14de Ja< rgang.
„DE E EM LAN DER".
Donderdag 13 April 1916.
~B UITEN LAND.
""feuilleton.
SOLEDAD.
N° 245
F. A. EBBINGE WUBBEN.
Hoofdredactie: j Mr Q VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
Far t maanden »oor Amersfoortt I.®®.
Idem franco per post
P#I week (met gratia vorzokonng tegen ongelukkon)
Aftonderlijke nummers
Wek.lukach bijvoegail ,De BMaadach. BuisvrciuT fonder
redactie ran Thérèae Horen) pet 8 mod. SO els.
Wekelijksob bijroegael .Pah mt ma' per 8 mnd. 40 Cli.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT I.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
ADVERTENTIE N:
t
'.SO.
O.IO.
PRIJS DER
Van 1—5 regel»..
Elko regel meer
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooiuitbotaling.
Grooto lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bodrijt bestaan zeer voordeolige bepalingon
tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnomont.
Eeno circulaire, bevattende de vo irwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Verbetering van Onderwijzer»'
salarissen.
Het is een algemeen bekend feit, dat de
önderwijzerssalarissen in ons land zeer laag
fijn, schandelijk laag zelfs. Zelfs in een
plaats als Den Haag, waarheen de onderwij-
fers en schoolhoofden uit de kleine steden
en van het platteland als naar een dorado
opzien, is het inkomen van de opvoeders on-
xer jeugd veel en veel lager dan in soortge
lijke plaatsen in het buitenland.
De studie van den onderwijzer, niet het
minst de voorbereiding voor de hoofdacte is
moeilijk en van vrij langen duur, de taak
van den volksopvoeder is goed vervuld
zwaar en legt groote verantwoordelijkheid
op, van den onderwijzer wordt geëischt en
terecht, dat hij op de hoogte is van de ont
wikkeling van het maatschappelijk leven,
waarvan hij een der leiders is.
En ondanks dit alles kan het salaris van
de onderwijzers niet alleen niet vergeleken
worden bij dat wat genoten wordt door In-
tellectueelen wier studietijd niet langer was,
wier taak minder zwaar en minder verant
woordelijk is, het is zelfs niet meer gelijk
aan wat b.v. in doorsnee een boekhouder of
handelsreiziger verdient Ja in talrijke ge
vallen blijft het onderwijzers-salaris bene
den het loon van den geschoolden arbeider.
Behoeft het betoog hoe schadelijk dit te
kort aan een behoorlijk loon werkt op het
onderwijs? Is het noodig, aan te toonen hoe
de onderwijzers steeds meer gedwon
gen worden tot het zoeken van bijverdien
sten, waardoor hun kracht onttrokken wordt
aan hun eigenlijke werk? Kent niet ieder uit
zijn eigen omgeving de schromelijke gevol
gen van het steeds stijgend „verloop" der
onderwijzers, op het platteland vooral, die
naar de groote steden trekken of het onder
wijs vaarwel zeggen om een betrekking van
anderen aard, die alt ij d meer sa
laris geeft, te aanvaarden?
Niemand weerspreekt het feit.
Schier, algemeen voelt men de noodzake
lijkheid om verbetering aan te brengen,
diep-ingrijper.de verbetering.
En echter gebeurt er schier niets.
Zeker vele gemeentebesturen zijn ln ge
breke, maar het is dikwijls ook begrijpelijk,
dat in plaatsen waar de Hoofdelijke Om
slag reeds zeer hoog is opgevoerd men niet
durft over te gaan tot een afdoende verbe
tering der onderwijzers-salarisseif. Ook in
gemeenten waar sociaal-democraten de
meerderheid hebben is dit gebleken.
De oplossing moet van den Staat komen
door een beduidende verhooging van alle
minima."
Nu weet ik wel, dat de plaats van den
onderwijzer in de samenleving door een
volkomen gewijzigde opleiding, door een
totaal herzienen grondslag van salarieering
enz. zal moeten worden veranderd. Ik weet
ook, dat ontwerpen van wet in deze rich
ting in voorbereiding zijn, in vergevorder
den staat van voorbereiding zelfs.
