"binnenland. DE EEMLANDER". Zaterdag 15 Juli 1916. FEUILLETON. DE EERSTE MEI. Blad. 15'* Jaargang. KOLONIËN; Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG. Uilgevers: VALKHOFF Co, ABONNEMENTSPRIJS: p«8 maanden voor Amersfoort j. t 1.30» Idem franco por post.. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.1 'Afzonderlijke 0.05. 'Wekelijksoh bijvooRsel „Z>. Hollanisdu Buimrouio" (onder redactie van Thérèse Hoven) per 8 mnd. 50 cis. Wekelijksoh bijvoegsel ,Pak nu mtS' per 8 mnd. 53 cis. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÈN: Van 1—5 regels.» f O.SO. Elke regol meer- 0.15. Dienstaanbiedingen 1—5 rogols,. - 0.^50» Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijt bostann zoor voordooligo bop&lingon tot het herhaald adverteeron in dit Blad, bi.i abonuomont. Eene circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Oost-lndlë. De Phillppijnsche missie te Batavia Den 13en dezer kwam, naar aan de Tel. wordt geseind, de commissie, officieel door de Philippijnsche regeering afgevaar digd, te Batavia aan. De commissie bestaat uit twee gouverneurs van provincies, vier hoofd-officieren en vier ambtenaren. De commissie zal een studie maken van de ontwikkeling onzer koloniën op landbouw kundig en technisch gebied. Daar de com missie slechts tien dagen in Indië zal ver toeven, is het echter duidelijk, dat men hier te doen heeft met een diplomatiek ant woord op het bezoek onlangs door Japan- sche autoriteiten aan onze koloniën ge bracht. Een complot tegen Europeanen ontdekt. Volgens een telegram uit Weltevre den aan de Tel. koesterde de politie te Ma kasser reeds sinds eenigen tijd argwaan te gen de handelingen van een aantal inboor- Hngen die verdacht werden, misdadige plan nen in het schild te voeren tegen de daar wonende Europeanen. Nadat er voldoende gegevens waren verzameld, heeft de politie thans in den nacht de samenzweerders ver rast. Zij vond 130 inboorlingen in een ver gadering bijeen en stelde vast, dat dezen een complot hadden gesmeed om alle Eu- "opeanen te Makassar te vermoorden. De samenzweerders werden gevankelijk wegge voerd. Uit de Per. Grondwetsherziening. De Tij d besluit een artikel over de idwetsherziening als^volgt: „Ieder voorstel, zoowel dat betreffende bet kiesrecht als dat inzake onderwijs, wor de beoordeeld om zijn eigen mérites, alleen dan verwachten wij een einde, voor goed, van "kiesrecht- en onderwijsvraagstuk. Geen ruilhandel dus, doch wel gelijktij dige behandeling. En dan is,*" zeker, moge lijk, dat beide partijen rtader tot eikender komen en daardoor het welslagen der Grondwetsherziening bevorderen. De Rech terzijde zal dit to eerder kunnen dloen, om dat eenerzijds het huismanskiesrecht van het Kabinet-Heemskerk practisch tot het Al gemeen Kiesrecht naderde, anderzijds 't ontworpen art. 192 wel, natuurlijk, van gTOot belang is voor de toekomst van ohs bijzon der onderwijs, doch pas zijn volle beteeke nis krijgt door de wetsontwerpen, welke de Staatscommissie mede heeft ontworpen. En de Linkerzijde zal, hoe ook verklaringen van politici en enkele persorganen anders zou den 'kunnen doen vermoeden, evenzeer het landsbelang begrijpen, gedachtig aan de woorden, door mr. Cort van der Linden* bij de Algemeene Beschouwingen in 1913 gesproken„indien in de Staatsoommissie een compromis kan gesloten worden tus- schen links enrechts inzake het onder wijs indien er een grondslag kah worden gevohden voor een bevredigende oplossing van den schoolstrijd en indien op grond daarvan in deze Kamer een initiatief voor stel werd gedaan, dan zou do Regeering