"binnenland.
DE EEMLANDER".
Zaterdag 15 Juli 1916.
FEUILLETON.
DE EERSTE MEI.
Blad.
15'* Jaargang.
KOLONIËN;
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG.
Uilgevers: VALKHOFF Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
p«8 maanden voor Amersfoort j. t 1.30»
Idem franco por post..
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.1
'Afzonderlijke 0.05.
'Wekelijksoh bijvooRsel „Z>. Hollanisdu Buimrouio" (onder
redactie van Thérèse Hoven) per 8 mnd. 50 cis.
Wekelijksoh bijvoegsel ,Pak nu mtS' per 8 mnd. 53 cis.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1—5 regels.» f O.SO.
Elke regol meer- 0.15.
Dienstaanbiedingen 1—5 rogols,. - 0.^50»
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijt bostann zoor voordooligo bop&lingon
tot het herhaald adverteeron in dit Blad, bi.i abonuomont.
Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Oost-lndlë.
De Phillppijnsche missie te Batavia
Den 13en dezer kwam, naar aan de
Tel. wordt geseind, de commissie, officieel
door de Philippijnsche regeering afgevaar
digd, te Batavia aan. De commissie bestaat
uit twee gouverneurs van provincies, vier
hoofd-officieren en vier ambtenaren. De
commissie zal een studie maken van de
ontwikkeling onzer koloniën op landbouw
kundig en technisch gebied. Daar de com
missie slechts tien dagen in Indië zal ver
toeven, is het echter duidelijk, dat men hier
te doen heeft met een diplomatiek ant
woord op het bezoek onlangs door Japan-
sche autoriteiten aan onze koloniën ge
bracht.
Een complot tegen Europeanen
ontdekt.
Volgens een telegram uit Weltevre
den aan de Tel. koesterde de politie te Ma
kasser reeds sinds eenigen tijd argwaan te
gen de handelingen van een aantal inboor-
Hngen die verdacht werden, misdadige plan
nen in het schild te voeren tegen de daar
wonende Europeanen. Nadat er voldoende
gegevens waren verzameld, heeft de politie
thans in den nacht de samenzweerders ver
rast. Zij vond 130 inboorlingen in een ver
gadering bijeen en stelde vast, dat dezen
een complot hadden gesmeed om alle Eu-
"opeanen te Makassar te vermoorden. De
samenzweerders werden gevankelijk wegge
voerd.
Uit de Per.
Grondwetsherziening.
De Tij d besluit een artikel over de
idwetsherziening als^volgt:
„Ieder voorstel, zoowel dat betreffende
bet kiesrecht als dat inzake onderwijs, wor
de beoordeeld om zijn eigen mérites, alleen
dan verwachten wij een einde, voor goed,
van "kiesrecht- en onderwijsvraagstuk.
Geen ruilhandel dus, doch wel gelijktij
dige behandeling. En dan is,*" zeker, moge
lijk, dat beide partijen rtader tot eikender
komen en daardoor het welslagen der
Grondwetsherziening bevorderen. De Rech
terzijde zal dit to eerder kunnen dloen, om
dat eenerzijds het huismanskiesrecht van
het Kabinet-Heemskerk practisch tot het Al
gemeen Kiesrecht naderde, anderzijds 't
ontworpen art. 192 wel, natuurlijk, van gTOot
belang is voor de toekomst van ohs bijzon
der onderwijs, doch pas zijn volle beteeke
nis krijgt door de wetsontwerpen, welke de
Staatscommissie mede heeft ontworpen. En
de Linkerzijde zal, hoe ook verklaringen van
politici en enkele persorganen anders zou
den 'kunnen doen vermoeden, evenzeer het
landsbelang begrijpen, gedachtig aan de
woorden, door mr. Cort van der Linden*
bij de Algemeene Beschouwingen in 1913
gesproken„indien in de Staatsoommissie
een compromis kan gesloten worden tus-
schen links enrechts inzake het onder
wijs indien er een grondslag kah worden
gevohden voor een bevredigende oplossing
van den schoolstrijd en indien op grond
daarvan in deze Kamer een initiatief voor
stel werd gedaan, dan zou do Regeering
daartegenover uiterst welwillend
gestemd zijn. Dan zou de Rechterzijde kun
nen rekenen op volkomen medewei'
king van dc Regeering."
