„DE EEMLANDER". Zaterdag 29 Juli 1916. BINNENLAND. FEUILLETON. DE EERSTE MEI. N" 25. Tweede Blad. 15d' Jaargang ia MARIE VAN VERSENDAAL. 'Hooldreaactte. Mf Q j VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF Co ABONNEMENTSPRIJS: £er 8 maanden roof Amersfoort f 1.30. Idem franco per post.. I Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.12»« (Afzonderlijke nummers 0.05. Wekolijksch by voegsel nD» Hollandtchê Huisvrouw" (onder redaotie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 cis. fWekelijkseh by voegsel *Pcih ftw nuf per 8 mnd. 53 ets» Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Vnn 1—5 regels f O.SCV. Eikeregel meorM f, 0.15. Dionstaanbiodingon 1—5 rogols., M 0.30, Groote letters naar plaatsruimte. Voor handol en bedryf bestaan zeor voordoelige bepalingen tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bU abonnement, Eene oirculaire, bevattende de voorwaardon, wordt op aanvraag toegezonden. Uil de Per*. Het Oranjeboek. Naar aanleiding van de in het tweede Pranjeboek gepubliceerde diplomatieke be scheiden schrijft het Vaderland: Hoe weinig de belangen det neutralen zelfs door Duitschland in overweging wor den genomen, blijkt wel het duidelijkst uit een teekenende bijzonderheid die het Oran jeboek vermeldt, n.l. dat de commandant der Duitsche onderzeeboot U. C. 8, die bij Terschelling in onze territoriale wateren geraakte en deswege geïnterneerd werd, verklaarde dat hem van den inhoud der Neutraliteitsverklaring van onze Reg. niets bekend was, daar deze door zijn superieu ren hem niet was medegedeeld. Alen stelle zich eens voor, wat dit zeggen wil. Onze Regeering legt bij het begin van den oorlog hare neutraliteitsverklaring af, bevattende o.a. de regelen die vijandelijke vaartuigen op onze kust hebben te eerbie digen, en deze Duitsche marinegezagvoer der, dagelijks ageerend in de onze kust be- spoelende Noordzee, weet niet eens dat er zulk een verklaring: bestaat, daar zijne chefs er hem niets van hebben verteld. Vrage als er zooveel aandacht aan onze wettige rechten besteed wordt, hoe kan men dan verwachten, dat zij zullen worden ge ëerbiedigd Terwijl wij zoo aan de eene zijde tegen - Duitschland in de knel geraken, treedt aan de andere Engeland tegen ons op, alsof wij zijn vasalstaat zijn. Of is de eisch ten opzichte van onze vis- schersvloot er een, die aan een onafhanke- lijken Staat kan worden gesteld? Stopzet ting van onze geheele haringvisscherijl En indien wij zoet zijn, en dit gewillig doen, krijgen wij een door Engeland te bepalen vergoeding, op den grondslag van een ge- wone jaarwinst f Zouden Tromp en De Ruyter zich niet om keeren in hun graf, als zij van zulk een eisch hoorden? De afsnijding van onze toevoeren, de aan houding onzer mails, al de vernederingen ons door Engeland niet met woorden maar daadwerkelijk aangedaan, zijn nog niet ge- noeg. Onze visschersvloot moet óók nog aan de ketting. Aan waardige protesten van onze Regee ring tegen een dergeiijken eisch zal het ook hier niet ontbreken. Maar Engeland doet als Duitschland, en het eenig effect is ook daar, dat de voorraad scheurpapier er slechts grooter door wordt. Griekenland-NederSand. Het is geoorloofd thans in het openbaar de vraag te stellen, of Engeland er op uit is ons in dezelfde positie te brengen als het Griekenland deed. Aldus de Standaard. „Het treedt toch meer en meer aan het licht, dat Engeland het voornemen heeft zoo dit in het belang is van zijn oorlogs doel de blokkade op eene zoodanige wijze toe te passen, dat ook de neutralen mogerr mee-hongeren. Zonder ook maar den geringsten schijn van recht is door Engeland tegenover de Nederlandsche vis- scherij op de Noordzee een maatregel ge nomen, die onvermijdelijk het staken van dezen bedrijfstak tengevolge zal hebben en dus ook een einde maakt aan onze volks voeding door middel van goedkoope