daartegenover uiterst welwillend gestemd zijn. Dan zou de Rechterzijde kun nen rekenen op volkomen medewei' king van dc Regeering." De Dlstributiewet 1913. De N. Rott. Cf. acht den inhoud van het ontwerp, dat, wet geworden, niet slechts enkele maanden, maar jaren kan geiden immers, ook ai mocht de vrede over eenige maanden geteekend worden, dan zal de moeilijkheid van het distributievraagstuk nog geruimen tijd in onverminderden omvang blijven bestaan van zóó groote beteekenis, dat zij het ten zeerste betreuren zou, indien het gerucht juist bleek, dat de zaak, als van allesoverheerschende urgentie, nog vóór het in deze maand beginnende Kamerrecès, zou moeten worden afgehandeld èn in de afdee- lingen èn in de openbare vergadering. „Wij zullen de laatsten zijn, om het ge wicht van het distributievrougstuk te onder schatten of mede te werken tot onnoodige vertraging van de oplossing. Maar evenmin mogen wij raden tot een zóó spoedige be handeling, dat, den omvang van de zaak in aanmerking genomen, van niet anders dan van overijling zou kunnen worden ge sproken. Deze wet kan, zal waarschijnlijk, jarenlang den economischen toestand in Nederland en het middenstandsbedrijf heheerschen, zij brengt moeilijke staatsrechtelijke vragen naar voren en hare geldelijke gevolgen zul len alleraanzicnlijkst zijn. Het verdraagt zich o. i. niet met den hoogen ernst van de zaak, om de behandeling te forceeren binnen de enkele, wellicht onrustige, 'lagen, welke de Kamerleden nog van een welverdiend reces scheiden. Aan de gemeentebesturen en aan allen, wier belangen het ontwerp raakt, behoort bovendien de tijd gelaten te worden, om het. te bestudeeren en hunne wenschen ken baar te maken. Dat tegen uitstel tot na het reces, dat dit maal wel niet lang zal zijn, overwegend be zwaar zou bestaan, meencn wij te mogen ontkennen. Immers het ontwerp de titel wijst er reeds op regelt de distributie, d. i. slechts een onderdeel, zij het ook een zeer belangrijk onderdeel van het geheele vraag stuk." Het zwaortepunt van dit vraagstuk ligt echter elders, en het zal goed zijn, er zich van te doordringen, dat dit ontwerp daar buiten omgaat. „Het zwaartepunt ligt in de aanwezigheid J>innen onze grenzen van voldoende voor raden levensmiddelen en brandstoffen. En al kan een slecht distributiestelsel verhinde ren, dat die voorraden ten slotte komen waar zij zijn moeten, zeker is het, dat er ook bij het beste distributiestelsel nood, en groote nood, kan heerschen, als de hoeveel heden te kort schieten. Het is om die voor raden in de allereerste plaats te doen. Die binnen de grenzen te krijgen, èn, zoo zij hier voortgebracht worden, in afdoende; maar niet onnoodig groote, mate, binnen onzo grenzen te houdendat is de voornaamste taak, welke zij zich gesteld zien, die hier to handelen hebben; dat is de Taag, welke alle andere, hoe gewichtig ook, op het tweede plan brengt. Men herinnere zich slechts de twee om standigheden welke onlftngs het vraagstuk voor een ieder acuut maakten wij bedoelen de plotselinge stijging van de vleeschprijzen en de aardappelschaarschte. In geen van beide gevallen was er sprake van distributie- gebreken neen, men meende, dat de voor raden binnen onze grenzen te klein waren of dreigden te worden, vandaar groote toene ming van duurte en van onrust. Met het verkrijgen of behouden van voor raden in Nederland bemoeit echter het ont werp zich niet, althans slechts op onderge schikte punten, en zeker s:hept het geen in die richting strekkende middelen van beteekenis, welke de regeerlng niet nu reeds heeft wij hebben b.v. het oog