BINNENLAND. KOLONIËN. wegstal aön een hevig bombardement van de vijandelijke artillerie bloot- Op het Isonzo-front werd de Monte San Wichele hevig beschoten. Rome, 23Juli. (Stefani). Het officieele communiqué. In het Lagarina-dal had groote artillerie- bedrijvigheid plaats. De vijandelijke artille- lie schoot eveneens op Avio en beschadig de het burger-hospitaal. Als antwoord daar op bombardeerde ons zwaar geschut Riva, Nago en Rovereto, waardoor in die plaatsen brand ontstond. Op het front bij de Posina en op het pla teau der Sette Commune duurde de pressie van onze infanterie voort, waardoor zij een weinig vooruit kwam. Op de hellingen van den Monte Zebio na men onzen bersaglieri in een schitterenden aanval een versterkte stelling van 300 M. breedte; 120 Oostenrijkers werden gevan gen genomen en een machinegeweer buit gemaakt. In de streek der Dolomieten veroverden onze troepen tusschen de uitgangen van de dalen van Travignolo en Cismon de zeer ver sterkte stellingen van Catallazza op een hoogte van 2325 M. en die van den Col Bri- con op een hoogte van 2626 M. Daarbij 4verden door ons 142 gevangenen gemaakt, /waaronder 3 officieren en 2 kanonnen, en kele mijnwerpers en een groote hoeveelheid wapens en munitie. Bij de Boven-Boite schoot de vijandelijke artillerie wederom granaten af op Corsina en Ampezzo. In antwoord daarop bombardeerde onze artillerie wederom Toblocca en Sillian en opende opnieuw het vuur op Innichen. Op het overige gedeelte van het front viel niets biizonders voor P e t e r s b u r g, 2 3 Juli. (Tel. agent schap. Namiddag-communiqué van den grooten generalen staf. Aan het Kaukasische front namen onze troepen na een gevecht, de stad Fol en ruk ten een belangTijk eind ten Zuiden van deze stad op. Wij maakten hier vele gevan genen en veroverden een vlag, behoorende aan ongeregelde Turksche benden. In het idal van de Yes him Irmak hebben wij de stad Kralhit Tsjevtlik bezet. In de richting van Errindjan rtofcken onze troepen over de Euphraat, in de streek van de brug van Ke- ler Kerre. In de richting van Mossoel, ten Oosten van de streek van Revanduz zijn onze troe pen in gevecht met een aanzienlijke Turk sche troepenmacht. Londen, 23 Juli. (R.) Officieel be richt. In het Turksche officieele bulletin van den IQen wordt bericht, dat zeven schepen zijn genomen op de Euphraat en dat Engelsche afdeelingen zijn geslagen in de buurt van Basra met verlies van een vliegtuig. Gene raal Lake bericht, dat deze incidenten slechts in de verbeelding bestaan. Cairo, 23 Juli. (R.) Er zijn authen tieke berichten ontvangen over ernstige ge vechten, die hebben plaats gehad bij Me dina, waar het garnizoen een uitval heeft ge daan tegen de Arabieren, die de stad aan den zuidkant belegeren. De Turken verlo ren 2300 man, terwijl de verliezen van den sjerif 500 waren. De Arabieren namen eene groote hoeveelheid wapenen. Sjerif Abdul lah bombardeert nu de barakken en de hui- ren van Taif, waar de Turken zich verdedi gen; hunne spoedige capitulatie wordt ver wacht. Londen, 23 Juli. (R.) Generaal Smuts rapporteert den 2Ien, dat de vijande lijke krachten, die trachtten ten Aresten van de Tanga in verbinding te komen, naar het zuiden gedreven zijn over de Pangani. Muti- ta en Amani zijn bezet. Er is effectief bezit genomen van den geheelen Usambaraspoor- weg, die nu hersteld wordt Stockholm, 23 Juli. (W. B.) Vol gens berichten van het Zweedsche telegraaf bureau zijn vier Duitsche vrachtstoomsche pen in den laatsten nacht bij den