0oof <k Uetigd.
Suze's Offer.
Naar het Engelsch van Beatrice Walker.
Bewerkt door C. Hb
Hoofdstuk VII.
Na de Kerst-vacantie had Suze het erg
druk. Met hart en ziel legde zij zich op haar
werk toe, want zij wilde No. 1 komen te zit
ten. De lieve gezichten thuis hadden haar
opgewekt iets voor hen te doen. Wat zou het
heerlijk zijn, als zij heel knap werd en geld
kon verdienen. Daardoor immers zou zij de
zorgen van Vader en Moeder kunnen ver
lichten. Wel speet het haar, dat zij nu veel
minder tijd had voor Lucie. Zij zag haar niet
.veel meer dan aan de maaltijden en des
avonds, als zij naar het kleine kamertje gin
gen, dat zij samen deelden en dat bijna op
de hoogste verdieping lag. Langzamerhand
bemerkte Suze echter, dat het kind een nieuw
vriendinnetje had, doch toen zij dit gewaar
werd, vervulde het haar met angst, want zij
vertrouwde Jeanne Forsyth, die bij haar in
de klas zat, niet. Suze had zich nooit tot haar
aangetrokken gevoeld en zij was bang, dat
zij een slechten invloed zou hebben op Lu-
op haar rustten en tastte als een blinde naar
den deurknop. Waarschijnlijk begreep geen
der meisjes, wat er op dat oogenblik in Suze
omging. De uitdrukking op haar gezicht was
echter te veel voor Lucie. Met alle regels
brekende, sprong zij plotseling van haar
plaats op. Zij snelde naar Suze toe en greep
haar bij de hand.
„Nee, nee, je mag niet weggaan; het is on
eerlijk en valsch!" riep zij uit, terwijl zij in
snikken losbarstte.
„Lucie, wat zeg je daar?" Juffrouw Barlow
was spierwit. „Als je iets zeggen wilt, moet
je beter op je woorden letten. Denk er aan,
dat dit een heel ernstige zaak is, doch ieder,
die er eenig licht in kan brengen, moet dit
doen."
„De moet het vertellen! Ik mfet het vertel
len, hoe ze mij ook zullen noemen!" snikte
Lucie.
„Als je wat weet, moet je het zeker vertel
len. Heb je eenig vermoeden, hoe dit boek
op Suze Selborne's schoot kwam te liggen?"
„Ja, juffrouw Barlow. Jeanne Forsyth
heeft het daar neergelegd. Zij bracht het
mee in de kamer ik heb het duidelijk ge
zien. Toen zij zag, dat u keek, heeft zij
het op Suze's schoot gelegd zonder dat deze
het bemerkte. Ik weet zeker, dat het Jeanne's
boek is."
„Jeanne Forsyth, Is dit de waarheid?"
De meisjes, die deze scène bijwoonden.
cie's zwak karakter. Toen zij dit haar vrien
dinnetje op de haar eigen manier onder het J vergaten haar nooit in haar later leven; de
oog bracht, wekte zij een storm van vMront-kieine Lucie snikkende, Suze doodsbleek,
.waardmg bij-deze op. I maQr rustig, juffrouw Barlow met haar statig
„Waarom -houdt je niet van haar, S ize? I fjguur en haar zwarte japon aan, van de een
vroeg Lucie. „Ze is altijd heel lief voer me 'r de ander kijkende en Jeanne Forsyth,
en heeft tijd om zich met mij te bemceien. dj-e de 0Qgen niet opsloeg en zenuwachtig
Ik mag toch wel omgaan met degene, üie ik ^aar pennehouder heen en weer draaide, ter-
«elf het liefste vind?" 1
„Natuurlijk mag je dat, maar je hoeft toch
niet te doen, alsof ik niet besta."
„Ja, maar jij hebt het altijd zoo druk. Je
hebt mij immers niet noodig."