De Dlstributiewet 1913.
De N. Rott. Cf. acht den inhoud van het
ontwerp, dat, wet geworden, niet slechts
enkele maanden, maar jaren kan geiden
immers, ook ai mocht de vrede over eenige
maanden geteekend worden, dan zal de
moeilijkheid van het distributievraagstuk nog
geruimen tijd in onverminderden omvang
blijven bestaan van zóó groote beteekenis,
dat zij het ten zeerste betreuren zou, indien
het gerucht juist bleek, dat de zaak, als van
allesoverheerschende urgentie, nog vóór het
in deze maand beginnende Kamerrecès, zou
moeten worden afgehandeld èn in de afdee-
lingen èn in de openbare vergadering.
„Wij zullen de laatsten zijn, om het ge
wicht van het distributievrougstuk te onder
schatten of mede te werken tot onnoodige
vertraging van de oplossing. Maar evenmin
mogen wij raden tot een zóó spoedige be
handeling, dat, den omvang van de zaak
in aanmerking genomen, van niet anders
dan van overijling zou kunnen worden ge
sproken.
Deze wet kan, zal waarschijnlijk, jarenlang
den economischen toestand in Nederland en
het middenstandsbedrijf heheerschen, zij
brengt moeilijke staatsrechtelijke vragen
naar voren en hare geldelijke gevolgen zul
len alleraanzicnlijkst zijn. Het verdraagt zich
o. i. niet met den hoogen ernst van de zaak,
om de behandeling te forceeren binnen de
enkele, wellicht onrustige, 'lagen, welke de
Kamerleden nog van een welverdiend reces
scheiden.
Aan de gemeentebesturen en aan allen,
wier belangen het ontwerp raakt, behoort
bovendien de tijd gelaten te worden, om
het. te bestudeeren en hunne wenschen ken
baar te maken.
Dat tegen uitstel tot na het reces, dat dit
maal wel niet lang zal zijn, overwegend be
zwaar zou bestaan, meencn wij te mogen
ontkennen. Immers het ontwerp de titel
wijst er reeds op regelt de distributie, d. i.
slechts een onderdeel, zij het ook een zeer
belangrijk onderdeel van het geheele vraag
stuk."
Het zwaortepunt van dit vraagstuk ligt
echter elders, en het zal goed zijn, er zich
van te doordringen, dat dit ontwerp daar
buiten omgaat.
„Het zwaartepunt ligt in de aanwezigheid
J>innen onze grenzen van voldoende voor
raden levensmiddelen en brandstoffen. En
al kan een slecht distributiestelsel verhinde
ren, dat die voorraden ten slotte komen
waar zij zijn moeten, zeker is het, dat er ook
bij het beste distributiestelsel nood, en
groote nood, kan heerschen, als de hoeveel
heden te kort schieten. Het is om die voor
raden in de allereerste plaats te doen. Die
binnen de grenzen te krijgen, èn, zoo zij hier
voortgebracht worden, in afdoende; maar
niet onnoodig groote, mate, binnen onzo
grenzen te houdendat is de voornaamste
taak, welke zij zich gesteld zien, die hier to
handelen hebben; dat is de Taag, welke alle
andere, hoe gewichtig ook, op het tweede
plan brengt.
Men herinnere zich slechts de twee om
standigheden welke onlftngs het vraagstuk
voor een ieder acuut maakten wij bedoelen
de plotselinge stijging van de vleeschprijzen
en de aardappelschaarschte. In geen van
beide gevallen was er sprake van distributie-
gebreken neen, men meende, dat de voor
raden binnen onze grenzen te klein waren of
dreigden te worden, vandaar groote toene
ming van duurte en van onrust.
Met het verkrijgen of behouden van voor
raden in Nederland bemoeit echter het ont
werp zich niet, althans slechts op onderge
schikte punten, en zeker s:hept het geen
in die richting strekkende middelen van
beteekenis, welke de regeerlng niet nu reeds
heeft wij hebben b.v. het oog op de op
neming vap de aanwezige hoeveelheden.
Zeker men kan den gemeenten opleggen,
te zorgen voor de aanwezigheid vnn vol
doende hoeveelheden op hun gebied, maar
de deelen saamgevoegd kunnen nooit groo-
ter zijn dan het geheel, en alle gemeentelijke
bemoeiing moet falen, als in het land, als
geheel genomen, de vereischte voorraden
niet te vinden zijn."