ingang van de haven Lulea in de Zweedsche terri toriale wateren door twee Russische torpe dojagers vervolgd en tot stoppen aange maand. De Zweedsche torpedoboot Virgo Stoomde in volle vaart op de Russische vaartuigen af, die dadelijk omkeerden en naar het zuiden vluchtten. De Virgo ver volgde de vluchtende Russische schepen. De Duitsche stoomschepen liepen om een uur s nachts in de haven van Lulea binnen. De Zweedsche regeering heeft aan haren gezant te Petersburg opgedragen, bij de Rus sische regeering te protesteeren tegen deze nieuwe schending van de Zweedsche onzij digheid. Rusland* Petersburg, 23 Juli. (Tel.-agent- schap). De minister-president en minister van binnenlandsche zaken Stürmer is be noemd tot minister van buitenlandsche za ken met behoud van het ambt van minister president. De minister van justitie Khwostow is benoemd tot minister van binnenlandsche zaken, de oud-minister van binnenlandsohe «aken Makarow tot minister van justitie. Den minister van buitenlandsche zaken Sazonow is, overeenkomstig zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit 's rijks dienst. Vcreenlgdc -Staten, Washington, 22 Juli. (R.) De Se naat heeft een wetsontwerp aangenomen, waarbij gelden worden toegestaan voor een vlootbouwprogramma gedurende drie iaren. In dit programma zijn opgenomen vier dreadnoughts en vier slagkruisers, waarvan de aanbouw onmiddellijk zal worden begon nen. In het eerste jaar zal worden uitgegeven een bedrag van 315.800,000 dollars, het geen 45,800,000 meer is dan de som, op genomen in het wetsontwerp zooals het door bet huis van vertegenwoordigers was aan genomen Verspreide Berichten De weduwe van den Geheimen Baurat en General-director dr. E. Rathenau heeft aan de universiteit te Berlijn eene 6om van 200.000 mark geschonken voor een stich ting ten doel hebbende het bevorderen van de behandelirg en de genezing van hart kwalen, die het gevolg zijn van acute ge- wrichtsrheumatiek. Hiervan zal jaarlijks een prijs van 10.000 mark worden uitgeloofd voor dengene, die op dit gebied als gevolg van eigen onderzoekingen het meeste ge presteerd heeft. Mocht een middel gevon den worden, dat het ontstaan van hartziek ten tengevolge van acute gewrichtsrheuma- tiek voorkomt of genezing daarvan waar borgt, dan zal den ontdekker na een proef tijd van drie jaren de heele som van 200.000 mark worden uitbetaald. San Francisco, 23 Juli. (R.) Door ontploffing van een bom te midden van de toeschouwers van de „war preparedness pa rade" zijn 6 personen gedood en 29 ge wond. Het huis, waarvoor de in een valies verborgen bom geplaatst was, werd ver woest. Verscheidene personen waren vooraf met briefkaarten gewaarschuwd. De politie heeft een matroos gevangen genomen op de verdenking In dezen aanslag betrokken te zijn. Oost-lndië. Groote brand te Kalitjerèt. De Salatiga-Zending6vereeniging te Utrecht heeft telegrafisch bericht gekregen van zendeling Kabelitz te Kalijerèt (res. Semarang), dat In den nacht van 10 op 11 Mei j.l. al de bijgebouwen met de rijst schuur en alles daarin, geheel in vlammen is opgegaan. Het Zendingshuis is gelukkig gespaard, ook de koe- en paardenstallen. De bijgebouwen, op solide wijze van dja tihout gebouwd, bevatten ook de slaapzalen van de 50 Javaansche pleegkinderen, die door zendeling Kabelitz en zijn vrouw wor den verzorgd en opgevoed, alsmede de ver schillende keukens en de provisiekamers. De meisjeskamer, de naai-strijkkamer en de badkamer zijn verbrand; de jongenska mer is onbruikbaar. Van de