„Dat ik zoo hard werk, komt omdöt ik
graag No. 1 wil zitten. Dat weet je toch wel,
Lucie. Ik ben m Fransch en Duitsch achter,
«oodat ik wel heel hard werken moet. Maar
dat neemt niet weg, dat ik toch nog even
veel van je houd als vroeger."
Jeanne we(kt ook voor No. 1 en zij heeft
het nog meer noodig dan jij, want zij zegt,
dat ze als ze 't niet wordt van school
wijl de morgenzon op de vroege voorjaars
bloemen in de vensterbanken scheen.
„Antwoord onmiddellijkl" zei de directrice
heel streng.
„Waarom moet ik wat zeggen, als ik al
vooruit veroordeeld word?"
„Niemand veroordeelt je dan je zelve,"
hernam juffrouw Barlow. „De had nooit ge
dacht dat zoo'n lage daad op onze school be
dreven kon worden. Ik kan er geen woorden
voor vinden".
„Het is ook heel verkeerd, maar ik wou
zoo g«aag No. 1 zitten, anders moet ik van
j school het kwam er voor mij veel meer
gaat en haar moeder m de huishouding moet j t
op aan dan voor de anderen, snikte Jeanne,
helpen m plaats van onderwijzeres te wor- i .ritdn.kkina <Ke het *e-
De vriendelijke uitdrukking, die het ge
zicht der directrice altijd kenmerkte, had
plaats gemaakt voor een blik vol droefheid;
zij scheen nauwelijks dezelfde persoon te
zijn. Eenige oogenblikken bleef zij nog zwij
gen, toen «ei zij met bevende stem
Jeanne Forsyth, ga naar je kamer. Het
t examen moet doorgaan. De andere meisjes
hun kans niet missen door het ge-
Dc ben diep geschokt. Suze Sel-
borne mag weer gaan zitten. Zij is volkomen
in hatr eer hersteld en het spijt mij meer
dan ik zeggen kan, dat ik haar verkeerd be
schuldigd heb."
(Vervolg en slot volgt.)
mogen
beurde.
den."
„Ik wou, dat we allebei No. T konden zit
ten", zuchtte Suze en zweeg.
HOOFDSTUK VID.
Eindelijk brak de dag van het examen aan
een heel gewichtige dag voor de meisjes,
die er aan deel zouden nemen. Allen waren
in gespannen verwachting, wie No. 1 zou zij^.
Het was algemeen bekend, dat Jeanne FtX-
«yth in den laatsten tijd heel goed werk had
geleverd, doch de meisjes fluisterden onder
elkaar, dat zij niet eerlijk was geweest «n
gesmokkeld had. Suze en nog een ander
6cheelden maar heel weinig met haar en
het kon best zijn, dat zij een mooier examen
aflegden.
De meisjes van Suze's klas waren allen
aan het werk, terwijl Lucie en een paar
kleintjes achter in het vertrek bezig waren.
Suze Selborne en Jeanne Forsyth zaten
naast elkaar. Juffrouw Barlow zat achter
haar lessenaar en er heerschte diepe stilte.
Geen geluid werd gehoord, behalve het kras
sen der pennen, terwijl allen over haar werk
gebogen zaten.
Plotseling werd de stilte verbroken, zóó
plotseling, dat de meisjes elkaar verschrikt
aankeken. Juffrouw Badow sprak met luide,
heldere stem
„Suze Selborne, breng mij onmiddellijk het
boek, dat je' op je schoot hebt."
Eén oogenblik keek Suze de directrice ge
heel verbaasd aan. Zij was niet in staat een
woord te uiten, doch toen het bevel werd
herhaald, stond zij op en viel er een boek op
den grond.
„Raap het op en breng het mij," zei het
hoofd der school streng, en Suze - met nog
steeds dezelfde verbaasde uitdrukking in
haar oogen gehoorzaamde als in een
droom en legde het boek op juffrouw Bar
low's lessenaar.
„Suze Selborne betrapt op bedrog! Wat
«al er nu gebeuren?" dachten de meisjes.
