BINNENLAND.
*'*an de wventiger jaren terug gingen? Ik zou
denken, dat. onze tegenstanders zich kun
nen herinneren, dat ook het toenmalige ge-
placht krachtig genoeg was om geduchte
"Slagen «4t te deelen. De tegenwoordige
maanden zijn moeielijk; zij brengen beper
kingen in menige huishouding, zorg in
menig gezin. Des te grooter en dankbaarder
Is onze bewondering voor de offervaardig
heid en de toewijding aan het vaderland,
waarmee juist de arme bevolking zich in
den moeielijken tijd schikt en bereid is, zich
lii dezen strijd* op leven en dood alles te ge
troosten. (Bravo).
Zoo luiden de berichten uit het gansche
land, maar zij melden tevens, dat de arbeid
gan de thuis geblevenen vruchten oplevert,
wanneer de hemel aan de velden zegen
schenkt. Eenstemmig wordt bericht, dat het
winterkoren goed staat. Het is vele jaren ge
leden. dat de berichten over den stand van
het - ewas een zoo hoopvol beeld konden
ontwerpen. De graanoogst van 1915 was een
van de slechlsten sedert tientallen van ja
ren. Desniettemin komen wij met het brood
graan niet alleen rond tot aan den nieuwen
oogst, maar wij gaan met eene flinke reserve
in het nieuwe jaar over. De landhuishoud
kundige kracht van Duitschland zal op nieuw
'den loets doorstaan. Wij komen rond.
Om den oorlog op het geheele Duitsche
volk, de vrouwen en de kinderen, uit te brei
den, gingen Engeland en zijne bondgenoo-
ten over de rechten van de neutralen om
een wettigen handel en verkeer te voeren
met de Midden-Europeesche staten over tot
de orde van den dag. De Amerikaansche
nota van 5 November 1915, die eene juiste
uiteenzetting van de Engelsche schendingen
van het volkenrecht bevat, is tot heden door
de Engelsche regeering niet beantwoord.
Even als deze hadden de verdere protes
ten van de neutralen bij onze vijanden geen
ander succes dan dat van verdere schendin
gen van het neutrale recht. De Engelsche
regeering ontzag zich niet, zelfs de mensch-
liovende pogingen van Amerikaansche phi-
lantropen, zooals de aanvoer van melk voor
Duitsche kinderen, te verbieden. De laatste
lijk uitgevaardigde Order in council bedreigt
den wettigen handel naar de neutrale ha
vens door eene nieuwe verscherping in strijd
friet het volkenrecht van de blokkaderegelen
tegen welker vroegere schendingen de Ame
rikaansche regeering reeds protest had in
gebracht.
Geen kalm denkende onzijdige, hetzij
hij ons welgezind is of niet, kan ons het
recht betwisten om ons tegen dezen met het
volkenrecht strijdigen uithongeringsoorlog,
te weer te stellen. Geen een kan van ons
verlangen, dat wij ons de afweerwapenen,
waarover wij beschikken, laten ontnemen.
Wij passen ze toewij moeten ze toepassen.
Wij eerbiedigen de rechtmatige belangen
der neutralen bij den wereldhandel en het
wereldverkeer; maar wij kunnen verwacht
ten, dat het ontzag, dat wij toon en, ver
staan en ons recht en plicht erkend wordt
om met alle middelen vergelding te plegen
voor de met alle volkenrecht en met het
eenvoudigste gevoel van menschelijkheid
den spot drijvende uithongeringspolitiek van
onze vijanden. (Luid bravo).
Sedert ik hier het laatst het woord voerde,
zagen wij ons genoodzaakt aan Portugal den
oorlog te verklaren. Gij hebt gehoord aan
welk eene lange reeks van schendingen der
onzijdigheid Portugal zich heeft schuldig
gemaakt. De onder saluutschoten en ho
nend geschiede roof van onze schepen
sloeg het vat den bodem uit. Portugal han
delde onder den druk van Engeland. Enge
land gaf hier een nieuw bewijs van liefde
volle bescherming der kleine staten.
