BINNENLAND. *'*an de wventiger jaren terug gingen? Ik zou denken, dat. onze tegenstanders zich kun nen herinneren, dat ook het toenmalige ge- placht krachtig genoeg was om geduchte "Slagen «4t te deelen. De tegenwoordige maanden zijn moeielijk; zij brengen beper kingen in menige huishouding, zorg in menig gezin. Des te grooter en dankbaarder Is onze bewondering voor de offervaardig heid en de toewijding aan het vaderland, waarmee juist de arme bevolking zich in den moeielijken tijd schikt en bereid is, zich lii dezen strijd* op leven en dood alles te ge troosten. (Bravo). Zoo luiden de berichten uit het gansche land, maar zij melden tevens, dat de arbeid gan de thuis geblevenen vruchten oplevert, wanneer de hemel aan de velden zegen schenkt. Eenstemmig wordt bericht, dat het winterkoren goed staat. Het is vele jaren ge leden. dat de berichten over den stand van het - ewas een zoo hoopvol beeld konden ontwerpen. De graanoogst van 1915 was een van de slechlsten sedert tientallen van ja ren. Desniettemin komen wij met het brood graan niet alleen rond tot aan den nieuwen oogst, maar wij gaan met eene flinke reserve in het nieuwe jaar over. De landhuishoud kundige kracht van Duitschland zal op nieuw 'den loets doorstaan. Wij komen rond. Om den oorlog op het geheele Duitsche volk, de vrouwen en de kinderen, uit te brei den, gingen Engeland en zijne bondgenoo- ten over de rechten van de neutralen om een wettigen handel en verkeer te voeren met de Midden-Europeesche staten over tot de orde van den dag. De Amerikaansche nota van 5 November 1915, die eene juiste uiteenzetting van de Engelsche schendingen van het volkenrecht bevat, is tot heden door de Engelsche regeering niet beantwoord. Even als deze hadden de verdere protes ten van de neutralen bij onze vijanden geen ander succes dan dat van verdere schendin gen van het neutrale recht. De Engelsche regeering ontzag zich niet, zelfs de mensch- liovende pogingen van Amerikaansche phi- lantropen, zooals de aanvoer van melk voor Duitsche kinderen, te verbieden. De laatste lijk uitgevaardigde Order in council bedreigt den wettigen handel naar de neutrale ha vens door eene nieuwe verscherping in strijd friet het volkenrecht van de blokkaderegelen tegen welker vroegere schendingen de Ame rikaansche regeering reeds protest had in gebracht. Geen kalm denkende onzijdige, hetzij hij ons welgezind is of niet, kan ons het recht betwisten om ons tegen dezen met het volkenrecht strijdigen uithongeringsoorlog, te weer te stellen. Geen een kan van ons verlangen, dat wij ons de afweerwapenen, waarover wij beschikken, laten ontnemen. Wij passen ze toewij moeten ze toepassen. Wij eerbiedigen de rechtmatige belangen der neutralen bij den wereldhandel en het wereldverkeer; maar wij kunnen verwacht ten, dat het ontzag, dat wij toon en, ver staan en ons recht en plicht erkend wordt om met alle middelen vergelding te plegen voor de met alle volkenrecht en met het eenvoudigste gevoel van menschelijkheid den spot drijvende uithongeringspolitiek van onze vijanden. (Luid bravo). Sedert ik hier het laatst het woord voerde, zagen wij ons genoodzaakt aan Portugal den oorlog te verklaren. Gij hebt gehoord aan welk eene lange reeks van schendingen der onzijdigheid Portugal zich heeft schuldig gemaakt. De onder saluutschoten en ho nend geschiede roof van onze schepen sloeg het vat den bodem uit. Portugal han delde onder den druk van Engeland. Enge land gaf hier een nieuw bewijs van liefde volle bescherming der kleine staten. Toen ik den 9en December onze bereid willigheid verklaarde om over den vrede te spreken, zeide ik van eene gelijke bereid willigheid bij onze tegenstanders geen spoor te kunnen zien. Dat ik daarmee gelijk hadtoont illes wat inmiddels is gebeurd en wat wij tit den mond van de regeerders der vijan delijke staten hebben gehoord. De redevoe- ingen in