"binnenland.
Verspreide Berichten.
3
gepast «ouden worden, vast te leggen, geen
yolkomen bevredigend resultaat had opge
leverd.
Een feit is fiet dat regelen, terwijl zij de
waarborgen, toegestaan aan de neutralen,
niet in alle opzichten verbeterden, den oor
logvoerenden niet de meest doeltreffende
middelen om hunne erkende rechten uit te
oefenen, hebben verschaft.
Toen de gebeurtenissen zich ontwikkel
den, stelden de Centralen al hunne vinding
rijkheid in het werk om den druk die op hen
werd uitgeoefend, te doen verslappen en de
wegen voor aanvoer van voorraden weer te
openen. Hun praktijken raakten den on-
tchuldigen neutralen handel, brachten deze
in verwikkeling en in verdenking als zijnde
In vijandelijken dienst. Bovendien gaf de
veelzijdige ontwikkeling van de krijgs- en
maritieme wetenschap aanleiding tot de uit
vinding van nieuwe oorlogswerktuigen. De
samenwerking bij de Centrale mogendheden
van al hun bronnen voor militaire doelein
den, riepen toestanden in het leven, welke
geheel afweken van die in vroegere zee
oorlogen.
De bepalingen in de declaratie neerge
legd, waren niet bestand tegen den druk van
de snel veranderende omstandigheden welke
men niet had kunnen voorzien. De geallieer
de mogendheden waren genoodzaakt den
nieuw geschapen toestand te erkennen en
de bepalingen van de declaratie van tijd tot
lijd te wijzigen en aan te passen aan de
/eranderde omstandigheden. Deze opeen
volgende wijzigingen moeten den argwaan
hebben gewekt dat de geallieerden aan de
declaratie een verkeerde uitlegging wilden
geven. Daarom zijn zij tot het besluit geko
men, dat zij zich moeten bepalen tot het toe
passen alleen slechts van de historische en
erkende wetten van het volkerenrecht.
De geallieerden verklaren thans plechtig
en zonder eenig voorbehoud, dat zoowel het
optreden hunner oorlogsschepen als de uit
spraken hunner prijzenhoven slechts deze
beginselen tot richtsnoer zullen blijven heb
ben zij zullen getrouw hun verplichtingen
nakomen en in 't bijzonder de bepalingen
van alle internationale overeenkomsten be
treffende de oorlogswetten eerbiedigen, die
indachtig zijn aan de eischen der mensche-
lijkheid. De geallieerden verwerpen elk
denkbeeld om de levens van non-combat
tanten in gevaar te brengenzij zullen niet
zonder reden de hand slaan aan neutraal
eigendom, en indien al een koopvaarder, die
ter goeder trouw handelt, schade mocht lij
den door eenig optreden onzer vloot, dan
zullen wij ten allen tijde bereid zijn, zijn
eischen in overweging te nemen en hem
eene behoorlijke schadevergoeding toe te
kennen.
Washington, 14 Juli. (R.) De
commissie van advies heeft den rechtsge
leerden raadsman van het staatsdepartement
haar rapport over het karakter van de
Deutschland overhandigd.
Naar verluidt adviseert de commissie, de
Deutschland te beschouwen en te behande
len als een gewoon koopvaardijschip. Men
verwacht derhalve dat het departement van
de schatkist de Deutschland zal veroorloven
te allen tijde Baltimore te verlaten.
P a r ij s, 14 Juli. (Havas.) De troepen
die heden deelnamen aan de revue voor den
president der republiek ter gelegenheid van
het nationale feest van 14 Juli, hadden
zich vanaf 8 uur hedenmorgen op de Espla
nade des Invalides opgesteld. Achtereenvol
gens arriveerde het 230e regiment land-
weerinfanterie, een bataljon marine-solda
ten, het negende regiment Marokkaansche
tirailleurs, het eerste bataljon Jagers te voet,
'die gisteren van het front waren gekomen,
een Annamitisch bataljon, een batal
jon Russische Infanterie, een bataljon
Engelschen, omvattende Engelsche, Schot-
sche en Australische troepen, in 't
geheel 600 manschappen sterk, een de
tachement Belgische troepen, samengesteld
uit de muziek van het regiment grenadiers,
een peloton cavalerie gevormd door adspl-
rant-onder-luitenants van de opleidings
school, verscheidene secties mitrailleurs en
een compagnie wielrijders. Bij de aankomst
van den president der republiek presenteer
den de troepen, die werden gecommandeerd
door generaal Duboit, de geweren, terwijl de
trompetten zich over het veld heden hooren.