De directrice sprak: ,Jk kan mijn eigen
oogen nauwelijks gelooven en het is mij on
mogelijk te zeggen, hoe diep bedroefd en
geschokt ik ben. Heb je iets tot je veront
schuldiging aan te voeren, Suze?"
„Nee juffrouw."
„Hoe ben je tot zoo'n lage daad geko
men?"
Suze kwam nu weer tot zichzelf. Zij hief
het hoofd op en sloeg haar heldere bruine
oogen naar Juffrouw Barlow op.
„Het is niet van mij en ik weet er niets
van. De zou dolgraag No. 1 willen zitten,
maar voor niets ter wereld zou ik bedrog
willen plegen."
Juffrouw BarLow aarzelde. Dit lag niet in
haar aard, doch het was heel moeilijk Suze's
open oogen en oprecht karakter te veroor-
deelen, hoewel het bewijs toch duidelijk was.
Zij begon bijna te twijfelen aan hetgeen zij heb."
self gezien had. Zij nam. opnieuw het woord j Des konings toorn bedaarde door deze
en de
soo'n bedroefden toon hooren spreken. j beval
„Suze Selborne," zei de directrice, „ik volgen,
wilde, dat ik je gelooven kon. Iedereen heeft I Intusschen had de koning van Zanguebar
echter gezien, dat je gedurende het examen in alle landen navorschingen naar zijn zoon
een boek op je schoot hadt. Ik kan dus niet laten doen .Toen hij vernam, dat hij slaaf
toelaten, dat je er verder aan deelneemt. Ga van den koning van Arabië was geworden,
«kaar je kamer, totdat ik besloten heb, wat er bedroefde hem dit uitermate, want hij wist,
met je gebeuren moet. Ik kan niet dulden, dat die vorst zeer geldzuchtig was en zeker
dat een meisje, dat tot zooiets laags in staat een ongehoord losgeld zou eischen, als hij
is, op school blijft. Je hebt me diep teleurge- hoorde, dat Abraham «en prins was. Aan
Steld." het hof van den koning van Zanguebar leef-
Zonder een woord te zeggen liep Suze de echter een oud, verstandig man, Achim
door de kamer; zij~was echter zóó doods- geheeten Dere zeide: „Sire, geef mij verlof
bleek, dat de meisjes diep medelijden met om naar Arabië te reizen, dan zal ik wel een
*»*ar kregen. Zij zag geen der 1 T&ken, die middel vinden om den prins te bevrijden."
Daarover was de koning hartelijk verblijd;
hij gaf hem het benoodigde reisgeld en be
val hem in Allah's bescherming. Achim
bereikte zonder tegenspoed het doel van
zijn reis en nadat hij van kleeren had ver
wisseld en zijn gezicht zooveel mogelijk ver
momd had, zocht hij een goede gelegenheid
om den prins alleen te spreken. Dat duurde
echter eenigen tijd ,maar eindelijk gelukte
het toch, en nu stelde Achim hem zoo le
vendig voor, hoe zijn oude vader offt zijn
zoon treurde en hoe vurig het gansche volk
naar zijn terugkomst verlangde, dat Abraham
heete tranen stortte en besloot alles te wagen
om te ontvluchten.
Achim had het noodige hiertoe vooruit In
gereedheid gebracht, de wachters werden
omgekocht en in een mooien nacht, toen de
maan helder scheen, verlieten zij het slot
£ij reden den geheelen nacht door en zagen
tot hun groote blijdschap, toen de zon op
ging, dat zij het strand bereikt hadden.
Haastig begaven zij zich in een vaartuig, dat
daar reeds eenige dagen op hen lag te wach
ten en zetten koers naar het vaderland. On
der het storten van vreugdetranen omhelsde
de vader zijn zoon, dien hij reeds als verlo
ren beweend had.
