0oof <k Uetigd. Suze's Offer. Naar het Engelsch van Beatrice Walker. Bewerkt door C. Hb Hoofdstuk VII. Na de Kerst-vacantie had Suze het erg druk. Met hart en ziel legde zij zich op haar werk toe, want zij wilde No. 1 komen te zit ten. De lieve gezichten thuis hadden haar opgewekt iets voor hen te doen. Wat zou het heerlijk zijn, als zij heel knap werd en geld kon verdienen. Daardoor immers zou zij de zorgen van Vader en Moeder kunnen ver lichten. Wel speet het haar, dat zij nu veel minder tijd had voor Lucie. Zij zag haar niet .veel meer dan aan de maaltijden en des avonds, als zij naar het kleine kamertje gin gen, dat zij samen deelden en dat bijna op de hoogste verdieping lag. Langzamerhand bemerkte Suze echter, dat het kind een nieuw vriendinnetje had, doch toen zij dit gewaar werd, vervulde het haar met angst, want zij vertrouwde Jeanne Forsyth, die bij haar in de klas zat, niet. Suze had zich nooit tot haar aangetrokken gevoeld en zij was bang, dat zij een slechten invloed zou hebben op Lu- op haar rustten en tastte als een blinde naar den deurknop. Waarschijnlijk begreep geen der meisjes, wat er op dat oogenblik in Suze omging. De uitdrukking op haar gezicht was echter te veel voor Lucie. Met alle regels brekende, sprong zij plotseling van haar plaats op. Zij snelde naar Suze toe en greep haar bij de hand. „Nee, nee, je mag niet weggaan; het is on eerlijk en valsch!" riep zij uit, terwijl zij in snikken losbarstte. „Lucie, wat zeg je daar?" Juffrouw Barlow was spierwit. „Als je iets zeggen wilt, moet je beter op je woorden letten. Denk er aan, dat dit een heel ernstige zaak is, doch ieder, die er eenig licht in kan brengen, moet dit doen." „De moet het vertellen! Ik mfet het vertel len, hoe ze mij ook zullen noemen!" snikte Lucie. „Als je wat weet, moet je het zeker vertel len. Heb je eenig vermoeden, hoe dit boek op Suze Selborne's schoot kwam te liggen?" „Ja, juffrouw Barlow. Jeanne Forsyth heeft het daar neergelegd. Zij bracht het mee in de kamer ik heb het duidelijk ge zien. Toen zij zag, dat u keek, heeft zij het op Suze's schoot gelegd zonder dat deze het bemerkte. Ik weet zeker, dat het Jeanne's boek is." „Jeanne Forsyth, Is dit de waarheid?" De meisjes, die deze scène bijwoonden. cie's zwak karakter. Toen zij dit haar vrien dinnetje op de haar eigen manier onder het J vergaten haar nooit in haar later leven; de oog bracht, wekte zij een storm van vMront-kieine Lucie snikkende, Suze doodsbleek, .waardmg bij-deze op. I maQr rustig, juffrouw Barlow met haar statig „Waarom -houdt je niet van haar, S ize? I fjguur en haar zwarte japon aan, van de een vroeg Lucie. „Ze is altijd heel lief voer me 'r de ander kijkende en Jeanne Forsyth, en heeft tijd om zich met mij te bemceien. dj-e de 0Qgen niet opsloeg en zenuwachtig Ik mag toch wel omgaan met degene, üie ik ^aar pennehouder heen en weer draaide, ter- «elf het liefste vind?" 1 „Natuurlijk mag je dat, maar je hoeft toch niet te doen, alsof ik niet besta." „Ja, maar jij hebt het altijd zoo druk. Je hebt mij immers niet noodig." „Dat ik zoo hard werk, komt omdöt ik graag No. 1 wil zitten. Dat weet je toch wel, Lucie. Ik ben m Fransch en Duitsch achter, «oodat ik wel heel hard werken moet. Maar dat neemt niet weg, dat ik toch nog even veel van je houd als vroeger." Jeanne we(kt ook voor No. 1 en zij heeft het nog meer noodig dan jij, want zij zegt, dat ze als ze 't niet wordt van school wijl de morgenzon op de vroege voorjaars bloemen in de vensterbanken scheen. „Antwoord onmiddellijkl" zei de directrice heel streng. „Waarom moet ik wat zeggen, als ik al vooruit veroordeeld word?" „Niemand veroordeelt je dan je zelve," hernam juffrouw Barlow. „De had nooit ge dacht dat zoo'n lage daad op onze school be dreven kon worden. Ik kan er geen woorden voor vinden". „Het is ook heel verkeerd, maar