visch. Dit is, erg, maar nog het ergste niet I Veel erger is het krenkende aanbod om tegen een fooi onze geheele haringvloot op te leggen. Zóó ver is het dus met Enge- lands minachting voor de kleine Staten en derzelver rechten reeds gekomen, dat men zonder schroom durft vragen dat het volk zijn recht en zijn eer voor wat zilverlingen zal prijs geven. Zoo zeer is Nederlands aanzien gedaald, dat een dergelijk voorstel reeds mogelijk is. Maar het doet dan toch goed, dat in de te 's-Gravenhage gehouden ledenvergade ring van de Reedersvereeniging voor de Ne derlandsche Haringvisscherij met algemeene -stemmen tegen deze krenking van recht en eer werd opgekomen en dat de Nederland sche pers, voor zoover zij zich over de zaak uitsprak, onbewimpeld hare minachting over Engelands handelwijze te kennen gaf. Toch, men versta dit wel, is dit niet de eerste schrede op den weg van vernedering, en nog veel minder de laatste, en het is goed dat het Nederlandsche vólk zich hiervan duidelijk bewust worde. Wordt toch niet op krachtige wijze te kennen gegeven, dat wij ons recht zullen handhaven, dan zal de aan matiging hoe langer hoe erger worden en komen wij in de positie van hem, die de hand kust, welke hem op smadelijke wijze heeft geranseld. Sommigen mogen zich vrij gemakkelijk bij deze vernederingen neerleg gen, de overgroote meerderheid van ons volk wenscht echter de handhaving van "s lands waardigheid. De geldzak is minder dan het leven en het leven minder dan de eer V Onze Regeering, meent de Standaard, kan bij dit machteloos worstelen van de be langhebbenden niet langer toezien en ook wij stellen met nadruk de vraag, reeds door een ander blad gesteldWat zal de Regee ring doen? Berichten. Nederland en de oorlog. Het opbrengen van visschersschepen De heer Spiekman tc Rotterdam, heeft 'do volgende vraag gericht tot den Minister van Buitenlandsche Zaken Welke stappen heeft de Regeering gedaan, Inzake het vasthouden van een aantal schepen der Nederlandsche haringvisschersvloot, op last der Engelsche Regeering, waardoor het bedrijf dezer vissdherij wordt stop gezet, ongeveer 25000 arbeiders en arbeidsters werkloos wor den, en de volksvoeding in Nederland belang rijk wordt geschaad? De Minister van Buitenlandsche Zeiken heeft dearop het volgende geantwoord: De Britsche Regeering heeft mij onlangs door tuaschenkomst van hare gezant te 'cGraven- hage doen weten, dat zij zich verzetten moest tegen de levering aan Duitschland van de voortbrengselen der Noordzeevisscherij. Ging deze levering voort, dan zou zij zich verplicht zien de Nederlandsche visschersvaartuigen voor den prijsreahter te brengen. Hield zij op, dan zouden de schepen die waren opgebracht, hetzij wegena het visschen in de zoogen. „gevaar- zóne" of wegens het vervoeren van contraban de (in casu visch), worden losgelaten en zou den de visschersvaartuigen verder ongemoeid blijven, mits zij zich niet binnen de bedoelde zóne begaven. Tegen dit optreden heeft de Nederlandsche Regeering verzet aangeteekend. Aan den Britschen gezant hebrik schrifte lijk te kennen gegeven, dat de eisch van artiet- uitvoer van Nederlandsche visch naar Duitsch land in strijd was met de uitdrukkelijke bepa ling van twee der Hoagsohe verdragen van 1907, volgens welke een neutrale mogendheid niet gehouden is deze uitvoer van welke goe deren ook naar een der oorlogvoerende landen te beletten. Ten aanzien van het opbrengen der schepen heb ik ten eerste opgemerkt, dat al moge do Britsche Regeering een gedeelte der Noordzee als „gevonrlijk" hebben aangeduid, dit haar geenszins ontheft van de verplichting om in die zóne het recht van onderzoek slechts met in achtneming van de algemeen erkende volken rechtelijke regelen op dat punt uit te oefenen een recht om die sohepen naar hare h.evens op te brengen heeft zij niet. Wat in de tweede plaats opbrenging