DE E EM LAN DER".
Woensdag 7 Juni 1916.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
N- 289
14" Jaargang.
Uitgevers: VALKHOFF Co
s=
Bureau: UTRECHTSCh ESTRAAT 1.
Politiek Overzicht
Kitchener, f
DE TREKVOGELS
AMERSFOORTSCH
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO.
ABONNEMENTSPRIJS:
jpet 8 maanden voor Amersfoort f 1*00.
Idem frAnco per post1»50«
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) O.IO.
(Afzonderlijke nummers 0.05*
Wekelijksoh bijvoegsel „De Rollandeche Huisvrouw" (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
^ekelijkfich bijvoegsel „Pab me mef' per 8 mnd. 40 ets»
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIES:
Van 15 rogels.. f 0.50.
Eikeregel meer- O.tO.
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbetaling
Groote lettere naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zoor voordeelige bepalingen
tot het herhaald advortoeron in dit Blad, bij abonnoment.
Eene circulaire,bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving.
TER-VISIE-LIGGING OPGAVEN VAN
CANDfDATEN.
De Burgemeester der gemeente Amersfoort
tnaakt bekend
dat de bij hem ingeleverde opgaven van Can-
dfdaten voor de op heden gehouden verkiezing,
ter vervulling van vier plaatsen in de Provin
ciale Staten van Utrfecht evenals het door hem
opgemaakte proce-s-verbaal van shriting der
candidatenlijst, ter gemeentesecretarie voor een
ieder ter inzage ligg-en
dat afschriften dier stukken aangeplakt en
tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn.
Amersfoort, den 6. Juni 1916.
De Burgemeester voornoemd,
v. RANDWIJCK.
Gasteren in den namiddag bereikte ons
de ontstellende tijding van het vergaan van
het Bngelsche oorlogsschip „Hampshire",
waarop zich Lord Kitchener en zijn staf bo
venden voor een reis naar Rusland.
De slotalinea van het telegram liet weinig
hoop, dat de Engelsche minister van oorlog
met zijn stafofficieren nog in leven was en
de nadere berichten hebben de pessimisti
sche verwachtingen in dit opzicht bevestigd.
Lord Kitchener is een der beroemdste
Mguren van den nieuweren tijd en in
de krijgsgeschiedenis van het groote
Britsche rijk heeft hij zich onvergan
kelijke lauweren vergaard Bn zijn
tragische dood maakt een einde aan een
leven en een persoonlijkheid, die voor Groot-
Brittannie van onschatbare waarde waren.
Kitchener is beroemd geworden om de
groote diensten, die hij aan Engeland heeft
bewezen als oevelvoerder in de overzeesche
gewesten. Zijn staat van dienst mag eigen
lijk overbekend geacht worden. Horatio Her-
bert Kitchener, op 24 Juni 1850 geboren
In Cotta House in het Iersche graafschap
Kerry, bezocht de militaire academie fn
Woolwich en nam in 1871 als officier-inge
nieur dienst in het Engelsche leger. Vanaf
1874 ls hij meestal bezig geweest aan topo-
grafisohe werkzaamheden in Syrië en Cy
prus, totdat hij in 1882 in Egyptischen
dienst trad. In 1884 tot majoor bevorderd,
nam hij deel aan de succeslooze Nijlexpe-
ditie tot ontzet van Khartoem, waarna hij
in 1886 tot gouverneur van het gebied aan
de Roode Zee en tot commandant van Soea-
kin werd benoemd. In 1888 volgde zijn be
noeming tot overste. Als zoodanig voerde
hij den strijd tegen de troepen van den
Mahdi het bevel over een brigade. In 1892
werd hij benoemd tot opperbevelhebber
(Sirdar) van het Egyptische leger met den
rang van luitenant-generaal. In 1896 was
Kitchener de aanvoerder van de expeditie
tegen de Mahdisten, hij bracht dezen in
1898 bij Omdurman een beslissende neder
laag toe, veroverde Khartoem en vernietigde
op 24 Nov. 1899 de rest van de troepen
van den Kalief Abdullah bij Om Debrikat.