Londen, Parijs, Petersburg en ^ome zijn zóó eenzijdig, dat ik daarop niet lader behoef in te gaan. Slechts één woord aan het adres van Asquith. Op zijne per soonlijke verwijten antwoord ik niet, omdat He nersoonlijk kwaad spreken ook in den oorlog niet voor waardig houd. Maar zake lijk wil ik kort antwoorden. Voor Asquith blijft de volledige en defini tieve vernietiging van de militaire macht van Pruisen de prealabele voorwaarde voor alle vredesonderhandelingen. Tegelijk mist hü in miïne rede de Duitsche vredesaanbie- dïnven. Te onderhandelen over vredesaan- biedingen, die van de andere zijde worden gedaan, daartoe is ieder bereid. Gesteld nu het geval, dat ik voorstelde aan Asquifh met mij de vredesmogelijkheden te onder zoeken en dat Asquith begon met zijn eisch van de volkomen en definitieve vernieti ging van de militaire macht van Pruisen, dan zou het eesnrek geëindigd ziin nog voordat het was begonnen. Op zulk eene vredesvoorwaarde blijft voor ons slechts één antwoord en dit antwoord geeft ons zv:°ard. (Luid bravo!. Wanneer onze tegenstanders het men- eremoorden en de verwoesting van Euro pa steeds verder willen Tatén goan, dan is de schuld daarvan aan hen. Wij staan onzen man. Onze arm zal uithalen tot steeds krach tiger slagen. Bii het uitbreken van den oor log herinnerde ik aan het woord van Moltke, dat wij nog eenmaal in een bïoedigen strijd zouden moeten verdedigen wat wij in 1870 hebben bevochten. Tot bescherming van or ze eenheid en vrijheid trokken wij in den strijd, de geheele natie, aaneengesloten als één man. Dit éér* geworden, vrije Duitsch land willen onso vijanden vernietigen. Dw tcrHand moet weer onmachtig worden, i's in vroegerf eeuwen, aan elke machtsr begeerte van zij c buren blootgesteld, de zondebok van Europa, fn het ontplooien van zijne economische krachten ook na den oor log eeuwig in boeien geslagen. Dat ver staan onze vijanden onder de vernietiging van de militaire macht van Pruisen. Zij zul len zich de hoofden te pletter loopen. (Bravo). Voor ons is de beteekenis en het doel van dezen oorlog, Duitschland zoo te ver sterken en te beschermen, dat niemand meer in verzoeking zal geraken, om ons te willen verdelgen, dat ieder ons recht op vrije ontplooiing onzer krachten in vreedza- men arbeid erkennen moet. (Bravo.) Dit Duitschland en niet de vernietiging van an dere volken is ons doel; het is de duurzame redding van het thans op zijne grondvesten tot wankelen gebrachte continent van Euro pa. Wat kan de vijandelijke coalitie daarte genover aanbieden? Rusland de regeling van Polen en Pinland, Frankrijk de aanspraak op die hegenomie, die onze ellende was, Engeland den toestand van scheuring en voortdurende spanning, die het evenwicht op het vasteland wordt genoemd, maar die in werkelijkheid de oorzaak is van de on noemelijke ellende, die deze oorlog over Europa heeft uitgestort. (Zeer juist.) Wanneer die drie mogendheden niet, te gen ons samenspannende, het rad der ge schiedenis eeuwen teruggedraaid hadden, zou de vrede in Europa door de kracht van een rustige ontwikkeling langzamerhand be vestigd zijn geworden. Dit te bereiken, had de Duitsche politiek zich vóór den oorlog tot taak gesteld. Wat wij beoogden, konden wij door vreedzamen arbeid bereiken, maar onze vijanden hebben den oorlog gekozen. (Inter ruptie van Liebknecht.) Nu moet de vrede van Euroga uit een stroom van tranen en bloed, uit~de graven van millioenen geboren worden. Ter verdediging trokken wij het zwaard, maar wat voorheen bestond is thans niet meer. De geschiedenis schrijdt met ijzeren schreden vooruit; terugkeeren is onmogelijk. Duitschland en Oostenrijk-Hongarije heb ben de Poolsche kwestie niet willen oprake len, maar de loop der veldslagen heeft dit vraagstuk aan de orde van den dag gesteld. Nu wacht het op oplossing en Duitschland en Oostenrijk-Hongarije moeten en zullen het oplossen. (Bravo.) De 