs aan met alle daarbij behoorende meube- spijt me zoo, lieve Lucie. Ik was het maar, len, spiegels, beelden, enz. Dit gebouw was met een laken over mijn hoofd en ik stond 52 X voet lang en 1614 voet breed, te snikken in de linnenkast. Ik dacht werke-Den lsten Maart werden op de Main door lijk niet, dat je zóó zou schrikken en het spijt de kuipersknechts en leerjongens twee groo- me heel erg." i te wijnvaten op het ijs vervaardigd. Men „We houden op school allemaal van Hes- schonk rooden en witten wijn, danste den ter en zorgden wel, dat de secondantes er hoepeldans op het ijs en gaf de vaten ter niets van merkten. Vindt u het niet heelnagedachtenis aan den magistraat. moedig van Suze?" ,,'t Was net iets voor haar." Den 4den Maart had het bakkersgilde te Heidelberg nog een bakoven midden op den ,Ja, maar u zult het toch niet aan juffrouw bevroren Neckar opgericht en bakte daarin Barlow vertellen?" „Nee, zeker niet; daar kun je op rekenen." Even later vervolgde de oude heer den volgenden dag rogge- en tarwebrood. De beeldhouwers te Antwerpen beitelden uit ijsblokken levensgroote leeuwen, paar- Dc geef je twintig gulden voor het arm- den, menschen, enz., die zoo goed gelukt bandje en zullen we dan samen een winkel waren, dat men, toen de lente eindelijk 1 binnengaan om een witte jurk uit te kiezen?" kwam, de vernietiging dezer wonderbare 1 „O, wat heerlijk en hoe lief van uï" riep kunstgewrochten met droefheid aanschouw- Lucie verheugd uit, terwijl zij een lucht- den. sprongetje maakte. „Ik wou, dat Grootvader Aanzienlijk was het aantal paarden en op u leek; wat zou ik dan van hem houden!" sleden, welke van Stavoren naar rinkhuizen „Zoo! Maar je kent hem eigenlijk niet. reden. Misschien is hij zoo kwaad nog niet, als je j Den 19den Februari werd bij Stavoren een wel denkt. Nu, hier is een mooié winkel, tent op zee opgezet met een prinsenvlag er Laten we dien maar binnengaan en kies op en een hooiwagen er in. Dien dag zijn vooral iets bijzonders uit." i er ongeveer honderd paarden en sleden naar De stof werd gekocht, roomkleurige ca- Enkhuizen geweest. chemere, die met dons afgezet zou worden.De heer Koopmans, burgemeester van Lucie droeg het groote pak heel voorzichtig Bolsward, een der vermaardste Friesche en wandelde met den ouden heer huis- hardrijders, bracht' in den strengen winter waarts. Deze dacht bij zich zelf: „Er steekt van 176364 op één dag een brief van den i toch wel wat goeds in Lucie's dochtertje. Ik Stadhouder Willem IV aan zijn moeder zal mij over haar ontfermen en mij ook met Maria, dus van den Haag naar Leeuwarden haar broer verzoenen." len wel over zee via Enkhuizen naar Stavo- I Tot groote verbazing nam mijnheer Mos- ren (een afstand van 40 uur gaans). Toen I tyn de uitnoodiging aan voor het concert, hij te Leeuwarden aankwam, kraste hij de dat de meisjes van Veldzicht tegen de Kerst- voorletters van zijn naam nog met de schaats vacantie zouden geven. Reeds vele jaren in het ijs. achtereen had men hem er een gezonden, Een zekere Reinder Reinders reeds in den- doch altijd was er een bedankje op gekomen, zelfden winter 's morgens te acht uur van De school had nu e«~hter zijn belangstelling Amsterdam en bevond zich s middags te opgewekt. drie uur in Britswerd en Wieuwerd op de (Wordt vervolgd.) baan. Ook vindt men in oude boeken tal van Vroegere Winters. £at8JJs over vlugheid en bedrevenheid °p Het ijsvermaak behoort tegenwoordig tot Zoo vinden wij van de Water- en Delflan- de zeldzaamheden en tot nu toe hebben wij ders evenals van de Katwijker zeelieden, dat dezen winter het ijsgenot ook nog moeten zij zeer bedreven waren in het zoogenaam- missen, al zag het er in November wel even de beentje-over-rijden. Sommigen waren al naar uit. In plaats van ijs hebben wij groote heel ver in de schoonrijkunst en trokken met overstroomingen gehad, die een deel van de schaats een geheel alphabet op het ijs „Zes a zeven voet ver springen heb ik van verschillende flinke rijders meer dan eens gezien. Sommige liefhebbers sprongen zelfs acht, negen tien voet." Van twee