op de op neming vap de aanwezige hoeveelheden. Zeker men kan den gemeenten opleggen, te zorgen voor de aanwezigheid vnn vol doende hoeveelheden op hun gebied, maar de deelen saamgevoegd kunnen nooit groo- ter zijn dan het geheel, en alle gemeentelijke bemoeiing moet falen, als in het land, als geheel genomen, de vereischte voorraden niet te vinden zijn." De N. R. Ct. beweert niet dat al "at tot verkrijging en behoud in Nederland van hat benoodigde kan strekken, in de wet is te re gelen; zij houdt dat niet voor mogelijk; haar doel is slechts aan tetoonen, dat van het ontwerp de 'beteekenis, en daarom de urgen- tiën, niet mogen worden overschat, omdat de hoofdzaak gelegen is in de zorg voor de aanwezigheid van voldoende voorraden hier te lande. In die zorg nu kan het korte uitstel, dat volstrekt noodig is om het ontwerp behoorlijk te overwegen, geen vertraging brengen, en daarom kan de N. R. Ct. een urgentie op een te luttel aantal dagen niet aanvaarden. De Kabinetsquaestie. De overzichtschrijver der T elegraaf doet uitkomen, dat de verklaring van minis ter Cort van der Linden Woensdag in de Ka mer bij de behandeling van de uitbreiding van den Landstorm afgelegd, duidelijk was en elk verder debat over een gedeeltelijke demobilisatie afsneed. „Men kreeg dus deze situatie een Kamer, waarin verschillende leden om gedeeltelijke demobilisatie vragen, omdat zij het oorlogs gevaar voor ons land veel verminderd von den en eene regeering, die daarentegen het oogenblik gevaarlijker acht dan ooit, daarom van demobilisatie niet hooren wil en bij het wetsontwerp ronduit de vertrou- wens-quaestie stelde. In dezen toestand week natuurlijk dc oppositie. De heeren mopperden, maar trokken af. Het grootste belang is zei mr. Marchant dat de regeering blijft. Daaromretireeren. Behalve de soci's. De heer Ter Laan kwam met een parade- motie, waarin gevraagd werd, dat de rest van de landweer en de oudste drie militie lichtingen onmiddellijk naar huis zouden worden gezonden. Natuurlijk mislukte deze schijnbeweging." „Het onverwachte debat kreeg alleen een wat scherpen kant, omdat minister Cort van der Linden feitelijk de kobinets-quaestie stelde. Want discussies als gisteren zijn overigens al vijf-en-twintig maal gevoerd in den laatsten tijd. Hoe meer de vrede nadert, hoe sterker en standvastiger we moeten zijn. Dat is de regeerings-leus." De Nieuwe C t. noemt volkomen juist en consequent het (na de regeeringshouding van een jaar geleden blij verrassend) optre den van minister Cort van der Linden die, toen eenige afgevaardigden van verschillen de partijen hun stemmen over 't ontwerp begonnen te sjacheren .kordaat de kabinets- quaestie kwam stellen. Uit het optreden van den minister-presi dent blijkt, naar de N. R. Ct. opmerkt, tweeërlei. „Eenerzijds wil de minister van binnen- landsche zaken, (ofschoon verzekerend, dat er telkens onderzocht wordt, in hoeverre te eeniger tijd legerinkrimping mogelijk zou zijn) niets weten van een dwang tot nader onderzoek, waarin de demobilisatietendenz verscholen zou b'ggen te dien aanzien be hoort de Kamer z. i. het volste vertrouwen in minister van oorlog on regeering te heb ben. Anderzijds is hij tegen (gedeeltelijke) demobilisatie op dit oogenblik nog evenzeer gekant ols ooit te voren. Daartegenover staat hij nog veel onverzoenlijker dan hij tegenover een eventueele verwerping van de (gisteren aangenomen) aflossingswet zou staan." Het Handelsblad vindt het curieus, dat de minister van Binnenlandsche Zaken het zware geschut van de kabinets-quaestie wel thans, bij dit betrekkelijk kleine