goederen der meisjes en haar kussens en dekens is veel verbrand. De vermoedelijke schade aan goederen is voorloopig getaxeerd op 2500 en die van de gebouwen op 5000. Staten-Generaal. Het nieuwe Oranjeboek. Een bij de Staten-Generaal ingediend Oranje* boek bevat een overzicht van eenige in het tijdvak October 1915 tot Juli 1916 door het ministerie van buitenlandsche zaken behandelde aangelegenheden. Het bevat nota's van de Britsche en Fransche regeering met een protest tegen den Order fn Coimcü van 20 October 1915 en het Fransch decreet van 23 October 1915, waarbij werd afgeweken van de Londen- sche zeerechtdeclaratie en een mededeeling van het vertoog tot de Britsche regeering gericht naar aanleiding van de opbrenging van de Ham- born op 30 October 1915. Tegen den nieuwen Order in Council van 30 Maart 1916 en het decreet van 12 April 1916 heeft onze regeering niet opnieuw geprotesteerd daar zij dit onnoodig achtte. Onze regeering stelt zich overigens, ten aan zien van dc „Orders in Council" der Britsche en de besluiten der Fransche regeering (20 en 23 Oct. '15, 30 Mrt. en 12 Apr. '16) op het standpunt dat behoudens uitzonderingen door den oorlog onvermijdelijk geworden en h. i. thans niet aanwezig, *s lands vlag de lading dekt, óók in oorlogstijd. De Nederlandsche Regeering vestigt de aan dacht der beide Regeeringen-tot welke de nota's gericht zijn op de betreurenswaardige gevolgen welke het aan 't wankelen brengen van een zóó onbetwist beginsel van het volkenrecht, als de bepaling van de nationaliteit van een schip, door de vlag welke het gerechtigd is te voeren moet hebben op de ontwikkeling der geregelde be trekkingen en op het wederzijdsch vertrouwen der bevriende staten. Een volstrekte anarchie op de zeeën kan niet uitblijven, als het beginsel voor de nationaliteit niet in alle gestrengheid gehandhaafd blijft. Tegen het inbeslagnemen van postpaketten aan boord van onze neutrale schepen, door Engeland, heeft de Ned. regeering op 31 Maart geprotesteerd. De Britsche regèering antwoordde daarop dat de verschillende inbeslagnemingen waren ge grond op het klaarblijkelijk aanwezig zijn van vijandelijke bestemming of oorsprong en dat thans het Prijzenhof had uit te maken in hoe ver het optreden der Britsche autoriteiten recht matig was geweest De Britsche regeering achtte dit optreden rechtmatig en kon dus de inbeslag- genomen pakketten niet teruggeven zonder dat het prijzenhof had uitspraak gedaan. Onze regeering heeft deze opvatting verzet laten aanteekenen. De zaak is nog hangende. Verder rrtaakt het Oranjeboek melding van onze vertogen tegen de torpedeering van de Berkelstroom op 24 April j.l. door een Duit- schen duikbootcommandant. De vernietiging van het schip, nadat de be manning van boord gegaan was, wordt in eene nota aan de Duitsche regeering eerst uitvoerig meegedeeld. Dan gaat de nota verder Harer Majesteit's Regeering heeft reeds der Keizerlijke Regeering herhaaldelijk te kennen gegeven, dat naar haar meèning de vernietiging van onzijdige prijsgemaakte schepen een onwet tige daad is en zij heeft aangetoond, dat het voorschrift van de Londensche Verklaring, wel ke in buitengewone gevallen een dergelijke daad toelaat, niet kan beschouwd .worden als deel uitmakende van het gevestigde vlokenrecht. Het ernstige karakter van de" vernietiging van neutrale prijzen neemt nog scherper afmetingen aan, als een strijd voerende zoover gaat om schepen tot zinken te brengen, die zelfs vol gens de voorschriften van de