'geschiedenis kent na zulke schokken den Status quo .ante niet. België na den oorlog zal een nieuw België zijn. Het Polen, dat de Russische tsjinownik heeft verlaten, nog haastig knevelgelden afpersend, dat de Russische kozak brandend en roovend ver liet, bestaat niet meer. Zelfs doemaieden heb ben openlijk verklaard, dat zij zich het terug keeren van den tsjinownik op de plaats, waar inmiddels de Duitsche en de Oosten- rijksche Polen eerlijk voor het ongelukkige land hebben gewerkt, niet kunnen voorstel len. Ook Asquith spreekt van het beginsel der nationaliteiten. Wanneer hij dat doet en zich Sn den toestand van den niet overwonnen en onoverwinnelijken tegenstander denkt, kan hij dan werkelijk aannemen, dat Duitschland ooit vrijwillig die volken tusschen de Balti- sche zee en de Wolhynlsche moerassen, die het met zijne bondgenooten heeft bevrijd, weder aan de heerschappij van het reactio naire Rusland zou uitleveren, om 't even of het Polen, Litauers, Balten of Letten zijn? Neen, niet voor de tweede maal mag Rus land aan de onbeschermde grens van Oost- Pruisen en West-Pruisen zijne legers laten opmarcheeren (luide toejuichingen), niet nogmaals met Fransch geld het Weichsel- land als invalspoort in het onbeschermde Duitschland inrichten (levendige instem ming). Evenmin zal iemand gelooven, dat wij in het westen land, waarop het bloed van het volk heeft gevloeid, zonder volledige zeker heid voor de toekomst prijs geven. Wij zul len ons reëele waarborgen verschaffen, dat België niet een Fransche of Engelsche vazal staat wordt en militair en economisch als voorwerk tegen Duitschland wordt ingericht (luid bravo). Ook hier doet het noodlot geen stap terug. Ook hier kan Duitschland b.v. den lang onderdrukten Vlaamschen volks stam niet weer aan de verwaalsching prijs geven (luid bravo, interruptie van Lieb knecht), maar het zal hem eene gezonde, aan zijn rijken aanleg beantwoordende ont wikkeling op den grondslag van zijne Ne- derlandsche taal en geaardheid verzekeren. Wij willen buren hebben, die niet opnieuw zich tegen ons verbinden om ons te worgen, maar met wie wij en die met ons werken tot wederkeerig nut. Waren wij vóór den oorlog België's vijanden? Werkt niet de vreedzame Duitsche arbeid en vlijt in Antwerpen zicht baar aan de welvaart van het land? Zijn wij niet gedurende den oorlog er op uit het leven van het land weer op te wekken, voor zoover de oorlog dit mogelijk maakt? De herinnering aan den oorlog zal in het zwaar beproefde land lang natrillen; maar wij zul len in het wederzijdsche belang nooit toe laten, dat daaruit nieuwe oorlogen groeien. De Russische regeering heeft, sedert de oorlog begon, zich ingespannen de Duit- schers, behoorende tot den Duitschen of den Russischen staat, te berooven en te verjagen. Het is ons recht en onze plicht van de Rus sische regeering te verlangen, dat zij dit te gen alle menschenrecht begane onrecht weer zal goedmaken en voor onze vervolgde en gepijnigde landslieden den v.eg uit de Rus sische slavernij zal openen. (Bravo). Het Europa, dat uit deze monsterachtigste van alle krisissen zal opstaan, zal in vele opzichten niet op het oude gelijken. Het ver- j goten-bloed komt nooit terug; het vernielde goed komt slechts langzaam terug. Hoe het ook zal zijn, het moet voor alle volken, die het bewonen, een Europa van vreedzamen arbeid zijn. De vrede, die dezen oorlog zal beëindigen, moet van duur zijn, niet de kiem van nieuwe oorlogen, maar van de definitie ve, vreedzame organisatie van de zaken in Europa in zich dragen. (Bravo, interruptie van Liebknecht.) Met onze bondgenooten zijn wij in eene lange strijdgemeenschap steeds nauwer sa mengegroeid. (Bravo.) Op de trouwe' krijgs- kameraadschap moet en zal eene arbeidsge meenschap des vredes volgen in dienst van de economische en cultureele welvaart van de steeds vaster verbonden volken. (Leven dige