BINNENLAND.
KOLONIËN.
wegstal aön een hevig bombardement van
de vijandelijke artillerie bloot-
Op het Isonzo-front werd de Monte San
Wichele hevig beschoten.
Rome, 23Juli. (Stefani). Het officieele
communiqué.
In het Lagarina-dal had groote artillerie-
bedrijvigheid plaats. De vijandelijke artille-
lie schoot eveneens op Avio en beschadig
de het burger-hospitaal. Als antwoord daar
op bombardeerde ons zwaar geschut Riva,
Nago en Rovereto, waardoor in die plaatsen
brand ontstond.
Op het front bij de Posina en op het pla
teau der Sette Commune duurde de pressie
van onze infanterie voort, waardoor zij een
weinig vooruit kwam.
Op de hellingen van den Monte Zebio na
men onzen bersaglieri in een schitterenden
aanval een versterkte stelling van 300 M.
breedte; 120 Oostenrijkers werden gevan
gen genomen en een machinegeweer buit
gemaakt.
In de streek der Dolomieten veroverden
onze troepen tusschen de uitgangen van de
dalen van Travignolo en Cismon de zeer ver
sterkte stellingen van Catallazza op een
hoogte van 2325 M. en die van den Col Bri-
con op een hoogte van 2626 M. Daarbij
4verden door ons 142 gevangenen gemaakt,
/waaronder 3 officieren en 2 kanonnen, en
kele mijnwerpers en een groote hoeveelheid
wapens en munitie.
Bij de Boven-Boite schoot de vijandelijke
artillerie wederom granaten af op Corsina en
Ampezzo.
In antwoord daarop bombardeerde onze
artillerie wederom Toblocca en Sillian en
opende opnieuw het vuur op Innichen. Op
het overige gedeelte van het front viel niets
biizonders voor
P e t e r s b u r g, 2 3 Juli. (Tel. agent
schap. Namiddag-communiqué van den
grooten generalen staf.
Aan het Kaukasische front namen onze
troepen na een gevecht, de stad Fol en ruk
ten een belangTijk eind ten Zuiden van
deze stad op. Wij maakten hier vele gevan
genen en veroverden een vlag, behoorende
aan ongeregelde Turksche benden. In het
idal van de Yes him Irmak hebben wij de stad
Kralhit Tsjevtlik bezet. In de richting van
Errindjan rtofcken onze troepen over de
Euphraat, in de streek van de brug van Ke-
ler Kerre.
In de richting van Mossoel, ten Oosten
van de streek van Revanduz zijn onze troe
pen in gevecht met een aanzienlijke Turk
sche troepenmacht.
Londen, 23 Juli. (R.) Officieel be
richt.
In het Turksche officieele bulletin van den
IQen wordt bericht, dat zeven schepen zijn
genomen op de Euphraat en dat Engelsche
afdeelingen zijn geslagen in de buurt van
Basra met verlies van een vliegtuig. Gene
raal Lake bericht, dat deze incidenten slechts
in de verbeelding bestaan.
Cairo, 23 Juli. (R.) Er zijn authen
tieke berichten ontvangen over ernstige ge
vechten, die hebben plaats gehad bij Me
dina, waar het garnizoen een uitval heeft ge
daan tegen de Arabieren, die de stad aan
den zuidkant belegeren. De Turken verlo
ren 2300 man, terwijl de verliezen van den
sjerif 500 waren. De Arabieren namen eene
groote hoeveelheid wapenen. Sjerif Abdul
lah bombardeert nu de barakken en de hui-
ren van Taif, waar de Turken zich verdedi
gen; hunne spoedige capitulatie wordt ver
wacht.