Toen ik den 9en December onze bereid
willigheid verklaarde om over den vrede te
spreken, zeide ik van eene gelijke bereid
willigheid bij onze tegenstanders geen spoor
te kunnen zien.
Dat ik daarmee gelijk hadtoont
illes wat inmiddels is gebeurd en wat wij
tit den mond van de regeerders der vijan
delijke staten hebben gehoord. De redevoe-
ingen in Londen, Parijs, Petersburg en
^ome zijn zóó eenzijdig, dat ik daarop niet
lader behoef in te gaan. Slechts één woord
aan het adres van Asquith. Op zijne per
soonlijke verwijten antwoord ik niet, omdat
He nersoonlijk kwaad spreken ook in den
oorlog niet voor waardig houd. Maar zake
lijk wil ik kort antwoorden.
Voor Asquith blijft de volledige en defini
tieve vernietiging van de militaire macht van
Pruisen de prealabele voorwaarde voor
alle vredesonderhandelingen. Tegelijk mist
hü in miïne rede de Duitsche vredesaanbie-
dïnven. Te onderhandelen over vredesaan-
biedingen, die van de andere zijde worden
gedaan, daartoe is ieder bereid. Gesteld
nu het geval, dat ik voorstelde aan Asquifh
met mij de vredesmogelijkheden te onder
zoeken en dat Asquith begon met zijn eisch
van de volkomen en definitieve vernieti
ging van de militaire macht van Pruisen,
dan zou het eesnrek geëindigd ziin nog
voordat het was begonnen. Op zulk eene
vredesvoorwaarde blijft voor ons slechts
één antwoord en dit antwoord geeft ons
zv:°ard. (Luid bravo!.
Wanneer onze tegenstanders het men-
eremoorden en de verwoesting van Euro
pa steeds verder willen Tatén goan, dan is
de schuld daarvan aan hen. Wij staan onzen
man. Onze arm zal uithalen tot steeds krach
tiger slagen. Bii het uitbreken van den oor
log herinnerde ik aan het woord van Moltke,
dat wij nog eenmaal in een bïoedigen strijd
zouden moeten verdedigen wat wij in 1870
hebben bevochten. Tot bescherming van
or ze eenheid en vrijheid trokken wij in den
strijd, de geheele natie, aaneengesloten als
één man. Dit éér* geworden, vrije Duitsch
land willen onso vijanden vernietigen.
Dw tcrHand moet weer onmachtig worden,
i's in vroegerf eeuwen, aan elke machtsr
begeerte van zij c buren blootgesteld, de
zondebok van Europa, fn het ontplooien van
zijne economische krachten ook na den oor
log eeuwig in boeien geslagen. Dat ver
staan onze vijanden onder de vernietiging
van de militaire macht van Pruisen. Zij zul
len zich de hoofden te pletter loopen.
(Bravo).
Voor ons is de beteekenis en het doel
van dezen oorlog, Duitschland zoo te ver
sterken en te beschermen, dat niemand
meer in verzoeking zal geraken, om ons te
willen verdelgen, dat ieder ons recht op
vrije ontplooiing onzer krachten in vreedza-
men arbeid erkennen moet. (Bravo.) Dit
Duitschland en niet de vernietiging van an
dere volken is ons doel; het is de duurzame
redding van het thans op zijne grondvesten
tot wankelen gebrachte continent van Euro
pa. Wat kan de vijandelijke coalitie daarte
genover aanbieden? Rusland de regeling van
Polen en Pinland, Frankrijk de aanspraak
op die hegenomie, die onze ellende was,
Engeland den toestand van scheuring en
voortdurende spanning, die het evenwicht
op het vasteland wordt genoemd, maar die
in werkelijkheid de oorzaak is van de on
noemelijke ellende, die deze oorlog over
Europa heeft uitgestort. (Zeer juist.)