Poincaré inspecteerde het geheele front en
salueerde daarbij voor de vaandels, waarna
de president, vergezeld van Paul Deschanel,
Antorin, Dubóst, Aristide Briand en alle mi
nisters overging tot de plechtige uitreiking
van de eerediploma's aan de gezinsleden van
de eerste officieren, onder-officieren en sol
daten, die voor het vaderland waren gestor
ven. Na afloop van deze ontroerende plech
tigheid, die plaats vond tegenover het Petit
Palais, defileerden de troepen onder geest
driftige toejuichingen van het publiek vanaf
de pont Alexandre III tot aan de Place de
Ja République, waarbij ze de Avenue des
Champs Elysées passeerden, de Place de la
Concorde, de rue Royale en de groote bou
levards.
Pa r ij s, 14 Juli. (Havas.) Alle bladen
gedenken het plechtige, ernstige en sym
bolische karakter van den 14en Juli, zooals
deze dag te Parijs en in de provincie gevierd
is. Vooral was deze dag hoogst ontroerend
door de hulde die gebracht is aan de solda
ten die voor hun vaderland stierven en aan
de gezinnen die om hen rouw dragen. De
,Öag was vrij van alle vulgaire nieuwsgierig-
beid en een symbool der komende overwin
ning.
Generaal Lochwitsky, bevelhebber der
Russische troepen, die aan de revue te Pa-
iijs deelnam, verklaarde dat deze betooging
ln vollen oorlog een zeker teeken 19 van de
^aanstaande overwinning.
Czaar Nikolaas zond aan president Pofn-
*aré een telegram van gelukwensch, waarin
idJ de betaig-ing hernieuwde vap ziin ver
trouwen in en zijn goede wenschen uitte
voor de overwinning van Frankrijk en zijn
roemrijk leger. President Poincaré antwoord
de met een dankbetuiging, dat de Czaar den
schitterenden Russischen troepen vergund
had aan het nationaal feest deel te nemen.
Hij voegde daaraan toe: dat Frankrijk even
als Rusland vertrouwt op het eindelijk suc
ces.
Londen, 14 Juli. p.). Officieel. In
de Norddeutsche Allgemeine Ztg. van 5 de
zer geeft de Duitsche regeering antwoord op
de mededeellng van het Engelsche ministe
rie van buitenlandsche zaken over de kwes
tie der voorziening van Polen met levens
middelen. Zij zegt daarin o. a.: „het is eqp
bewuste onwaarheid, te zeggen dat in Noora-
Frankriik slechts een klein deel van den
oogst aan de Fransche bewoners Is gelaten
de Amerikaansche steuncommissie is ~van
het tegendeel op de hoogte."
In verband met deze verzekering moge de
Duitsche regeering de volgende vragen be
antwoorden le. is het waar of Is het niet
waar, dat het rantsoen, uit den laatsten oogst
door de Duitsche autoriteiten voor de Fran
sche inwoners beschikbaar gesteld, was
100 gram mei per hoofd en per dag? 2e.
blijkt hieruit niet, dat ten hoogste 00,000
ton graan over een geheel jaar voor deze
inwoners is gereserveerd, terwijl de gewone
opbrengst van deze provincies ongeveer
700,000 ton is?
Het mag betwijfeld worden of de Duitsche
regeering de moeite zal nemen deze vragen
te beantwoorden, maar 't zij ze het doet of
niet, wij nemen akte van de Duitsche verkla
ring en verwachten op grond daarvan, dat
de komende oogst in Noord-Frankrijk ge
heel voor de Fransche bevolking zal worden
gereserveerd overeenkomstig de Duitsche
beloften.
New-York, 13 Juli. (R.) Officieel
wordt medegedeeld dat een Fransche lee
ning van 100 millioen dollar hier met suc
ces is afgesloten.