wegens vervoer van contrabande betreft heb ik herin nerd aan mijn vroegere protesten, aan de om standigheid n.l., dot, volgens het volkenrecht artikelen van conditioneole contrabande, met name voedingsmiddelen, die zich aan boord van neutrale schepen op weg naar neutrale havens bevinden, niet vatbaar zijn voor inbeslagneming door een oorlogvoerende en dat deze soort con trabande slechts dan neembaar is wanneer zij bestemd is voor een oorlogvoerende Regeering of hare krijgsmacht. De Nederlandsche visschersvaartuigen bren gen hun visch uitsluitend naar Nederlandsche havens cn de visschers hebben zich steeds zorg vuldig onthouden eenig deel hunner lading aan beliigerente oorlogsschepen te verstrekken. Ik heb wijders opgemerkt, dat de Nederland sche Noordzeevisscherij niet is gelijk te stel Ion met een internationale transporthandel uit gelokt door de speciale behoeften van één der oorlogvoerendenzij is èen nationale industrie van zeer oude dagteekening, die geenszins haar ontstaan te danken heeft aan den oorlogstoe stand. De beoogde belemmering dier industrie zou het gevestigd bestaansmiddel van een be langrijk deel der Nederlandsche bevolking tref fen, niet alleen van de reeders en visschers, maar ook van allen wier bedrijf afhangt van de vissoherij. Indien ne Britsche Regeering be zwaar heeft tegen den verkoop van het meo- renncel van hen visch aan Duitschland, is zij vrij op dë open markt hier te lande mede te dingen. (Verschillende leden: Zeer juist!) Voorts heb ik den gezant gewezen op de ont- stemmihg in het geheele land gewekt, door het bericht der eisohen welke te Londen gesteld zouden zijn aan de vertegenwoordigers der Ne derlandsche belanghebbenden, die tot een be spreking dezer aangelegenheid waren uitgenoo- digd. Immers, die eischen, werden zij werke lijkheid, zouden neerkomen op een stopzetten van bijkans onze geheele Noordzeevisscherij en aanverwante bedrijven Van dat bericht voegde ik er bij had de Regeering nog geen cfficieele bevestiging ontvangen. Zij vertrouw de echter, dat de Britsche Regeering hare toe vlucht niet zou nemen tot een zoo onrechtma tige wijze van doen. Ten slotte gaf ik te kennen, dat de Neder landsche Regeering op de boven aangegeven gronden gerechtigd was te verwachten, dot de opgebrachte schepen zonder verwijl zouden worden losgelaten. Ik kan de Kamer de verzekering geven, dat de Regeering haar volU aandacht aan deze voor een belangrijk deel van ons volk zoo ge wichtige aangelegenheid zal blijven schenken. Gisteren werden te 's Gravenhage breed voerige discussies gehouden tusschen het hoofdbestuur van de reedersvereeniging voor den Nederlandsche haringvisscherij en het dagelijksch bestuur van de Vereeniglng tot bevordering der Nederlandsche visscherij met de afgevaardigden der voornoemde reeders vereeniging, die inzake de aanhouding 'der visschersschepen naar Engeland zijn geweest. In den loop van den middag werd een depu tatie uit de vergadering door den Minister van Buitenlandsche Zaken in audiëntie ont vangen waarna dc vergadering werd voort gezet. Ten aanzien van de onderhandelingen door een deputatie uit dc Reedersvereeniging voor de Nederlandsche haringvisscherij te Londen gevoerd naar aanleiding van de moeilijkheden aan onze visscherij in den weg gelegd, kan worden medegedeeld dat deze niet tot een bevredigend resultaat hebben ge leid. Het ligt echter in het voornemen der Reedersvereeniging het overleg te hervatten. Binnen eenige dagen hoopt men bepaalde voorstellen aan de Engelsche autoriteiten voor te leggen. Over een enquête van den Ned. A n t i-O orlog Raad. Vanwege den Nederl. Anti-Oorlog Raad wordt het volgende medegedeeld Naar aanleiding van verschillende berichten in binnen- en buitenlandsdho bladen inzake het antwoord, dat door den Duitschen Prof. von Stengel, afgevaardigde van Duitschland op do Eerste