Toen op den morgen na de vlucht de ko
ning van Arabië zijn slaaf Abraham liet roe
pen en men hem kwam zeggen, dat deze ont
vlucht was, kende zijn woede geen palen. De
sporen der paarden werden gevolgd en daar
die naar het strand voerden, liet de vorst een
schip uitrusten terwijl hij zelf mee onder zeil
ging om den vluchteling te achterhalen. In
den aanvang ging de tocht voorspoedig;
maar tegen den avond bedekte de lucht zich
met donkere wolken en barstte er een zwaar
onweer los. De zee werd onstuimig en de
golven beukten weldra tegen de planken van
het vaartuig. Alle krachten werden ingespan
nen om een veilige haven te bereiken, plot
seling stiet het schip echter op een klip en
werd geheel verbrijzeld. De bemanning vond
den dood in de golven; slechts de koning,
die zich aan een plank had vastgeklemd,
werd op den oever van Zanguebar gewor
pen. Zijn kleeren waren gescheurd en het
bloed stroomde uit verscheiden wonden. In
dezen treurigen toestand begaf hij zich naar
de stad, die hij óp eenigen afstand zag lig
gen. Het was reeds donker, toen hij aan
kwam, en daar hij niemand kende en ook
geen geld bij zich had, besloot hij den nacht
door te brengen onder het voorportaal van
een koopmanshuis. Hier viel hij weldra in
een diepen Slaap.
In dienzelfden nacht echter braken roovers
bij den koopman in; zij vermoordden hem
en maakten zich met hun buit uit de voeten.
Toen nu de koning van Arabië den volgen
den morgen in zijn gehavende kleeding voor
den dag kwam en men daarop sporen van
bloed bemerkte, hield men hem voor één der
moordenaars en bracht men hem naar den
stelde haar. omdat ze gre was en sterk, als
bode aan. En toen nu alle dieren er waren,
nam Allah een handvol klei en kneedde
daarvan een figuur. Dit was de eerste
mensch. Als een logge, zware massa lag nu
deze kleiklomp op de aarde en bleef er lig
gen.
„'t Is een vreemd ding", zeiden de vls-
schen
„Is dat nu een mensch!" riepen de vogels.
„Dat is een stuk klei", brulden de viervoe
ters.
Alleen de kraai had gezwegen, totdat de
anderen hadden uitgesproken, en toen eerst
begon zij„Er zit g' on leven in"
„Er komt leven in", sprak Allah, en hij
zond de witte kraai naar de levensbron en
beval haar wat levenswater te gaan halen.
„Waarin moet ik het water halen?" vroeg
de witte kraai.
„In de grootste kruik, die je aan de le
vensbron zult vinden", sprak Allah. „Maar
jij moogt er geen druppel van drinken. Al
les is vqor den mensch bestemd, dien ik on
sterfelijk wil maken."
De witte kraai boog en vloog naar de le
vensbron, doch zij' vond daar slecht
kruik. „Als er nog een tweede kruik was,
zou ik ook wat van het levenswater drin
ken", dacht zij. „Ik zou ook zoo gTaag on
sterfelijk worden."
Moe meer zij er over nadacht, hoe meer
zij naar de onsterfelijkheid verlangde, tot
dat zij op eens den lust om van het levens-
enop eenige druppels na, de kruik
water te drinken niet langer kon weerstaan
geheel leeg dronk.
„Met deze weinige druppels kan ik wel
den mensch het leven geven", sprak Allah,
„maar helaas niet onsterfelijk maken. Was
dit al het levenswater, dat ge vondt, witte
kraai?"
,Ja, groote Heer", jokte de kraal.
Daar kwam plotseling een ekster aanvlie
gen, ook zijn veeren waren sneeuwwit .Ze
jokt, ze jokt, groote Heer", riep de ekster,
„ze heeft zelf het levenswater opgedronken.
Straks toen ik bij de bron kwam, zag ik hoor
drinken.
Toen Allah dit hoorde, was hij zeer ver
toornd. Hij verbande de kraai uit het para
dijs en veranderde haar schoone, witte ve
deren in zwarte. Maar niet alleen de kraai,
neen, ook de ekster werd gestraft. Omdat
hij geklikt had, werd de helft van zijn schoo-
nen, witten vederbos in zwart veranderd, er
klappen en Hikken nrr hij zijn leven bng.