Tot belooning van deze krijgsprestaties werd
Kitchener in 1899 als „Lord Kitchener van
Khartoem" in het Hoogerhuis opgenomen,
terwijl hij in 1899 tot gouverneur-generaal
van Soedan benoemd werd. In December
1899 werd Lord Kitchener benoemd tot chef
van den generalen staf van het Engelsche
leger in Zuid-Afrika en na het terugroepen
van Lord Roberts verkreeg Kitchener het
geheele opperbevel. Ons Hollanders ligt het
verloop van den Zuid-Afrikaanschen oorlog
nog levendig in het geheugen: het waren
donkere dagen voor het Hollandsche ras,
maar ze beteekenden ook donkere bladzij
den in de geschiedenis van het Britsche we
reldrijk; de concentratiekampen, waarin on
geveer 26.000 Boerenvrouwen en kinderen
een langzamen dood gestorven zijn, vormen
een der zwartste plekken in Engeland's his
toriebladen; Kitchener, die in Noord-Afrika
al den roep had allesbehalve delicaat met
tegenstander om te gaan, is ook voor den
gruwel in Zuid-Afrika de verantwoordelijke
man geweest.
Na den vrede van Pretoria werd Kitchener
tot generaal bevorderd met den titel van
Viscount, benevens een dotatie van 50,000
pond sterling. In November 1907 werd hij
benqemd tot opperbevelhebber der troepen
in Indië.
Bij het uitbreken van de thans nog steeds
woedenden wereldoorlog was Kitcherter de
uitverkoren man van vrijwel het geheele
Vereenigde Koninkrijk toen hij geroepen
werd tot het hooge, gewichtige en moeilijke
ambt van minister van oorlog. Hij trad als
zoodanig weinig naar buiten op; hij was een
man van daden en niet van veel woorden,
Af en toe gaf hij over het verloop van den
oorlog in het Hoogerhuis een streng-zakelijk
exposé; men zal daar de bekende figuur met
het eigenaardige gelaatstype, dat caricatu
risten bij voorkeur in den kop van een buldog
transformeerden, niet meer zien.
Al kon men Kitchener niet bepaald een
beminnelijk mensch noemen, zoo werd hij
toch door geheel Brittanje op de handen ge
dragen, hij, de krijgsman In hart en nieren,
de ijzersterke figuur, de heldere en klare
kop.
Kitchener heeft tijdens den oorlog al eens
een reis naar Griekenland gemaakt, waarbij
hij ook Koning Konstantijn een bezoek
bracht. Thans was hij op reis naar Rusland,
om opnieuw gewichtige aangelegenheden
voor te bereiden.
De ramp, die de Hampshire met z'n kost
baren last getroffen heeft, beteekent een
nieuwen knak voor de Britsche zee-suprema-
tie, vooral om de ontzaggelijke moreele uit
werking, die ze hebben zal. Als zoodanig
vormt ze een slag voor de Britsche natie,
zooals deze er sinds den duur van den oor
log haast geene nog heeft ontvangen. Al zal
dan ook, nu het Engelsche oorlogsmechanis
me, door Kitchener aan den gang gezet, een
maal regelmatig functionneert het spreek
woord „ie rol est mort, vive ie roi" vermoe
delijk ook wel op zijn hooge functie kunnen
worden toegepast.
De oorlog.
B e r 1 ij n 6 Juni. (W. B.) Onder de
Duitsche perscommentaren over de Engel
sche voorstellingen van den slag op de
Noordzee constateert de Deutsche Tageszei-
tung, dat kenners van de geschiedenis der
Engelsche zeeoorloger tot dusver achting
voor het karakter der Engelsche admiraals
hadden om hun flinkheid en moed de fei
ten te bekennen. De lezers der jongste En
gelsche berichten zullen moeten erkennen
dat die achting op den huidigen Engelschen
admiraal niet meer toepasbaar schijnt, wan
neer aanvoerders van den rang van Jellicoe
en Beatty zulke verhaaltjes loten vertellen
ais de laatste Reuter-berichten, welke tast
baren onzin brengen. Beatty's bewering dat
het Duitsche mijnengebied bij het Skager-
rak ligt is onbegrijpelijk. De Engelsche admi
raals weten heel goed dat de Duitsche hoog-
zeevloot noordwaarts koerste om 't gevecht
aan te knoopen met Engelsche zeestrijd
krachten, welke onlangs herhaaldelijk aan
de kust van Noorwegen zijn waargenomen.