Londen, 23 Juli. (R.) Generaal
Smuts rapporteert den 2Ien, dat de vijande
lijke krachten, die trachtten ten Aresten van
de Tanga in verbinding te komen, naar het
zuiden gedreven zijn over de Pangani. Muti-
ta en Amani zijn bezet. Er is effectief bezit
genomen van den geheelen Usambaraspoor-
weg, die nu hersteld wordt
Stockholm, 23 Juli. (W. B.) Vol
gens berichten van het Zweedsche telegraaf
bureau zijn vier Duitsche vrachtstoomsche
pen in den laatsten nacht bij den ingang
van de haven Lulea in de Zweedsche terri
toriale wateren door twee Russische torpe
dojagers vervolgd en tot stoppen aange
maand. De Zweedsche torpedoboot Virgo
Stoomde in volle vaart op de Russische
vaartuigen af, die dadelijk omkeerden en
naar het zuiden vluchtten. De Virgo ver
volgde de vluchtende Russische schepen. De
Duitsche stoomschepen liepen om een uur
s nachts in de haven van Lulea binnen.
De Zweedsche regeering heeft aan haren
gezant te Petersburg opgedragen, bij de Rus
sische regeering te protesteeren tegen deze
nieuwe schending van de Zweedsche onzij
digheid.
Rusland*
Petersburg, 23 Juli. (Tel.-agent-
schap). De minister-president en minister
van binnenlandsche zaken Stürmer is be
noemd tot minister van buitenlandsche za
ken met behoud van het ambt van minister
president. De minister van justitie Khwostow
is benoemd tot minister van binnenlandsche
zaken, de oud-minister van binnenlandsohe
«aken Makarow tot minister van justitie.
Den minister van buitenlandsche zaken
Sazonow is, overeenkomstig zijn verzoek,
eervol ontslag verleend uit 's rijks dienst.
Vcreenlgdc -Staten,
Washington, 22 Juli. (R.) De Se
naat heeft een wetsontwerp aangenomen,
waarbij gelden worden toegestaan voor een
vlootbouwprogramma gedurende drie iaren.
In dit programma zijn opgenomen vier
dreadnoughts en vier slagkruisers, waarvan
de aanbouw onmiddellijk zal worden begon
nen.
In het eerste jaar zal worden uitgegeven
een bedrag van 315.800,000 dollars, het
geen 45,800,000 meer is dan de som, op
genomen in het wetsontwerp zooals het door
bet huis van vertegenwoordigers was aan
genomen
Verspreide Berichten
De weduwe van den Geheimen Baurat
en General-director dr. E. Rathenau heeft
aan de universiteit te Berlijn eene 6om van
200.000 mark geschonken voor een stich
ting ten doel hebbende het bevorderen van
de behandelirg en de genezing van hart
kwalen, die het gevolg zijn van acute ge-
wrichtsrheumatiek. Hiervan zal jaarlijks een
prijs van 10.000 mark worden uitgeloofd
voor dengene, die op dit gebied als gevolg
van eigen onderzoekingen het meeste ge
presteerd heeft. Mocht een middel gevon
den worden, dat het ontstaan van hartziek
ten tengevolge van acute gewrichtsrheuma-
tiek voorkomt of genezing daarvan waar
borgt, dan zal den ontdekker na een proef
tijd van drie jaren de heele som van
200.000 mark worden uitbetaald.
San Francisco, 23 Juli. (R.) Door
ontploffing van een bom te midden van de
toeschouwers van de „war preparedness pa
rade" zijn 6 personen gedood en 29 ge
wond. Het huis, waarvoor de in een valies
verborgen bom geplaatst was, werd ver
woest. Verscheidene personen waren vooraf
met briefkaarten gewaarschuwd. De politie
heeft een matroos gevangen genomen op de
verdenking In dezen aanslag betrokken te
zijn.
Oost-lndië.
Groote brand te Kalitjerèt.
De Salatiga-Zending6vereeniging te
Utrecht heeft telegrafisch bericht gekregen
van zendeling Kabelitz te Kalijerèt (res.
Semarang), dat In den nacht van 10 op 11
Mei j.l. al de bijgebouwen met de rijst
schuur en alles daarin, geheel in vlammen
is opgegaan. Het Zendingshuis is gelukkig
gespaard, ook de koe- en paardenstallen.
De bijgebouwen, op solide wijze van dja
tihout gebouwd, bevatten ook de slaapzalen
van de 50 Javaansche pleegkinderen, die
door zendeling Kabelitz en zijn vrouw wor
den verzorgd en opgevoed, alsmede de ver
schillende keukens en de provisiekamers.