Londensche De claratie daarvoor niet m aanmerking zouden komen. De Berkelstroom had voor het grootste gedeelte een lading bordpapier in, een artikel dat niet gerangschikt kan wórden onder de oor logscontrabande ca de goederen, die ia beslag genomen hadden kunnen worden, indien zij een vijandelijke bestemming zouden hebben gehad, vormden noch door hun waarde, noch door hun gewicht, noch door hun volume, noch door hun vrachtloon meer dan de helft van de lading. Zeker, de Duitsche prijzenrcchtsproak zal niet anders don de onwettigheid van deze daad kun nen erkennen en een geldelijke schadevergoe ding aan de belanghebbenden toekennen. Maar zulk een beslissing zal het nadeel nief herstel len, dat berokkend is aan de belangen van het land, dat, op een tijdstip waarop de tonnenin houd van de Nederlandsche vloot reeds aanmer kelijk verminderd is door de wijze van oorlog voering, zich opnieuw van een deel van dien tonneninhoud beroofd ziet door een onwettige daad van de Duitsche oorlogsmarine. Bovendien kenmerkte zich de vernietiging van de Berkelstroom door een buitengemeen ernstige bijkomende omstandigheid, in zoover zij op treffende wijze de neutraliteit aanduidt van ©en commandant van een onderzeeboot, die aan de Keizerlijke Admiraliteit verantwoording ver schuldigd is voor de wijze waarop hij de hem verstrekte bevelen uitvoert. Op de protesten van den kapitein van de Ber kelstroom, antwoordde de gezagvoerder van U B 18, dat elke koopwaar, die naar Engeland vervoerd werd, con trabande was en dat elk schip, dat zich naar dat land begaf, tot zinken zou worden ge bracht. Het gedrag van bedoelden commandant eischt een formeele verloochening, de vernieti ging van de „Berkelstroom" een volkomen her stel. De Duitsche Regeering antwoordde hierop Uit het onderzoek, ingesteld door de Duitsche marine-autoriteiten blijkt, dat in den loop der krijgsverrichtingen tegen den handel ter zee met den vijand, het stoomschip Berkelstroom den 24en April j.l. werd genomen en tot zinken gebracht door twee Duitsche onderzeebooten. Na de scheepspapieren te hebben nagezien, waren de comandanten der dirikbooten over tuigd, dat het gedeelte der lading, dat contra bande vormde, door zijn waarde meer dan de helft der lading uitmaakte. Daar zij, wegens de nadering van vijandelijke strijdkrachten de Ber kelstroom niet naar een Duitsche haven of een haven in bezet gebied konden opbrengen, zonder de duikbooten in gevaar te brengen, brachten de commandanten het schip tot zinken, na de bemanning te hebben gelast zich in de reddings sloepen' te begeven. De commandant van een der duikbooten nam deze sloepen op sleeptouw in de richting van de kust tot het oogenblik, waarop de verschijning van een vijandelijk vlieg tuig hem noodzaakte de sleeptros te loten schie ten en onder te duiken. Indien de Nederlandsche Regeering bij deze gelegenheid haar beginselprotest tegen het tot zinken brengen van onzijdige schepen door een oorlogvoerende Mogendheid handhaaft, kande Duitsche Regeering slechts refereeren aan dc. ophelderingen, welke zij verstrekt heeft bij het tot zinken brengen van het Nederlandsche schip Medea. Dat wil zeggen, zij beschouwt het tot zinken brengen van onzijdige schepen, onder de in de verklaring van Londen voorziene om standigheden, als volkomen gerechtvaardigd en zij herhaalt niet te kunnen erkennen, dat het protest van de Nederlandsche Regeering ge grond is. Of de handelwijze van de Duitsche comman danten door de feiten worden gerechtvaardigd, daarover