Het Duitsche bericht meldt dat het Duitsche
kruisereskader onder bevel van admiraal
Beatty onmiddellijk aanviel. Het Engelsche
bericht beweert dat ook Duitsche slagsche
pen onmiddellijk aan het gevecht deelna
men, tot welke conclusie men werd geleid
door de waterzuilen door het inslaan van
geschut veroorzaakt. Peitelijk waren dus de
Duitsche slagschepen onzichtbaar. Even
wankel blijft de Engelsche veronderstelling
dat de nieuwgebouwde Hindenburg bij deze
gelegenheid zwaar beschadigd is en de be
wering dat de Duitsche onderzeeboten on,
belemmerd opereerden, terwijl inderdaad de
onderzeebooten op een wildbewogen zee
tengevolge van het geschutvuur niet in de
mogelijkheid waren tot deelname aan het
gevecht.
De Engelschen willen alle onheilen op de
eene of andere manier verklaren, doch de
eigenlijke oorzaak: de betere Duitsche
vuurleiding, wegmoffelen. Eenzelfde uit
werking hebben andere afwijkingen van het
Engelsche vlootbericht van het Duitsche.
Alle Engelsche verhalen over den zeeslag
kenmerken zich door vaagheid en gemis aan
zakelijkheid, terwijl anders Engelsche rap
porten over gevechten steeds bepaalde en
zakelijk er uit ziende feiten gaven. Men
ziet de verlegenheid waarin de Engelsche
admiraliteit zich bevindt hieruit, dat ze zulks
ditmaal niet kan en niet durft.
Londen, 6Juni. (R.). De Admiraliteit
meldt
Volgens een vandaag verspreid Duitsch
officieel communiqué wordt het verlies van
de Varspite, de Prince Royal, de Birming
ham en de Alcastar in het gevecht van 31
Mei volgehouden op grond van getuigenis
sen van Engelsche zeelieden, die aan boord
van Duitsche schepen zijn opgenomen.
Dit is echter onjuist. De volledige lijst der
Engelsche verliezen is openbaar gemaakt.
Londen, 6 Juni. (R. O.). Officieel. In
den slag op de Noordzee zijn op niet ge
zonken schepen 161 man gedood en 137
gewond. Vijf worden vermist.
B e r 1 ij n, 6 Juni. (W. B.) O f f i d 1 e e I.
De keizer heeft op den 5en Juni te Wilhelms
haven van boord van het vlaggeschip der
vloot tot de aan wal saamgeschaarde depu
taties van al de schepen, die aan den slag
bij het Skagerak hebben deelgenomen, een
rede gehouden, die ongeveer als volgt
luidde:
Telkens wanneer ik in de laatste Jaren
een bezoek heb gebracht aan mijne marine
te Wilhelmshaven, heb ik mij tot in het
diepst van mijn ziel verblijd over den aan
blik der steeds krachtiger wordende vloot en
van de zich steeds uitbreidende haven. Met
welgevallen rustten mijn oogen op de jonge
manschappen, wanneer deze, fn excerceer-
formatie opgesteld, gereed stonden om den
eed aan het vaandel of te leggen. Vele dui
zenden uwer hebben den oppersten krijgs-
voogd in het oog geblikt, als ze den eed af
legden. Hij heeft u opmerkzaam gemaakt op
uwen plicht en op uwe taak, maar vóór alles
hierop dat de Duitsche vloot, wanneer het
eenmaal tot oorlog mocht komen, tegen een
geweldige overmacht te strijden zou hebben.
Dit besef is onder de Duitsche vloot tot
eene traditie geworden, evenals dat In het
leger het geval geweest ls reeds vóór den
tijd van Frederik den Groote. Steeds zijn
Pruisen zoowel als Duitschland omringd ge
weest door overmachtige vijanden. Daarom
heeft ons volk zich tot ééne vaste massa
moeten aaneensluiten, waarin oneindige
krachten opgehoopt waren, welke men be
reid was los te laten wanneer de nood aan
den man kwam. Doch met een zoo blijge-
stemd hart als op den dag van heden heb ik
nog nooit een reis naar u gemaakt. Tiental
len van jaren heeft de Duitsche vlootbeman-
ning zich gevormd uit alle streken van
Duitschland; ze hecit zich geconsolideerd
in een inspannenden vredesarbeid, doch al
tijd met deze ééne gedachte: Als het er op
los gaat, dan zullen we laten zien wat we
kunnen. En toen kwam het groote jaar van
den oorlog. Afgunstige vijanden overvielen
ons vaderland. Leger en vloot waren gereed,
doch voor de vloot kwam een moeilijke tijd
van onthouding. Terwijl het leger ln heete
gevechten tegen een overmachtigen vijand
allengs den tegenstander ten onder kon
brengen, den een na den ander, wachtte de
vloot tevergeefs om aan den slag ta komen.