ontwerp heeft ontmaskerd en niet verleden jaar, toen het ging om de veel meer belangrijke eerste wijziging der Landstormwet. Berlehtoa. Bij Koninklijk besluit is tijdelijk be noemd, bij het reservepersoneel der land macht, bij het wapen der artillerie, tot reser- ve-eerste-luitenant, de gepensionneerde ma gazijnmeester der de klasse (2de-luitenant) der artillerie H. Kleyn, van het leger in Ne- derlandsch-Indië. Bij beschikking, van den Minister van Marine zijn de benoemde officieren van ge zondheid der 2de klasse C. W. Bottema, A. J. F. Thorbecke, W. Dooren en G. C. van Nieuwenhuizen, geplaatst bij het hospitaal der marine te Willemsoord, eerstgenoemde twee met 21 dezer, de anderen met 1 Augustus d. a. v. Nederland en de oorlog* Het 2 0-m i 11 i o e n-o ntwerp. In eene te Winterswijk gehouden verga dering van burgemeesters uit de meeste ge meenten in de Graafschap Zutphen is be sloten een adres te richten aan de Tweede Kamer met het verzoek uit het wetsontwerp tot beschikbaarstelling van 20 millioen gul den voor de levensmiddelenvoorziening te lichten de bepaling dat K der kosten ten laste der gemeente zou komen. D i s t r i b u t i e-w e t. Door de Vereenigingen van Neder- landsche Gemeenten is aan de Ministers van Binnenlandsche Zaken, von Landbouw en van Justitie een adres gericht inzake dc distributiewet. Tot heden aldus wordt in het adres aangevoerd heeft het gemeentebestuur zich in hoofdzaak belast met de distributie# het Rijks Centraal Bureau met den inkoop der levensmiddelen. Het wil adr. voorkomen dat dit systeem in beginsel gehandhaafd moet blijven terwijl het wetsontwerp moet strekken tot uit den weg ruimen der fouten, die aan de tegenwoordige organisatie Kle ven. In stede daarvan schijnt de zorg voor de levensmiddelen-voorziening afgewenteld te wórden op de gemeentebesturen, die naast de distributie ook voor den aanschaf zullen moeten zorgen. In het adres worden voorts breedvoerig behandeld de bezwaren tegen de tegenwoor dige regeling die blijkbaar vnn tweeërlei aard zijn: gebrek aan medewerking en geld verspilling. Belemmeringen in de suikerdistribut i e. Te Amsterdam is een door den Neder- landschen Grossiersbond bijeengeroepen ver gadering gehouden, ter bespreking van de vele en zeer ernstige bezworen tegen de lei ding van de commissie van advies in zake suiker. Ook niet-Ieden hadden toegang. Aan het begin der vergadering werd een con cept-adres aan den minister van landbouw rondgedeeld. Daarin wordt gezegd, dat in den toestand van den suikerhandel, die de laatste weken tot duizenden klachten aan leiding gaf, niet de gewenschte verbetering is gebracht, maar dat er integendeel zoo danige maatregelen zijn getroffen, die da goede verzorging onmogelijk maken niet al leen, maar de menschen op de meest grie vende wijze verbitteren. Het adres eindigt met het verzoek aan den minister, paal en perk te stellen non den invloed von raffinadeurs in de commissie van advies. Na een korte openingsrede van den voor zitter, den heer R. D. de Jong, van Jourc, voerde het woord de heer B. Oosterhuis oud-voorzitter en lid van het suikerbureau. Na eenig debat werd besloten, het adr«* e enigszins gewijzigd, te verzenden. Groenten in Limburg. De rijkscommissie van toezicht op d^ groenten-centrale meldt ons: Terwijl in Zuid-Holland de kropsalade rtq en dan zulke hooge prijzen opbrengt, dat klachten inkomen over de gebrekkige hand having der maximumprijzen, wordt ons her haaldelijk van Venlosche veilingen bericht* dat deze groente, wegens de lage prijzen* schier onverkoopbaar is. Het wil der commissie