De meisjeskamer, de naai-strijkkamer en
de badkamer zijn verbrand; de jongenska
mer is onbruikbaar. Van de goederen der
meisjes en haar kussens en dekens is veel
verbrand.
De vermoedelijke schade aan goederen is
voorloopig getaxeerd op 2500 en die van
de gebouwen op 5000.
Staten-Generaal.
Het nieuwe Oranjeboek.
Een bij de Staten-Generaal ingediend Oranje*
boek bevat een overzicht van eenige in het
tijdvak October 1915 tot Juli 1916 door het
ministerie van buitenlandsche zaken behandelde
aangelegenheden. Het bevat nota's van de
Britsche en Fransche regeering met een protest
tegen den Order fn Coimcü van 20 October
1915 en het Fransch decreet van 23 October
1915, waarbij werd afgeweken van de Londen-
sche zeerechtdeclaratie en een mededeeling van
het vertoog tot de Britsche regeering gericht
naar aanleiding van de opbrenging van de Ham-
born op 30 October 1915. Tegen den nieuwen
Order in Council van 30 Maart 1916 en het
decreet van 12 April 1916 heeft onze regeering
niet opnieuw geprotesteerd daar zij dit onnoodig
achtte.
Onze regeering stelt zich overigens, ten aan
zien van dc „Orders in Council" der Britsche
en de besluiten der Fransche regeering (20 en
23 Oct. '15, 30 Mrt. en 12 Apr. '16) op het
standpunt dat behoudens uitzonderingen door
den oorlog onvermijdelijk geworden en h. i.
thans niet aanwezig, *s lands vlag de lading dekt,
óók in oorlogstijd.
De Nederlandsche Regeering vestigt de aan
dacht der beide Regeeringen-tot welke de nota's
gericht zijn op de betreurenswaardige gevolgen
welke het aan 't wankelen brengen van een zóó
onbetwist beginsel van het volkenrecht, als de
bepaling van de nationaliteit van een schip, door
de vlag welke het gerechtigd is te voeren moet
hebben op de ontwikkeling der geregelde be
trekkingen en op het wederzijdsch vertrouwen
der bevriende staten. Een volstrekte anarchie
op de zeeën kan niet uitblijven, als het beginsel
voor de nationaliteit niet in alle gestrengheid
gehandhaafd blijft.
Tegen het inbeslagnemen van postpaketten
aan boord van onze neutrale schepen, door
Engeland, heeft de Ned. regeering op 31 Maart
geprotesteerd.
De Britsche regèering antwoordde daarop dat
de verschillende inbeslagnemingen waren ge
grond op het klaarblijkelijk aanwezig zijn van
vijandelijke bestemming of oorsprong en dat
thans het Prijzenhof had uit te maken in hoe
ver het optreden der Britsche autoriteiten recht
matig was geweest De Britsche regeering achtte
dit optreden rechtmatig en kon dus de inbeslag-
genomen pakketten niet teruggeven zonder dat
het prijzenhof had uitspraak gedaan.
Onze regeering heeft deze opvatting verzet
laten aanteekenen. De zaak is nog hangende.
Verder rrtaakt het Oranjeboek melding van
onze vertogen tegen de torpedeering van de
Berkelstroom op 24 April j.l. door een Duit-
schen duikbootcommandant.
De vernietiging van het schip, nadat de be
manning van boord gegaan was, wordt in eene
nota aan de Duitsche regeering eerst uitvoerig
meegedeeld. Dan gaat de nota verder
Harer Majesteit's Regeering heeft reeds der
Keizerlijke Regeering herhaaldelijk te kennen
gegeven, dat naar haar meèning de vernietiging
van onzijdige prijsgemaakte schepen een onwet
tige daad is en zij heeft aangetoond, dat het
voorschrift van de Londensche Verklaring, wel
ke in buitengewone gevallen een dergelijke daad
toelaat, niet kan beschouwd .worden als deel
uitmakende van het gevestigde vlokenrecht.