Verscheidene op zich zelf staande daden,
waartoe ze gelegenheid kreeg, bewezen dui
delijk den heldhaftlgen geest die haar be
zielde, doch ze kon toch niet aan den strijd
deelnemen zooals ze begeerde. Maanden en
maanden verstreken. Te land werden groote
successen bereikt en nog altijd had het uur
voor de vloot niet geslagen. Tevergeefs werd
het eene voorstel na het andere gedaan hoe
men het zou aanpakken om den tegenstan
der naar buiten te krijgen. Maar eindelijk
kwam de dag dat de geweldige vloot van
het de zee beheerschende Albion, dat sedert
den slag van Trafalgar jaren lang over de
geheele wereM den ban zijner zee-tyrannie
had uitgestrekt en den nimbus om zich heen
droeg van onoverwinnelijkheid naar buiten
kwam. Haar admiraal was o»; geen ander
een geestdriftig bewonderaar van de Duit
sche vloot geweest, een dappere aanvoerder
aan de spits van een vloot, die over een
voortreffelijk materiaal der dupperste erva
ren zeelui beschikte. Zoo kwam de opper
machtige Engelsche Armada nader; onze
vloot knoopte het gevecht er mee oan en
wat geschiedde? De Engelsche vloot werd
verslagen. De eerste geweldige hamerslag is
toegebracht, de nimbus der Engelsche we
reldheerschappij verdwenen.
Als een electrische vonk is het bericht
er van over de wereld gevlogen en het heeft
overal waar Duitsche harten kloppen en ook
onder de gelederen onzer dappere bondgo
nooten een nooit gekend gejubel doen ont
staan. Dat ls het succes van den slag in de
Noordzee. Êen nieuw hoofdstuk der wereld
geschiedenis is voor u opgeslagen. De Duit
sche vloot is ln staat geweest de oppermach
tige Engelsche vloot te verslaan. De Heer
der Heerscharen heeft uwe armen gestaald
en uwe oogen helder gehouden. Ik echter
sta heden hier als uw opperste krijgsvoogd
om met diepbewogen hart aan u mijn dank
uit te spreken. Ik sta hier als vertegenwoor
diger en in naam van het vaderland om u
deszelfs dank en ln naam van mijn leger
om u den groet van het zusterwapen over te
brengen. Ieder van u heeft zijn plicht ge
daan, aan het kanon, aan den machineketel,
in de telegraafkamer; ieder hield slechts het
groote geheel voor oogen; niemand dacht
aan zichzelf; slechts één gedachte bezield»
de gansche vloot: het moet gelukken. Ja
vijand moet vérslagen worden. Alzoo
spreek lk tegenover de aanvoerders, het
korps officieren en de manschappen mijn
volste erkentelijkheid en donk uit. In deze
dagen, nu de vijand bij Verdun langzaam
begint Ineen te zakken en onze bondgenom
ten de Italiaan van berg tot berg verjaagd
hebben en steeds nog verder terugwerpen,
hebt gij deze heerlijke groote daad volbracht.
Op alles was de wereld voorbereid, op een
overwinning der Duitsche vloot echter nooit
en nimmer. Het begin is er. Den vijand za)
de schrik in de leden slaan. Jongens, wat gij
gedaan hebt, dat hebt gij gedaan voor ons
vaderland, opdat het fn de toekomst op allo
zeeën vrije baan zal hebben voor zijn ar
beid en zijn kracht tot daden. Hef dus met
mij een driewerf hoera aan voor ons dien
baar en geliefd vaderland.