Kaapstad, 13 Juli. (R.) De Australi
sche premier Hughes was bij zijn aankomst in
Kaapstad het voorwerp van een grootsche
verwelkoming. Duizenden waren in de stra
ten bijeen, die kwistig met vlaggen versierd
waren. Het gemeentebestuur hield een re
ceptie op het stadhuis, waar Hughes in ant
woord op verschillende redevoeringen, zei
dat hij gedurende zijn reis op den Oceaan
slechts één vlag had gezien, n.l. de Britsche.
De Duitschers worden ondanks hun verwon
derlijke organisatie en venijnige propagan
da en successen beschouwd als eene verza
meling melaatschen en paria's, omdat thans
de geheele beschaafde wereld den aard van
den strijd beseft.
Londen, 14 Juli. (R.) De Morning
Post verneemt uit PetersburgHet vertrek
van den ministerraad naar het keizerlijk
hoofdkwartier wordt algemeen besproken. In
invloedrijke kringen is men van meening
dat indien Oostenrijk opnieuw polste over
een afzonderlijke vrede, zijne voorstellen bi]
de geallieerden een goede ontvangst zou
den hebben en ook dat de tijd daar is, dat
de geallieerden tot overeenstemming ge
komen zijn voor de rgondslagen van den
toekomstigen vrede.
Innsbrück, 14 Juli. (W. B.) De bla
den melden: Bij de gevangen genomen Ita-
liaansche officieren bevindt zich ook de soc.-
dem. rijksdagafgevaardigde uit Trient, Bat-
tisti, die in Augustus 1014 naar Italië vlucht
te, waar hij onvermoeid tot den oorlog tegen
Oostenrijk-Hongarije aanzette. Hij werd naar
Trient gezonden, waar hij het vonnis van den
krijgsraad afwacht.
Londen, 13Juli. (R.) Bulgaarsche de
serteurs die te Turtschai(?) zijn aangekomen,
verklaren dat het 18e Bulgaarsche infante-
rie-regiment aan het muiten is geslagen en
zijn Duitsche officieren gedood heeft. Het
16e regiment dat werd uitgezonden om de
muiters te straffen, sloot zich bij hen aan.
Verscheidene andere gevallen van insubor
dinatie in het Bulgaarsche leger worden ver
meld. Ook zijn verscheidene Oostenrijkers
komen deserteeren over den *Donau en op
Roemeensch gebied gevlucht. Op het
oogenblik zijn negenduizend Bulgaarsche en
Oostenrljksch-Hongaarsche deserteurs in
Roemeensche concentratiekampen geïnter
neerd.
De strijd bij La Maisonnette.
In de stafberichten omtrent de gevech
ten op het westelijk front Is ln de laatste
dagen herhaaldelijk de naam La Maisonnette
genoemd 't Is de naam van een boerderij,
een goeden kilometer ten zuidwesten van
Péronne gelegen ,op den top van een circa
100 Meter hoogen heuvel, die daar het dal
van de Somme beheerscht.
't Is een van de verwoedste gevechten
geweest, die de Franschen bij den strijd
aan de Somme hebben geleverd, een ge
vecht, dat, met de verovering van La Mai
sonnette geëindigd is.
De oorlogscorrespondent van de „Daily
News" verhaalt er van: Eerst waren de
Franschen doorgedrongen tot de westelijke
hellingen in de richting van Flaucourt en
daarna deden de poilus een aanval op de
viervoudige reeks loopgraven, die hardnek
kig door de Beiersche tToepen werden ver
dedigd. De Franschen moesten onder een
hevig vuur doordringen door een netwerk
van versperringen; tweemaal waren zij al
doorgedrongen, maar tweemaal moesten zij
wijken voor het ontzettend vuur uit mortie
ren, machinegeweren en revolverkanonnen.
Voor de derde maal stormden zij in een
prachtig élan voorwaarts en joegen alles
voor zich uit. De top was bereikt, maar de
bouwvallen van „La Maisonnette" moesten
nog genomen worden. Ze werden verdedigd
met behulp van machinegeweren. Voorafge
gaan door hun officieren, sjormden de Fran
schen voorwaarts in een bajonetaanval, die
hen In de boerderij en de bijgebouwen deed
doordringen. De Beieren hielden hardnek
kig stand, hopende op versterking uit Vil-
lers Carbonnel. Er rukten al reed3 infante-
rie-colonnes aan, maar ze werden in hun
opmarsch gestuit door een gordijn van vuur
van de Fransche batterijen en moesten met
zware verliezen terugdeinzen. Een kwartier
later gaf de tot de sterkte van een com
pagnie geslonken bezetting van La Maison
nette zich over. De kapitein huilde van spijt.