Het ernstige karakter van de" vernietiging van
neutrale prijzen neemt nog scherper afmetingen
aan, als een strijd voerende zoover gaat om
schepen tot zinken te brengen, die zelfs vol
gens de voorschriften van de Londensche De
claratie daarvoor niet m aanmerking zouden
komen. De Berkelstroom had voor het grootste
gedeelte een lading bordpapier in, een artikel
dat niet gerangschikt kan wórden onder de oor
logscontrabande ca de goederen, die ia beslag
genomen hadden kunnen worden, indien zij een
vijandelijke bestemming zouden hebben gehad,
vormden noch door hun waarde, noch door
hun gewicht, noch door hun volume, noch
door hun vrachtloon meer dan de helft van de
lading.
Zeker, de Duitsche prijzenrcchtsproak zal niet
anders don de onwettigheid van deze daad kun
nen erkennen en een geldelijke schadevergoe
ding aan de belanghebbenden toekennen. Maar
zulk een beslissing zal het nadeel nief herstel
len, dat berokkend is aan de belangen van het
land, dat, op een tijdstip waarop de tonnenin
houd van de Nederlandsche vloot reeds aanmer
kelijk verminderd is door de wijze van oorlog
voering, zich opnieuw van een deel van dien
tonneninhoud beroofd ziet door een onwettige
daad van de Duitsche oorlogsmarine.
Bovendien kenmerkte zich de vernietiging
van de Berkelstroom door een buitengemeen
ernstige bijkomende omstandigheid, in zoover
zij op treffende wijze de neutraliteit aanduidt van
©en commandant van een onderzeeboot, die aan
de Keizerlijke Admiraliteit verantwoording ver
schuldigd is voor de wijze waarop hij de hem
verstrekte bevelen uitvoert.
Op de protesten van den kapitein van de Ber
kelstroom, antwoordde de gezagvoerder van U
B 18, dat elke koopwaar, die naar
Engeland vervoerd werd, con
trabande was en dat elk schip,
dat zich naar dat land begaf,
tot zinken zou worden ge
bracht.
Het gedrag van bedoelden commandant
eischt een formeele verloochening, de vernieti
ging van de „Berkelstroom" een volkomen her
stel.
De Duitsche Regeering antwoordde hierop
Uit het onderzoek, ingesteld door de Duitsche
marine-autoriteiten blijkt, dat in den loop der
krijgsverrichtingen tegen den handel ter zee
met den vijand, het stoomschip Berkelstroom
den 24en April j.l. werd genomen en tot zinken
gebracht door twee Duitsche onderzeebooten.
Na de scheepspapieren te hebben nagezien,
waren de comandanten der dirikbooten over
tuigd, dat het gedeelte der lading, dat contra
bande vormde, door zijn waarde meer dan de
helft der lading uitmaakte. Daar zij, wegens de
nadering van vijandelijke strijdkrachten de Ber
kelstroom niet naar een Duitsche haven of een
haven in bezet gebied konden opbrengen, zonder
de duikbooten in gevaar te brengen, brachten
de commandanten het schip tot zinken, na de
bemanning te hebben gelast zich in de reddings
sloepen' te begeven. De commandant van een
der duikbooten nam deze sloepen op sleeptouw
in de richting van de kust tot het oogenblik,
waarop de verschijning van een vijandelijk vlieg
tuig hem noodzaakte de sleeptros te loten schie
ten en onder te duiken.
Indien de Nederlandsche Regeering bij deze
gelegenheid haar beginselprotest tegen het tot
zinken brengen van onzijdige schepen door een
oorlogvoerende Mogendheid handhaaft, kande
Duitsche Regeering slechts refereeren aan dc.
ophelderingen, welke zij verstrekt heeft bij het
tot zinken brengen van het Nederlandsche schip
Medea. Dat wil zeggen, zij beschouwt het tot
zinken brengen van onzijdige schepen, onder
de in de verklaring van Londen voorziene om
standigheden, als volkomen gerechtvaardigd en
zij herhaalt niet te kunnen erkennen, dat het
protest van de Nederlandsche Regeering ge
grond is.