Essen a/d. R u h r, 6 J u n i. (W. BD#
keizer heeft aan Krupp von Bohlen Halbach
het volgende telegram uit Wilhelmshaven
gezonden: „Onder den indruk van de mon
delinge mededeelingen omtrent den slag op
de Noordzee wil ik u zeggen hoezeer wij
aan de voortreffelijke artillerie en het pant
sermateriaal en vooral pok van de vernie
lend werkende munitie pns succes te danken
hebben. Zoo is de dag van den zeeslag ook
een eere-dag voor de Krupptabrieken. Wil
helm I. R."
Berlijn,6Junl. (W. B.) Officieel be
richt van het groote hoofdkwartier.
Zuinige huisvrouwen hebben zij, die dub
beltjes sparen om guldens te kunnen weg
smijten.
door
ANNA HUBERT VAN BEUSEKOM.
36
"We hoorden madame tenminste boven alles
Uit ringen:
Je voudrais êlre un Ange,
Un Ange du bon Dieu,
heigeen Nini sarcastisch deed opmerkem
„Ca durera encore quelque temps 1"
Het dreigde nu een vervelend gehang te
wórden in 't muffe salon, waarvan we, hoe
wel 't fel lichtte, de ramen wijd-open zetten,
idoch Jeanne kwam op een inval en haalde
het familie-album der Blackfields te voor
schijn, benevens een doos vol portretten,
daaruit we allemaal een „fiancé" moesten
kiezen!" Dit gaf echter aanleiding tot zulke
^fou-rires", dat ze telkens vermanen moest
fcoch aan de Zondagsschool naast ons te
jdenken.
Ina en ik hadden 't dadelijk aan den stok
•ver een zeer gedistingeerd mugge-*»annetje,
dat er in zijn ruitjespak uitzag of hij aan de
allervliegendste tering leed, maar dat we
toch allebei tot „beminde" begeerd zouden
hebben als het niet vijfentwintig jaar geleden
den laatsten adem had uitgeblazen...
Nini, echt bakvischachtig, pikte er een
koolzwart officier uit, die den oorlog van
1870 had meegemaakt en Jeanne en Yvonne
verzekerden, dat ze. niet bestand geweest
zouden zijn tegen de bekoorlijkheden van een
manspersoon met krulhaar en bakkebaard
jes, die op een hekje gezeten, een pijp rookte.
„Tout ce qu'il y a de plus irrésistible," von
den ze allebei, maar Yvonne raakte per slot
nóg meer in vervoering over „uncle
Richard", een oudoom van madame.
„Oh, un tel fiancé! Quel bonheur," riep ze
theatraal haar lippen drukkend op de beel
tenis van een dikbuikig Engelschmannetje,
clean-shaven met slobkousen aan.
We raakten buiten, onszelf van flauwe pret,
zelfs Loulou, die zich met 't kijken van een
briefkaarten-album vermaakt had, werd er
door aangestoken, maar toen we de Zondags
school-kinderen hoorden vertrekken vond
Jeanne 't toch raadzaam tante Emily's
familie-galerij op te bergen en de verschil
lende fiancé's werden ons ontrukt, hoewel
Yvonne handenwringend om „uncle Richard"
jammerde, dien ze onder haar blouse op
haar hart voor eeuwig had willen herbergen!
Wij verklaarden haar rijp voor 't tooneel
en ze was nog steeds aan 't handenwringen
op een wijze, die Sarah Bernhardt en Segond
Weber zou hebben <loen watertanden, toen
madame met Zebbel-maar-raakje binnen
trad, een en al glimlachende lieftalligheid:
„Ah Yyonne c'est yous! Cojtfinuez done, vous
êtes toujours sl amusante," en Yvonne ver
volgde haar spel, wrong haar slank figuurtje
in duizend bochten en liet zich toen met een
plof uitgeput op de kanapée vallen, die ver
vaarlijk piepend een eind van zijn plaats
schoof. Toen stond ze langzaam op en zei:
„J'en ai assez maintenant. .Te vais vous
réciter encore quelque chose de sérieux, si
vous voulez."
Nu, iedereen hield zich aanbevolen en ze
ging voort:
„.Neemt u dan allen plaats en sluit de deur
alstublieft. Nifni, jij wat meer naar links!