ik wou zoo g«aag No. 1 zitten, anders moet ik van j school het kwam er voor mij veel meer gaat en haar moeder m de huishouding moet j t op aan dan voor de anderen, snikte Jeanne, helpen m plaats van onderwijzeres te wor- i .ritdn.kkina <Ke het *e- De vriendelijke uitdrukking, die het ge zicht der directrice altijd kenmerkte, had plaats gemaakt voor een blik vol droefheid; zij scheen nauwelijks dezelfde persoon te zijn. Eenige oogenblikken bleef zij nog zwij gen, toen «ei zij met bevende stem Jeanne Forsyth, ga naar je kamer. Het t examen moet doorgaan. De andere meisjes hun kans niet missen door het ge- Dc ben diep geschokt. Suze Sel- borne mag weer gaan zitten. Zij is volkomen in hatr eer hersteld en het spijt mij meer dan ik zeggen kan, dat ik haar verkeerd be schuldigd heb." (Vervolg en slot volgt.) mogen beurde. den." „Ik wou, dat we allebei No. T konden zit ten", zuchtte Suze en zweeg. HOOFDSTUK VID. Eindelijk brak de dag van het examen aan een heel gewichtige dag voor de meisjes, die er aan deel zouden nemen. Allen waren in gespannen verwachting, wie No. 1 zou zij^. Het was algemeen bekend, dat Jeanne FtX- «yth in den laatsten tijd heel goed werk had geleverd, doch de meisjes fluisterden onder elkaar, dat zij niet eerlijk was geweest «n gesmokkeld had. Suze en nog een ander 6cheelden maar heel weinig met haar en het kon best zijn, dat zij een mooier examen aflegden. De meisjes van Suze's klas waren allen aan het werk, terwijl Lucie en een paar kleintjes achter in het vertrek bezig waren. Suze Selborne en Jeanne Forsyth zaten naast elkaar. Juffrouw Barlow zat achter haar lessenaar en er heerschte diepe stilte. Geen geluid werd gehoord, behalve het kras sen der pennen, terwijl allen over haar werk gebogen zaten. Plotseling werd de stilte verbroken, zóó plotseling, dat de meisjes elkaar verschrikt aankeken. Juffrouw Badow sprak met luide, heldere stem „Suze Selborne, breng mij onmiddellijk het boek, dat je' op je schoot hebt." Eén oogenblik keek Suze de directrice ge heel verbaasd aan. Zij was niet in staat een woord te uiten, doch toen het bevel werd herhaald, stond zij op en viel er een boek op den grond. „Raap het op en breng het mij," zei het hoofd der school streng, en Suze - met nog steeds dezelfde verbaasde uitdrukking in haar oogen gehoorzaamde als in een droom en legde het boek op juffrouw Bar low's lessenaar. „Suze Selborne betrapt op bedrog! Wat «al er nu gebeuren?" dachten de meisjes. De directrice sprak: ,Jk kan mijn eigen oogen nauwelijks gelooven en het is mij on mogelijk te zeggen, hoe diep bedroefd en geschokt ik ben. Heb je iets tot je veront schuldiging aan te voeren, Suze?" „Nee juffrouw." „Hoe ben je tot zoo'n lage daad geko men?" Suze kwam nu weer tot zichzelf. Zij hief het hoofd op en sloeg haar heldere bruine oogen naar Juffrouw Barlow op. „Het is niet van mij en ik weet er niets van. De zou dolgraag No. 1 willen zitten, maar voor niets ter wereld zou ik bedrog willen plegen." Juffrouw BarLow aarzelde. Dit lag niet in haar aard, doch het was heel moeilijk Suze's open oogen en oprecht karakter te veroor- deelen, hoewel het bewijs toch duidelijk was. Zij begon bijna te twijfelen aan hetgeen zij heb." self gezien had. Zij nam. opnieuw het woord j Des konings toorn bedaarde door deze en de soo'n bedroefden toon hooren spreken. j beval „Suze Selborne," zei de directrice, „ik volgen, wilde, dat ik je gelooven kon. Iedereen heeft I Intusschen had de koning van Zanguebar echter gezien, dat je gedurende het examen in alle landen navorschingen naar zijn zoon een boek op je schoot hadt. Ik kan dus niet laten doen .Toen hij vernam, dat hij slaaf toelaten, dat je er verder aan deelneemt. Ga van den koning van Arabië was geworden, «kaar je kamer, totdat ik besloten heb, wat er bedroefde hem dit uitermate, want hij wist, met