Een gevangene deelde later mede, dat de
manschappen zich al eerder hadden willen
overgeven, maar de majoor had hen met
zijn revolver gedreigd. Kort daarna was de
majoor gesneuveld en toen hadden de over
levenden hun handen omhoog gestoken. Er
werd een belangrijke oorlogsbuit veroverd.
In de z.g. „Munchen-redoute" halverwege
de helling, werden nog elf gave machine
geweren gevonden; twintig waren er on
bruikbaar gemaakt door de Fransche grana
ten.
Na de verovering van La Maisonnette zijn
de Franschen thans meester van twee reek
sen lage heuvels, die de Somme beheer-
schen. De eerste reeks begint bij Belloy en
eindigt te Feulllères, de tweede meer voor
uitgeschoven reeks, die den loop der rivier
volgt, begint bij den nu veroverden 97 me
ter hoogen heuvel van La Maisonnette.
Aan den tegenovergestelden oever zijn de
Duitschers verschanst op den Mont St.
Quentin en op het hooggelegen terrein in
de buurt van Doingt, Mesnil en Brie. Al
die hoogten worden thans onder vuur geno
men doo: de Fransche batterijen te Feuil-
lères, Maisonnette en Barleux.
De snelheid waarmede de Franschen zijn
vooruitgedrongen blijkt wel het best hieruit,
dat de vijand menigmaal zoo overhaast
moest terugtrekken, dat hij zelfs zijn voor
raad levensmiddelen in den steek liet, ko
nijnen en gevogelte enz. In één gehuchtje
vond met '165 kippen, die later met grooten
smaak werden opgegeten, maar niet door
degenen die ze hadden opgefokt.
Staten-Oeneraal.
Het nieuwe onderwijs-artikel
in de Grondwet.
Verschenen is het Voorloopig Verslag van de
Tweede Kamer over het wetsontwerp lot het in
overweging nemen van een voorstel van veran
dering van art. 192 der Grondwet.
Daaraan is het volgende ontleend:
Wijze van voorbereiding en indiening.
Tegen de wijze, waarop dit voorstel is voor
bereid en ingediend, werden verschillende be
zwaren geopperd.
Bezwaren.
Enkele leden keurden de samenstelling der
Staatscommissie af. Door de wijze van samen
stelling verkreeg de commissie eenigermate het
karakter van een voorparlement. Zij gedroeg
zich, althans aanvankelijk, ook als zoodanig, ge
lijk blijkt uit het feit, dat zij de door een sub
commissie ontworpen redactie van het Grond
wetsartikel aan de overweging der Kamerfracties
onderwierp.
Men noemde deze wijze van voorbereiding
inconstitutioneel en beschouwde haar als een
zeer bedenkelijk antecedent.
De critiek van eenige andere leden betrof het
door de Regeering aan het rapport der Staats
commissie gegeven gevolg.
In de eerste plaats werd betoogd, dat de voor
die indiening door de Regcering aangenomen
houding allerminst aanleiding gaf om te ver
wachten, dat harerzijds een voorstel tot wijzi
ging van art. 192 der Grondwet zou worden ge
daan. Later deed zij anders. Bij een slechts en
kele 'weken na de vaststelling van het rapport
der Staatscommissie ingediend ontwerp maakte
zij voorstellen, die door een aantal Kamerleden
in besloten vergaderingen met oplegging van
geheimhouding waren uitgewerkt en zelfs In de
Kamerfracties eerst besproken waren, toen het
werk reeds in een vergevorderd stadium was ge
komen, klakkeloos tot de hare. In plaats van te
leiden, volgde zij. Men kon het niet goedkeuren,
dat de Regeering in deze gewichtige aangele
genheid alleen rekening heeft gehouden met het
gevoelen der Staatscommissie.