zal de Duitsche prijzenrechtspraak heb ben te beslissen. In de tweede plaats heeft de Nederlandsche Regeering zich uit tweeledig oogpunt beklaagd over het gedrag der commandanten van de duikbooten. Vooreerst, zou de commandant die de sloe pen van de Berkelstroom op sleeptouw had ge nomen, door onder te duiken het Jeven van do bemanning in gevaar hebben gebracht. De duikboot heeft bij de nadering van een vijandelijk vliegtuig tijdig de kabel, waaraan hij de sloepen op sleeptouw had, laten vallen door een ongelukkig toeval slingerde de lijn zich om de'periscoop, zoodat zij moest worden gekapt Buitendien heeft de Nederlandsche Regee ring zich in het bijzonder beklaagd over een opmerking van den commandant van een der duikbooten, die gezegd zou hebben, dat „alle goederen, die naar Engeland vervoerd werden, contrabande waren en dat elk schip, dat zich naar dat land begaf, tot zinken zou worden ge bracht." De commandanten der beide duikboo ten zijn uitgenoodigd geworden te dezen opzich te ophelderingen te verstrekken en hebben for meel verklaard geen enkele opmer king van dien aard gemaakt te hebben. De Nederlandsche Regeering antwoordde hierop, dat zij haar gezichtspunt niet kan prijsgeven, behalve ten opzichte van het voor val met de sleepkabel. Naar de meening van de Nederlandsche Re geering kan het vonnis van het nationale prij zenhof aan welks oordeel de zoak door de Duitsche Regeering zal worden onderworpen, hoe het ook zal uitvallen; niets ontnemen aan het uit een volkenrechtelijk oogpunt in den grond onwettige karakter van de vernieling van de Berkelstroom, noch den commandant vrij pleiten ten aanzien van zijn handelwijze. Deze blijft onverschoonbaar niet slechts we gens de door hem gebezigde woorden, ten aan zien waarvan de beëedigde verklaringen van den kapitein en den eersten stuurman van de Berkelstroom in de oogen van de Nederlandsche Regeering geloof blijven vinden, maar ook door het niet minder plotselinge als willekeurige be sluit van den commandant van de duikboot om zijn toevlucht te nemen tot het uiterste middel der vernieling. Verder behandeld het Oranjeboek het voorge vallene met het Nederl. stoomschip „B a n- d o e n g", dat op den 29en Januari op de reis van Sabang naar Rotterdam in de Middelland- sche Zee door een Duitsche duikboot is bescho ten en in een schrijven op 1 April door den Duit- schen gezant aan onze Tegeering verklaard wordt uit het feit dat de Bandoeng in plaats van het be vel om te stoppen van de duikboot op te volgen (waartegenover de officieren van de „Bandoeng" verklaren dit sein niet te hebben opgemerkt, doch wel en slechts met groote moeite en met behulp hunner kijkers het sein A.-B. d. i. „verlaat het schip zoo spoedig mogelijk", welks opvolging juist den commandant van den onderzeeër zou hebben versterkt in de meening met een vijande lijk onder neutrale vlag varend schip te doen te hebben) in volle vaart op den duikboot aan stuurde. welker couuriondaot daardoor in de &ee» ning verkeerde met een vijandelijk schip te doen te hebben en vuren liet. Ten einde dergelijke betreurenswaardige mis verstanden te voorkomen, verzocht de Duitsche Regeering, dat de kapiteins der Nederlandsche stoomschepen zouden worden aangeschreven zich onmiddellijk naar de door de Keizerlijke Ma rine gegeven signalen te gedragen en dat zij zouden worden gewezen op het gevaar, dat zij konden loopen door recht op een duikboot af te varen. De Minister beantwoordde door den gezant een afschrift aan -te bieden