14-,t Jaaroang.
BUITENLAND.
DE TREKVOGELS
N° 287
„DE EEMLANDER".
Maandag 5 Juni 1916.
FEUILLETON.
MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie. Mf D j y^N SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF Co
ABONNEMENTSPRIJS:
{For 8 maanden voor Amersfoortf 1#00.
Idem franco per post1-50»
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) ©.ÏO»
{Afzonderlijke nummers - 0.05.
Wekelyksoh bijvoegsel „De Hollandsche üuisvrouuf* (onder
redactie van Thérèse Hoven) por 3 mnd. 5© ets.
(Wekelijksch by voegsel HPab me meS' per 8 mnd. 40 ets.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—5 rogolsf 0.50.
Elke regel moor- 0.10.
Dienstaanbiedingen 2fi oent.H by vooruitbetaling.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel on bedrijf bestaan zoor voordooligo bopalingon
tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bij abonnoinont
Eene ciroulairo, bevattend» do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving,
De Burgemeester cn Wethouders van Amers
foort doen te weten, dot door den Raod dier
gemeente in zijne vergadering van 21 Maart
1016 is vastgesteld de volgende verordening
Verordening, regelende het behouwen
van gronden in de gemeente Amers
foort, bestemd voor open bebouwing.
Artikel 1. De terreinen, gelegan langs de
Barchman Wuytierslaan te Amersfoort, die na
der op de hie-shij behoorende teekening zijn
aangeduid door eene groene kleur, zijn ter diep
te van 25 Meter, bestemd voor open bebou
wing.
Artikel 2. Ds terreinen, in art. 1 genoemd,
ii.t.Qen slechts bebouwd norden met woonhui-
i die bij eene bebouwde oppervlakte van min-
s. - iu CO M-'. op den beganen grond drie of meer
r overtrekken bevatten en verder drie ol meer
r onvertrekloen op ten minste écn verdieping,
r welke vertrekken de hoogte over de geheele
cj pervlakte ten minste 2.70 Meter bedraagt cn
ten slotte eene zolderverdieping, doorgaande
over hot geheele woonhuis.
Aon deze huizen mag goen andere bestem-
mingworden gegeven dan die van woonhuis
burgemeester en Wethouders kunnen van het
bepaalde in lid 1 vrijstelling verleenen.
Artikel 3. Op de terreinen in artikel 1 ge
noemd, mogen do woonhuizen op geen korte-
ren afstand dan 8 Meter van elkander verwij
derd gebouwd worden, met deze afwijking, dat
wel zoogenaamde dubbele villa' mogen ge
bouwd worden, mits de afstand van deze dub
bele viila's en andere dubbele villa s of enkele
Luizen niet minder dan 8 Meter bedrage.
'ong-emeester etn Wethouders 'kunnen van het
aaide in lid 1 vrijstelling- verleenen ten aan>
i van den bouw van bij woonhuizen bohoo-
i nde stallen of andere bijgebouwen.
Artikel 4. Het bepaalde in de artikelen 1, 2
en 3 is niet van toepassing ten aanzien van een
gebouw, waarin eene inrichting wordt geves
tigd, waarvoor -een Hmdea^vetsvetgvrvnirvg is
verkregen.
Artikel 5. Overtreding van de bepalingen
dezer verordening wordt gestraft
wat betreft de overtreding van eene bepa
ling, vastgesteld krachtens de Woningwet, met
hechtenis van ten hoogste twee maanden of
idboete van ten hoogste driehonderd gulden
wat betreft de overtreding van eene bepa-
vastgesteld krachtens do Gemeentewet,
i hechtenis van ten hoogste 6 dagen of geld-
- ^te van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 6. De bestuurders van een rechtsper
soon zijn ten aanzien ven de naleving van de
bepalingen dezer verordening door dien rechts
persoon aansprakelijk.
legen den bestuurder van wien blijkt, dat de
overtreding buiten zijn toedoen is gepleegd,
wordt geen straf bedreigd.
Artikel 7. Deze verordening- treedt in werking
op tien dag harer afkondiging.
Alsdan vervalt de „Verordening regelende
et bebouwen van gronden in dc gemeente
ersfeort, bestemd voor open bebouwing".
a gesteld bij Raadsbesluit van 23 Februari
1909, No. 56, gewijzigd bij Raadsbesluiten van
30 April 1912, No 169 en 27 Juli 1915, No.
331.