Hoe in den lande over de voorgestelde oplos
sing van de onderwijsquaestie gedacht wordt, is
geheel onbekend. Bij de verkiezingen van 1913
is doaromtrent niets gebleken, toen werden het
openbaar en het bijzonder onderwijs in den
ouden trant tegenover elkander gesteld. Het gaat
naar de meening dezer leden niet aan in de
Grondwet belangrijke veranderingen te brengen,
zoolang niet gebleken is, dat deze de instem
ming van een groot deel des volks hebben.
In de Memorie, van Toelichting deelt de Re
geering mede, dat thans de herziening van art.
192 gelijktijdig met die van art. 80 kan worden
behandeld. De bedoeling is dus blijkbaar, dat
ook de herziening van art. 192 in eerste instan
tie vóór de verkiezingen van 1917 worde afge
daan. Daardoor wordt aan het publiek en de
deskundigen geen voldoende gelegenheid gegund
om de veelomvattende voorstellen der commis
sie, welke aan het Regeeringsontwerp ten grond
slag liggen, vóór die afdoening behoorlijk te be-
studeeren en ln vergaderingen te bespreken. De
spoedige behandeling van het w.o. in de ofdce-
lingen heeft ook aan de Kamerleden, die van
de oommissie geen deel uitmaakten, niet den
tijd gelaten zich op 't onderzoek daarvan be
hoorlijk voor te bereiden. Sommigen voegden
hieraan toe, dat de toeleg om deze Grondwets
wijziging geheel buiten de natie om af te doen,
kwalijk is overeen te brengen met de leer van
den minister van Binnenlandsche Zaken, dat de
Regeering zich naar den „volkswil heeft te ge
dragen. Hoe de „volkswil denkt over de voor
stellen der Commissie, zal ook dien minister wel
niet bekend zijn.
Men meende verder, dat de Regeering haar
voorstel niet behoorlijk heeft toegelicht.
Verdediging.
Tegenover deze bedenkingen werd door an
deren o. a. het volgende opgemerkt:
In de eerste plaats verbaasde men zich er
over, dat than9 tegen de samenstelling der
Staatscommissie bezwaren zijn geopperd. De
poging der Regeering om door het bijeenbren
gen van vertegenwoordigers der vèrschillende
politieke richtingen tot een compromis te ko
men vond, althans in de Kamer, voor zoover
tot dusver bleek, algemeene instemming.
Waarom het inconstitutioneel zou zijn «en
Staatscommissie enkel uit leden der Kamer sa
men te stellen, begreep men niet. Zoowel for
meel als moreel blijven alle leden der Kamer
vrij met het door de Regeering overgenomen
voorstel al dan niet mede te gaan; ook de leden
der commissie zijn volkomen gerechtigd om op
grond van gerezen bezwaren daartegen hunne
stem uit te brengen.
Sommige leden voegden hieraan toe, dat zij
de instelling der commissie als een daad van
hooge staatsmanswijsheid beschouwden. Het Is
juist, dat de Regeering vroeger van een initia
tief-voorstel tot wijziging van art. 192 gespro
ken heeft, maar men zag niet in, waarom het
haar euvel geduid zou moeten worden, dat zij
zelve een voorstel indiende, nadat zij kennis ge
nomen had van den arbeid der Staatscommissie,
dien zij blijkens de Memorie van Toelichting
als welgeslaagd beschouwt.
Dat de Regcering zoo spoedig mogelijk tot de
indiening van haar voorstel overging, werd door
deze leden gewaardeerd.
Meer gevoelden deze leden voor de grief tegen
de soberheid der toelichting ingebracht.
Enkele leden verlangden, dat de notulen der
Staatscommissie, althans voor zoover zij op wij
ziging van art. 192 betrekking hebben, aan de
Kamer zouden worden overgelegd.
VERBAND TUSSCHEN DE HERZIENING
VAN ART. 80 EN VAN ART. 92 DER
GRONDWET.
Eenige leden waren van oordeel, dat de voor
stellen tot grondwetsherziening ter zake van het
kiesrecht en ter zake van het onderwijs in on
derling verband zijn te beschouwen. Zij waren
slechts dan bereid met eerstgenoemde voorstel
len mede te gaan, indien tegelijkertijd de finan-
cieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder
algemeen vormend lager onderwijs in de G.W.
wordt opgenomen. De eene concessie was h. i.
de andere waard.