Uit de Volksmond opgeschreven
door tante Joh.
Het Verwonde Oor.
Een Oostersche vertelling.
Voor vele, vele jaren regeerde over Ara
bië een koning, een echte dwingeland, die
een prachtige hofhouding hield en een me
nigte slaven om hem te .bedienen.
Eens brachten zijn soldaten hem weer ge
roofde jongelingen; hij zocht er uit, wie hem
het best bevielen en de overigen liet hij
verkoopen. Onder deze jonge mannen be
vond zich de zoon van den koning van
Zangueber, die zich niet wilde bekend ma
ken, maar zich gelaten in zijn lot schikte.
Abraham, zoo heette de prins, had niet
alleen een gunstig voorkomen, maar hij had
ook een uitmuntende opvoeding genoten en
bezat zeer veel kundigheden. De koning van
Arabië bemerkte al spoedig, dat .hij de wa-
penen uitmuntend wist te hanteeren en ge- j
lastte hem daarom, dat hij hem altijd op de
jacht zou vergezellen. Zoo was het lot van j
den prins niet zoo ondragelijk, als hij dat
eerst wel verwacht had; er ging echter geen
dag voorbij, waarop hij niet aan zijn vader
en zijn land dacht. Hoe zou hij echter uit
zijn slavernij bevrijd worden?
Eens moest hij den koning op een groote
hertenjacht vergezellen; de aanzienlijksten
des lands waren daarbij uïtgenoodigd. De
koning wilde zijn gasten eens toonen, hoe
handig hij was. Op zijn vlugste ros gezeten,
vloog hij pijlsnel de opgejaagde herten ach
terna, maar in zijn drift miste hij verscheiden
malen, zelfs al was het wild dicht bij hem.
Abraham, die als een getrouw dienaar, vlak
achter den koning reed, schoot nu zijn boog
af om een prachtig gehoornd hert neer te
leggen, juist toen het paard van zijn heer
een zijsprong maakte en de pijl van Abra
ham nam 's konings oor mee. Deze werd
hierover zóó woedend, dat hij in zijn toorn
bevel gaf den onvoorzichtigen slaaf op staan-
den voet te dooden..
Abraham wierp zich nu voor zijn meester
ter aafde en sprak„Genadige vorst en
heer! Allah wil barmhartig zijn jegens allen,
die barmhartigheid betoonen; vergeef mij
daarom, wat ik onwillens jegens u misdaan
Klimmende en zwemmende
konijnen.
De omstand'ghedenwaaronder op het
Australische vasteland de konijnen leven,
hebben te weeg gebracht, dat die dieren zich
,daar gewoonten hebben eigen gemaakt,
koning van Zanguebar, die bevel gaf hem waarover hun Europeesche lotgenooten ach
ten zeerste verbazen zouden. Dikwijls ziet
men die dieren daar hun voedsel zoeken op
de boomen, en men vindt ze soms dood han
den gesidderd, eenzaam en verlaten. Achter gen in acacia-boschjes, vier meter boven den
zijn gevangenis was een ^'e'" pleintje, dat g,-ond De nood dwingt hen tot die acroba-
in de gevangenis te werpen.
Daar zat nu de weleer zoo machtige heer-
scher, voor wiens bevelen duizenden had
door een hoogen muur omringd was en waar
op hij over dag mocht wandelen. Eens ge
beurde het, toen hij zich op dat pleintje be
vond, dat hij een kraai op den muur zag zit.
tische toeren in streken, waar de bodem
geen voldoend voedsel oplevert.