Vredesconferentie, zou zijn gezonden in antwoord op de vragen gesteld door den „Ne derlandsche Anti-Oorlog Raad" betreffende de ontwikkeling van de Vredesconferenties na den oorlog, kan door het Bestuur van den N. O. R. het volgende worden medegedeeld. In April 1,1, werd door den N. A. O. R. aan oen aantal vooraanstaande personen in binnen- en buitenland een vragenlijst met drie vragen toe gezonden, in de hoop op 18 Mei, den dag waar op in 1899 de Eerste Vredesconferentie werd geopend, de verzameling der ingekomen ant woorden te kunnen openbaar maken. Aan eeni- gen dezer personen werden een paar extra vragenlijsten tevens toegezonden met verzoek deze hunnerzijds toe to zenden aan personen, wier oordeel van eenige waarde zou kunnen zijn. Tengevolge echter van do langzame en on zekere postverbindingen waren vóór dien da tum nog niet alle antwoorden, welke verwacht mochten worden, in het bezit van den N. A. O. R. en werd derhalve besloten op dien dag slechts een voorloopige uitgave het licht te doen zien, welke nog niet ou groote schaal naar het buitenland werd verspreid. In dezo uitgave is opgenomen een antwoord, dat ontvangen was met de onderte»ekening van F. H. Stengel te Weenen, wacrin dc inzender verklaarde, dat vredesconferenties, enz. zonder nut zijn, aangezien Duitsöh overwicht en Duit sche militaire overmacht voortaan wel voor handhaving van den vroda zouden zorgen. bestuur meende eerlijkheidshalve ook dit onttf woord in den verzamelbundel te moeten opi\a* men te midden van de meer dan hondend tcgeiri overgostelde antwoorden, die in do intematio- ruilen zin waren geuit. J Nadat echter deze voorloopige uitgave waf verschenen, werd von betrouwbare zijde te Weenen vernomen, dat aan het opgegeven adres aldaar de naam P. H. Stengel geheel on* bekend was en werd de waarschijnlijkheid be toogd, dat men hier met een mystificatie te doen zou hebben. Op grond hiervan besloot het bestuur, in de deliniti-ovc Engelsche en Duitsche uitgave, dio eon maand later bij de Uitgevers-Mij. Sijthoff te Leiden verscheen (verkrijgbaar ook aan het Se cretariaat Theretsiattraat 51, 's-GTavenhoge), dit antwoord te doen vervollen. Intuschen had het antwoord roods in hoog# mate de aandacht van eenige Zwitscrschc bla den getrokken, en werd daarbij van de veron derstelling uitgegaan, dat de afzender niemand anders was don de bekende Münchenor Profes sor von Stengel, do voormalige Duitsche gede legeerde op do Eerste Vredesconferentie, dio vroeger zich herhaaldelijk geuit had in soortge lijken geest, als waarven de b&wuste inzending getuigde. Op grond van deze veronderstellin gen hebben thans o. n. do „Vorwirts" en de frankfurter Zeitung' in scherpe bowoordingen Prof. von Stengel gelaakt, wiens uiting o.a. dooc laatstgenoemd blad geacht wordt Duitschland tegenover de geheele wereld te compromitteo- ren. Het bestuur van den N. A. O. R. acht zich verplicht te verklaren, dat geen bepaalde aan wijzing bestpat, dat inderdaad Prol. von Stengel do schrijver is. Het onderzoek in deze door het bestuur inge steld, is tot heden zonder resultaat geweest. Een brief, waarin Prof. von Stengel werd uitge- noodigd eenige inlichting ta geven, bleef onbe antwoord. Ben redding en een gevecht op zee. Een thuis gekomen Katwijker logger verhaalt: We bevonden ons op ongevegp-57.6 Noor» derbreedte en 1.25 Oosterlengte, toen we drie Engelsche stoomtreilers ons op gerui- men afstand zagen naderen. Naderbij geko men konden we van de dichtsbijzijnde den naam en de merken onderscheiden, 't Was de Nelly Mullens A. D. 69 uit Aberdeen. Op de tweede konden we een inrichting voor draadlooze telegrafie onderscheiden. Ze stoomden ons voorbij en zogen blijkbaar de onderzeeboot niet die dekking gezocht had achter ons vaartuig en enkele andere vis* chersvaartuigen. De Engelsche treiler, die voorzien was van draadlooze telegrafie, voer de