Edoch, onze wetgevende molen maalt
langzaam. En de nood nijpt te zeer dan dat
leniging zou kunnen komen door een ver
wijzing van regeering of volksvertegen
woordiging naar plannen, die aanhangig zijn
of aanhangig zullen gemaakt worden.
Zeker, spoedige doorvoering van een
breedopgezette hervorming van ons volks
onderwijs is noodzakelijk. Maar in afwach
ting daarvan moet, en ten spoedig-
s t e een verhooging der minima met ten
allerminste 100 gulden worden gegeven.
Noodwetten kunnen, het is gebleken,
spoedig tot stand komen. En het geldt hier
een noodwet in den vollen zin des woords.
En de duartetoeslag? zoo vraagt gij. Die
is voor de onderwijzers volkomen zonder be-
teekenis. Een tweehonderdtal onzer volks
opvoeders zal er van „profiteeren". En hoe
dan nog.
Voor het geheele corps Nederlondsche
onderwijzers, openbare en bijzondere, zal
de duurtetoeslag in den tegenwoordigen
vorm, schrik niet lezer, pl.m. 12000 he-
dragen. Eén gulden per hoofd ongeveer. Is
het wonder dat de door 3000 onderwijzers
bezochte vergadering, welke Zondag in Den
Haag werd gehouden voor dezen aalmoes
heeft bedankt? Bedankt met het fiere woord
er bij: als er in onze kringen zijn die de
zen toeslag niet kunnen missen, laten zij
zich tot de eigen organisatie wenden, dan
zal de Bond hem geven uit zelf bijeen ge
bracht geld.
Wil de duurtetoeslag ook voor de onder
wijzers iets beteekenen, dan zal de grond
slag ervan evenzeer moeten gewijzigd wor
den als het bedrag.
Voorziening en dan nog slechts tijde
lijke voorziening in den misstand kan
alleen komen van een algemeene salaris-
verhooging.
De nood van onze volksopvoeders klemt,
de eisch van goed onderwijs verplicht tot
daden.
P. D. A. C. K.
Politiek Overzicht
Het Duitsche doel van den
wereldstrijd.
Uit den slag in zijn duel met den Duit-
schen rijkskanselier, waartoe de Britsche
eerste minister heeft uitgehaald in de Maan
dagavond door hem gehouden rede, dient
één punt nog naar voren gebracht te wor
den: namelijk het antwoord, dat hij gaf op
wat de kanselier in den rijksdag heeft ge
zegd over het toekomstige lot van België en
van Polen, waarover bij den vrede, die de
zen wereldstrijd zal beëindigen, zal moeten
worden beslist. Dat antwoord was met bij
tenden spot gedrenkt; het hield in, dat het
cynisme moeielijk verder kan gaan, dan dat
Duitschland onder de mogendheden degene
is die zich er voor moet spannen, om aan de
ve-schillende rassen de kans van vrije ont
wikkeling te verschaffen langs de lijnen van
hunne moedertaal en hunne nationale indi
vidualiteit. Er werd herinnerd aan de po
gingen om Pruisisch Polen te germaniseeren,
die gedurende de laatste twintig jaren het
volhardende doel en de kolossale m'slukking
waren van de Pruisische binnenl; Jsche poli
tiek. Waf België betreft werd gevraagd: Hoe
denkt het Vlaamscha ras over het vooruit
zicht, door den kanselier geopend aan de
Vlamingen op samenwerking als buren met
de Duitschers, die hunne kerken verbrand
den, hunne steden plunderden, hunne vel
den verwoestten, hunne vrijheden met voe
ten traden?
Inderdaad heeft Duitschland in het begin
van den oorlog door zijn inval in België en
door de wijze waarop het daar heeft huis
gehouden, een zware schuld op zich gela
den. Het zal geen gemakkelijk werk zijn die
schuld te delgen. De schok, die is toege
bracht aan het geloof in de „deuische
Treue", zal nog lang natrillen. Maar wan
neer Duitschland, nadat de vrede zal zijn
hersteld, zich aan het werk zet om in de
lijn, die door den rijkskanselier werd aan
gegeven, tegenover België goed te maken
wat het heeft misdreven, dan kan men de
mogelijkheid niet op zijde zetten, dat ook hier
de oude waarheid zich zal bevestigen, dat
veel vergeven zal worden aan dengene, die
veel gezondigd heeft. Voor België moet men
inzonderheid hopen, dat spoedig de vrede
zal hersteld worden, opdat de beide oorlog
voerende partijen in staat worden gesteld
de schoone beloften, die zij om strijd aan
België doen en die ook in de redevoeringen
van Asquith en Bethmann Hollweg zijn ver
meld, in daden om te zetten.