Of de handelwijze van de Duitsche comman
danten door de feiten worden gerechtvaardigd,
daarover zal de Duitsche prijzenrechtspraak heb
ben te beslissen.
In de tweede plaats heeft de Nederlandsche
Regeering zich uit tweeledig oogpunt beklaagd
over het gedrag der commandanten van de
duikbooten.
Vooreerst, zou de commandant die de sloe
pen van de Berkelstroom op sleeptouw had ge
nomen, door onder te duiken het Jeven van do
bemanning in gevaar hebben gebracht.
De duikboot heeft bij de nadering van een
vijandelijk vliegtuig tijdig de kabel, waaraan
hij de sloepen op sleeptouw had, laten vallen
door een ongelukkig toeval slingerde de lijn
zich om de'periscoop, zoodat zij moest worden
gekapt
Buitendien heeft de Nederlandsche Regee
ring zich in het bijzonder beklaagd over een
opmerking van den commandant van een der
duikbooten, die gezegd zou hebben, dat „alle
goederen, die naar Engeland vervoerd werden,
contrabande waren en dat elk schip, dat zich
naar dat land begaf, tot zinken zou worden ge
bracht." De commandanten der beide duikboo
ten zijn uitgenoodigd geworden te dezen opzich
te ophelderingen te verstrekken en hebben for
meel verklaard geen enkele opmer
king van dien aard gemaakt te
hebben.
De Nederlandsche Regeering antwoordde
hierop, dat zij haar gezichtspunt niet kan
prijsgeven, behalve ten opzichte van het voor
val met de sleepkabel.
Naar de meening van de Nederlandsche Re
geering kan het vonnis van het nationale prij
zenhof aan welks oordeel de zoak door de
Duitsche Regeering zal worden onderworpen,
hoe het ook zal uitvallen; niets ontnemen aan
het uit een volkenrechtelijk oogpunt in den
grond onwettige karakter van de vernieling van
de Berkelstroom, noch den commandant vrij
pleiten ten aanzien van zijn handelwijze.
Deze blijft onverschoonbaar niet slechts we
gens de door hem gebezigde woorden, ten aan
zien waarvan de beëedigde verklaringen van
den kapitein en den eersten stuurman van de
Berkelstroom in de oogen van de Nederlandsche
Regeering geloof blijven vinden, maar ook door
het niet minder plotselinge als willekeurige be
sluit van den commandant van de duikboot om
zijn toevlucht te nemen tot het uiterste middel
der vernieling.
Verder behandeld het Oranjeboek het voorge
vallene met het Nederl. stoomschip „B a n-
d o e n g", dat op den 29en Januari op de reis
van Sabang naar Rotterdam in de Middelland-
sche Zee door een Duitsche duikboot is bescho
ten en in een schrijven op 1 April door den Duit-
schen gezant aan onze Tegeering verklaard wordt
uit het feit dat de Bandoeng in plaats van het be
vel om te stoppen van de duikboot op te volgen
(waartegenover de officieren van de „Bandoeng"
verklaren dit sein niet te hebben opgemerkt, doch
wel en slechts met groote moeite en met behulp
hunner kijkers het sein A.-B. d. i. „verlaat het
schip zoo spoedig mogelijk", welks opvolging
juist den commandant van den onderzeeër zou
hebben versterkt in de meening met een vijande
lijk onder neutrale vlag varend schip te doen te
hebben) in volle vaart op den duikboot aan
stuurde. welker couuriondaot daardoor in de &ee»
ning verkeerde met een vijandelijk schip te doen
te hebben en vuren liet.
Ten einde dergelijke betreurenswaardige mis
verstanden te voorkomen, verzocht de Duitsche
Regeering, dat de kapiteins der Nederlandsche
stoomschepen zouden worden aangeschreven
zich onmiddellijk naar de door de Keizerlijke Ma
rine gegeven signalen te gedragen en dat zij
zouden worden gewezen op het gevaar, dat zij
konden loopen door recht op een duikboot af te
varen.