De N. R. Ct. beweert niet dat al "at tot
verkrijging en behoud in Nederland van hat
benoodigde kan strekken, in de wet is te re
gelen; zij houdt dat niet voor mogelijk; haar
doel is slechts aan tetoonen, dat van het
ontwerp de 'beteekenis, en daarom de urgen-
tiën, niet mogen worden overschat, omdat
de hoofdzaak gelegen is in de zorg voor de
aanwezigheid van voldoende voorraden hier
te lande.
In die zorg nu kan het korte uitstel, dat
volstrekt noodig is om het ontwerp behoorlijk
te overwegen, geen vertraging brengen, en
daarom kan de N. R. Ct. een urgentie op
een te luttel aantal dagen niet aanvaarden.
De Kabinetsquaestie.
De overzichtschrijver der T elegraaf
doet uitkomen, dat de verklaring van minis
ter Cort van der Linden Woensdag in de Ka
mer bij de behandeling van de uitbreiding
van den Landstorm afgelegd, duidelijk was
en elk verder debat over een gedeeltelijke
demobilisatie afsneed.
„Men kreeg dus deze situatie een Kamer,
waarin verschillende leden om gedeeltelijke
demobilisatie vragen, omdat zij het oorlogs
gevaar voor ons land veel verminderd von
den en eene regeering, die daarentegen
het oogenblik gevaarlijker acht dan ooit,
daarom van demobilisatie niet hooren wil
en bij het wetsontwerp ronduit de vertrou-
wens-quaestie stelde. In dezen toestand
week natuurlijk dc oppositie. De heeren
mopperden, maar trokken af. Het grootste
belang is zei mr. Marchant dat de
regeering blijft. Daaromretireeren.
Behalve de soci's.
De heer Ter Laan kwam met een parade-
motie, waarin gevraagd werd, dat de rest
van de landweer en de oudste drie militie
lichtingen onmiddellijk naar huis zouden
worden gezonden.
Natuurlijk mislukte deze schijnbeweging."
„Het onverwachte debat kreeg alleen een
wat scherpen kant, omdat minister Cort van
der Linden feitelijk de kobinets-quaestie
stelde. Want discussies als gisteren zijn
overigens al vijf-en-twintig maal gevoerd in
den laatsten tijd.
Hoe meer de vrede nadert, hoe sterker en
standvastiger we moeten zijn.
Dat is de regeerings-leus."
De Nieuwe C t. noemt volkomen juist
en consequent het (na de regeeringshouding
van een jaar geleden blij verrassend) optre
den van minister Cort van der Linden die,
toen eenige afgevaardigden van verschillen
de partijen hun stemmen over 't ontwerp
begonnen te sjacheren .kordaat de kabinets-
quaestie kwam stellen.
Uit het optreden van den minister-presi
dent blijkt, naar de N. R. Ct. opmerkt,
tweeërlei.
„Eenerzijds wil de minister van binnen-
landsche zaken, (ofschoon verzekerend, dat
er telkens onderzocht wordt, in hoeverre te
eeniger tijd legerinkrimping mogelijk zou
zijn) niets weten van een dwang tot nader
onderzoek, waarin de demobilisatietendenz
verscholen zou b'ggen te dien aanzien be
hoort de Kamer z. i. het volste vertrouwen
in minister van oorlog on regeering te heb
ben. Anderzijds is hij tegen (gedeeltelijke)
demobilisatie op dit oogenblik nog evenzeer
gekant ols ooit te voren. Daartegenover
staat hij nog veel onverzoenlijker dan hij
tegenover een eventueele verwerping van de
(gisteren aangenomen) aflossingswet zou
staan."
Het Handelsblad vindt het curieus,
dat de minister van Binnenlandsche Zaken
het zware geschut van de kabinets-quaestie
wel thans, bij dit betrekkelijk kleine ontwerp
heeft ontmaskerd en niet verleden jaar, toen
het ging om de veel meer belangrijke eerste
wijziging der Landstormwet.
Berlehtoa.