Ook is het feit juist, waaraan de Britsche
eerste minister herinnert, dat de pogingen
om Pruisisch Polen te germaniseeren, die
jaren achtereen zijn voortgezet, bittere ont
stemming hebben teweeg gebracht onder de
bevolking van Poolschen stam in Duitsch
land. Maar dat is geschied in den tijd vóór
den oorlog. Die tijd i3 nu voorbij. „Polen
na den oorlog zai^en ander, nieuw Polen
zijn", heeft de rijkskanselier gezegd. Voor
de beoordeeling van wat de toekomst aan
Polen zal brengen, kan het in 't verleden
gebeurde niet als maatstaf dienen. Het ver
leden steunde op de ln het laatst van den
16e eeuw door Rusland, Pruisen en Oosten
rijk gezamenlijk volbrachte onderlinge
verdeeling van Polen. Maar de toe
komst staat onder het teeken van
de herleving van Polen als zelf
standige staat onder de auspices van
Duitschland en Oostenrijk als bolwerk tegen
Rusland.
Een opmerkelijk getuigenis hoe de Po
len zelf hierover oordeelen, levert een arti
kel van den Poolschen afgevaardigde van
de Russische rijksdoema Michaël Lempicki
in de Neue Freie Presse, waarin wordt ge
zegd:
„De Poolsohe kwestie moet door den oor
log aan de orde komen, want zij drukt op
Europa sedert het verdwijnen van den Pool
schen staat. Zij is een van de gewichtigste
oorlogsoogmerken en eene noodzakelijke
voorwaarde van den duurzamen vrede in de
toekomst. De invalspoort, die door de ver
deeling van Polen zich voor Rusland geopend
heeft, moet weder gesloten worden, want an
ders zal er geen duurzame vrede zijn. De
verzekering -> den rijkskanselier, dat de
centrale r idheden de Poolsche kwestie
gemeenschappelijk zullen oplossen, geeft aan
de Polen den waarborg, dat deze oplossing
zal geschieden in overeenstemming met
hunne rechtmatige levensbelangen. Oosten-
rijk-Hongarije en Duitsohland voeren den
strijd gemeenschappelijk; zij hebben gemeen
schappelijk het Poolsohe gebied van de Rus
sen bevrijd en zullen dus ook gemeenschap
pelijk de Poolsche kwestie oplossen. Bij de
nauwe betrekkingen tusschen deze beide
mogendheden spreekt het van zelf, dat de
oplossing in dezen zin identiek zal zijn en
dat dus de Duitsche oplossing geene andere
kan zijn dan <le Oostenrijksche. En dit maakt,
da* wij Polen, die niet alleen in het verleden
van Oostenrijk-Hongarije, maar ook in de
geheele structuur van de monarchie eene
niet te overtreffen garantie voor ons streven
zien, in de aankondiging van den Duitschen
rijkskanselier eene ware heilsboodschap be
groeten."
Zoo wordt In Polen zelf, door de naastbe
trokkenen dus, de zaak beoordeeld. Men
richt daar met blijde verwachting het oog op
de toekomst en laat het verleden rusten als
iets, dat zijn tijd heeft gehad en heeft afge
daan.
De oorloq.
B e r I ij n, 12 April. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groote
hoofdkwartier van heden voormiddag.
Bij La Boisselle, ten noordoosten van Al-
bert, bracht eene kleinere Duitsche afdee-
ling van eene nachtelijke onderneming te
gen de Engelsche stellingen zonder eigen
verliezen 29 gevangenen en een machine
geweer terug.
Ten westen van de Maas vielen de Fran-
schen vruchteloos onze liniën ten noord
oosten van Avocourt aan. Voor het overige
bepaalden zij zich tot een levendig vuren
van hunne artillerie.