van de door baron Gevers tot de Duitsche Regeering gerichte mis sive dd. 3 ^pril, en waarin de Minister zijner zijds tevens den gezant er nog eens op wees, dat indien de kapitein van de „Bandoeng" door twee streken te draaien in de richting van den onder zeeër, afgeweken is van de voorgeschreven re gelen in gevallen, waarin het doorzoekingsrecht op regelmatige en wettige wijze wordt Uitge oefend, deze gedragslijn verklaarbaar wordt door het voorbarige optreden van den commandant van de duikboot. Vervolgens geeft het Oranjeboek de détails van de Tubantiazaak weer, welke alge meen bekend geacht mogen worden. De Nederlandsche Regeering aldus wordt de „Tubantia"-zaak ïn het Oranjeboek besloten acht het haar plicht niets ongedaan te laten, dot licht zou kunnen brengen in deze aangele genheid. Zij handhaaft het door haar uiteenge zette standpunt en heeft in verband daarmede op verschillende punten nadere inlichtingen aan de Duitsche Regeering gevraagd. Aangezien de gedechtenwisseling ter zake, die van vertrouwelijken aard is, nog niet is afge- loopen, kunnen dienaangaande vooralsnog geen mededeelingen worden gedaan. D e ,JE e m d ij k". Den 6en April te 10.15 's avonds, had aan boord van het Nederlandsche stoomschip „Eemdijk", van de reederij firma Sol- leveld, Van der Meer en Van Hattum te Rotter dam, met een lading op weg van Baltimore naar Rotterdam, een ontploffing plaats. Het schip be vond zich toen op plm. 5 mijl ten Zuidwesten van St Catherines Point. Het schip werd zwaar lek geslagen en naar Southampton gesleept. Zoodra de Nederlandsche Regeering vernomen had, dat de Britsche autoriteiten aan boord van de „Eemdijk" stukken staal en geelkoper had den aangetroffen, verzocht zij de Britsche Regee ring om die stukken aan haar over te leggen en haar mededeeling te doen van het rapport harer deskundigen dienaangaande. De Britsche Regeering voldeed aan dat ver zoek en de Nederlandsche marine-autoriteiten onderwierpen de overgelegde stukken aan een nauwkeurig onderzoek. Zij kwamen daarbij tot de slotsom, dat eenige der overgelegde stukken af komstig waren van een torpedo. Den gezant te Berlijn werd vervolgens opge dragen het feit, dat de „Eemdijk" door eene ont ploffing zwaar lek werd geslagen, ter kennis van de Duitsche Regeering te brengen met aanwij zing van plaats, tijd en uur .en haar te verzoeken een onderzoek te willen doen instellen, of de „Eemdijk" door een Duitsch oorlogsvaartuig is getorpedeerd. Het antwoord der Duitsche Re geering wordt afgewacht. De „Rijndijk". Ten aanzien van de „Rijndijk", vermeldt het Oranjeboek het vol gende Op 7 April 1.1 te 8 uur v.m. had eene ont ploffing plaats aan boord van het Nederland sche s.s. „Rijndijk", van de reederij-firma Solle- veld, van der Meer en van Hattem te Rotterdam, met eene lading tarwe op weg van Portland N. naar Rotterdam. Na de ontploffing vond de eerste machinist aan dek van het schip, dat niet is gezonken, ver schillende stukjes metaal. Deze zijn aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen op het Marine-torpedo-atelier te Amsterdam. Daaruit is gebleken, dat zij afkomstig zijn van eene \Vhi~ tehead-torpedo en wel waarschijnlijk van eene, die geleverd is door de firma Whitehead te Fiume. Den gezant te Berlijn is opgedragen aan de Duitsche Regeering te verzoeken wel te willen doen onderzoeken of het mogelijk is, dat een Duitsch oorlogsvaartuig de „Rijndijk" heeft ge torpedeerd. Het antwoord der.Duitsche Re geering wordt thans afgewacht. Wordt