Bij Koninklijk besluit is tijdelijk be
noemd, bij het reservepersoneel der land
macht, bij het wapen der artillerie, tot reser-
ve-eerste-luitenant, de gepensionneerde ma
gazijnmeester der de klasse (2de-luitenant)
der artillerie H. Kleyn, van het leger in Ne-
derlandsch-Indië.
Bij beschikking, van den Minister van
Marine zijn de benoemde officieren van ge
zondheid der 2de klasse C. W. Bottema, A.
J. F. Thorbecke, W. Dooren en G. C. van
Nieuwenhuizen, geplaatst bij het hospitaal
der marine te Willemsoord, eerstgenoemde
twee met 21 dezer, de anderen met 1
Augustus d. a. v.
Nederland en de oorlog*
Het 2 0-m i 11 i o e n-o ntwerp.
In eene te Winterswijk gehouden verga
dering van burgemeesters uit de meeste ge
meenten in de Graafschap Zutphen is be
sloten een adres te richten aan de Tweede
Kamer met het verzoek uit het wetsontwerp
tot beschikbaarstelling van 20 millioen gul
den voor de levensmiddelenvoorziening te
lichten de bepaling dat K der kosten ten
laste der gemeente zou komen.
D i s t r i b u t i e-w e t.
Door de Vereenigingen van Neder-
landsche Gemeenten is aan de Ministers
van Binnenlandsche Zaken, von Landbouw
en van Justitie een adres gericht inzake dc
distributiewet.
Tot heden aldus wordt in het adres
aangevoerd heeft het gemeentebestuur
zich in hoofdzaak belast met de distributie#
het Rijks Centraal Bureau met den inkoop
der levensmiddelen. Het wil adr. voorkomen
dat dit systeem in beginsel gehandhaafd
moet blijven terwijl het wetsontwerp moet
strekken tot uit den weg ruimen der fouten,
die aan de tegenwoordige organisatie Kle
ven.
In stede daarvan schijnt de zorg voor de
levensmiddelen-voorziening afgewenteld te
wórden op de gemeentebesturen, die naast
de distributie ook voor den aanschaf zullen
moeten zorgen.
In het adres worden voorts breedvoerig
behandeld de bezwaren tegen de tegenwoor
dige regeling die blijkbaar vnn tweeërlei
aard zijn: gebrek aan medewerking en geld
verspilling.
Belemmeringen in de
suikerdistribut i e.
Te Amsterdam is een door den Neder-
landschen Grossiersbond bijeengeroepen ver
gadering gehouden, ter bespreking van de
vele en zeer ernstige bezworen tegen de lei
ding van de commissie van advies in zake
suiker. Ook niet-Ieden hadden toegang. Aan
het begin der vergadering werd een con
cept-adres aan den minister van landbouw
rondgedeeld. Daarin wordt gezegd, dat in
den toestand van den suikerhandel, die de
laatste weken tot duizenden klachten aan
leiding gaf, niet de gewenschte verbetering
is gebracht, maar dat er integendeel zoo
danige maatregelen zijn getroffen, die da
goede verzorging onmogelijk maken niet al
leen, maar de menschen op de meest grie
vende wijze verbitteren.
Het adres eindigt met het verzoek aan den
minister, paal en perk te stellen non den
invloed von raffinadeurs in de commissie
van advies.
Na een korte openingsrede van den voor
zitter, den heer R. D. de Jong, van Jourc,
voerde het woord de heer B. Oosterhuis
oud-voorzitter en lid van het suikerbureau.
Na eenig debat werd besloten, het adr«*
e enigszins gewijzigd, te verzenden.
Groenten in Limburg.
De rijkscommissie van toezicht op d^
groenten-centrale meldt ons:
Terwijl in Zuid-Holland de kropsalade rtq
en dan zulke hooge prijzen opbrengt, dat
klachten inkomen over de gebrekkige hand
having der maximumprijzen, wordt ons her
haaldelijk van Venlosche veilingen bericht*
dat deze groente, wegens de lage prijzen*
schier onverkoopbaar is.
Het wil der commissie voorkomen, dat het
ligt op den weg van den handel om zich de
ze laatste omstandigheid ten nutte te maken)
en de daar beschikbare groente voor de an
dere deelen van Nederland te betrekken.
Wie het ongeluk niet kent, leert niet het
geluk grijpen en vasthouden.