Op den oostelijken oever brachten drie
door een hevig vuur voorbereide tegenaan
vallen op de Cote de Poivre den vijand
slechts groote verliezen, maar geene voor-
deelen. Twee malen konden de stormtroe
pen ons spervuur niet overwinnen. De derde
aanloop zakte voor onze versperringen ge
heel ineen in ons machinegeweervuur. In het
Caillettebosch wonnen wij tegenover de
taaie verdediging voet voor voet eenigen
grond.
In den luchtstrijd werd een Fransch jacht
vliegtuig bij Ornes (in de Woëvre) neerge
schoten. De bestuurder was dood.
P a r ij s, 12 April. (Havas). Namiddag
communiqué.
Op den linker Maasoever deden de Duit
schers in den morgen een aanval met ge
bruikmaking van brandende vloeistoffen op
de Fransche stelling in het Bois de Cauret-
tes tusschen den Mort-homme en Cumières.
De Duitschers werden overal teruggeslagen.
Aah den rechter oever van de Maas was
eene groote artillerie-werkzaamheid. Tus-
schen Douaumont en Voux hernieuwden de
Duitschers in den loop van den nacht hun
ne aanvalspogingen niet. Het bevestigt zich,
dat gisternamiddag om vier uur een zeer
hevige aanval tegen dezen sector wercf
gericht, die door de Franschen werd terug
geslagen. De verliezen waren non Duitsche
zijde bijzonder hoog.
Par ij s, 12 April. (R.). Avondcommiu
niqué.
Bewesten de Maas was een aanhoudend
hevig bombardement van hoogte 304, den
omtrek van Esnes en den Mort-homme. Ten
oosten van de Maas was een middelmatige
artillerie-werkzaamheid. Er was geene infon-
terie-actie In den loop van den dag.
Onze artillerie was werkzaam in de streek'
van Langemarck (België). Ons vernielings-
vuur ontredderde loopgraven ten westen van
Parvillers in de streek van Roye. Wij blie
zen vier tegenmijnen op in de Argonne cn
bezetten na een granaatstrijd de zuidelijke
randen van twee mijntrechters.
Londen, 1 2 A p r i 1. (R.). Communiqué
van het Britsche hoofdkwartier.
Wij deden een geslaagden inval in vijan
delijke loopgraven bij Richebourg en Lnvoue
een doodden daarbij tien Duitschers.
De vijand deed gisteravond drie achter»
eenvolgende malen aanvallen ten westen voa
den weg PilcfcemYperen. Bij den eersten
aanval kreeg hij voet in de loopgraven, maar
werd er spoedig weer uit verdreven; de berde
andere aanvallen werden teruggeslagen. De
vijand liet 25 dooden voor het front van
onze loopgraven; drie man werden gevangen
genomen. Wij bombardeerden vijandelijk»
loopgraven in die streek.
Heden was er belangrijke artillerie-arbeid
ten noordwesten van Wytschaete en eentg
granaatvuur in de buurt van Souchez, Ca-
rency en Calonne. Er was hevig vijandelijk
granaatvuur achter Saint-Eloi, maar weinig
vuur op de frontlijn en de trechters.
Het is nu vastgesteld, dat de dapper strij
dende Canadiërs verleden week zware vei*
liezen toebrachten aan den vijand.
B e r 1 ij n, 12 April. (W. B.) Bericht van
het opperste legerbestuur uit het groote
hoofdkwartier van heden voormiddag.
Bij Karboenowka, ten noordwesten van
Dunaburg, werden nachtelijke aanvallen va»
verscheidene Russische compagnieën afge
wezen.
Weencn, 12 April. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
Op het Russische oorlogstooneel is niet»
van belang gebeurd.
Petersburg, 12 April. (Tel.-agenfc
schap.) Communiqué van den grooten gen»»
ralen staf.
Aan de Dwina en ten zuiden van Dwinsk
was hier en daar geweer- en artillerievuur.
Het vijandelijk geschut bombardeerde giste
ren herhaaldelijk het brughoofd van ïks-
kull. In de streek van Lubin, ten zuidwesten
van Pinsk, werden eenige geslaagde gevech
ten geleverd met Duitsche verkenners. Ten
noorden en ten zuiden van het station Olyk
Een naief mensch is onbewust een wijs
geer.