De Minister beantwoordde door den gezant
een afschrift aan -te bieden van de door baron
Gevers tot de Duitsche Regeering gerichte mis
sive dd. 3 ^pril, en waarin de Minister zijner
zijds tevens den gezant er nog eens op wees, dat
indien de kapitein van de „Bandoeng" door twee
streken te draaien in de richting van den onder
zeeër, afgeweken is van de voorgeschreven re
gelen in gevallen, waarin het doorzoekingsrecht
op regelmatige en wettige wijze wordt Uitge
oefend, deze gedragslijn verklaarbaar wordt door
het voorbarige optreden van den commandant
van de duikboot.
Vervolgens geeft het Oranjeboek de détails
van de Tubantiazaak weer, welke alge
meen bekend geacht mogen worden.
De Nederlandsche Regeering aldus wordt
de „Tubantia"-zaak ïn het Oranjeboek besloten
acht het haar plicht niets ongedaan te laten,
dot licht zou kunnen brengen in deze aangele
genheid. Zij handhaaft het door haar uiteenge
zette standpunt en heeft in verband daarmede op
verschillende punten nadere inlichtingen aan de
Duitsche Regeering gevraagd.
Aangezien de gedechtenwisseling ter zake, die
van vertrouwelijken aard is, nog niet is afge-
loopen, kunnen dienaangaande vooralsnog geen
mededeelingen worden gedaan.
D e ,JE e m d ij k". Den 6en April te 10.15
's avonds, had aan boord van het Nederlandsche
stoomschip „Eemdijk", van de reederij firma Sol-
leveld, Van der Meer en Van Hattum te Rotter
dam, met een lading op weg van Baltimore naar
Rotterdam, een ontploffing plaats. Het schip be
vond zich toen op plm. 5 mijl ten Zuidwesten
van St Catherines Point. Het schip werd zwaar
lek geslagen en naar Southampton gesleept.
Zoodra de Nederlandsche Regeering vernomen
had, dat de Britsche autoriteiten aan boord van
de „Eemdijk" stukken staal en geelkoper had
den aangetroffen, verzocht zij de Britsche Regee
ring om die stukken aan haar over te leggen en
haar mededeeling te doen van het rapport harer
deskundigen dienaangaande.
De Britsche Regeering voldeed aan dat ver
zoek en de Nederlandsche marine-autoriteiten
onderwierpen de overgelegde stukken aan een
nauwkeurig onderzoek. Zij kwamen daarbij tot de
slotsom, dat eenige der overgelegde stukken af
komstig waren van een torpedo.
Den gezant te Berlijn werd vervolgens opge
dragen het feit, dat de „Eemdijk" door eene ont
ploffing zwaar lek werd geslagen, ter kennis van
de Duitsche Regeering te brengen met aanwij
zing van plaats, tijd en uur .en haar te verzoeken
een onderzoek te willen doen instellen, of de
„Eemdijk" door een Duitsch oorlogsvaartuig is
getorpedeerd.
Het antwoord der Duitsche Re
geering wordt afgewacht.
De „Rijndijk". Ten aanzien van de
„Rijndijk", vermeldt het Oranjeboek het vol
gende
Op 7 April 1.1 te 8 uur v.m. had eene ont
ploffing plaats aan boord van het Nederland
sche s.s. „Rijndijk", van de reederij-firma Solle-
veld, van der Meer en van Hattem te Rotterdam,
met eene lading tarwe op weg van Portland N.
naar Rotterdam.
Na de ontploffing vond de eerste machinist
aan dek van het schip, dat niet is gezonken, ver
schillende stukjes metaal. Deze zijn aan een
nauwkeurig onderzoek onderworpen op het
Marine-torpedo-atelier te Amsterdam. Daaruit
is gebleken, dat zij afkomstig zijn van eene \Vhi~
tehead-torpedo en wel waarschijnlijk van eene,
die geleverd is door de firma Whitehead te
Fiume.
Den gezant te Berlijn is opgedragen aan de
Duitsche Regeering te verzoeken wel te willen
doen onderzoeken of het mogelijk is, dat een
Duitsch oorlogsvaartuig de „Rijndijk" heeft ge
torpedeerd.
Het antwoord der.Duitsche Re
geering wordt thans afgewacht.
Wordt vervolgd.