instemming.) Ook hier gaan wij andere wegen dan onze tegenstanders. Engeland wil ook met het sluiten van den vrede den oorlog niet laten ophouden, maar den han delsoorlog met verdubbelde kracht tegen ons voortzetten. Eerst moeten wij militair, dan economisch vernietigd worden. Overal bru tale vernielings- en verwoestingswoede, een vermetele wil om in teugellooze heersch- zucht een 70 millioenenvolk tot lamheid te slaan. Ook deze dreigementen zullen te niet gaan, maar de vijandelijke staatslieden mo gen indachtig zijn, dat hoe heftiger hun ne woorden zijn, des te scherper onze sla gen zijn. Wanneer wij over Europa heen zien, dan verdedigden onze soldaten en landslieden, afgesneden van alle verbindingen met het moederland, taai onze koloniën. Zij betwis ten nog thans den vijand eiken voet Oost- Afrikaanschen grond. Maar het eindlot van onze koloniën zal niet daar maar, zooals Bis marck zeide, op het continent beslist wor den. Onze overwinningen op het continent zullen ons onze koloniale bezittingen weder verschaffen en voor den onverwoestbaren Dutischen ondernemingsgeset eene nieuwe, /ruchtbare werkzaamheid in de wijde wereld openen. (Levendige instemming.) Zoo zien wij met klimmend vertrouwen de toekomst vrij en open tegen, niet in zelf overschatting en zelfbedrog, maar met dank aan onze krijgers en in heilig geloof in onze toekomst. Bij den vijand stapelen zelfbe goocheling, grimmige haat en volksbedrog zich bergenhoog op. De staatslieden verzin nen telkens weer wat nieuws, opdat het volk niet uit den ban zal geraken. Wij hebben geen tijd voor rhetoriek. Sterker is de macht der feiten, die wij voor ons laten spreken. Tot de feiten, waarmede wij te rekenen hebben, behoort ook het verschil in doel, dat wij en dat onze vijanden aan dezen oorlog stellen. Van alle oorlogvoerende mogend heden is Duitschland de eenige, die door de vijanden bij monde van hunne regeerders met vernietiging en versnippering van het rijk en verplettering van de kern zijner mili taire en economische macht wordt bedreigd. De krachten, die voor den oorlog de coalitie tegen ons tot stand brachten, namelijk ver overingszucht, zucht naar revanche, naijver van de concurrenten op de wereldmarkt, zijn ondanks alle nederlagen, nog steeds van in vloed op den oorlog. In dit algemeene oor logsdoel zijn Petersburg, Parijs en Londen nog steeds eensgezind. Tegenover dit feit stellen wij het andere feit, dat toen deze ramp over Europa losbrak, wij, anders dan in 1870, toen aan iederen Duitscher de oude rijksstanden en het keizerschap als de na tuurlijke prijs der overwinning voor oogen stonden, thans slechts één doel hadden: ons te verweren, de tegenstanders buiten onze grenzen te houden en hen te verdrijven uit de streken, waar zij hun verdelgingswoede zoo monsterachtig aan den dag hadden ge legd. Wij wilden dezen oorlog niet; wij hadden geen behoefte onze grenzen te veranderen, toen hij tegen onzen wil ontbrandde; wij bedreigden geen volkeren met vernietiging van hun bestaan en uitroeiing van hun na tionale wezen. Wat geeft ons kracht, in het eigen land de afsluiting van den wereldhan del en de zee, en daar buiten een over macht van vijanden te weerstaan, te volhar den, verder te strijden en te overwinnen? Wie kan in ernst gelooven, dat roofzucht onze stormcolonnes bij Verdun bezielt en hen steeds tot nieuwe heldendaden drijft? Of zou het volk, dat aan de wereld zooveel geestelijke goederen geschonken heeft en gedurende 44 jaren lang het meest vrede lievende van alle natiën was, zich in den nacht in Barbaren en Hunnen veranderd hebben? Neen, dat zijn verzinsels van het kwade geweten van hen, die aan dezen oor log schuldig zijn en over hunne macht in het eigen land bezorgd waren .