in den voormast de Engelsche vlag. D® duikboot liet de treilers naderen en loste daarop kort achter elkander eenige schoten, zonder nochtans naar het scheen doel ge troffen te hebben. De treilers lieten zich niet onbetuigd, doch beantwoordden de schoten met op het voordek geplaatste kanonnen. Nauwelijks was de kleine zeestrijd aange vangen, of daar doken nog drie onderzee booten op, die onmiddellijk aan den strijd deel namen. Zij richtten in hoofdzaak het vuur op den treiler met de installatie voor Tweeërlei wil de echte mangevaar en $peldaarom wil hij de vrouw als het ge- yaarlijkste speelgoed. Roman door {Mr. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK. 20 „Nog één maand Gretchen, nog één maandje maar en dan... dan beginnen wij weer met nieuwen moed", heeft hij blijde uitgeroepen. Een maand nog... een maand, en in dien Hjd vervalt de huur, dien zij niet zal kunnen l>etalen. Weer de nacht van 30 April. Weer prijkt de versierde, opgesmukte den nenboom op de markt van .Roosdaal, weer daar boven op den Bronberg de jonge man nen vereend, weer een luid juichen en jube len bij elke koppeling van knaap en maagd, pieer de luide, schetterende zangen, weer het eentonig getoeter van den hoorn, galmend fcver de vallei, weer de schoonen achter de Jrensters hunner kamertjes in angstig wachten 3>P de stem van den minnaar, wear de Mei, Se maand van vroolijke opgewonden dartel- *eluk Va" lie'de leven' Tan b'ÖdschaP en SJljd^bsPu. geluk",., niet in het huis yaa Peters en zijn vrouw. Ook zij beiden wakker, klaar wakker met groot open oogen; scherp omlijnde beelden en visioenen, die zij zien: zich zeiven vele jaren geleden, hij de Mei- bruidegom, zij de Meibruid, ,,'t schoenste kop pel van dat joar," beiden rijk in weelde van innige, hartstochtelijke liefde, van verwach ten en hopen op een zalige toekomst, een altijd voortdurende voorspoed en gelukkig zijn... voortdurend... *t is de laatste nacht, die zij zullen doorbrengen onder eigen dak... morgen' den eersten Mei zullen zij bedelaars zijn; morgen vroeg zal die Judas komen om de huurpenningen, die ze niet zullen kunnen be talen, want ze hebben niets meer. Nol heeft enkele mannen, die voor zijn ziek zijn nog trotsch waren op zijn vriendschap, gesmeekt om hem te helpen, hem 'n paar honderd francs te leenen en niemand die aan zijn beden gehoor heeft kunnen geven voor allen was het een slecht jaar geweest; allen hadden weinig verdiend; ze konden niets mis sen, anders graag, hoor, met het grootste pleizier, dat wist hij ook wel; ze hadden hem altijd gekend als een braven, fatsoenlijken, eerlijken en oppassenden kerel, hem altijd graag mogen lijden, maar ze konden niet, 't was hun Gods onmogelijk. Ja Gretchen had gelijk nu zag hij het zelve ook; arme menschen hebben geen vrien den ze laten je stikken in je armoe de vrinden. Ze hebben 'dien ellendeling, dien Kerkhofs niet om eenig uitstel willen smeeken; zij heb ben hem het genot niet willen schenken hen j uit te lachen, te bespotten, als zij zouden bedelen om een beetje medelijden, hem niet het pleizier willen doen hun dat te kunnen I .we if ere* den plag ejj^enj «afrenden jacfr in dat valsche, gemeene gezicht, zooals dc laatste keer, toen Gretchen hem gevraagd had om eenig geduld. Zij zijn weggegaan, vrijwillig, zonder dwang, de ellendeling zou dus nooit kunnen zeggen, dat hij hen d'r uit had gezet zij hebben hun intrek genomen in de hut, waarin Peters, de vader van Nol, heeft gewoond. Deze stond nog leeg, dat krot van leem en hout, met strooien dak, waarop mossen en brandnetels in wcelderigen groei. Hier hebben zij de enkele hun nog overge bleven meubelen gebracht hun bed, die hunner kinderen, een tafel, enkele stoelen en een kacheltje de klerk van den notaris had Nol vertelA dat hij dat gerust kon doen, dat de huiseigenaar hen daarvoor niks kon maken; 't waren zaken, waarop