Mademoiselle Ina u daar bij 't raam en
Jeanne en mademoiselle Willy willen zeker
wel op de kanapée gaan zitten. Zoo!" en ze
zette een voetkussen midden in de kamer,
ging er op staan, stapte er af, klom er weer
op, haalde diep adem en begon zeer nadruk
kelijk, dc oogen extatisch naar 't- plafond,
de rechterhand geheven:
„La France nous appelle"
en h'olde toen ineens de kamer uit roepende:
„Allons voir ce qu'Elle veut direü"
En luid lachend om de grap*, w-aar we alle
maal waren ingevlogen, liepen we haar na
de gang in.
Het bleef dien middag verder buiig weer,
doch we waren in een te vroolijke stemming
om ons dat aan te trekken en vermaakten
ons na 't goüter met gezelschapsspelletjes in
de bibliotheek. Monsieur, madame en Zebbel-
maar-raakje deden ook mee en naderhand
kwam Achille* jRoche ee^ yisite maken en
Door Ina en mij werd het afgezaagde Hol
landsche mopje „De vinger wijst," dat we in
„Le doigt indique" vertaalden als „haute
nouvauté" ingevoerd. Men vond 't zeer
bizonder, begreep 't eerst ln 't geheel niet en
madame Cébléracque, die T.na en mij van
spiritistische tooverijen verdacht, werd er
zelfs een beetje onrustig door, toen ik achler
de deur maar steeds goed raadde,, wie Ina
binnen aanwees. Toen wij de truc echter na
een poosje verklaarden was ze gerustgesteld
en verzekerde ze evenals de anderen „Le
doigt indique" alleraardigst te vinden. De
Rouleautjes beloofden het antieke Holland
sche grapje te Valence in te voeren en straal
den al bij 't vooruitzicht van 't succes, dat
Achilles Roche hun daarmee Voorspelde.
Tegen den. avond ldaarde 't weer op en
toen 't souper was afgeloopen en Loulou te
bed lag, liepen wé nog wat buiten rond,
gearmd met ons vijven op een rijtje in den
maneschijn, 't Was een warme, zoele avond
en de glimwormen vonkten tusschen 't gras
Voor degenen, die niet op de hoogte zijn
van dit spelletje diene de volgen-de verkla
ring: Twee der aanwezige personen moeten
in elk geval van „de truc" op de hoogte zijn,
namelijk hij, die met uitgestrekten wijsvinger
de menschen in den kring aanwijst en
degene, die buiten de deur staande, raden
moet, welke de aangewezene ls. De aanwij
zende persoon zegt nu plechtig een paar maal
met uitgestrekten vingen „De vinger wijst, de
vinger wijst... op wie?" en draagt dan zorg
eveneens meespelen, wat de feestelijke stem
ming bij Yyonne en Nini inifit Jiüinig xar-
hoogdel
juist hem aan te wijzen, die 't laatst gespro
ken heeft, vóór de buitenstaander de kamer
verliet, zoodat de buitenstaander zonder
eenige moeite altijd goed raadt!
alsof 't nooit geregend had. Yvonne ving er
een paar en zette ze in heur haar, wat heel
aardig stond, zoodat we eindigden ons allen,
met deze „bijoux vivants" zooals monsieur
ze noemde te tooien.
Het speet ons werkelijk toen dc gaslcji den
volgenden dag weer naar Valence vertrok
ken.
„Amusez vous blen, mesdrmoisclles en doe
ons 't genoegen ons eens te Valence te komen
opzoeken bij gelegenheid," zei Nini op een
nuffig toontje -en Yvonne *?oegde er zachtjes
aan toe:
„En verga hier maar nlêt van den longer!
Als u vooruit een briefkaart schrijft, zullen
we voor een overvloedig goüter zorgen. Au
re voir mes chères demoiselles," en met een
knipoogje van verstandhouding wipte ze 't
rijtuig in en wuifde ons zoe lang mogelijk na»
Jeanne, verheugd dat de Rouleautjes, 't zoo'
gezellig gehad hadden ze vonden 1 zoo»
interessant een paar eeüte Hollandalses zoo
heelemaal uit 't Noorden ontmoet te hebben
bedankte ons voor tl do moeite, -die we
ons wel voor haar vTlêndlnnetJes hadde*
willen getroosten!
wvolgAJ