Leidenaars vindt men opgetee- kend, dat zij eens, na het aangaan eener weddenschap, over de geul van de Haagsche Schouw (14 A 20 voet breed) zouden ge sprongen zijn. De eerste sprong zelfs ge makkelijk over de leuningen van drie achter elkaar geplaatste keukenstoelen. Van bovengenoemden burgemeester Koop- mans te Bolsward is het overbekend, dat hij een geruimen tijd, bij een harddraversslede rijdende, ja zelfs al rijdende en mennende, verscheiden malen links en rechts over paard en slede in vollen draf heen- sprong. Jullie ziet wel, de tegenwoordige winters zijn geen winters meer. Echter was de win ter 1890-91 buitengewoon koud en lagen b.v. langs de Noordzee overal ijsblokken op de kust. Verlangen jullie naar zulk een win ter? Maar moed houden! Wie weet, wat er nog eens gebeurt en welke prachtige gele genheid tot schaatsenrijden den liefhebbers nog te wachten staat. Van alles wat. Naastenliefde onder de dieren. Een interessant geval van naastenliefde onder de dieren meldt een Florentiinsch tijd schrift. De held van het verhaal is een kleine wit en zwart gevlekte rattenvanger, die bij het krankzinnigengesticht te Lucca leefde. In den tuin van dat gesticht stierf een kat. twee jongen hulpeloos achterlatend. De rat tenvanger ontfermde zich over hen. Eiken morgen kwam hij hl den tuin, nam een der katjes in zijn bek. droeg het den tuin uit. de straat over. een trap on over een terras, en liet het vallen naast een schotel met melk. die eigenlijk voor hem bestemd was. Had de cene poes genoeg, dan bracht hii die terug en haalde ook de andere. Antwoord op de vraag uit hot vorige nummer. De oudste had gelijk. Samen hadden zij 8 broodjes; ieder kreeg daarvan dus het derde deel of 2M broodje. De vreemdeling betaal de voor zijn aandeel, voor 2X of 8/3 brood jes, 8 dubbeltjes; voor elk X broodje dus 1 dubbeltje. De jongste had van zijn 3 broodjes er 2% opgegeten en dus maar X broodje aan den vreemdeling gegeven. Hem komt dus ook maar 1 dubbeltje toe. De oudste echter had den vreemdeling 5 2X 2X of 7/3 broodje afgestaan, waardoor hij dus recht heeft op 7 dubbeltjes. George III en zijn page. George BI van Engeland zat op een dag alleen in de bibliotheek van zijn paleis. Het vuur was uitgegaan en hij belde een page, dien hij opdroeg wat kolen te gaan halen. In plaats van onmiddellijk aan dit bevel te gehoorzamen, belde de page den lakei, wiens plicht het was de kolen te halen en die reeds op leeftijd was. Zijne Majesteit was zeer ver ontwaardigd over dit gebrek aan eerbied voor 's mans leeftijd. Hij besloot den jongen man hiervoor eens een flinke les te geven. Hij beval den page hem naar de plaats te brengen, waar de kolen ln voorraad lagen. Nadat hij den kolenbak gevuld had, droeg Zijne Majesteit dezen zelf naar de biblio theek. Daarop overhandigde hij zijn page den kolenbak en zei: „ik schaam mij over je en je totale gebrek aan eerbied voor een man op leeftijd. Vraag zoolang je in mijn dienst bent nooit meer iets aan een ouden man, als je in staat bent het zelf te doen. Was dat wel zoo vreemd t Achter in den tuin staat Klaas, Klaas die uit zijn humeur is. Het heeft flink gesneeuwd. en het was vrij koud, doch Klaas blijft stok- stijf staan. De koude hindert hem blijkbaar niet, anders zou hij al licht wat heen en weer loopen. Maar wee, hij staat daar maar t« mokken en weet je, op wie hij nu eigenlijk' zoo boos is? Jullie raadt het nooit en daarom zal ik het maar zeggen Op de zon; Ja, stel je voor, op die lieve zon, van wie wij alle maal zooveel houden en die we vooral in dezen tijd van het jaar zoo heel graag zien, Wat Klaas voor reden daartoe heeft? Wel hij vindt de zon lastig en volgens hem maakt zij alles veel te warm. Klaas, die er heel net jes en schoon uitziet, is tegen de kou ge hard. Hij is niet bang voor storm of ijs en staat altijd maar zoo zonder pet buiten. Toch' is hij nog nooit verkouden geweest en hij weet zelfs niet eens, wat een zakdoek is. Hij trekt een leelijk gezicht tegen de zon, maar daar geeft zij niet om. Daaraan kan zij zich niet storen! Ze doet, alsof ze er