Vele anderen waren van meening, dat de voor
stellen betreffende het kiesrecht en die betref
fende het onderwijs met elkander niet in ver
band staan en dat van een politieken ruilhandel
t. a. v. deze beide vraagstukken geen sprake
mag zijn.
Algemeene beschouwingen
b e t r e f f en d e h e t voorgestelde
Gro nd wetsartikel.
Eenige leden achtten herziening van art. 192
niet noodig, omdat de ibeoogde pacificatie ook
zonder verandering van de G.W. mogelijk is,
terwijl zij het bovendien bedenkelijk vonden den
wetgever de verplichting op te leggen alle kos
ten van het bijzonder algemeen vormend L. O.
ten laste der openbare kassen te brengen.
Tegen de strekking van het Regeringsvoor
stel werden zoowel'van de zijde van voorstan
ders van het bijzonder als van voorstanders van
het openbaar ondjerwijs bezwaren geopperd.
Door eerstbedoelde leden wer<J verklaard, dat
het--voorstel om het bijzonder algemeen vor
mend L. O. naar denzelfden maatstaf als het
openbaar onderwijs uit de openbare kas re be
kostigen, getuigt van een door hen met groote
voldoening begroet streven om aof\ het bijzon
der een gelijkwaardig© plaats te gunnen als
aan het openbaar onderwijs. Het voorstel be
vredigde hen- echter niet geheelin de eerste
plaats omdat het middlelbaar en gymnasiaal on
derwijs niet in de ffnancieele gelijkstelling be
grepen is, maar vooral omdat het voorgestelde
artikel blijkens de vierde alinea den voorrang
blijft toekennen aan het openbaar onderwijs.
Zij wenschten in overeenstemming met het
voorstel van het Ministerie Heemskerk in de
Grondwet te zien uitgedrukt, dat het bijzonder
onderwijs regel, het openbaar onderwijs aanvul
ling nvoet zijn. De meeste dezer leden verklaar
den zich intusschen bereid ter wille van den
vrede ook hunnerzijds een concessie le doen en
aan het in het Regeeringsvooretel belichaamde
compromis hunne stem te geven.
Eenige andere voorstanders van het (bijzonder
onderwijs verklaarden dot zij door het Regee-
rkvgsvoorst-el volkomen bovredigd waren en dit
niet als een compromis beschouwden. Het geeft
h. i. èn aan de voorstanders van het openbaar
èn aan die van het bijzonder ondkrwijs wat hun
toekomt. Voor deze leden lig«t in het voorge
stelde artikel opgeslotende vrije school voor
geheel dé natie; de openbare school 'moet voor
gaan.
De openbare school moet de norm zijn, waar
naar de bijzondere zich heeft te richten en
daarom moet do openbare school, al is zij aan
vulling, voorgaan.
Naar het iazien dezer leden is fn het voorstel-
Heemskerfc van do onjuiste meening uitgegaan,
dot de behoefte aan openbaar L. O. zich nog
moe9t openberen, hetgeen alleen juist zou zijn
indien er nog geen openbare scholen beston
den.
Ven de zijde van oenige voorstanders van het
openbaar onderwijs werden tegen het Regee-
ringsvoorstel verschillende bezwaren geopperd.
In de eerst» plaats betroffen deze (bezwaren
het derde lid van het voorgestelde artikel. Id
1843 werd in de Grondwet de bepaling opgeno
men, dot overal in het Rijk van overheidswege
voldoend openbaar onderwijs gegeven wordt.
Het is waar, dat er ook thans gemeenten zijn,
weer geen enkele openbare school bestaat,
maar dit is goen reden om den regel dat in
elke gemeente openbaar onderwijs moet wor
den verstrekt te doen vervollen. Men behoort
in geen geval verder te gaan dan tot opne
ming van een bepaling, welke, dien regel be
vestigende uitzonderingen toelaat, gedijk is voor
gesteld in de aan het verslag toegevoegde nota
von mr. Tydeman, of welke toelaat, dat in de
bij do wet te bepalen gevallen slechts de gele
genheid wordt gegeven tot het ontvangen van
voldoend openbaar algemeen vormend onder
wijs.