Ziinde deze verordening aan de Gedeputeer
de Steten van Utrecht volgens hun bericht van
den 22 Mei 1916, 3e afdeeling, No. 1099/1004,
in afschrift medegedeeld.
Zijnde deze verordening door de Gedeputeer
de Slaten van Utrecht bij besluit van den 22
Mei 1916, 3e afdeeling no. 1099/1091, goedge
keurd.
Bn is hiervan afkondiging, geschied, waar het
behoort den 3. Juni 1916.
De Burgemeester cn Wethouders voornoemd
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. v. RAND WIJ CK
Nabetrachting over den
Gemeenteraad.
Een gedenkwaardige zitting is het Vrij
dagavond van den Gemeenteraad geweest.
Daar toch zijn zeer belangrijke besluiten
genomen, welke van grooten invloed zullen
zijn op de toekomst van Amersfoort.
Jaren en jaren zijn we hier bestuurders
gewend, die de zaken loopende hieldende
heer Hofland herinnerde niet onaardig den
heer Gerritsen aan uitlatingen van hem
daaromtrent. Begrijpelijkerwijs wordt daar
over echter in den Raad altijd gezwegen.
Maar hier mag het wel eens gezegd worden,
dat thans in Amersfoort veel moet gedaan
worden, omdat voorheen zooveel is nage
laten, zoodat Amersfoort vrijwel onder de
„doode steden" werd gerangschikt. Geluk
kig is er onder het huidig bestuur verande
ring gekomen en ieder, die eenig vertrou
wen in de voortgaande ontwikkeling van
Amersfoort heeft, eon vertrouwen door de
gesohiedenis der laatste jaren volkomen ge
wettigd moet het toejuichen dat ons stads
bestuur durf toont do zaken flink aan te
pakken.
Zeker zullen er ook velen zijn, vooral de
echte Amersfoorters, die bedenkelijk het
hoofd schudden, afgeschrikt als ze worden
door de groote sommen, benoodigd voor de
uitvoering der plannen. Maar laten zij be
denken, dat er een reeks van jaren zal ver-
loopen eer de plannen tot uitvoering zijn ge
komen en dat een geleidelijke afwerking de
kosten over tal van jaren zal verdeelen.
Thans gold het feitelijk niets meer dan
een beginsel-verklaring en de Raad heeft
zich hierin volkomen homogeen met B. en
W. getoond.
Dit was niet het geval bij het voorstel tot
verhooging van den gasprijs. Wethouder
Rijkens en de heer Hofland kwamen, o. i.
met gezonde argumenten, hiertegen op.
Maar het^ baatte niet, het voorstel ging er
glad door en waar reeds zoo vaak om ver
laging van den gasprijs is gevraagd, gelet
op het enorme winstcijfer van de gasfabriek,
zal dit besluit zeker de noodige ontstemming
in onze gemeente wekken.
Het voorstel tot het bouwen van 400 wo
ningen vond ook algemeen instemming. Op
voorstel van den heer Jorissen werd nog
opgenomen, dat niet 50, maar 100 woningen
van 180 tot 300 zullen verrijzen. Als
er aan een type woningen behoefte bestaat,
-is het zeker wel aan die en het is te hopen,
dat er wat spoed achter de uitvoering; zal
worden gezet. Als ze nu maar niet in een
achterhoek van Amersfoort worden ge
bouwd, dan kan men er van verzekerd zijn,
dat ze spoedig bewoond zullen wezen.
Qok kregen we nog een stukje duurte-
debat. Dinsdag werd de zonk al vrij vertroe
beld door de concurrentie tusschen de nee-
ren Hofland en Jorissen. Maar nu werd het
nog erger, doordat B. en W. een voorstel in
dienden, waar ze zelf tegen waren en dat dan
ook in 't geheel niet in het kader van 't ge
vraagde paste. Nu is een Ioonsverhooging
toegestaan niet van tijdelijken aard. Hoe zal
men nu doen, als er adressen inkomen van
ambtenaren om een gelijke behandeling
Niemand zal durven beweren, dat zij, die
met een tractement van 1000 tot 1500
moeten rondkomen, het niet even slecht en
mogelijk nog slechter hebben dan vele ar
beiders. Wij gelooven, dat de nood bij die
categorie veel nijpender is. En zal men die
dan durven afschepen met een verwijzing
naar hun hooge{?) tractement? 't Is ons dan
ook een raadsel hoe B. en W. met dat voor
stel konden komen, dat als jaariijksche uit
gave natuurlijk veel en veel meer kost, dan
bijv. het voorstel Jorissen, al liet de voor
zitter het voorkomen alsof het maar 3000
kostte, tegen het voorstel Jorissen 14000.