Wanneer die drie mogendheden niet, te
gen ons samenspannende, het rad der ge
schiedenis eeuwen teruggedraaid hadden,
zou de vrede in Europa door de kracht van
een rustige ontwikkeling langzamerhand be
vestigd zijn geworden. Dit te bereiken, had
de Duitsche politiek zich vóór den oorlog tot
taak gesteld. Wat wij beoogden, konden wij
door vreedzamen arbeid bereiken, maar onze
vijanden hebben den oorlog gekozen. (Inter
ruptie van Liebknecht.) Nu moet de vrede
van Euroga uit een stroom van tranen en
bloed, uit~de graven van millioenen geboren
worden.
Ter verdediging trokken wij het zwaard,
maar wat voorheen bestond is thans niet
meer. De geschiedenis schrijdt met ijzeren
schreden vooruit; terugkeeren is onmogelijk.
Duitschland en Oostenrijk-Hongarije heb
ben de Poolsche kwestie niet willen oprake
len, maar de loop der veldslagen heeft dit
vraagstuk aan de orde van den dag gesteld.
Nu wacht het op oplossing en Duitschland
en Oostenrijk-Hongarije moeten en zullen
het oplossen. (Bravo.)
De 'geschiedenis kent na zulke schokken
den Status quo .ante niet. België na den
oorlog zal een nieuw België zijn. Het Polen,
dat de Russische tsjinownik heeft verlaten,
nog haastig knevelgelden afpersend, dat de
Russische kozak brandend en roovend ver
liet, bestaat niet meer. Zelfs doemaieden heb
ben openlijk verklaard, dat zij zich het terug
keeren van den tsjinownik op de plaats,
waar inmiddels de Duitsche en de Oosten-
rijksche Polen eerlijk voor het ongelukkige
land hebben gewerkt, niet kunnen voorstel
len.
Ook Asquith spreekt van het beginsel der
nationaliteiten. Wanneer hij dat doet en zich
Sn den toestand van den niet overwonnen en
onoverwinnelijken tegenstander denkt, kan
hij dan werkelijk aannemen, dat Duitschland
ooit vrijwillig die volken tusschen de Balti-
sche zee en de Wolhynlsche moerassen, die
het met zijne bondgenooten heeft bevrijd,
weder aan de heerschappij van het reactio
naire Rusland zou uitleveren, om 't even of
het Polen, Litauers, Balten of Letten zijn?
Neen, niet voor de tweede maal mag Rus
land aan de onbeschermde grens van Oost-
Pruisen en West-Pruisen zijne legers laten
opmarcheeren (luide toejuichingen), niet
nogmaals met Fransch geld het Weichsel-
land als invalspoort in het onbeschermde
Duitschland inrichten (levendige instem
ming).
Evenmin zal iemand gelooven, dat wij in
het westen land, waarop het bloed van het
volk heeft gevloeid, zonder volledige zeker
heid voor de toekomst prijs geven. Wij zul
len ons reëele waarborgen verschaffen, dat
België niet een Fransche of Engelsche vazal
staat wordt en militair en economisch als
voorwerk tegen Duitschland wordt ingericht
(luid bravo). Ook hier doet het noodlot geen
stap terug. Ook hier kan Duitschland b.v.
den lang onderdrukten Vlaamschen volks
stam niet weer aan de verwaalsching prijs
geven (luid bravo, interruptie van Lieb
knecht), maar het zal hem eene gezonde,
aan zijn rijken aanleg beantwoordende ont
wikkeling op den grondslag van zijne Ne-
derlandsche taal en geaardheid verzekeren.
Wij willen buren hebben, die niet opnieuw
zich tegen ons verbinden om ons te worgen,
maar met wie wij en die met ons werken tot
wederkeerig nut. Waren wij vóór den oorlog
België's vijanden? Werkt niet de vreedzame
Duitsche arbeid en vlijt in Antwerpen zicht
baar aan de welvaart van het land? Zijn wij
niet gedurende den oorlog er op uit het
leven van het land weer op te wekken, voor
zoover de oorlog dit mogelijk maakt? De
herinnering aan den oorlog zal in het zwaar
beproefde land lang natrillen; maar wij zul
len in het wederzijdsche belang nooit toe
laten, dat daaruit nieuwe oorlogen groeien.