hij geen be slag kon leggen. Lang hebben zij gezeten na hun binnen komen; zij beiden en Marieke en Jeëngske in dat muffe hol, vol spinnewebben, stilbewogen door den wind, welke binnendrong door de dakscheuren en vensterlooze ramen geen woord hebben zij gesproken; een enkele maal een diepe zucht, als hij met vluchtigen, angstl- gen blik keek naar die magere ingevallen ge zichtjes der kinderen, naar de doorschijnen de blauwige plekken hoven de uitstekende kaakknobbels...armoe, honger hebben zij geleden in dat mooie huis en nu... wat zal het worden in dit krot? God... hij moet er maar niet aan 'denken... hij moet maar afwachten... 't geeft immers toch niks al dat geprakke?eer. „Zeg Nol, ik heb gehoord, dat de winkel juffrouw van Martens, je weet wel, die de zaak San Habecks heeft waargenomen, zigk is ge-. worden... als ik eens ging vragen of ik haar plaats zoo lang zou mogen innemen?" „Ik denk niet, dat ze je erg vriendelijk zul len ontvangen, nadat je hun'zulke concurren tie hebt aangedaan." „Ik zou het toch in elk geval kunnen probee- ren, vind je niet?" „Ga je gang Gretchen, probeer het." „Ik zal dan maar direkt gaan en dc kinde ren meenemen; misschien dat ze dan een beelje meer compassie met ons zullen heb ben." „Goed, neem ze maar mee." Lang volgen zijn bli'kken haar na over den eenzamen weg. Winkelmamsel... winkclmam- sel... ze gaat bidden en smeeken om weer te worden, hetgeen zij geweest is, toen ze ruim tien jaren jonger, toen ze nog niet getrouwd waren ze hebben het niet ver gebracht, met al hun werken en zwoegen. 'God, God, wat is het toch onrechtvaardig, zooals het in de wereld toegaat... waarom moest het ongeluk nu juist hem treffen, die altijd een eerlijke, brave "kerel was gewcesl; waarom moest.die brand nu juist bij hem uit breken, waarom juist in zijn huis, dat hij pas voor Gretchen had gekocht, waarom niet in het huis, waarin hij woonde, dat niet hem toebehoorde, het eigendom was van dien duivelmensch, die nu zeker van plezier z'n handen in elkaar wreef, als een gek lachte over hun ongeluk. "Waarom moest hij, 'die z'n geheele leven als een paard heeft gewerkt, nu arm zijn, zoo arm als een worm, z'n vrouw en kinder^fï zien vergaan van d'n honger en miserie, ter wijl die #andere, die smeerlap, z'n vingers mocht blauw tellen aan de duiten, die hij van l n .vader heeft gekregen, die hem zoo maag zijn toegesmeten, zonder een vinger er voor to hebben verroerd en 't was een hecle bom ge-, weest dat had hij zelf gezien, toen hij den sleutel voor den ouden Kerkhofs had gemaakt allemaal papieren geld... bankbiljetten, heele stapels en goudstukken bij hopen... God, God, als hij d'r maar een paar van had, vari die papiertjes, dan was hij rijk op dit moment, dan kon hij een onder huisje huren, z'n vrouw en kinders alles geven, wat ze noo- dig hadden, hij zelf 't beste, 't sterkste voedsel kunnen eten, tot hij weer geheel gezond was, weer zoo sterk als vroeger. De oude Kerkhofs heeft hem indertijd dien sleutel laten maken, omdat hij wist, dat hij een eerlijke, brave jongen was, zooals hij zeide, dat hij hem vertrouwde, wat hij lang niet iedereen deed; hij had hem ook verzocht om toch vooral voorzichtig te zijn, zelf dien sleutel te maken, niemand anders d'r eenig gedoe mee te laten hebben, z'n knechten ook niet. Nu, hij had <llen raad gevolgd, dc eerste geprobeerde sleutels nooit in de smidse wil len hebben, altijd bij zich gehouden op hun kamer, in de la van z'n tafel verdomme juist van deze tafel, en onwillekeurig met woesten ruk trekt zijn hand de lade open--«j daar liggen ze allemaal nog, zes stuksdat was de laatste, precies dezelfde als hij Kerk hofs heeft gegeven... even een schittering irt het doffe, matte oog - als hij nu toch wllde.v neen, neen, dat nooit, nooit yan z'n leven. (Wordt vervolgd-!

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5