Berichten*
De Staatscourant van 22 Juli bevat o. a.
de volgende Koninklijke besluiten:
benoemd tot adjunct-inspecteur van den
arbeid A. P. Brost, scheikundig ingenieur te
Haarlem;
tot controleerend geneesheer der Rijks
verzekeringsbank J. F. van der Meer, thans
tijdelijk;
tot agent der Rijksverzekeringsbank C.
Adriaanse Jr., thans commies;
bij de directie der Rijkspostspaarbank op
verzoek eervol ontslagen J. P. van der Wart,
klerk en benoemd tot bureel-ambtenaar J.
N. Klasen, thans tijdelijk;
eervol ontslagen D. H. de Boer, machinist
op 's Rijks lichtschip „Schouwenbank" en als
zoodanig benoemd A. v. d. Heuvel, machi
nist-motorist bij het loodswezen in het 6de
district;
benoemd tot notaris te Hazerswoude, F.
C. Engelberts, thans notaris te Hengelo
(O.);
op verzoek eervol ontslagen onder dank
betuiging voor de langdurige en goede
diensten bij de politie bewezen Ch. F
Beek, als hoofdcommissaris van politie te
Utrecht
benoemd bij het personeel van den Ge
neeskundigen dienst der Landmacht, tot of
ficier van gezondheid der 2e klasse, de stu
denten in de geneeskunde (artsen) K. Kroe
ze en G. L. Rinck;
bij het reserve-personeel der landmacht,
bij het personeel van den Geneeskundigen
dienst, tot reserve-officier van gezondheid-
der 2e klasse, de heeren F. J. Frederikse,
E. H. Botjes en D. J. van Rijn, artsen;
benoemd:
A. met ingang van 25 Juli 1916,
1o. bij het wapen der genie, tot kapitein,
de le luitenants E. Scherpenhuysen Rom
en jhr. J. M. van den Bosch, beiden van het
regiment genietroepen;
2o. bij het reserve-personeel der land
macht,
bii het wapen der genie, bij het regiment
genietroepen, tot reserve-kapitein, de reser
ve le luitenants E. T. Hissink, A. P. Enklaa»
en C. Thomese, allen van het korps;
B. met ingang van 28 Juli 1910,
To. bij het wapen der genie, tot le luit*;
nant, de 2e luitenants W. P. J. M. Krul?
P. J. H. Marcella, J. J. Lalco, A. L. W. M«
Kerkhoff, C. A. Hoogterp en M. M. E. varf
de Ven, allen van het wapen;
2o. bij het reserve-personeel der land
macht, bij het wapen der genie, bij het regi
ment genietroepen,
a. tot reserve le luitenant, de reserve 2e
luitenants R_ A. Wttewaal, C. D. Volker er*
W. J. van der Meulen, allen van het korpsi
b. tot reserve le luitenant, met bestem*
ming voor den Militairen Telegraafdienst,
de reserve 2e juitenants, met bestemming
voor den Militairen Telegraafdienst, H. J.'
v. d. Kleine Mulder, J. M. A. Schwan, J. C.
Smid, J. D. van Brink, T. Horensma, F. Bak
ker en J. H. J. du Saar, allen van het korps.
Ter voorziening in de vacature L. B.
Keijzer is tot wethouder der gemeente Breda
met 10 van de 15 stemmen Chr. J. L. Broo^
gekozen.
Zondags verlof voor r-e cru*
ten. Ten einde ook aan de recruten die
nog geen 8 kt maand onder de wapenen zijnl'
eenige meerdere bewegingsvrijheid te ver
schaffen, is door den opperbevelhebber var*
land- en zeemacht bepaald, dat aan de re
cruten, 'welke langer dan ééne maand it*
dienst zijn en die zulks door zeer goed ge
drag en goeden dienstijver verdienen, indien!
dit met de regeling van den dienst is over
een te brengen, des Zondags, zoo zij zulkf
wenschen, wijstelling van appèls zal worder*
toegestaan, waarmede hun de gelegenheid
wordt geschonken, zich buiten hun stand
plaats te begeven, aan welke vergunning
echter geen vr'i vervoer per spoortrein enz,
verbonden mag zijn.