Roman uit het Spaansch van
A. PALACIO VALDèS.
42
„Ik kan niet meer", antwoordde ze gemaakt
kwijnend. „Ik heb gedanst als een razende."
„Wil dat zeggen dat je je afspraak niet
houdt?"
„Loop heen, natuurlijk wel."
„Dus over een half uur kom ik aan je raam."
„Over een half uur wacht ik je. En ze zagen
elkaar half spottend, half verliefd aan Maar
toen hij het hoofd omkeerde en Antonio met
Maria hetzelfde zag doen was zijn goéde bui
eensklaps over. Hij werd plotseling ernstig,
niet omdat de waarzegster hem iets aanging,
maar eerder over de onbeschaamdheid van
Antonio. Hij naderde het meisje al vloekend.
Antonio die zijn woedend gezicht zag, haastte
zich naar Soledad te gaan, die het voorgeval
lene ook drommels goed gemerkt had en het
hem ook voelen liet.
„Wat zei Antonio je, beste? vroeg cl majo.
„Antoniol" riep de brunette verbaasd uit.
„Wat zou Antonio me te vertellen hfbben?...
Niets."
„Maar hij sprak toch zooevcn met je."
„O, ja? Ik heb er niet eens op gelet Ik ge
loof dat hij me naar mijn neefje vroeg."
,,'t Is goed, maar een andere keer als hij
weer naar je neefje vraagt, maak dan dat ik
er niet bij ben" zei de guapo met dreigende
kalmte.
„Maria stamelde verlegen, Waarom?... Ik
begrijp je niet... God beware, je windt je ook
dadelijk zoo op...
„Laten we er niet meer over spreken. Ik heb
je nu gezegd waar 't op staat."
Hierop volgde een lange pauze.
„Verbeeld je maar niet dat ik wat om hem
geef," zeide ze eindelijk.
„Tk verbeeld me heelcmaal niets," antwoor-
de hij droogjes.
„Mijn oogen mogen uit mijn hoofd springen
en ik mag het licht van de zon niet meer zien,
ik mag van huis tot huis gaan om een aalmoes
te vragen cn in een armenhuis sterven- als ik
iets om dien man geef. Op mijn woord ik zou
nog liever voor de honden geworpen worden,
dan aan dien schaamteloozcn man denken. Ik
liet me liever in stukken snijden dan dien
ellendeling nog aan te zien. Denk er niet meer
aan want als ik het ooit in mijn hoofd krijg je
ontrouw te worden, dan zal het zijn met ieder
een behalve met hem... Is jouw persoontje niet
meer waard dan die aap? Waarom ben je toch
jaloersch? Laat Soledad maar van deze
vrucht eten. Voor mij is zij al verrot.
Velasquez kalmeerde weer onder deze ver
zekering van zijn liefje en begeleidde haar tot
dan de deur van haar huis. De zuster vai*
Maria woonde in een nauw straatje dicht bij
de cathedraal. Paca woonde een eindje ver-
Mat. Nadat ze van deze en haar man afscheid
genomen hadden gingen Soledad, Antonio en
t\yee andere paartjes door. Velasquez bleef
nog even met Maria staan praten maar ging
gauw naar huis, zeggende dat hij doodaf was
en hard naar rust verlangde. Maar waar hij
naar verlangde was naar het rendez-vous met
Mercedes.
Toen hij alleen bleef, ging hij voetje voor
voetje naar de herberg van Crisanto om den
tijd af te wachten. Even daarna kwamen
Antonio, Gregorio en eenige andere jongelui
die de meisjes naar huis hadden gebracht ook.
Men ging door met pret maken, op ruwer
wijze dan zooeven, bij gebrek aan 't vrouwe
lijk element Toen Antonio binnen kwam wierp
Velasquez hem een woedenden blik toe, die
voor deze niet onopgemerkt bleef. Hij paste er
wel op den groep, waar de majo bij was, te
naderen en na eenige oogenblikken poetste hij
onopgemerkt de plaat, en ging naar de barrio
de Vina.
Een oogenblik bleef hij staan voor 't huis
van zijn vroegere liefje, tikte aan het raam, en
wachtte. Even daarna opende zij dit met een:
„Ben jij daar onbeschaamde vlegel?"