niets van merkt en kietelt en streelt onzen Klaas met hare fijne stralen, ja zij laat ze zelfs vroolijk dansen op zijn dikken wipneus. Je ziet, zij is niet bang voor een boos gezicht, „Psja, psjé, psjoe!" niest Klaas en de tra nen loopen hem uit de oogen. Zou hij nu toch verkouden worden? „Gezondheid!" lacht de zon overmoedig en kietelt en streelt hem nog meer. Klaas wordt hoe langer hoe boozer. In zijn gezicht wordt hij zelfs grauw en bleek van ingehouden woede, 't Lijkt wel, of hij In elkaar krimpt. Hij wordt al dunner en dun ner. De zon houdt echter niet op en danst onophoudelijk op zijn bol, zijn neus, zijn ar men en beenen. Klaas wordt hoe langer hoe warmer. Nu kan hij zijn boosheid niet langer bedwingen, 't Lijkt wel, of hij zich verdedigen wil. Och, lieve help, wat gebeurt er nu? De arme stakkerd zakt plotseling in elkaar, terwijl er niets anders overblijft dan een /5».elig vies en grauw hoopje. Mevrouw de Zon heeft onzen Klaas heele maal laten wegsmelten, want Klaas was begreep je 't al? een sneeuwpop. Een in elkaar gezette generaal. De verschrikkingen van den Balkanoorlog hebben hii de Amerikanen weer de herinne ring gewekt aan hun vrijheidsoorlog. Gene raal Nicolis uit New Orleans had In een der veldslagen een been. 'een arm en een oog verloren, maar was ondanks ziin verminking een vroolijke snaak gebleven. Toen hii od een goeden dag in een hotel was afgestapt, stuurde de hotelier, die hem kende, een no- gergroom hii hem op de kamer, oin hem 's avonds bii het ontkleedcn te helpen. Toen da groom den generaal zijn jas had hel pen uittrekken, zcide Nicolis „Zoo. Sam en neem nou mijn been af." Sam keek toe met een van verbazing open- gesperden mond. ■AVect le niet. hoe men eeu bcon afneemt?" vroeg de generaal, „zie. zoo" en meteen haak te hij ziin houten been af en legde het op tof el. „Zoo, en neem nu mlln arm af". „Genade, massa", riep de verschrikte lon gen. „van mijn leven heb Ik nog niemand zlln arm afgenomen „Domkop, niets is gemakkelijker", lachte do generaal en haakte ziin kunstarm af en legde den arm naast het been op tafel. „Wacht. Sam", riep hij plotseling, „pak ntt even mijn oog aan." en meteen nam hl] zijn kunstoog er uit. Toen Sam dit zag. schoof hii rugwaarts naar de deur. om den zonderlingen kerel niet uit het oog te verliezen. „Sam, kom hier," bulderde de generaal, „en schroef miin hoofd er af". Dat was voor den armen iongen te veel. Met een srn-ong stormde hii de kamer uit en de Iran af en gilde lot zihi patroon .Die man daar boven rukt zich met stukjes en beetjes uit elkaar." ons land in rouw gedompeld en enorme schade aangebracht hebben. De Friezen reden en rijden nog meer recht ooruit, zooals men dat wel eens noemt „bin- Ouden var. dagen hoort men altijd zeggen, nenbeens". Zij loopen als het ware en hier- dat de winters vroeger veel strenger waren door winnen zij het over 't algemeen in het dan tegenwoordig, ja, dat men in onzen tijd hardrijden en in het vasstaan. nauwelijks meer van een winter kan Toch heeft ook Friesland kunstrijders, op spreken. Jullie vindt het misschien wel eens wie het trotsch mag zijn Op 't bal. aardig een en ander over die goede, oude ijswinters te hooren. Zoo lezen we, dat de winter van 1740 bij- In het springen op schaatsen munten dé Nederlanders en vooral de Friezen uit. We vinden daaromtrent in de Friesche Al- zonder streng was en van 5 Januari tot 10 manak van 1858: Kleine nufjes, kijk eens aan, wie zal er nu dansen gaan? Toosje is nog wel wat klein, Lucie, dat zal beter zijn met haar waaier in haar hand zit het tweetal daar parmant; Jetje met haar strik in 't haar heeft geen waaier och, hoe naarl ook geen bankje voor den voet Jet weet heel niet hoe het moet. Daar komt kleine Wimmle aan - wie zal met hem dansen gaan? alle drie? dat gaat niet goed weet je wat ons vrindje doet? heel verlegen keert hij om, vindt je dat niet vreeslijk dom? Lucie, Jetje en ook Toos worden wel een beetje boo» i ga maar kijken, heel parmant zitten zij nog langs den wand! He rmtanfk

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 7