vervolgd. Berichten* De Staatscourant van 22 Juli bevat o. a. de volgende Koninklijke besluiten: benoemd tot adjunct-inspecteur van den arbeid A. P. Brost, scheikundig ingenieur te Haarlem; tot controleerend geneesheer der Rijks verzekeringsbank J. F. van der Meer, thans tijdelijk; tot agent der Rijksverzekeringsbank C. Adriaanse Jr., thans commies; bij de directie der Rijkspostspaarbank op verzoek eervol ontslagen J. P. van der Wart, klerk en benoemd tot bureel-ambtenaar J. N. Klasen, thans tijdelijk; eervol ontslagen D. H. de Boer, machinist op 's Rijks lichtschip „Schouwenbank" en als zoodanig benoemd A. v. d. Heuvel, machi nist-motorist bij het loodswezen in het 6de district; benoemd tot notaris te Hazerswoude, F. C. Engelberts, thans notaris te Hengelo (O.); op verzoek eervol ontslagen onder dank betuiging voor de langdurige en goede diensten bij de politie bewezen Ch. F Beek, als hoofdcommissaris van politie te Utrecht benoemd bij het personeel van den Ge neeskundigen dienst der Landmacht, tot of ficier van gezondheid der 2e klasse, de stu denten in de geneeskunde (artsen) K. Kroe ze en G. L. Rinck; bij het reserve-personeel der landmacht, bij het personeel van den Geneeskundigen dienst, tot reserve-officier van gezondheid- der 2e klasse, de heeren F. J. Frederikse, E. H. Botjes en D. J. van Rijn, artsen; benoemd: A. met ingang van 25 Juli 1916, 1o. bij het wapen der genie, tot kapitein, de le luitenants E. Scherpenhuysen Rom en jhr. J. M. van den Bosch, beiden van het regiment genietroepen; 2o. bij het reserve-personeel der land macht, bii het wapen der genie, bij het regiment genietroepen, tot reserve-kapitein, de reser ve le luitenants E. T. Hissink, A. P. Enklaa» en C. Thomese, allen van het korps; B. met ingang van 28 Juli 1910, To. bij het wapen der genie, tot le luit*; nant, de 2e luitenants W. P. J. M. Krul? P. J. H. Marcella, J. J. Lalco, A. L. W. M« Kerkhoff, C. A. Hoogterp en M. M. E. varf de Ven, allen van het wapen; 2o. bij het reserve-personeel der land macht, bij het wapen der genie, bij het regi ment genietroepen, a. tot reserve le luitenant, de reserve 2e luitenants R_ A. Wttewaal, C. D. Volker er* W. J. van der Meulen, allen van het korpsi b. tot reserve le luitenant, met bestem* ming voor den Militairen Telegraafdienst, de reserve 2e juitenants, met bestemming voor den Militairen Telegraafdienst, H. J.' v. d. Kleine Mulder, J. M. A. Schwan, J. C. Smid, J. D. van Brink, T. Horensma, F. Bak ker en J. H. J. du Saar, allen van het korps. Ter voorziening in de vacature L. B. Keijzer is tot wethouder der gemeente Breda met 10 van de 15 stemmen Chr. J. L. Broo^ gekozen. Zondags verlof voor r-e cru* ten. Ten einde ook aan de recruten die nog geen 8 kt maand onder de wapenen zijnl' eenige meerdere bewegingsvrijheid te ver schaffen, is door den opperbevelhebber var* land- en zeemacht bepaald, dat aan de re cruten, 'welke langer dan ééne maand it* dienst zijn en die zulks door zeer goed ge drag en goeden dienstijver verdienen, indien! dit met de regeling van den dienst is over een te brengen, des Zondags, zoo zij zulkf wenschen, wijstelling van appèls zal worder* toegestaan, waarmede hun de gelegenheid wordt geschonken, zich buiten hun stand plaats te begeven, aan welke vergunning echter geen vr'i vervoer per spoortrein enz, verbonden mag zijn. Tot directeur van de stichting Kinder* zorg te Middelburg is benoemd de heer Hfy J. van der Sluijs, vroeger directeur van eert meisjesschool in Suriname. fllederland en