voorkomen, dat het ligt op den weg van den handel om zich de ze laatste omstandigheid ten nutte te maken) en de daar beschikbare groente voor de an dere deelen van Nederland te betrekken. Wie het ongeluk niet kent, leert niet het geluk grijpen en vasthouden. Roman door Mr. L\ H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK. Een oogenblik een pijnlijke stilte, 'de wenk brauwen van Peters fronsen zich te zamen; de aren van de slapen zwellen op tot koorden; 'de tanden knarsten tegen elkaar... eindelijk... eindelijk stotterend: „de heeren kunnen van geluk spreken, dat zij de broers van Grelchen zijn... ik heb verder geen tijd; ik moet weer aan het werk," en zonder groet, zonder nog een enkelen blik ijlt hij weg om met driftige hand den hamer te grijpen, die krachtiger, sneller nog neerbeukt op het gloeiend ijzer. Dienzelfden middag ook Gretchen voor de werkplaats van Manchy. „Nol, Nol" gilt zij. Onwillekeurig deinst hij enkele stappen fcehteruit hij schaamt zich zoo, met z'n Kuiile negerkop, in zijn vies werkmanspakje fceeft zij heha nog nooit gezien, haastig knoo- |>en zijn vingers het open hemd dicht, wrijft nij met de hand het ijzerstof uit zijn gezicht. „Nol, Nol. is het waar, dal je dat gezegd *ebl terwijl zij met vluggen treë binnen-. treedt, zich vlak voor hem plaatst. „Wat gezegd?" „Dat ik je heel onverschillig ben, dat jij er je niks uit zoudt maken als ik voor goed weg ging." „Canailles, Grelchen, canailles zijn ze; 't spijt mo, dat ik zoo iels van je broers moet zeggen." ,,'t Is dan tocli waar, dal ze met je hebben gesproken?" „Ja, dat is waar, maar het is ook waar, dat ik ze allebei de deur heb gewezen, voor jou Gretchen, voor jou, omdat het jouw broers waren ik had ze er anders uit gedonderd." „Wat hebben ze je dan gedaan?" - „Gedaan... niks hebben ze gedaan, dat zou hun ook niet geraden geweest zijn; ik had ze allebei tot moes geslagen als er een maar een poot naar mij had uilgestoken, maar... ze hebben mij geld geboden Gretchen, geld, dat ik uit Roosdaal zou weggaan, jou niet meer zien en toen... zooals ik je al gezegd heb, m'n pooten heb ik thuis gehouden, omdat het jouw broers waren, maar veel occasie om nog meer met me te redeneeren heb ik ze niet gegeven; ze begrepen, dat het hun tijd was geworden om op hun eigen beenen te eclip seeren." „Leugenaars, leugenaars"- nu ook zij, terwijl zij in tranen uitbarst; „ze hebben mij willen meenemen met den trein naar huis, naar Hochrade, dat ik in eens van je af zou zijn, je nooit meer zou zien je was het niet waard, dat Ik me nog langer met je occupeerde, ik vergooide mij aan jou, want je hield niet van mij, je had al lang genoeg van het Moffinneke; 't was je toch om niks anders le doen geweest als .voor een simpel amusement, 't begon ic dan ook al razend te vervelen en dat zou je hun allemaal gezegd hebben." „Canailles, loeders, krengen" sist hij door zijn opeengeklemde tanden...* „waar zijn ze Gretchen, waar zijn ze; ik ga sebiet naar hen toe en dan zullen wij eens zien of zc nog de courage hebben om dat allemaal te zeg gen in mijn presentie." „Neen Nol, neen, ik ken je, ik weet, dat jij je niet zoudt kunnen inhouden en ik wil niet, ik wil niet, dat je hun iets doet; 't zijn mijn broers; ze zijn altijd lief en goed voor mij geweest, wat waar is is waar en alles wat ze nu doen, 't is gemeen, vervloekt gemeen, da's ook waar, maar ze hebben het gedaan, omdat ze het goed met mij meencn, omdat zij niet kunnen begrijpen, dat ik gelukkig zou kunnen worden met een man, die niet zoo rijk is als zij." „Goed Gretchen, ik zal niet naar lien toe gaan; ik