De Russische regeering heeft, sedert de
oorlog begon, zich ingespannen de Duit-
schers, behoorende tot den Duitschen of den
Russischen staat, te berooven en te verjagen.
Het is ons recht en onze plicht van de Rus
sische regeering te verlangen, dat zij dit te
gen alle menschenrecht begane onrecht weer
zal goedmaken en voor onze vervolgde en
gepijnigde landslieden den v.eg uit de Rus
sische slavernij zal openen. (Bravo).
Het Europa, dat uit deze monsterachtigste
van alle krisissen zal opstaan, zal in vele
opzichten niet op het oude gelijken. Het ver- j
goten-bloed komt nooit terug; het vernielde
goed komt slechts langzaam terug. Hoe het
ook zal zijn, het moet voor alle volken, die
het bewonen, een Europa van vreedzamen
arbeid zijn. De vrede, die dezen oorlog zal
beëindigen, moet van duur zijn, niet de kiem
van nieuwe oorlogen, maar van de definitie
ve, vreedzame organisatie van de zaken in
Europa in zich dragen. (Bravo, interruptie
van Liebknecht.)
Met onze bondgenooten zijn wij in eene
lange strijdgemeenschap steeds nauwer sa
mengegroeid. (Bravo.) Op de trouwe' krijgs-
kameraadschap moet en zal eene arbeidsge
meenschap des vredes volgen in dienst van
de economische en cultureele welvaart van
de steeds vaster verbonden volken. (Leven
dige instemming.) Ook hier gaan wij andere
wegen dan onze tegenstanders. Engeland
wil ook met het sluiten van den vrede den
oorlog niet laten ophouden, maar den han
delsoorlog met verdubbelde kracht tegen ons
voortzetten. Eerst moeten wij militair, dan
economisch vernietigd worden. Overal bru
tale vernielings- en verwoestingswoede, een
vermetele wil om in teugellooze heersch-
zucht een 70 millioenenvolk tot lamheid te
slaan. Ook deze dreigementen zullen te niet
gaan, maar de vijandelijke staatslieden mo
gen indachtig zijn, dat hoe heftiger hun
ne woorden zijn, des te scherper onze sla
gen zijn.
Wanneer wij over Europa heen zien, dan
verdedigden onze soldaten en landslieden,
afgesneden van alle verbindingen met het
moederland, taai onze koloniën. Zij betwis
ten nog thans den vijand eiken voet Oost-
Afrikaanschen grond. Maar het eindlot van
onze koloniën zal niet daar maar, zooals Bis
marck zeide, op het continent beslist wor
den. Onze overwinningen op het continent
zullen ons onze koloniale bezittingen weder
verschaffen en voor den onverwoestbaren
Dutischen ondernemingsgeset eene nieuwe,
/ruchtbare werkzaamheid in de wijde wereld
openen. (Levendige instemming.)
Zoo zien wij met klimmend vertrouwen de
toekomst vrij en open tegen, niet in zelf
overschatting en zelfbedrog, maar met dank
aan onze krijgers en in heilig geloof in onze
toekomst. Bij den vijand stapelen zelfbe
goocheling, grimmige haat en volksbedrog
zich bergenhoog op. De staatslieden verzin
nen telkens weer wat nieuws, opdat het volk
niet uit den ban zal geraken. Wij hebben
geen tijd voor rhetoriek. Sterker is de macht
der feiten, die wij voor ons laten spreken.
Tot de feiten, waarmede wij te rekenen
hebben, behoort ook het verschil in doel, dat
wij en dat onze vijanden aan dezen oorlog
stellen. Van alle oorlogvoerende mogend
heden is Duitschland de eenige, die door
de vijanden bij monde van hunne regeerders
met vernietiging en versnippering van het
rijk en verplettering van de kern zijner mili
taire en economische macht wordt bedreigd.