Roman door
Mr. L\ H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK.
Een oogenblik een pijnlijke stilte, 'de wenk
brauwen van Peters fronsen zich te zamen; de
aren van de slapen zwellen op tot koorden;
'de tanden knarsten tegen elkaar... eindelijk...
eindelijk stotterend: „de heeren kunnen van
geluk spreken, dat zij de broers van Grelchen
zijn... ik heb verder geen tijd; ik moet weer
aan het werk," en zonder groet, zonder nog
een enkelen blik ijlt hij weg om met driftige
hand den hamer te grijpen, die krachtiger,
sneller nog neerbeukt op het gloeiend ijzer.
Dienzelfden middag ook Gretchen voor de
werkplaats van Manchy.
„Nol, Nol" gilt zij.
Onwillekeurig deinst hij enkele stappen
fcehteruit hij schaamt zich zoo, met z'n
Kuiile negerkop, in zijn vies werkmanspakje
fceeft zij heha nog nooit gezien, haastig knoo-
|>en zijn vingers het open hemd dicht, wrijft
nij met de hand het ijzerstof uit zijn gezicht.
„Nol, Nol. is het waar, dal je dat gezegd
*ebl terwijl zij met vluggen treë binnen-.
treedt, zich vlak voor hem plaatst.
„Wat gezegd?"
„Dat ik je heel onverschillig ben, dat jij er
je niks uit zoudt maken als ik voor goed weg
ging."
„Canailles, Grelchen, canailles zijn ze;
't spijt mo, dat ik zoo iels van je broers moet
zeggen."
,,'t Is dan tocli waar, dal ze met je hebben
gesproken?"
„Ja, dat is waar, maar het is ook waar, dat
ik ze allebei de deur heb gewezen, voor jou
Gretchen, voor jou, omdat het jouw broers
waren ik had ze er anders uit gedonderd."
„Wat hebben ze je dan gedaan?"
- „Gedaan... niks hebben ze gedaan, dat zou
hun ook niet geraden geweest zijn; ik had ze
allebei tot moes geslagen als er een maar een
poot naar mij had uilgestoken, maar... ze
hebben mij geld geboden Gretchen, geld, dat
ik uit Roosdaal zou weggaan, jou niet meer
zien en toen... zooals ik je al gezegd heb, m'n
pooten heb ik thuis gehouden, omdat het
jouw broers waren, maar veel occasie om nog
meer met me te redeneeren heb ik ze niet
gegeven; ze begrepen, dat het hun tijd was
geworden om op hun eigen beenen te eclip
seeren."
„Leugenaars, leugenaars"- nu ook zij, terwijl
zij in tranen uitbarst; „ze hebben mij willen
meenemen met den trein naar huis, naar
Hochrade, dat ik in eens van je af zou zijn, je
nooit meer zou zien je was het niet waard,
dat Ik me nog langer met je occupeerde, ik
vergooide mij aan jou, want je hield niet van
mij, je had al lang genoeg van het Moffinneke;
't was je toch om niks anders le doen geweest
als .voor een simpel amusement, 't begon ic
dan ook al razend te vervelen en dat zou je
hun allemaal gezegd hebben."
„Canailles, loeders, krengen" sist hij door
zijn opeengeklemde tanden...* „waar zijn ze
Gretchen, waar zijn ze; ik ga sebiet naar hen
toe en dan zullen wij eens zien of zc nog
de courage hebben om dat allemaal te zeg
gen in mijn presentie."
„Neen Nol, neen, ik ken je, ik weet, dat jij
je niet zoudt kunnen inhouden en ik wil niet,
ik wil niet, dat je hun iets doet; 't zijn mijn
broers; ze zijn altijd lief en goed voor mij
geweest, wat waar is is waar en alles wat ze
nu doen, 't is gemeen, vervloekt gemeen, da's
ook waar, maar ze hebben het gedaan, omdat
ze het goed met mij meencn, omdat zij niet
kunnen begrijpen, dat ik gelukkig zou kunnen
worden met een man, die niet zoo rijk is als
zij."
„Goed Gretchen, ik zal niet naar lien toe
gaan; ik zal bedaard blijven... waar zijn zc op
dit moment?"
„Bij Habeeks; zc wachten nog altijd op me
om mij mee te nemen naar Hochrade."