Zelden hoorden we den voorzitter dan ook
zoo onlogisch rederieeren als ditmaal. Dus
hadden we nog liever de voorkeur gege
ven aan het voorstél-Jorissen. Dat paste al
thans in het kader der omstandigheden en
kon verdedigd worden met het oog op de
dure tijden. En wat meer zegt, daar waren
de mensdhen voor het' oogenblik mee ge
holpen,. terwijl het voorstel van B. en W.
met het amendement-Hofland geen noe
menswaardige verlichting zak brengen. Als
men zelf berekent, dat de uitgaven der nood
zakelijke levensbehoeften tot 30 pet. zijn
gestegen en men geeft den salarissen van
J 800 of 900 een verh.-oging van 50 ct.
per week, dan heeft dr. Jorissen het zeker
bij het reohte eind, als hij spreekt van „een
dooie musch." O. K.
Politiek Overzicht
De wereldstrijd op zee.
Met het vreugdebetoon, waarmee men
gewoon is groote overwinningen te vieren,
zijn in Duitschland de berichten over den
zeeslag in het Skagerrak van 31 Mei/1 Juni
ontvangen. De vlaggen zijn uitgestoken, de
schooljeugd heeft vacantie gekregen, spee
ches zijn gehouden tot verheerlijking van
het beleid en de kloekheid van bevelhebbers
en manschappen der vloot, telegrammen van
gelukwensching zijn gewisseld. Dat is ver
klaarbaar en tot zekere hoogte kunnen wij
daarvan met waardeering en sympathie ken
nis nemen. De jonge Duitsche marine heeft
In volle zee haar proefstuk afgelegd. Aan
beide zijden is eene groote zeemacht in het
vuur geweest en de Duitsche vloot heeft op
ee® voor haar nog nieuw gebied gestreden
met eene moed en volharding, die niet ach
terstaat bij de algemeen erkende kracht
en kloekheid van de eerste zeemacht der
wereld. De Duitsche vloot heeft het bewijs
geleverd, dnt zij haren man staat. Dat ver
hoogt het zelfvertrouwen van het Duitsche
volk en werkt als eene moreele overwinning.
Maar hier komt het in de eerste plaats aun
op de daadwerkelijke overwinning. Waar is
die te vinden in dezen strijd? Daarop is het
antwoord niet zoo gemakkelijk te geven. De
Duitschers eischen voor zich de eer van de
overwinning op en beroepen zich op de
groote verliezen, die zij aan de Engelschen
hebben toegebracht. Die zijn echter op zich
zelf nog niet een bewijs van de overwinning.
Dat wordt o.a. erkend door de Lokal Anzei-
ger, die zegt, dat de Engelsche verliezen
geen beslissenden factor vormen, maar ge
lijk staan met een gevoeligen klap. De Bn-
gelsche vloot kan een zwaarderen klap ver
dragen dan de Duitsche, want zij overtreft
haar ver in sterkte.
Ook aan de Engelsche zijde wordt aan
spraak gemaakt op de overwinning. Erkend
wordt, dat er zware verliezen zijn geleden;
maar die geven niet den doorslag. Hoofd
zaak is de einduitslag en die is, dat de Duit
sche vloot gepakt, vastgehouden en versla
gen is kunnen worden lang vóórdat zij de
Engelsche kusten bereikte. Als bewijs voor
hare nederlaag wordt aangevoerd, dat zij ha
re havens heeft opgezocht, zoodat de Brit-
sche vloot is gebleven in het volle bezit van
hare heerschappij over 8e zee.