De krachten, die voor den oorlog de coalitie
tegen ons tot stand brachten, namelijk ver
overingszucht, zucht naar revanche, naijver
van de concurrenten op de wereldmarkt, zijn
ondanks alle nederlagen, nog steeds van in
vloed op den oorlog. In dit algemeene oor
logsdoel zijn Petersburg, Parijs en Londen
nog steeds eensgezind. Tegenover dit feit
stellen wij het andere feit, dat toen deze
ramp over Europa losbrak, wij, anders dan
in 1870, toen aan iederen Duitscher de oude
rijksstanden en het keizerschap als de na
tuurlijke prijs der overwinning voor oogen
stonden, thans slechts één doel hadden: ons
te verweren, de tegenstanders buiten onze
grenzen te houden en hen te verdrijven uit
de streken, waar zij hun verdelgingswoede
zoo monsterachtig aan den dag hadden ge
legd.
Wij wilden dezen oorlog niet; wij hadden
geen behoefte onze grenzen te veranderen,
toen hij tegen onzen wil ontbrandde; wij
bedreigden geen volkeren met vernietiging
van hun bestaan en uitroeiing van hun na
tionale wezen. Wat geeft ons kracht, in het
eigen land de afsluiting van den wereldhan
del en de zee, en daar buiten een over
macht van vijanden te weerstaan, te volhar
den, verder te strijden en te overwinnen?
Wie kan in ernst gelooven, dat roofzucht
onze stormcolonnes bij Verdun bezielt en
hen steeds tot nieuwe heldendaden drijft?
Of zou het volk, dat aan de wereld zooveel
geestelijke goederen geschonken heeft en
gedurende 44 jaren lang het meest vrede
lievende van alle natiën was, zich in den
nacht in Barbaren en Hunnen veranderd
hebben? Neen, dat zijn verzinsels van het
kwade geweten van hen, die aan dezen oor
log schuldig zijn en over hunne macht in
het eigen land bezorgd waren .(Zeer juist
interruptie van Liebknecht).
De laatste vondst van dezen moedwil, om
ons te belasteren, is het verhaal dat wij ons
na dezen oorlog daar ginds op het vaste
land van Amerika zullen werpen, om waar
schijnlijk Canada als eerste provincie te
veroveren. (Vroolijkheid).
Bedaard leggen wij ook dit allerdwaasste
van alle zinzinsels ter zijdedit is even
zeer een sprookje als de beweringen, dat
wij op Brazilië of andere streken in Zuid-
Amerika loeren. Om ons bestaan, om onze
toekomst strijden wijniet om een vreemd
stuk land bloeden en sterven daar buiten
Duitschlands zonen. Omdat ieder onzer dit
weet, daarom zijn wij in onze harten en nie
ren zoo sterk.
Toen ik de laatste maal In het hoofd
kwartier was, stond ik naast den keizer op
dezelfde plaats, waarheen ik juist een jaar
geleden Zijne Majesteit ook had vergezeld.
De keizer herinnerde daaraan en wees
diep bewogen op den geweldigen omme
keer, dien wij sintsdien beleefd hebben.
Toen stonden de Russen bij de Karpa-
thende droorbraak bij Gorlice had nog
niet plaats gehad, terwijl het offensief van
Hindenburg nog niet begonnen was. Thans
zijn wij diep in Rusland gedrongen.
Destijds liepen de Engelschen en Fran-
schen storm op GaÜipoli, ten einde den
Balkan tegen ons op te zetten. Thans staat
Bulgarije vast aan onze zijde. (Bravo).
Toen moesten wij in Champagne den vij
and afweren; nu donderden, terwijl de kei
zer sprak, onze kanonnen voor Verdun.
De diepste dankbaarheid jegens God, le
ger en volk, vervulde het hart van den
keizer. Mij kwamen de buitengewone pre
staties van leger en vloot in dit jaar sterker
en aangrijpender dan ooit voor den geest.