je gebeuren moet. Ik kan niet dulden, dat die vorst zeer geldzuchtig was en zeker dat een meisje, dat tot zooiets laags in staat een ongehoord losgeld zou eischen, als hij is, op school blijft. Je hebt me diep teleurge- hoorde, dat Abraham «en prins was. Aan Steld." het hof van den koning van Zanguebar leef- Zonder een woord te zeggen liep Suze de echter een oud, verstandig man, Achim door de kamer; zij~was echter zóó doods- geheeten Dere zeide: „Sire, geef mij verlof bleek, dat de meisjes diep medelijden met om naar Arabië te reizen, dan zal ik wel een *»*ar kregen. Zij zag geen der 1 T&ken, die middel vinden om den prins te bevrijden." Daarover was de koning hartelijk verblijd; hij gaf hem het benoodigde reisgeld en be val hem in Allah's bescherming. Achim bereikte zonder tegenspoed het doel van zijn reis en nadat hij van kleeren had ver wisseld en zijn gezicht zooveel mogelijk ver momd had, zocht hij een goede gelegenheid om den prins alleen te spreken. Dat duurde echter eenigen tijd ,maar eindelijk gelukte het toch, en nu stelde Achim hem zoo le vendig voor, hoe zijn oude vader offt zijn zoon treurde en hoe vurig het gansche volk naar zijn terugkomst verlangde, dat Abraham heete tranen stortte en besloot alles te wagen om te ontvluchten. Achim had het noodige hiertoe vooruit In gereedheid gebracht, de wachters werden omgekocht en in een mooien nacht, toen de maan helder scheen, verlieten zij het slot £ij reden den geheelen nacht door en zagen tot hun groote blijdschap, toen de zon op ging, dat zij het strand bereikt hadden. Haastig begaven zij zich in een vaartuig, dat daar reeds eenige dagen op hen lag te wach ten en zetten koers naar het vaderland. On der het storten van vreugdetranen omhelsde de vader zijn zoon, dien hij reeds als verlo ren beweend had. Toen op den morgen na de vlucht de ko ning van Arabië zijn slaaf Abraham liet roe pen en men hem kwam zeggen, dat deze ont vlucht was, kende zijn woede geen palen. De sporen der paarden werden gevolgd en daar die naar het strand voerden, liet de vorst een schip uitrusten terwijl hij zelf mee onder zeil ging om den vluchteling te achterhalen. In den aanvang ging de tocht voorspoedig; maar tegen den avond bedekte de lucht zich met donkere wolken en barstte er een zwaar onweer los. De zee werd onstuimig en de golven beukten weldra tegen de planken van het vaartuig. Alle krachten werden ingespan nen om een veilige haven te bereiken, plot seling stiet het schip echter op een klip en werd geheel verbrijzeld. De bemanning vond den dood in de golven; slechts de koning, die zich aan een plank had vastgeklemd, werd op den oever van Zanguebar gewor pen. Zijn kleeren waren gescheurd en het bloed stroomde uit verscheiden wonden. In dezen treurigen toestand begaf hij zich naar de stad, die hij óp eenigen afstand zag lig gen. Het was reeds donker, toen hij aan kwam, en daar hij niemand kende en ook geen geld bij zich had, besloot hij den nacht door te brengen onder het voorportaal van een koopmanshuis. Hier viel hij weldra in een diepen Slaap. In dienzelfden nacht echter braken roovers bij den koopman in; zij vermoordden hem en maakten zich met hun buit uit de voeten. Toen nu de koning van Arabië den volgen den morgen in zijn gehavende kleeding voor den dag kwam en men daarop sporen van bloed bemerkte, hield men hem voor één der moordenaars en bracht men hem naar den stelde haar. omdat ze gre was en sterk, als bode aan. En toen nu alle dieren er waren, nam Allah een handvol klei en kneedde daarvan een figuur. Dit was de eerste mensch. Als een logge, zware massa lag nu deze kleiklomp op de aarde en bleef er lig gen. „'t Is een vreemd ding", zeiden de vls- schen „Is dat nu een mensch!" riepen de vogels. „Dat is een stuk klei", brulden de viervoe ters. Alleen de kraai had gezwegen, totdat de anderen