(Zeer juist interruptie van Liebknecht). De laatste vondst van dezen moedwil, om ons te belasteren, is het verhaal dat wij ons na dezen oorlog daar ginds op het vaste land van Amerika zullen werpen, om waar schijnlijk Canada als eerste provincie te veroveren. (Vroolijkheid). Bedaard leggen wij ook dit allerdwaasste van alle zinzinsels ter zijdedit is even zeer een sprookje als de beweringen, dat wij op Brazilië of andere streken in Zuid- Amerika loeren. Om ons bestaan, om onze toekomst strijden wijniet om een vreemd stuk land bloeden en sterven daar buiten Duitschlands zonen. Omdat ieder onzer dit weet, daarom zijn wij in onze harten en nie ren zoo sterk. Toen ik de laatste maal In het hoofd kwartier was, stond ik naast den keizer op dezelfde plaats, waarheen ik juist een jaar geleden Zijne Majesteit ook had vergezeld. De keizer herinnerde daaraan en wees diep bewogen op den geweldigen omme keer, dien wij sintsdien beleefd hebben. Toen stonden de Russen bij de Karpa- thende droorbraak bij Gorlice had nog niet plaats gehad, terwijl het offensief van Hindenburg nog niet begonnen was. Thans zijn wij diep in Rusland gedrongen. Destijds liepen de Engelschen en Fran- schen storm op GaÜipoli, ten einde den Balkan tegen ons op te zetten. Thans staat Bulgarije vast aan onze zijde. (Bravo). Toen moesten wij in Champagne den vij and afweren; nu donderden, terwijl de kei zer sprak, onze kanonnen voor Verdun. De diepste dankbaarheid jegens God, le ger en volk, vervulde het hart van den keizer. Mij kwamen de buitengewone pre staties van leger en vloot in dit jaar sterker en aangrijpender dan ooit voor den geest. In dit ernstige tijdsgewricht dragen wij bij onzen gemeenschappelijken arbeid een dubbele verantwoordelijkheid. Geen andere gedachte houdt ons bezig dan de vraag Hoe helpen en steunen wij onze soldaten het best, die daar buiten hun leven voor het vaderland in de bres stellen. Eén geest en één wil leidt hen allen. Deze ons allen vereenigde geest zal ook ons leiden, hij zal over den strijd der vaders heen, onze kin deren en kleinkinderen naar een krachtige en vrije toekomst brengen. (Levendige, aanhoudende toejuichingen en handgeklap aan alle kanten in het Huis. Interrupties van Liebknecht werden door dikwijls zeer opge wonden tegenuitroepen uit het Huis ge smoord). Na den rijkskanselier was de eerste spre ker Spahn (centrum). Hij dankte den rijks kanselier voor zijne verklaringen, in het bij zonder voor hetgeen hij ons voorstelde als het vredes-doel. Wij konden den oorlog niet verhinderen en kunnen dien niet beëindigen. De beslis sende zege is nog niet behaald. Onze vijan den hebben op de Parijsche conferentie maatregelen genomen om ons te vernieti gen. Ik ben het met den kanselier eens, dat Rusland en Frankrijk zoolang niet opnieuw tegen ons in beweging zullen komen, als wij en Oostenrijk een ondoordringbaren muur vormen tegen den schok der Russen-massa. President Wilson spoorde in zijne procla matie van 23 Augustus 1914 het Amerikaan sche volk aan naar den geest en in zijne da den neutraal te zijn, maar op deze woorden zijn geene daden gevolgd. (Levendige bijval.) Wij wilden geen veroverings-oorlog, maar thans moeten wij onze grenzen verbeteren. De tegenstanders mogen in politiek en mili tair opzicht niet onaangetast blijven. Met Oostenrijk-Hongarije moeten wij tot een duurzame levensgemeenschap komen. (Bij val.) Onze economische basis moet ten be hoeve van ons zelfbehoud in de mededin ging van 't buitenland breeder worden, wij hebben daarvoor een grooteren gebiedsom vang noodig, dan het Duitsche rijk thans aanbiedt. (Bijval.) Deze ons opgedrongen oorlog moet onze wereldpositie verzekeren. (Levendige bijval.) Ebert (sociaal-democraat) verklaart: De kanselier heeft den toestand helder uiteen gezet. De vredes-debatten in de Rijksdag zitting van 9 December vonden bij de vijan den geen weerklank. De verklaring van den rijkskanselier, dat hij bereid was vredes- aanbiedingen te behandelen, werden te Lon den, Parijs en Petersburg met