In dit ernstige tijdsgewricht dragen wij bij
onzen gemeenschappelijken arbeid een
dubbele verantwoordelijkheid. Geen andere
gedachte houdt ons bezig dan de vraag
Hoe helpen en steunen wij onze soldaten
het best, die daar buiten hun leven voor
het vaderland in de bres stellen. Eén geest
en één wil leidt hen allen. Deze ons allen
vereenigde geest zal ook ons leiden, hij zal
over den strijd der vaders heen, onze kin
deren en kleinkinderen naar een krachtige
en vrije toekomst brengen. (Levendige,
aanhoudende toejuichingen en handgeklap
aan alle kanten in het Huis. Interrupties van
Liebknecht werden door dikwijls zeer opge
wonden tegenuitroepen uit het Huis ge
smoord).
Na den rijkskanselier was de eerste spre
ker Spahn (centrum). Hij dankte den rijks
kanselier voor zijne verklaringen, in het bij
zonder voor hetgeen hij ons voorstelde als
het vredes-doel.
Wij konden den oorlog niet verhinderen
en kunnen dien niet beëindigen. De beslis
sende zege is nog niet behaald. Onze vijan
den hebben op de Parijsche conferentie
maatregelen genomen om ons te vernieti
gen. Ik ben het met den kanselier eens, dat
Rusland en Frankrijk zoolang niet opnieuw
tegen ons in beweging zullen komen, als wij
en Oostenrijk een ondoordringbaren muur
vormen tegen den schok der Russen-massa.
President Wilson spoorde in zijne procla
matie van 23 Augustus 1914 het Amerikaan
sche volk aan naar den geest en in zijne da
den neutraal te zijn, maar op deze woorden
zijn geene daden gevolgd. (Levendige bijval.)
Wij wilden geen veroverings-oorlog, maar
thans moeten wij onze grenzen verbeteren.
De tegenstanders mogen in politiek en mili
tair opzicht niet onaangetast blijven. Met
Oostenrijk-Hongarije moeten wij tot een
duurzame levensgemeenschap komen. (Bij
val.) Onze economische basis moet ten be
hoeve van ons zelfbehoud in de mededin
ging van 't buitenland breeder worden, wij
hebben daarvoor een grooteren gebiedsom
vang noodig, dan het Duitsche rijk thans
aanbiedt. (Bijval.)
Deze ons opgedrongen oorlog moet onze
wereldpositie verzekeren. (Levendige bijval.)
Ebert (sociaal-democraat) verklaart: De
kanselier heeft den toestand helder uiteen
gezet. De vredes-debatten in de Rijksdag
zitting van 9 December vonden bij de vijan
den geen weerklank. De verklaring van den
rijkskanselier, dat hij bereid was vredes-
aanbiedingen te behandelen, werden te Lon
den, Parijs en Petersburg met oorlogsfanfares
beantwoord. De laatste Parijsche conferentie
bekrachtigde opnieuw den vernietigingseisch
van den vijand. Dat is zuiver waanzin. Nie
mand kan, na de ervaringen van dezen oor
log, met het ten onder brengen van Duitsch
land rekenen.
Wij betreuren diep, dat ook de socialisten
in het buitenland geene vredesneigingen
toonen. Tot zoolang staan wij ter verdediging
van het vaderland, (levendige bijval) en met
de verdediging van het land beschermen wij
te gelijker tijd de levensbelangen van de
Duitsche industrie en verdedigen wij ons zelf
(hernieuwde bijvalsbetuigingen). Even be
slist keeren wij ons tegen het streven om
vreemde landen te verkrachten. Onze mili
taire toestand is gunstiger dan ooit te voren.
Des te meer kan ik, zonder vrees van ver
keerd begrepen te worden, den wil mijner
partij te kennen geven, die een vrede ver
langt, welke aan Duitschland de onafhanke
lijkheid verzekert, het rijk ongeschonden laat
en aan de economische ontwikkeling hare
vrijheid verzekert.