hadden uitgesproken, en toen eerst begon zij„Er zit g' on leven in" „Er komt leven in", sprak Allah, en hij zond de witte kraai naar de levensbron en beval haar wat levenswater te gaan halen. „Waarin moet ik het water halen?" vroeg de witte kraai. „In de grootste kruik, die je aan de le vensbron zult vinden", sprak Allah. „Maar jij moogt er geen druppel van drinken. Al les is vqor den mensch bestemd, dien ik on sterfelijk wil maken." De witte kraai boog en vloog naar de le vensbron, doch zij' vond daar slecht kruik. „Als er nog een tweede kruik was, zou ik ook wat van het levenswater drin ken", dacht zij. „Ik zou ook zoo gTaag on sterfelijk worden." Moe meer zij er over nadacht, hoe meer zij naar de onsterfelijkheid verlangde, tot dat zij op eens den lust om van het levens- enop eenige druppels na, de kruik water te drinken niet langer kon weerstaan geheel leeg dronk. „Met deze weinige druppels kan ik wel den mensch het leven geven", sprak Allah, „maar helaas niet onsterfelijk maken. Was dit al het levenswater, dat ge vondt, witte kraai?" ,Ja, groote Heer", jokte de kraal. Daar kwam plotseling een ekster aanvlie gen, ook zijn veeren waren sneeuwwit .Ze jokt, ze jokt, groote Heer", riep de ekster, „ze heeft zelf het levenswater opgedronken. Straks toen ik bij de bron kwam, zag ik hoor drinken. Toen Allah dit hoorde, was hij zeer ver toornd. Hij verbande de kraai uit het para dijs en veranderde haar schoone, witte ve deren in zwarte. Maar niet alleen de kraai, neen, ook de ekster werd gestraft. Omdat hij geklikt had, werd de helft van zijn schoo- nen, witten vederbos in zwart veranderd, er klappen en Hikken nrr hij zijn leven bng. Uit de Volksmond opgeschreven door tante Joh. Het Verwonde Oor. Een Oostersche vertelling. Voor vele, vele jaren regeerde over Ara bië een koning, een echte dwingeland, die een prachtige hofhouding hield en een me nigte slaven om hem te .bedienen. Eens brachten zijn soldaten hem weer ge roofde jongelingen; hij zocht er uit, wie hem het best bevielen en de overigen liet hij verkoopen. Onder deze jonge mannen be vond zich de zoon van den koning van Zangueber, die zich niet wilde bekend ma ken, maar zich gelaten in zijn lot schikte. Abraham, zoo heette de prins, had niet alleen een gunstig voorkomen, maar hij had ook een uitmuntende opvoeding genoten en bezat zeer veel kundigheden. De koning van Arabië bemerkte al spoedig, dat .hij de wa- penen uitmuntend wist te hanteeren en ge- j lastte hem daarom, dat hij hem altijd op de jacht zou vergezellen. Zoo was het lot van j den prins niet zoo ondragelijk, als hij dat eerst wel verwacht had; er ging echter geen dag voorbij, waarop hij niet aan zijn vader en zijn land dacht. Hoe zou hij echter uit zijn slavernij bevrijd worden? Eens moest hij den koning op een groote hertenjacht vergezellen; de aanzienlijksten des lands waren daarbij uïtgenoodigd. De koning wilde zijn gasten eens toonen, hoe handig hij was. Op zijn vlugste ros gezeten, vloog hij pijlsnel de opgejaagde herten ach terna, maar in zijn drift miste hij verscheiden malen, zelfs al was het wild dicht bij hem. Abraham, die als een getrouw dienaar, vlak achter den koning reed, schoot nu zijn boog af om een prachtig gehoornd hert neer te leggen, juist toen het paard van zijn heer een zijsprong maakte en de pijl van Abra ham nam 's konings oor mee. Deze werd hierover zóó woedend, dat hij in zijn toorn bevel gaf den onvoorzichtigen slaaf op staan- den voet te dooden.. Abraham wierp zich nu voor zijn meester ter aafde en sprak„Genadige vorst en heer! Allah wil barmhartig zijn jegens allen, die barmhartigheid betoonen; vergeef mij daarom, wat ik onwillens jegens u misdaan Klimmende en zwemmende konijnen. De omstand'ghedenwaaronder op het Australische vasteland de konijnen leven, hebben te weeg gebracht, dat die dieren zich ,daar gewoonten hebben eigen gemaakt, koning van Zanguebar, die bevel gaf hem waarover hun Europeesche lotgenooten ach ten zeerste verbazen zouden. Dikwijls ziet men die dieren daar hun voedsel zoeken op de boomen, en men vindt ze soms dood han den gesidderd, eenzaam en verlaten. Achter gen in acacia-boschjes, vier meter boven den zijn gevangenis was een ^'e'" pleintje, dat g,-ond De nood dwingt hen tot die acroba- in de gevangenis te werpen. Daar zat nu de weleer zoo machtige heer- scher, voor wiens bevelen duizenden had door een hoogen muur omringd was en waar op hij over dag mocht wandelen. Eens ge beurde het, toen hij zich op dat pleintje be vond, dat hij een kraai op den muur zag zit. tische toeren in streken, waar de bodem geen voldoend voedsel oplevert. Men heeft opgemerkt, de Australische konijnen in de verzorging van hun kroost stroom over. meisjes hadden haar nog nooit op toespraak; hij schold hem zijn straf kwijt en hem weder op te stijgen en hem te ten. Hij pakte een been op, dat op den grond eenigszins afwijken van de onzein som- lag en dacht: „Ik wil naar d.e kraai gooien, m5 streken toch en zij hun jon raak ik haar, dan zal mij dit een bewijs zijn, ,e„er evenajs bij ons de bazen ,n ttrc. dat ik weldra uit dezen kerker bevrijd zal ken daarentegen, waar de grond niets an- worden. ders voortbrengt dan plantc die veel zout H,j werp, - de kraal vloog ongedeerd beva;teiv zoeken de konijnen het water op. weg. Aan den anderen kant van den muur SomSj jn den zomer_ zi„. en ze daar djk_ ontstond echter een groote beweging. Hier wijIs z00 ver wa(er dat de k a„een was pnns Abraham juist bezig de troepen te boven is_ ook zwemmen ze daa- ols ze ver_ inspecteeren, toen h,j door het been getrof-d word me( een breeden fen werd, dat hem aan het oor verwondde.1 De gevangene werd voor den koning ge- bracht, die hem aldus aansprak „Ondank bare! Eens heb ik u het leven geschonken en nu verwondt gij den prins, mijn zoon! Scherprechter, snijd hem voor zijn straf het oor af". Toen de scherprechter dit bevel ten uitvoer wilde brengen, ontdekte hij, dat de gevangene het rechteroor miste. „Nu kan men zien," riep de koning, „dat gij een schurk zijt, wien men reeds het rech teroor afgesneden heeft!" De gevangene antwoordde echter „Gena- digde heer en koningIk ben geen dief, maar de koning van Arabië. Dat oor heeft mijn liefste dienaar Abraham mij eens op de hertenjacht afgeschoten. Ook ik geraakte toen in toorn, zooals gij nu; ook ik wilde den dader laten ombrengen. Hij had het echter bij ongeluk gedaan, evenals ik zonder opzet uw zoon verwondde." „Halt!" riep de prins plotseling uit, „nu herken ik mijn vroegeren meester!" Met deze woorden ijlde hij op den koning van Arabië toe en sloot hem in zijn armen. Alle twijfel was nu uit den weg geruimd en de vorsten reikten elkaar als broeders de hand. Er volg den feesten op feesten en eerst na verloop van verscheiden weken maakte de koning van Arabië aanstalten om naar zijn land te rug te keeren. De rampen, die hem hadden getroffen, hadden een merkbaren invloed op hem uitgeoefend, want sedert dien tijd re geerde hij als een liefhebbend vader over zijn onderdanen Toch schijnen die arme dieren ten gevo van dat zoute vo^lsel van dorst te versmacht ten. De reizigers vinden er duizenden dooi langs de wegen liggen. De koning der zakkenrollers. Bij gelegenheid, dat een Fronsche gezanl dineerde bij een Russischen Grootvorst td Moskou, kwam het gesprek onder andere op de behendigheid van zakkenrollers bij dé verschillende volkeren. Door den Grootvorst werd hoog opgegec ven van de handigheid der Russische gauw dieven. Toen hij zag, dat de gezant hen> niet geloofde, verklaarde hij ernstig, dat hij hem, eer de gast van tafel zou gaan, zijn' horloge zou laten rollen, zonder dat de be^ roofde het zou bemerken. De Grootvorst