Ten einde te verzekeren, dat inderdaad overal
gelegenheid besta om openbaar onderwijs te
ontvangen, werd door enkelen het denkbeeld
geopperd in de Grondwet te bepalen, dat daar,
waar de omstandigheden het eischerw Rijks la
gere scholen zullen worden gevestigd.
In de tweede plaats werd' bezwaar geopperd
tegen het vierde lid, bepalende, dat de eischen
van deugdelijkheid, -aan het geheel of ten deele
uit de openbare kas te bekostigen onderwijs te
stellen, bij de wet worden geregeld, met inacht
neming voor zooveel het bijzonder onderwijs
betreft, van de vrijheid van richting.
Het artikehzelf bepaalt niet meer dan dat die
eischen bij de wet worden geregeld en laat dus
toe voor de bijzondere scholen veel lagere
eisohen te stellen den voor de openbare.
In de derde plaats werd bezwaar geopperd
tegen de.bepaling, dat het bijzonder algemeen
vormend L. O., dat aan de bij de wet te stellen
voorwaarden voldoet, naar denzelfden maatstaf
als het oöenbaar onderwijs uit de openb*** kas
bekostigd wordt. Aangevoerd werd, dat
geenszins onbillijk is wan hen, die niet tevre»-
den zijn met de van overheidswege verstrekte
scholen, te vergen, dot rij zich ten behoeve
van de particuliere scholen, welke dj oprichtert
fihancieele offers getroosten.
Men betoogde verder, dat de financieels
lijkstelling het meer dan ooit noodig ma*
waarborgen te stellen voor de deugdelljkhe
van het bijzonder onderwijs.
Onder de leden, die de geopperde bedenk'v
gen in meerdere of mindere mate deelde&
waren er, die tegen geheele vergoeding van d#
kosten van bijzondere scholen voor olgemeaif
vormend lager onderwijs uit de openbare kas
geen bezwaar hadden, mits dc Grondwet zich bm
pale tot het geven van de bevoegdheid om al»
dus te handelen en daartoe niet verplichte.
Van de zijde der leden, die zich met het re*
geeringsvoorstel vereenigden, werd o.a. betoogd,
dat de Grondwet van 1848 een einde heeft gé*'
maakt aan de bemoeilijking, welke de voorstait?»
ders van het bijzonder onderwijs bij de oprich
ting van scholen van de zijde der Overheid had
den ondervonden. Men was destijds van oordeel,
dat met de vrijheid van onderwijs, gelijk die in
de Grondwet werd omschreven, aan die voor
standers datgene was verzekerd, waarop zij aan
spraak hadden. De erkenning dier vrijheid sloot
in rich, dat het onderwijs een zaak is, die in de
eerste plaats de ouders aangaat. Het openbaar
onderwijs bleef intusschen den voorrang behou
den. Meer en meer kwam echter aan het licht,
dat het eene illusie was de openbare school te
beschouwen als eene inrichting, waarmede ieder
een vrede kon hebben, en in gemeenschappelijk
bezoek der openbare school een middel tot be
vordering der volkseenheid te zoeken.
Al moge de voorgestelde regeling ter rechter
zijde geen volkomen bevrediging schenken en
al moge men ter linkerzijde zekere voorzichtig*
heid noodig achten in verband met het feit, dat
niet alle voorstanders van het bijzonder onder
wijs aan anderen de vrijheid gunnen, die zij voor.
zich zeiven verlangen, de door de Staatscom
missie aanbevolen regeling geeft een grondslag,
welke, nèar men meende, voor alle politieke par
tijen aannemelijk is te achten.
Voor de vrees, dat de aanneming van het re-
geeringsvoorstel tot achterstelling van het open
baar onderwijs zou leiden, bestaat, naar de mee
ning dezer leden, geen reden.
Dat in het vijfde lid geen voldoende waarbor
gen zijn gesteld voor de deugdelijkheid van het
bijzonder onderwijs, kon men niet nzien. Dia
eischen kunnen echter voor de bijzondere schcn
len niet dezelfde zijn als voor de openbare, wil
men met de vrijheid van richting van 't bijzonder
onderwijs niet in botsing komen. Dit geldt met
name ten aanzien van de wijze van benoeming
der onderwijzers en de inrichting van het onder
wijs en van de leertijden in verband met het g^t
ven van godsdienstonderwijs op de bijzondere
scholen. Er is bovendien geen reden om te vree?
zen, dat de bestuurders der bijzondere scholen
niet voor deugdelijk onderwijs zullen zorgen.