„Heb je hun dan heloofd om mee te gaan?"
„Ja, ik moest wel; 't was de eenige manier
om van hen af te komen."
„Hoe zoo?"
„Ik heb hun gezegd, dat ik m'n koffer zou
gaan pakken, dat ik me toch ook moest ver-
kleeden en toen ben ik door de achterdeur
weggeloopen naar jou, Nol en ik ga niet meer
terug; ik blijf hier, bij jou, tot dat ze weg
zijn."
„Dank" je Gretchen, dat is lief van je; weet
je ook casueel wanneer zc zullen weggaan."
„Ja, met den trein van 4.20 naar Aken."
„Zóó... maar dan later... .wat dan later
Gretche\?A -
«Wat meen je daarmee?"
„Zullen ze je dan niet later forceeren, des
noods met het gerecht om met hen mee te
gaan?"
„Dat kunnen ze niet; ik ben een en twintig
jaar, in Duitschland meerderjarig; ik ben
alzoo mijn eigen meester."
„Maar dan had je nu toch ook niet hoeven
te beloven met hen mee te gaan."
„Daar heb jc gelijk in, maar bedenk, dat ik
als meisje stond tegenover twee mannen, twee
broers en waren zij nu nog maar boos ge
weest, hadden zij harde of ruwe woorden ge
zegd, dan had ik mij kunnen; verdedigen,
maar dat hebben zij niet gedaan; integendeel,
ze waren erg lief en hartelijk, spraken altijd
over mijn toekomst, mijn geluk, dat ze op het
oog hadden en zie je Nol, daar kon ik niet
tegen; ik voelde, dat Ik niet lang de kracht
zou hebben om te resisleeren als jij niet bij
mij was en daarom ben ik weggeloopen, naar
jou; jij moet mij helpen."
„Dat zal ik Gretchen; ik zal je helpen; ik ga
direkt met je mee en dan ben ik benieuwd of
ze nog de courage zullen hebben om alles te
repeteeren, wat ze jou gezegd hebben - zijn
ze nu nog bij Habeeks?
„Ja, maar ik wil niet, dat je daar naar toe
gaat; Habeeks zou -t beroerd en lammenadig
vinden; ruzie in zijn huis te hebben en die
mogen wij niet affronleeren, want hij is altijd
even lief en affabel voor mij geweest en dat
zal hij ook altijd blijven, daar ben ik zeker
van."
„Goed, goed, Gretchen, dan niet naar
Habeeks, dan samen naar de statie; daar zal
ik hun toonen, dat ze leugenaars zijn en dat
ik nu hun leugens ken, dat ik je niet moe ben,
dal ik niet van je af .wil zijn, dat ie nog iels
meer voor me bent dan een simpel amuses
ment dal zullen ze gewaar worden
wacht maar; ik zal even aan Manchy gaan
zeggeo# (lat ik van avond en morgenvroeg bet
werk zal komen afmaken, dat ik nu moet latetf
liggen en dan ga ik me verklecden, wanf
zóó... kan ik mij niet met Jou vcrlooncn." j
Lang perron voor het met klimop begrocidd
kleine, sierlijk in renaissance-stiji opgetrok
ken slation in Roosdaal; in de zomermaanden
hier steeds een druk gewoel en vertier der
duizenden vreemdelingen; een luid róepen en
Schetler-schreeuwen bij eiken binncnslroov,
menden trein; een verwelkoming van nieuwe
gasten door de oude, een hartelijk elkaar
toelachen, een warm handdrukken en klap*
pend kussen der komenden en der afwach-
lenden; bergen van opeengestapelde koffers
en kisten, uit goederenwagens achteloos ge*
smeten; een zenuwachtig heen en weer dra*
ven der hotelknechten met de gouden letters-
op hunne petten, zoekend met vorschend oog
den nieuwen gast of nieuwe prooi; een zacht-,
kens dringen, een duwen in eindeloozc slieii
voor het geolgeverfde hekje, waarachter da
beambte belast met het Innemen der kaartjes#
Eveneens krachtig handengepers en vast
lippengezoen bij eiken vertrekkenden' treinf,
een zich verdringen op de treeplanken van. d<g
reeds gesloten coupé's yoor nog laatsten groet
(Wordt vervolgd.)