Wanneer wij het Engelsche uithongerings-
systeem met den duikbootoorlog beantwoor
den, dan mag niemand zich daarover bekla
gen. (Bijval). Engeland gebruikt het buit-
recht ter zee, zonder verschooning. Daarte
genover is de duikbootoorlog slechts een
maatregel tot zelfbehoud, waarbij de rechten
der neutralen met de meeste nauwgezetheid
moeten geëerbiedigd worden. Daaraan be
antwoord het voorstel der commissie in zake
de duikboot-kwestie; voor ons geldt hier een
zaak Yan noodweer.
Londen, 5 April. (R.) Lloyds bericht,
dat het Britsche stoomschip Burdur in den
grond is geboord. Van de bemanning is één
persoon verdronken en zijn 27 aan land ge
bracht.
Het Spaansche stoomschip Vigo is !n den
grond geboord door een torpedo, die een
Duitsche duikboot heeft gelanceerd in de
golf van Biscaye op honderd mijlen afstand
van Ouessant. De bemanning werd in een
boot op goed geluk weg gestuurd en na 24
uren opgepikt door een Britsch stoomschip,
dat haar in Gibraltar aan land zette.
Kopenhagen, 5 April. (W. B.) Vol
gens de Berlingske Tidende werd de naar
Amerika onderweg zijnde briefpost, die zich
aan boord bevond van het stoomschip Fre-
derik VIII, door Engeland in beslag geno
men. De Britsche regeering beweert, dat zij
het recht heeft de briefpost te onderzoeken,
maar niet voornemens is censuur uit te oefe
nen. Engeland beroept zich er op, dat Duit
sche oorlogsschepen postbooten in den
grond hebben geboord en brievenmalen op
neutrale schepen in beslag hebben geno
men. De bewering echter, dat zulke macht-
misbruiken hebben plaats gehad, rechtvaar
digt geenszins machtsmisbruik bij de
geallieerden. Er kan geen twijfel over be
staan, dat de inbeslagneming van de brief
post op neutrale scheden naar neutrale ha
vens niet in overeenstemming is met de
Haagsche conventie. De bewering,' dat daar
mee het smokkelen moet worden verhinderd,
schijnt bij uitvarende stoomschepen zooals
de Frederik Vin geheel onverklaarbaar.
J --
Rome, 5 April. (R.) De minister van
oorlog, generaal Zupelli, die wenscht in den
actieven dienst terug te keeren, heeft zijn
ontslag genomen.
Generaal Morrone is in zijne plaats be
noemd.
Rome, 5 April. <W. B.) Bij koninklilk
besluit is bepaald, dat de inschrijving van
de lichting 1897 dit jaar zal beginnen. Een
tweede besluit beveelt, dat de manschappen
van de lichtingen 1882 tot 1885 en 1895, die
ongeschikt verklaard zijn voor den dienst,
aan een nieuw onderzoek zuilen worden on
derworpen.
Berlijn, 5 April. (K. N.) Groot Ber-
lijn zal met ingang van 15 April zijne
vleeschkaarten hebben, waarschijnlijk 150
gram per hoofd en per dag.
Berlijn, 5"ApriL (K. N.) Volgens te
Stockholm ontvangen bladen uit Riga, werd
het hoofd der evangelische kerkelijke ge
meente en superintendent-generaal van Lyf-
land Hoettens naar Irkoetsk verbannen.-
Mexico.
San Jeronimo (Chihuahua), 5 April.
(R.) 200 Amerikaansche cavalleristen ver
sloegen den len April eene strijdmacht van
gelijke sterkte van aanhangers van Villa bij
Agua Scalientes en doodden een dertigtal.
De Amerikanen leden geene verliezen. Villa
was bij dit gevecht niet tegenwoordig.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
Ouderdomsrentewet.