oorlogsfanfares beantwoord. De laatste Parijsche conferentie bekrachtigde opnieuw den vernietigingseisch van den vijand. Dat is zuiver waanzin. Nie mand kan, na de ervaringen van dezen oor log, met het ten onder brengen van Duitsch land rekenen. Wij betreuren diep, dat ook de socialisten in het buitenland geene vredesneigingen toonen. Tot zoolang staan wij ter verdediging van het vaderland, (levendige bijval) en met de verdediging van het land beschermen wij te gelijker tijd de levensbelangen van de Duitsche industrie en verdedigen wij ons zelf (hernieuwde bijvalsbetuigingen). Even be slist keeren wij ons tegen het streven om vreemde landen te verkrachten. Onze mili taire toestand is gunstiger dan ooit te voren. Des te meer kan ik, zonder vrees van ver keerd begrepen te worden, den wil mijner partij te kennen geven, die een vrede ver langt, welke aan Duitschland de onafhanke lijkheid verzekert, het rijk ongeschonden laat en aan de economische ontwikkeling hare vrijheid verzekert. Wanneer wij het Engelsche uithongerings- systeem met den duikbootoorlog beantwoor den, dan mag niemand zich daarover bekla gen. (Bijval). Engeland gebruikt het buit- recht ter zee, zonder verschooning. Daarte genover is de duikbootoorlog slechts een maatregel tot zelfbehoud, waarbij de rechten der neutralen met de meeste nauwgezetheid moeten geëerbiedigd worden. Daaraan be antwoord het voorstel der commissie in zake de duikboot-kwestie; voor ons geldt hier een zaak Yan noodweer. Londen, 5 April. (R.) Lloyds bericht, dat het Britsche stoomschip Burdur in den grond is geboord. Van de bemanning is één persoon verdronken en zijn 27 aan land ge bracht. Het Spaansche stoomschip Vigo is !n den grond geboord door een torpedo, die een Duitsche duikboot heeft gelanceerd in de golf van Biscaye op honderd mijlen afstand van Ouessant. De bemanning werd in een boot op goed geluk weg gestuurd en na 24 uren opgepikt door een Britsch stoomschip, dat haar in Gibraltar aan land zette. Kopenhagen, 5 April. (W. B.) Vol gens de Berlingske Tidende werd de naar Amerika onderweg zijnde briefpost, die zich aan boord bevond van het stoomschip Fre- derik VIII, door Engeland in beslag geno men. De Britsche regeering beweert, dat zij het recht heeft de briefpost te onderzoeken, maar niet voornemens is censuur uit te oefe nen. Engeland beroept zich er op, dat Duit sche oorlogsschepen postbooten in den grond hebben geboord en brievenmalen op neutrale schepen in beslag hebben geno men. De bewering echter, dat zulke macht- misbruiken hebben plaats gehad, rechtvaar digt geenszins machtsmisbruik bij de geallieerden. Er kan geen twijfel over be staan, dat de inbeslagneming van de brief post op neutrale scheden naar neutrale ha vens niet in overeenstemming is met de Haagsche conventie. De bewering,' dat daar mee het smokkelen moet worden verhinderd, schijnt bij uitvarende stoomschepen zooals de Frederik Vin geheel onverklaarbaar. J -- Rome, 5 April. (R.) De minister van oorlog, generaal Zupelli, die wenscht in den actieven dienst terug te keeren, heeft zijn ontslag genomen. Generaal Morrone is in zijne plaats be noemd. Rome, 5 April. <W. B.) Bij koninklilk besluit is bepaald, dat de inschrijving van de lichting 1897 dit jaar zal beginnen. Een tweede besluit beveelt, dat de manschappen van de lichtingen 1882 tot 1885 en 1895, die ongeschikt verklaard zijn voor den dienst, aan een nieuw onderzoek zuilen worden on derworpen. Berlijn, 5 April. (K. N.) Groot Ber- lijn zal met ingang van 15 April zijne vleeschkaarten hebben, waarschijnlijk 150 gram per hoofd en per dag. Berlijn, 5"ApriL (K. N.) Volgens te Stockholm ontvangen bladen uit Riga, werd het hoofd der evangelische kerkelijke ge meente en superintendent-generaal van Lyf- land Hoettens naar Irkoetsk verbannen.