Verbond van het Grondwetsartikel met de
voorstellen der staatscommissie.
In de Memorie van Toelichting wordt gezegd,
dat met de in de staatscommissie verkregen
overeenstemming omtrent de wijziging "an art»
192 de grondslag is gelegd voor een krachtige
ontwikkeling van ons lager onderwijs. Naar aan
leiding hiervan werd aangevoerd, dat de betee-
kenis van den arbeid der commissie niet in de
eer9te plaats ligt in het door haar voorgestelde
Grondwetsartikel, maar in de ontworpen wetW
lijke regelingen. i
Die meening werd echter door vele leden niei
juist geacht.
De slotsom van deze beschouwingen was, dat
de band tusschen het voorgestelde Grondwets
artikel en de door de commissie ontworpen
regelingen zeer zwak is en dat de aanneming
van het in dat artikel opgenomen beginsel van
finandeele gelijkstelling niet de minste zeker
heid geeft omtrent de wijze waarop het be
ginsel later zal worden uitgewerkt.
Pacificatie.
Van de zijde van de leden, die zich met het
regeeringsvoorstel niet konden vereenigen, werd
betoogd, dat aanneming daarvan niet zal lei
den tot pacificatie. De politieke strijd, die op
het gebied van het onderwijs gevoerd wordt, is
naar hun inzien het noodzakelijk gevolg ven
het bestaan van twee lijnrecht tegenover elkan
der staande levensbeschouwingen. Zij noemden
het een illusie te meenen, dot aan dien strijd
door de wetgeving een einde kan worden ge
maakt.
Sommigen hadden met leedwezen de van
rechtsche rijde komende uiting vernomen, dat
hetgeen thans ten bate van het bijzonder on
derwijs wordt aangeboden, alleen op afrekening
wordt aanvaard.
Vele andere leden konden zich met deze be
schouwingen niet vercenigen. Het spreekt huns
inziens vanzelf, dat de oanneming van het Re
geeringsvoorstel niet kan leiden tot verzoening
tusschen tegenover elkander staande levensbe
schouwingen. De vraag is alleen, of daardoor
aan den politieken strijd op het gebied van het
onderwijs een einde zal worden gemaakt.
Voorstanders van het bijzonder onderwijs
voegden hieraan toe, dat zij natuurlijk liever
zien, dat de kinderen naar een .bijzondere dart
naar een openbare school gaan, evenels hun
nerzijds prijs wordt gesteld op aansluiting bij
de kerk, waartoe zij behooren, en op trouw
kerkbezoek. De arbeid, ter bevordering van een
en ander te verrichten, behoort echter tot het
gebied der inwendige zending. De politieke
strijd zal een einde nemen, zoodra ook op hqt
gebied van het onderwijs alle burgere gelijk
zijn voor de wet.
Het Grondwetsartikel.
Eerste lid. Opgemerkt werd, dat niet blijk^
waarom de Regeering het woord „openbaar" uit
deze bepaling wil doen vervallen.
Enkelen hadden tegen de voorgestelde redactie
bezwaar, omdat daaruit kan worden afgeleid,
dat de bepaling ook op het onderwijs op cate
chisaties en de opleiding van geestelijken aan
seminaries betrekking heeft.
Anderen hechtten aan de voorgestelde bepa
ling geen groote beteekenis, maar achtten aan
neming daarvan toch wenschelijk, omdat daaruit
duidelijk blijkt, dat de Regeeringszoigr zich oo»
over het bijzonder onderwijs uitstrekt.
Tweede lid. Eenige leden hadden bezwaar
tegen de verandering van de volgorde der thajjj
in de Grondwet voorkomende bepalingen. 20
wenschen, dat de bestaande volgorde behouden
zou blijven.
Derde lid. Vele leden achtten het wep»
schelijk de in het bestaande artikel voorkoir
woorden „roet eerbiediging van ieders godsdien
stige begrippen" onveranderd te laten.
Vierde lid. Naar het oordeel van eniflta
leden volgt vdt deze bepaling, dat voortaan M
wet aan geen enkele gemeente de verplicht*