Tot directeur van de stichting Kinder*
zorg te Middelburg is benoemd de heer Hfy
J. van der Sluijs, vroeger directeur van eert
meisjesschool in Suriname.
fllederland en de oorlog»
Het opbrengen van visschersschepevt
In eene te 's Gravenhage gehouden leden
vergadering van de Reedersvereeniging
voor de Nederlandsche Haringvisscherij is
met algemeene stemmen aangenomen eene
motie, luidende:
De ledenvergadering van de Reedersver
eeniging voor de Nederlandsche Haringvis
scherij, vertegenwoordigende ruim 800 Ne
derlandsche haringschepen, gehouden t«
's Gravenhage op 21 Juli 1916.
Kennis nemende van de aan het hoofd
bestuur medegedeelde eischen van de Brit
sche regeering, welke niets minder bevatten
dan algeheele stopzetting van het haringvis-
scherij-bedrijf en welke reeds werden voor
afgegaan door het opbrengen van een aan
tal onzer schepen en het brengen dier sche
pen en ladingen voor het prijsgerecht,
overwegende dat de Britsche regeering
zich niet ontziet een belangrijk onderdeel
van onze nationale nijverheid met onder
gang te bedreigen, zonder acht te slaan ofl
de vérstrekkende nadeelen, die daarvan hel
gevolg zijn voor reeders, kooplieden, vis*
schers, kuipers, boetsters en< vele anderen,
die direct of indirect aan het bedrijf ver
want zijn en daarin hün bestaan vinden,
overwegende dat voor de Britsche regee
ring of de Britsche handelaren even goed de
gelegenheid als voor andere afnemers open
staat om ons product op de wije neutrale
markt in te koopen, en dat aan genoemde re
geering reeds vroeger en thans opnieuw
daartoe de gelegenheid nadrukkelijk is aan
geboden,
overwegende dat de Britsche regeering
met de door haar gedreigde maatregelen het
tevens practisch onmogelijk maakt, om de
door Nederlandsche schepen gevangen ha
ring te verkoopen aan afnemers in neutrale
landen, zooals de Vereenigde Staten van
Noord-Amerika en Zweden, en evenzeer om
het door onze Nederlandsche regeering voor.
onze eigen bevolking verlangde quantum
haring beschikbaar te stellen,
overwegende dat onze reederijen hare
schepen voor deze visscherij hebben gereed
gemaakt onder de moeilijkste omstandighe
den en met groote geldelijke offers, zonder
dat vanwege de Britsche regeering gewaar
schuwd is dat zij op eenige manier tegen
ons bedrijf en onze belangen zou ageeren,
overwegende dat de Britsche regeering
onze reederijen een vage toezegging doel
van een belooning wanneer het bedrijf
wordt stop gezet,
spreekt hare diepe afkeuring en groote
verontwaardiging uit over de handelingen
en maatregelen van de Britsche regeering
jegens onze Nederlandsche haringreede-
rijen, beschouwt hare eischen als gelijk-
staande met een willekeurige stopzetting
van het bedrijf, teekent een ernstig protest
aan tegen en spreekt haar sterke verontwaar
diging uit over de houding van de Britsche
regeering in deze, waar blijkbaar alleen hef
recht van den sterkste wordt toegepast.
spreekt de verwachting uit, en eischt dat
tevens van de Britsche regeering, dat deze
onze visschersschepen met de bemanningen
en ladingen onverwijld zal vrijlaten en de
betrokken reederijen zal schadeloos stellen,
en dat bedoelde regeering, getrouw aan hare
traditie loyaal en fair zij, door zich alsnog
bereid te verklaren om desgewenscht een
gedeelte van de haring af te nemen en onze
visscherij verder ongemoeid te laten,
brengt deze motie ter kennis van Zijne
Excellentie den Minister van Buitenlandsche
Zaken, in het vertrouwen dat de inhoud er
van onverwijld worde overgebracht aan d®
Britsche regeering, en dat dit tot gevolg
moge hebben, dat onze thans in Engeland
xeitoeveiide deputatie alsnog