de oorlog» Het opbrengen van visschersschepevt In eene te 's Gravenhage gehouden leden vergadering van de Reedersvereeniging voor de Nederlandsche Haringvisscherij is met algemeene stemmen aangenomen eene motie, luidende: De ledenvergadering van de Reedersver eeniging voor de Nederlandsche Haringvis scherij, vertegenwoordigende ruim 800 Ne derlandsche haringschepen, gehouden t« 's Gravenhage op 21 Juli 1916. Kennis nemende van de aan het hoofd bestuur medegedeelde eischen van de Brit sche regeering, welke niets minder bevatten dan algeheele stopzetting van het haringvis- scherij-bedrijf en welke reeds werden voor afgegaan door het opbrengen van een aan tal onzer schepen en het brengen dier sche pen en ladingen voor het prijsgerecht, overwegende dat de Britsche regeering zich niet ontziet een belangrijk onderdeel van onze nationale nijverheid met onder gang te bedreigen, zonder acht te slaan ofl de vérstrekkende nadeelen, die daarvan hel gevolg zijn voor reeders, kooplieden, vis* schers, kuipers, boetsters en< vele anderen, die direct of indirect aan het bedrijf ver want zijn en daarin hün bestaan vinden, overwegende dat voor de Britsche regee ring of de Britsche handelaren even goed de gelegenheid als voor andere afnemers open staat om ons product op de wije neutrale markt in te koopen, en dat aan genoemde re geering reeds vroeger en thans opnieuw daartoe de gelegenheid nadrukkelijk is aan geboden, overwegende dat de Britsche regeering met de door haar gedreigde maatregelen het tevens practisch onmogelijk maakt, om de door Nederlandsche schepen gevangen ha ring te verkoopen aan afnemers in neutrale landen, zooals de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en Zweden, en evenzeer om het door onze Nederlandsche regeering voor. onze eigen bevolking verlangde quantum haring beschikbaar te stellen, overwegende dat onze reederijen hare schepen voor deze visscherij hebben gereed gemaakt onder de moeilijkste omstandighe den en met groote geldelijke offers, zonder dat vanwege de Britsche regeering gewaar schuwd is dat zij op eenige manier tegen ons bedrijf en onze belangen zou ageeren, overwegende dat de Britsche regeering onze reederijen een vage toezegging doel van een belooning wanneer het bedrijf wordt stop gezet, spreekt hare diepe afkeuring en groote verontwaardiging uit over de handelingen en maatregelen van de Britsche regeering jegens onze Nederlandsche haringreede- rijen, beschouwt hare eischen als gelijk- staande met een willekeurige stopzetting van het bedrijf, teekent een ernstig protest aan tegen en spreekt haar sterke verontwaar diging uit over de houding van de Britsche regeering in deze, waar blijkbaar alleen hef recht van den sterkste wordt toegepast. spreekt de verwachting uit, en eischt dat tevens van de Britsche regeering, dat deze onze visschersschepen met de bemanningen en ladingen onverwijld zal vrijlaten en de betrokken reederijen zal schadeloos stellen, en dat bedoelde regeering, getrouw aan hare traditie loyaal en fair zij, door zich alsnog bereid te verklaren om desgewenscht een gedeelte van de haring af te nemen en onze visscherij verder ongemoeid te laten, brengt deze motie ter kennis van Zijne Excellentie den Minister van Buitenlandsche Zaken, in het vertrouwen dat de inhoud er van onverwijld worde overgebracht aan d® Britsche regeering, en dat dit tot gevolg moge hebben, dat onze thans in Engeland xeitoeveiide deputatie alsnog

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 2