Beide partijen schrijven zich dus de over
winning toe. Daaruit kan men de gevolg
trekking maken, dat zij geen van beiden de
overwinning hebben behaald. Inderdaad is
daarvoor in dit geval veel te zeggen. De toe
stand is na den slag in het Skagerrak geheel
dezelfde, die hij was vóór dien slag. De Duit
sche vloot is naar hare havens in de Deut
sche Bucht teruggekeerd. Zij heeft dat ge
daan zonder door den tegenstander te wor
den vervolgd, die zich er wel voor zal wach
ten haar in die veilige schuilplaats op te
zoeken. Daartegenover heeft de vloot van
Groot-Brittannië de Britsche kusten voor
een Duitschen aanval kunnen behoeden.
Onaangetast is de stelling gebleven van
Groot-Brittannië als beheerscher van de we
reldzeeën. Om het kort te zeggen: Geen der
partijen is overwonnen, maar ook heeft
geen van beide den ander kunnen overwin
nen
Dat is de overvinding, die in den slag
van 31 Mei/1 Juni is opgedaan, de les, die
door dezen zeestrijd wordt gepredikt. Maar
die ondervinding is verkregen ten koste van
ontzettend zware verliezen. Drie slagkrui
sers, twee kruisers en een pantserkruiser,
in 't geheel zes eenbeden van de Britsche
vloot zijn gezonken. De Duitsche vloot heeft
een linieschip en twee kleine kruisers ver
loren. Daar komen bij de verliezen van de
kleinere eenheden: torpedojagers, torpedo
booten en duikbooten. En dan moeten er
nog bijgeteld worden de verliezen ten ge
volgen van schaden, die niet onmiddellijk in
den. slag den ondergang van het schip ten
gevolge hadden. Een voorbeeld daarvan
levert de Duitsche kleine kruiser Elbing, die
in eene botsing met een ander schip van de
Duitsche vloot te zwaar beschadigd werd
om thuis gebracht te kunnen worden, zoo
dat men hem moest loten springen. Dat be
hoort tot de bijkomstige ongelukken, die in
zulk een strijd niet te vermijden zijn. Maar
daarnaast hebben de strijdenden elkaar
duchtig gehavend. Wie zal zeggen hoe-
velen van de schepen, die aan de
zen strijd hebben deelgenomen, daarbij
zooveel averij hebben opgedaon, dot zij voor
den verderen duur van den oorlog moeten
worden uitgeschakeld. Het rechte daarvan
zal men wel niet vernemen, althans niet
vóórdat de oorlog geëindigd is. Maar om
te kunnen beoordeelen, hoezeer de vloten
van beide partijen door dezen strijd van wei
nige uren in gevechtswaorde achteruitge
gaan zijn, mag men dezen factor vooral niet
buiten rekening laten.
Zoo levert deze zeeslag ons, in een kort
bestek samengevat, een beeld van wat de
geheele wereldstrijd ons te zien geeft. Geen
van de twee met elkaar strijdende partijen is
bij machte, den onder te vernietigen. Maar
gezamenlijk doen zij hun best om elkaar te
vernietigen, en daarin zullen zij zeker sla
gen, als er geen uitkomst komt, waardoor
eindelijk de staking van den strijd wordt ver
kregen.
De oorlop.
L o n d e n, *4 Juni. (R.) Het persbureau
geeft eene mededeeling uit van den oud
minister van marine Churchill, steunende op
de rapporten van de admiraals, waarin wordt
gezegd: De volgende feiten schijnen vast te
staan: 1. Het zee-overwicht van de Britsche
vloot in slagschepen steunt op de super-
dreadnoughts, bewapend met 13.5 en 15
duimskanonnen. Die zijn op zich zelf vol
ei 6en de om de beheersching van de zeeën te
handhaven. Van deze hoofdeenheden heb
ben wij alleen de Queen Mary verloren en
het schijnt niet aan twijfel onderhevig te zijn,
dat de Duitschers minstens één schip heb
ben verloren, dat daarmee is te vergelijken.
Dat is voor hen een zwaarder verlies
dan dat van de Queen Mary voor ons.
2. Aan schepen van den tweeden rang
verloren wij de Indefatigable en de Invin
cible, die in den tegenwoordigen tijd niet
meer onder de eerste klasse-schepen zijn te
rangschikken. Het verloren Duitsche slag
schip van het Westfalentype is daarmee te
vergelijken. De pantserkruisers Black Prince,
Defence en Warrior behooren tot de derde
rangsschepen, waarvan wij een zeer groote
overmacht hebben. Het zinken van de twee
fonkelnieuwe Duitsche lichte kruisers Wies-
baden en Elbing is een ernstiger verlies voor
den vijand.