„Hier ben ik, groen citroentje."
„Waarom, groen citroentje?"
„Omdat je voor mij zuur bent en ik mijn
hoop eiken dag groener zie worden."
„Ga toch heen, canaille. Je houdt me toch
maar voor den gek. Hoe durf je. terwijl je me
eerst als een hond behandeld hebt."
„Een schurk aan de galg is niet zoo berouw
vol als ik. Zeg me dat ik me in 't water gooi
en je zult zien, dat ik 't oogenblikkelijk doe."
„Als ik je gebood ie in wijn te verdrinken
dan zou je het zeker doen."
„Als je wist hoe groot mijn verdriet is."
„Houd je mond, leelijkerd."
„Mijn verdrieLis niets vergeleken bij dat van
een hond, dien men den staart afsnijdt."
De brunette begon te schaterlachen. liet ge
sprek ofschoon spottend, werd al hartelijker
en het duurde niet lang, of ons hondje had
vergeving gekregen van de meesteres. Het ge
fluister werd zachter. Ze waren al langen tijd
aan 't spreken, toen ze eensklaps het geluid
van wielen hoorden.
„Een rijtuig op dezen tijd?" riep Maria ver
baasd uit.
Antonio zei niets, maar keek angstig om. Na
eenige oogenblikken zagen ze een rijtuig aart-
komen, dat vlak bij hen voorbij ging. Antonio
rilde van sdhrik en zeide met nauwelijks hoor
bare stem:
„Weet je wie daar ging?"
„Wie dan?"
„Velasquez".
„Loop rond."
„Bij mijn ziel zweer ik je dat het Velasquez
Is. Ik herkende hem duidelijk
„Maar beste, je raaskalt!... Als het Velasquez
was, zou hij zeker wel stil gehouden hebben
oim met je te vechten. Je weet wel hoe hij is."
Nu, maar het was Velasquez, daar hoef je
niet aan te twijfelen." zeide Antonio al meer
en meer van zijn stuk gebracht. En hij verze
kerde het haar zoó vaak dat ze wel eindigen
moest met het te gelooven.
,,'t Is vreemd," was 't eenige wat ze er op zei.
Maria stelde Antonio voor binnen te komen:
„Vooruit, zeg kom toch binnen. Ik waag wel
veel want als mijn zuster het te weten komt zet
ze me op straat en dan zou ik aan de genade
gods overgeleverd zijn. Maar dat geeft niet,
als je maar niet ten koste van dien man last
van me krijgt. Je weet wel, welk een hect-
hoojd hij is."
Antonio had wel lust het aanbod nan to
nemen want hij was zoo bang als een wezet
Maar eensklaps herinnerde hij zich hel
rendez-vous met Soledad dat hij voor gec*
geld van de wereld voorbij wilde laten gaa»
en dit maakte dat hij weigerde. Hij deed n*
voorkomen of hij in 't geheel niet bang was.
„Als ik aanstonds weg ga komt dat niet oith
dat ik bang ben. Ik heb net zoo goed als hij
vijf vingers aan mijn hand cn een flink mes ia
mijn zak... Laat hij voorzichtig met me zijo
want als ik begin ben ik net zoo vrecsclijfc
als hij."
Hij genoot nog een oogenblik van den angst
van Maria en nam eindelijk afscheid.
Maar als men hem zag steeds de schaduw
zoekende en herhaaldelijk omkijkende zott
men niet zeggen dat hij grooten lust had 't met
iemand aan den stok te krijgen.
Velasquez had Antonio's afwezigheid in ded
winkel van Crisanto best opgemerkt. Hij wllda
hem niet volgen want hij wist zeker dat hij
van angst wcggeloopen was en dat vleide zijd
hoogmoed. Toen de tijd van het rendez-vou*
met Mettedes naderde stond hij op om heen
tc gaan maar de dronken oudjes hielden hem
tegen. De vader van Pepa luchtte zijn hart
tegenover Velasquez over zijn schoon-zoon ed
vertelde hem de duizend wreedheden waaropt
hij hem trakteeren wilde zoodra de goed»
god de zon liet schijnen. En zijn verhaal wer<J
doorspekt met de vragen;
WorcU wvolgdp