Bij de algemeene beschouwingen zet de
heer De V i s s e r (C. H.) in de zitting van
Woensdag zijne rede voort. Zijne hoofdbe
denking tegen het ontwerp is dat 't in strijd
is met de historische ontwikkeling van ar
menzorg en met de bestaande Armenwet, die
particuliere en kerkelijke armenzorg op den
voorgrond stellen. Staatspensioen verschilt
in wezen niet van armenbedeeling; de Ar
menwet evenwel stelt de honorabilïteit van
den arme op den voorgrond, terwijl het ont
werp allen over één kam scheert en daar
door vernederend is. Het ontwerp verbreekt t
compromis van 1912 en denigreert particu
liere en kerkelijke armenzorg ter wille van
staatsarmenzorg. Hij zal vooral daarom
stemmen tegen het ontwerp, dat anti-sociaal,
anti-kerkelijk en anti-nationaal is.
De heer Kooien (R. K.) betoogt even
eens, dat het ontwerp strijdig is met de be
ginselen der Armenwet en wijst er voorts
op, dat door uitsluiting van bedteelden even
eens strijd bestaat met het uitgangspunt der
regeering, die scheiding van loonarbeiders
en n iet-loonarbeiders door de w et-Talm a o
biHijk achtte. De naam ouderdomsrente
niet juist: hij moest ouderdomsondersi
rang zijn.
Spr. betoogt, dat 't de schuld der regco
ring is, dat propaganda voor Staatspensi
op grond van de werking van art. 369 t
Invaliditeitswet zulk een weltoebereiden fc
dem vindt. Hij heeft overwegend bez.v/i
tegen uitvoering van de wet door de gemc -
tebesturen en acht 't onverantwoordelijk '2
hooge kosten der wet op de schouders der
belastingplichtigen te leggen.
De heer Snoeck Henkemans (C.
H.) zou het voorstel bruikbaar achten in een
achterlijk land, dat goede armenwet-ms;
lingen voor ouden van dagen en een goeds
wet als de invalkHteitswet-Talma zou missen.
Het ontwerp stelt eene premie op de zorge
loosheid, fs dus anti-sociaal, is ook anli-
economisoh omdat 't een betere belooning,
aan de arbeiders eer zal tegenwerken dan
bevorderen.
De heer de Mura 11 ontkent, dat het
Staatspensioen van socialistische oorsprong
zou zijn en verwacht er groote opvoedende
kracht van.
Te vier uur werd de vergadering verdaagd
tot Donderdag half twaalf.
Berichten.
De Staatscourant van Woensdag 5
April bevat o. a. de volgende Koninklijke
besluiten:
benoemd voor 1 jaar tot agent der Rijks
verzekeringsbank J. Ypelaar, oud-officier-
machinist 2e klasse bij de marine, wonende
te Groningen;
bevorderd tot adjunct-commiet bij het
agentschap van het Ministerie van Finan
ciën en de directie der Grootboeken G. Dek
ker en J. C Rol, beiden klerk;
benoemd tot directeur van de gevange
nissen te Roermond H. J. Ramaker, thans
directeur van het Huis van Bewaring, te
vens hulpstrafgevangenis aldaar;
benoemd tot directeur van het post- en
telegraafkantoor te De Rijp A. den Haan,
commies-titulair der posterijen en telegra
fie; tot directeur van het post- en telegraaf
kantoor te Oude Tonge H. F. van Beuke
ring, commies der posterijen en telegrafie
2e klasse;
eervol gepensionneerd wegena llchame-
lijke ongeschiktheid S. C van Leersum,
laatstelijk onderwijzeres le klasse In ïndië.
De heer H. Spakler, benoemd tot con
sul-generaal van Nederland te New-York,- ii
van Singapore, waar hij laatstelijk consul-
generaal was, hier te landt aangekomen. Hij
vertoeft te Amsterdam.
Mr. Smeenge, die gisterenmid
dag de vergadering van de Tweede Kamer
kwam bijwonen, werd door vencheidene
leden gelukgewenscht met de viering van
zijn 30-jarig Kamerlidmaatschap voor
MeppeL
Ou d-M inister Col ij n. Het be
richt aangaande het voorgenomen vertrek
van den heer Colijn in het volgend jaar
naar Londen moet, naar ons van bevoegdt