De verliezen aan torpedojagers schijnen
ongeveer gelijk te zijn; maar wij zijn de win
ners omdat wij de sterkeren zijn. Onze fiot-
tilles hebben dikwijls naar eene dergelijke
gelegenheid gezocht.
3. De marge van onze overmacht is ner
gens gestoord. De uitzending van troepen
naar het vasteland kan met de grootste vrij-
Wie te zacht is, wordt doodgedrukt, wie
te hard is, wordt gebroken.
door
ANNA HUBERT VAN BEUSEKOM.
34
Mère Monat en de kleine Simone vertoon
den de rupsenstellage echter vol trots aan
de Rouleautjes.
„Voyez-vous, ils montent" déjè. Puis <pa
commence u faire des cocons-" zei 't oudje,
wijzend naar de takjes, die tusschen de
moerbeiblaren gestoken waren en waartegen
de meeste rupsen al opklommen om zich le
gaon inspinnen.
Oh, cjue c'est drólef Mais e'est bien sale
tout de même", vond Loulou met opgetrok
ken neusje en hij vroeg of we nu maar niet
liever naar de kersen zouden gaan
„Zeker we gaan hoor. Daar ben je voor
gekomen hé, en niet voor die vieze rupsen",
lachte mère Monat en ze ging ons vóór 't
kleine erf over, waar groote bossen witte en
rose anjers geurden en sloeg 't smalle paad
je in, dat tusschen twee heuvelrijen waarte
gen 't hooi op hoopén lag, naar beneden
voerde. Daar in de diepte bij een korenveld-
H wemelend van ldnnrozen stonden drie
reusachtige kersenboomen. Er stoof een
zwerm musschen uit bij onze komst en mère
Monat zei, dat we nu onzen gang maar
moesten gaan en net zooveel kersen motV
ten eten en mee naar huis nemen als we
zelf wilden.
Zij giog weer hooien, want er dreigde on
weer en dan kon alles bederven en op een
drafje verdween ze, zoo rap en vlug als men
niet meer van iemand van haar jaren ver
wacht zou hebben.
Jeanne en Yvonne hadden intusschen de
hooge houten ladder bij een der hoornen al
beklommen. Yvonne, heelemaal in de lucht,
zwaaide overmoedig haar mandje en Jeanne,
een sport of tien beneden haar, was al aan
t plukken. Ina en Nini werkten zich op de
zelfde wijze in een der andere boomen en ik
lichtte Loulou op en liet hem een handvol
zwart-rijpe kersen van een der lagere takken
plukken. De kleine man, opgewonden van
plezier, stopte er me uit dankbaarheid dade
lijk een in den mond en ging toen met zijn
kleinen voorraad in 't gras zitten.
„Yvonne, Nini, n'est-cepas qu'on me gate"
riep hij met een zwaai de pitten van zich af
gooiend en toon Ina hem een oogenblik la
ter een vollen zakdoek toewierp en er bij
voegde: ,.Pour toi seulï" schreeuwde hij ver
rukt: „Oh, que tu es gentillel Je m'amuse
tellement", en hij hing zich kersen aan de
oortjes en waakte onder den kreet: „Moi je
suis le marchand!" over de reeds gevulde
mandjes.
Af en toe ging hij uit puien overmoed op
zijn hoofd staan, buitelde met Quencppe
door 't gras en gedroeg zich als een uitgela
ten kleine wildeman, terwijl zijn zusters, ge
heel in den kersen-pluk verdiept, geheel ver
gaten hem te verbieden.
W aten ons rond aap. de heerlijk~sappige
kersen, die niet voor de Betuwsche onderde
den.
„Ik kèn heusch niet meer. Nu heb ik een
bol in plaats van een KM gevoel", fluisterde
Ien me in, toen we in rij en gelid in 't gras
zaten uit te rusten.