verzond een telegram aan' den Minister van Politie om hem den hon^ digsten zakkenroller te zenden, die In hech tenis zat. Nadat deze gauwdief was gekomen, werd hij in livrei gestoken en men gaf hem bevel* met de andere bedienden aan tafel te be dienen. Hij had last den Grootvorst een teekeni te geven, zoodra hij den gezant had beroofd. Het duurde echter nog een geruime poos* want de-gezant lette goed op en hield zijn hand op den vestzak, zelfs els hij met zijn doorluchtten gastheer sprak. Eindelijk ontving de Grootvorst het afge sproken teeken, en dadelijk daarna vroeg hij den gezant hem even te willen zeggen, hoe laat het was. Triomfantelijk tastte deze met de hand in den zak, doch haalde er in plaats van zijn horloge een aard^pel uit. Om zijn ergernis te "verbergen, wilde hij een snuifje nemen, maar ook zijn snuifdooO was verdwenen. Daarop miste hij een goo» den ring aan zijn vinger, benevens een gouden tandenstoker, dien hij In een klein1 étui in de hand gehouden hod. Onder algemeen gelach der gasten werd de valsche lakei geroepen. De Grootvorst gebood hem de geroofde voorwerpen terug te. geven. Maar de vroo» lijkheid van den gastheer verkeerde weldra in verbazing, toen de zakkenroller twee hor loges, twee ringen en twee snuifdoozen te voorschijn haalde. De Grootvorst was op dezelfde wijze be roofd als zijn gast, de Fransche gezant. Snelle hulp. Twee elegante Fransche dames, die een bezoek aan het eiland Martinique brachtenk waren zóó verrukt over de schoonheden dei natuur aldaar, dat zij dagelijks geheel alleen verre wandelingen ondernamen. Op «ekeren dag waren zij echter verdwaald en eensklaps stonden zij voor een tamelijk breede sloot. Radeloos keken zij om en gelukkig zagen zij een jongen man naderen, die dezelfde wandeling scheen te maken. Zoodra hij na derbij was gekomen, spraken zij* hem aan en vroegen om hulp. De jonge man wist een oogenblik niet wat te doen, maar plotseling riep hij, terwijl hij schijnbaar toevallig omkeek: „Slangen, slan gen", en sprong met een aanloopje over de sloot. Eenige seconden loter stonden ook' de elegante dametjes met van angst vertrok ken gezichten aan den anderen kant. Een korte aanloop, een gil, een sprong en bel den waren er over. Toen zij daarna, nog bevende van angst, de slangen zochten, die zij echter nergenö konden ontdekken, zei de jonge man Neemt u mij niet kwalijk, dames; er zijn geen slangen, maar ik heb het slechts ge zegd, omdat mij geen ander redmiddel iiv viei. om u over de sloot te helpen!" Zonder kibbelen. Waarom de kraaien zwart zijn Een sage uit Vóór l"dï~. In den goeden ouden tijd, toen de tijgers nog in vriendschap met de menschen leef den, noemde men de kraai „de vogel van het paradijs," hoewel zij haar witte vederen, haar bij de schepping der wereld door Allah ge schonken, reeds lang voor zwarte had ver wisseld, en hoe dit gekomen is, vertelt de volgende sage: Toen Allah de visschen, de viervoetige dieren en de vogels geschapen had, riep i' j de kraai tot zich, gal haar witte vederen en Keetie heeft den blinddoek voor zii zal cr een pakken, hoor. klein Marietie, buurmans Daan of haar broertje Adriaan. Keetje steekt haar handjes alt nog biitijds bukt Daan, die guit; mis poes. is h£t dezen keer. Kee probeert het nog eens weer. Rietie pakt ze in het baar; „ha*, roept Kee. ..wat voel ik daar „o. een lintje en een strik „dat 's Marictje 1" wat een schik. Nu moet kleine Rie 'm dit. maar ze is nog wel wat klei*, losjes komt de blinddoek v©«r» "S6ó gluurt zii er pnder door. In een wip pakt Rietie Daan »-« die Iaat haar maar «til bcgaaa. Daan is groot" en bii dit aori. schikt hii 't met de kleintje* wei Zoo gaat 't spelletje nog geen is cr die kibbelt, hoor I geelt een groote" 't voorbeoid aan dan gaat 'l goedhoera voor Daan 1 lierman»*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 7