Men heeft opgemerkt, de Australische
konijnen in de verzorging van hun kroost
stroom over.
meisjes hadden haar nog nooit op toespraak; hij schold hem zijn straf kwijt en
hem weder op te stijgen en hem te
ten. Hij pakte een been op, dat op den grond eenigszins afwijken van de onzein som-
lag en dacht: „Ik wil naar d.e kraai gooien, m5 streken toch en zij hun jon
raak ik haar, dan zal mij dit een bewijs zijn, ,e„er evenajs bij ons de bazen ,n ttrc.
dat ik weldra uit dezen kerker bevrijd zal ken daarentegen, waar de grond niets an-
worden. ders voortbrengt dan plantc die veel zout
H,j werp, - de kraal vloog ongedeerd beva;teiv zoeken de konijnen het water op.
weg. Aan den anderen kant van den muur SomSj jn den zomer_ zi„. en ze daar djk_
ontstond echter een groote beweging. Hier wijIs z00 ver wa(er dat de k a„een
was pnns Abraham juist bezig de troepen te boven is_ ook zwemmen ze daa- ols ze ver_
inspecteeren, toen h,j door het been getrof-d word me( een breeden
fen werd, dat hem aan het oor verwondde.1
De gevangene werd voor den koning ge-
bracht, die hem aldus aansprak „Ondank
bare! Eens heb ik u het leven geschonken
en nu verwondt gij den prins, mijn zoon!
Scherprechter, snijd hem voor zijn straf het
oor af". Toen de scherprechter dit bevel ten
uitvoer wilde brengen, ontdekte hij, dat de
gevangene het rechteroor miste.
„Nu kan men zien," riep de koning, „dat
gij een schurk zijt, wien men reeds het rech
teroor afgesneden heeft!"
De gevangene antwoordde echter „Gena-
digde heer en koningIk ben geen dief,
maar de koning van Arabië. Dat oor heeft
mijn liefste dienaar Abraham mij eens op de
hertenjacht afgeschoten. Ook ik geraakte
toen in toorn, zooals gij nu; ook ik wilde den
dader laten ombrengen. Hij had het echter
bij ongeluk gedaan, evenals ik zonder opzet
uw zoon verwondde."
„Halt!" riep de prins plotseling uit, „nu
herken ik mijn vroegeren meester!" Met deze
woorden ijlde hij op den koning van Arabië
toe en sloot hem in zijn armen. Alle twijfel
was nu uit den weg geruimd en de vorsten
reikten elkaar als broeders de hand. Er volg
den feesten op feesten en eerst na verloop
van verscheiden weken maakte de koning
van Arabië aanstalten om naar zijn land te
rug te keeren. De rampen, die hem hadden
getroffen, hadden een merkbaren invloed op
hem uitgeoefend, want sedert dien tijd re
geerde hij als een liefhebbend vader over
zijn onderdanen
Toch schijnen die arme dieren ten gevo
van dat zoute vo^lsel van dorst te versmacht
ten. De reizigers vinden er duizenden dooi
langs de wegen liggen.
De koning der zakkenrollers.
Bij gelegenheid, dat een Fronsche gezanl
dineerde bij een Russischen Grootvorst td
Moskou, kwam het gesprek onder andere op
de behendigheid van zakkenrollers bij dé
verschillende volkeren.
Door den Grootvorst werd hoog opgegec
ven van de handigheid der Russische gauw
dieven. Toen hij zag, dat de gezant hen>
niet geloofde, verklaarde hij ernstig, dat hij
hem, eer de gast van tafel zou gaan, zijn'
horloge zou laten rollen, zonder dat de be^
roofde het zou bemerken.
De Grootvorst verzond een telegram aan'
den Minister van Politie om hem den hon^
digsten zakkenroller te zenden, die In hech
tenis zat.
Nadat deze gauwdief was gekomen, werd
hij in livrei gestoken en men gaf hem bevel*
met de andere bedienden aan tafel te be
dienen.
Hij had last den Grootvorst een teekeni
te geven, zoodra hij den gezant had beroofd.
Het duurde echter nog een geruime poos*
want de-gezant lette goed op en hield zijn
hand op den vestzak, zelfs els hij met zijn
doorluchtten gastheer sprak.