zal bedaard blijven... waar zijn zc op dit moment?" „Bij Habeeks; zc wachten nog altijd op me om mij mee te nemen naar Hochrade." „Heb je hun dan heloofd om mee te gaan?" „Ja, ik moest wel; 't was de eenige manier om van hen af te komen." „Hoe zoo?" „Ik heb hun gezegd, dat ik m'n koffer zou gaan pakken, dat ik me toch ook moest ver- kleeden en toen ben ik door de achterdeur weggeloopen naar jou, Nol en ik ga niet meer terug; ik blijf hier, bij jou, tot dat ze weg zijn." „Dank" je Gretchen, dat is lief van je; weet je ook casueel wanneer zc zullen weggaan." „Ja, met den trein van 4.20 naar Aken." „Zóó... maar dan later... .wat dan later Gretche\?A - «Wat meen je daarmee?" „Zullen ze je dan niet later forceeren, des noods met het gerecht om met hen mee te gaan?" „Dat kunnen ze niet; ik ben een en twintig jaar, in Duitschland meerderjarig; ik ben alzoo mijn eigen meester." „Maar dan had je nu toch ook niet hoeven te beloven met hen mee te gaan." „Daar heb jc gelijk in, maar bedenk, dat ik als meisje stond tegenover twee mannen, twee broers en waren zij nu nog maar boos ge weest, hadden zij harde of ruwe woorden ge zegd, dan had ik mij kunnen; verdedigen, maar dat hebben zij niet gedaan; integendeel, ze waren erg lief en hartelijk, spraken altijd over mijn toekomst, mijn geluk, dat ze op het oog hadden en zie je Nol, daar kon ik niet tegen; ik voelde, dat Ik niet lang de kracht zou hebben om te resisleeren als jij niet bij mij was en daarom ben ik weggeloopen, naar jou; jij moet mij helpen." „Dat zal ik Gretchen; ik zal je helpen; ik ga direkt met je mee en dan ben ik benieuwd of ze nog de courage zullen hebben om alles te repeteeren, wat ze jou gezegd hebben - zijn ze nu nog bij Habeeks? „Ja, maar ik wil niet, dat je daar naar toe gaat; Habeeks zou -t beroerd en lammenadig vinden; ruzie in zijn huis te hebben en die mogen wij niet affronleeren, want hij is altijd even lief en affabel voor mij geweest en dat zal hij ook altijd blijven, daar ben ik zeker van." „Goed, goed, Gretchen, dan niet naar Habeeks, dan samen naar de statie; daar zal ik hun toonen, dat ze leugenaars zijn en dat ik nu hun leugens ken, dat ik je niet moe ben, dal ik niet van je af .wil zijn, dat ie nog iels meer voor me bent dan een simpel amuses ment dal zullen ze gewaar worden wacht maar; ik zal even aan Manchy gaan zeggeo# (lat ik van avond en morgenvroeg bet werk zal komen afmaken, dat ik nu moet latetf liggen en dan ga ik me verklecden, wanf zóó... kan ik mij niet met Jou vcrlooncn." j Lang perron voor het met klimop begrocidd kleine, sierlijk in renaissance-stiji opgetrok ken slation in Roosdaal; in de zomermaanden hier steeds een druk gewoel en vertier der duizenden vreemdelingen; een luid róepen en Schetler-schreeuwen bij eiken binncnslroov, menden trein; een verwelkoming van nieuwe gasten door de oude, een hartelijk elkaar toelachen, een warm handdrukken en klap* pend kussen der komenden en der afwach- lenden; bergen van opeengestapelde koffers en kisten, uit goederenwagens achteloos ge* smeten; een zenuwachtig heen en weer dra* ven der hotelknechten met de gouden letters- op hunne petten, zoekend met vorschend oog den nieuwen gast of nieuwe prooi; een zacht-, kens dringen, een duwen in eindeloozc slieii voor het geolgeverfde hekje, waarachter da beambte belast met het Innemen der kaartjes# Eveneens krachtig handengepers en vast lippengezoen bij eiken vertrekkenden' treinf, een zich verdringen op de treeplanken van. d<g reeds gesloten coupé's yoor nog laatsten groet (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5