- Mexico. San Jeronimo (Chihuahua), 5 April. (R.) 200 Amerikaansche cavalleristen ver sloegen den len April eene strijdmacht van gelijke sterkte van aanhangers van Villa bij Agua Scalientes en doodden een dertigtal. De Amerikanen leden geene verliezen. Villa was bij dit gevecht niet tegenwoordig. Kameroverzicht Tweede Kamer. Ouderdomsrentewet. Bij de algemeene beschouwingen zet de heer De V i s s e r (C. H.) in de zitting van Woensdag zijne rede voort. Zijne hoofdbe denking tegen het ontwerp is dat 't in strijd is met de historische ontwikkeling van ar menzorg en met de bestaande Armenwet, die particuliere en kerkelijke armenzorg op den voorgrond stellen. Staatspensioen verschilt in wezen niet van armenbedeeling; de Ar menwet evenwel stelt de honorabilïteit van den arme op den voorgrond, terwijl het ont werp allen over één kam scheert en daar door vernederend is. Het ontwerp verbreekt t compromis van 1912 en denigreert particu liere en kerkelijke armenzorg ter wille van staatsarmenzorg. Hij zal vooral daarom stemmen tegen het ontwerp, dat anti-sociaal, anti-kerkelijk en anti-nationaal is. De heer Kooien (R. K.) betoogt even eens, dat het ontwerp strijdig is met de be ginselen der Armenwet en wijst er voorts op, dat door uitsluiting van bedteelden even eens strijd bestaat met het uitgangspunt der regeering, die scheiding van loonarbeiders en n iet-loonarbeiders door de w et-Talm a o biHijk achtte. De naam ouderdomsrente niet juist: hij moest ouderdomsondersi rang zijn. Spr. betoogt, dat 't de schuld der regco ring is, dat propaganda voor Staatspensi op grond van de werking van art. 369 t Invaliditeitswet zulk een weltoebereiden fc dem vindt. Hij heeft overwegend bez.v/i tegen uitvoering van de wet door de gemc - tebesturen en acht 't onverantwoordelijk '2 hooge kosten der wet op de schouders der belastingplichtigen te leggen. De heer Snoeck Henkemans (C. H.) zou het voorstel bruikbaar achten in een achterlijk land, dat goede armenwet-ms; lingen voor ouden van dagen en een goeds wet als de invalkHteitswet-Talma zou missen. Het ontwerp stelt eene premie op de zorge loosheid, fs dus anti-sociaal, is ook anli- economisoh omdat 't een betere belooning, aan de arbeiders eer zal tegenwerken dan bevorderen. De heer de Mura 11 ontkent, dat het Staatspensioen van socialistische oorsprong zou zijn en verwacht er groote opvoedende kracht van. Te vier uur werd de vergadering verdaagd tot Donderdag half twaalf. Berichten. De Staatscourant van Woensdag 5 April bevat o. a. de volgende Koninklijke besluiten: benoemd voor 1 jaar tot agent der Rijks verzekeringsbank J. Ypelaar, oud-officier- machinist 2e klasse bij de marine, wonende te Groningen; bevorderd tot adjunct-commiet bij het agentschap van het Ministerie van Finan ciën en de directie der Grootboeken G. Dek ker en J. C Rol, beiden klerk; benoemd tot directeur van de gevange nissen te Roermond H. J. Ramaker, thans directeur van het Huis van Bewaring, te vens hulpstrafgevangenis aldaar; benoemd tot directeur van het post- en telegraafkantoor te De Rijp A. den Haan, commies-titulair der posterijen en telegra fie; tot directeur van het post- en telegraaf kantoor te Oude Tonge H. F. van Beuke ring, commies der posterijen en telegrafie 2e klasse; eervol gepensionneerd wegena llchame- lijke ongeschiktheid S. C van Leersum, laatstelijk onderwijzeres le klasse In ïndië. De heer H. Spakler, benoemd tot con sul-generaal van Nederland te New-York,- ii van Singapore, waar hij laatstelijk consul- generaal was, hier te landt aangekomen. Hij vertoeft te Amsterdam. Mr. Smeenge, die gisterenmid dag de vergadering van de Tweede Kamer kwam bijwonen, werd door vencheidene leden gelukgewenscht met de viering van zijn 30-jarig Kamerlidmaatschap voor MeppeL Ou d-M inister Col ij n. Het be richt aangaande het voorgenomen vertrek van den heer Colijn in het volgend jaar naar Londen moet, naar ons van bevoegdt

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 2