Eindelijk ontving de Grootvorst het afge
sproken teeken, en dadelijk daarna vroeg hij
den gezant hem even te willen zeggen, hoe
laat het was.
Triomfantelijk tastte deze met de hand in
den zak, doch haalde er in plaats van zijn
horloge een aard^pel uit.
Om zijn ergernis te "verbergen, wilde hij
een snuifje nemen, maar ook zijn snuifdooO
was verdwenen. Daarop miste hij een goo»
den ring aan zijn vinger, benevens een
gouden tandenstoker, dien hij In een klein1
étui in de hand gehouden hod.
Onder algemeen gelach der gasten werd
de valsche lakei geroepen.
De Grootvorst gebood hem de geroofde
voorwerpen terug te. geven. Maar de vroo»
lijkheid van den gastheer verkeerde weldra
in verbazing, toen de zakkenroller twee hor
loges, twee ringen en twee snuifdoozen te
voorschijn haalde.
De Grootvorst was op dezelfde wijze be
roofd als zijn gast, de Fransche gezant.
Snelle hulp.
Twee elegante Fransche dames, die een
bezoek aan het eiland Martinique brachtenk
waren zóó verrukt over de schoonheden dei
natuur aldaar, dat zij dagelijks geheel alleen
verre wandelingen ondernamen. Op «ekeren
dag waren zij echter verdwaald en eensklaps
stonden zij voor een tamelijk breede sloot.
Radeloos keken zij om en gelukkig zagen
zij een jongen man naderen, die dezelfde
wandeling scheen te maken. Zoodra hij na
derbij was gekomen, spraken zij* hem aan en
vroegen om hulp.
De jonge man wist een oogenblik niet wat
te doen, maar plotseling riep hij, terwijl hij
schijnbaar toevallig omkeek: „Slangen, slan
gen", en sprong met een aanloopje over de
sloot. Eenige seconden loter stonden ook'
de elegante dametjes met van angst vertrok
ken gezichten aan den anderen kant. Een
korte aanloop, een gil, een sprong en bel
den waren er over.
Toen zij daarna, nog bevende van angst,
de slangen zochten, die zij echter nergenö
konden ontdekken, zei de jonge man
Neemt u mij niet kwalijk, dames; er zijn
geen slangen, maar ik heb het slechts ge
zegd, omdat mij geen ander redmiddel iiv
viei. om u over de sloot te helpen!"
Zonder kibbelen.
Waarom de kraaien zwart zijn
Een sage uit Vóór l"dï~.
In den goeden ouden tijd, toen de tijgers
nog in vriendschap met de menschen leef
den, noemde men de kraai „de vogel van het
paradijs," hoewel zij haar witte vederen, haar
bij de schepping der wereld door Allah ge
schonken, reeds lang voor zwarte had ver
wisseld, en hoe dit gekomen is, vertelt de
volgende sage:
Toen Allah de visschen, de viervoetige
dieren en de vogels geschapen had, riep i' j
de kraai tot zich, gal haar witte vederen en
Keetie heeft den blinddoek voor
zii zal cr een pakken, hoor.
klein Marietie, buurmans Daan
of haar broertje Adriaan.
Keetje steekt haar handjes alt
nog biitijds bukt Daan, die guit;
mis poes. is h£t dezen keer.
Kee probeert het nog eens weer.
Rietie pakt ze in het baar;
„ha*, roept Kee. ..wat voel ik daar
„o. een lintje en een strik
„dat 's Marictje 1" wat een schik.
Nu moet kleine Rie 'm dit.
maar ze is nog wel wat klei*,
losjes komt de blinddoek v©«r»
"S6ó gluurt zii er pnder door.
In een wip pakt Rietie Daan »-«
die Iaat haar maar «til bcgaaa.
Daan is groot" en bii dit aori.
schikt hii 't met de kleintje* wei
Zoo gaat 't spelletje nog
geen is cr die kibbelt, hoor I
geelt een groote" 't voorbeoid aan
dan gaat 'l goedhoera voor Daan 1
lierman»*