Ook de anderen betuigden zich meer dan
voldaan en Yvonne voegde er ondeugend bïj,
dat madame Bertrands ook wel wist was ze
deed om haar logés kersen te laten etenf
Loulou, vuil en glimmend van genot, kwam
met zijn hoofdje in Jeanne's schoot liggen
uitblazen en verklaarde, dat hij voor goed op
„Les Calvaux" blijven wilde, waarop Nini
plaagde, dat zij 't ook wou, dan was ze van
haar lastig broer-tje af en Loulou hierdoor
geheel uit 't veld geslagen, vroeg met be-
teuderd gezichtje:
„Alors tu ne m'aimes plus?"
„Non, non", schudde ze, zóó beslist, dat 't
kind er bijna van huilen ging en Yvonne hier
door verteederd troostte:
„Elle plaisante, ne pleure pas chéril"
Toen was hij gerustgesteld en begon
weer naar hartelust rond te rennen en over
zijn hoofd te buitelen, tot we eensklaps ver
schrikt door een zworen donderslag allen te
gelijk opsprongen.
Een woeste windvlaag streek door de
kerseboomen, 't lichtte fel en een tweede ra
telende slag, die dreunend teeen de berg
hellingen weerkaatste, volgde.
„Oh le tonnerref J'ai peur", gilde Loulou,
naar Yv onne vliegend en zijn hoofdje in haar
rok verbergend.
„Wees maar niet bang. 't Zal wel gauw
over zijn", zei Jeanne een bevend handje
grijpend. „Gauw, gauw, allemaal naar mère
Monat, voor 't begint te regenen. Kijk eens
wat een licht, anders worden we kletsnat.
Allons enfants de la patrie", kommandeerde
ze en ieder met een mandje kersen gewa
pend, klommen we over 't smalle paadje
langs den heuvelrug naar boven, als kippen
achter elkaar en zoo vlug mogelijk, want 't
begon er werkelijk dreigend uit te zien en
de slagen volgden al sneller en sneller.
Nini liet haar aanmatigende maniertjes van
geposeerde vijftienjarige geheel varen en
sidderde van angst bij iederen slag.
„Dépêchez-vous, dépêchez-vous" riep ze
telkens, Jeanne, die met den bevenden Lou
lou voorop liep, telkens tot meer spoed aan
jagend.
Yvonne, de eenige, die met echt Fran-
schen humor zichzelf gelijk bleef, neuriede
onvers'oorbaar door alles heen:
Quand trois poules vont au champ
La première va devant,
La deuxième suit la première
Et la troisième va derrière,"
en toen de eerste druppels vielen sloeg ze
dadelijk de rok van haar blauw mousseline
japonnetje over 't hoofd en trok zoo'n dwaas
gezicht tegen Loulou, dat hij ondanks zich
zelf lachen moest.
Buiten adem, maar nog niet èrg nat kwa
men we bij de Monats aanzetten, die al met
angstige gezichten op den uitkijk stonden.
„Gaat zitten, gaat zitten. Simone, encore
deux chaises", riep mère Monat en ze kwam
bedrijvig met een reusachtigen koffiepot aan
sjouwen en schonk ons ieder een café noir
in, terwijl Marcel en Clémentine, haar zoon
en schoondochter, om 't hardst jammerden
over 't hooi, dat heelemaal nat werd en dó*
gen noodig zou hebben voor 't droog was.
De zijwormen verspreidden een ondraag
lijke lucht, maar toch moesten we 't er tegen
wil en dank een vol kwartier uithouden. Toen
klaarde 't ineens op en de zon begon weer.
even helder te schijnen als te voren.
Met duizend bedankjes namen we toen af
scheid van de gastvrije, vriendelijke men-
schen en ondernamen, belast en beladen met
onzen oogst, zoo snel mogelijk den terug
tocht langs de modderige paadjes en be
slijkte wegen, regelrecht naar Les Calvaux,
waar we aankwamen „dans un état déplo-
rable".
Evodie moest ons op bevel van madame
eerst een voor een met een oud broodmes de
aangekoekte slik van onze schoenen schrap
pen voor we de keuken binnen mochten en
Jeanne met een tartenden blik op „tante
Emily", die 't maar half goed vond, gaf
Evodie een opgehoopt bord kersen en lief
madame toen verder over de meegebrachte
mandjes bazen, die eigenhandig door haai
op een kleerbak werden uitgeschud en in de
bibliotheek ondergebracht!
tWordt veefated