„DE EEMLANDER".
Zaterdag 29 Juli 1916.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
DE EERSTE MEI.
N" 25. Tweede Blad.
15d' Jaargang
ia MARIE VAN VERSENDAAL.
'Hooldreaactte. Mf Q j VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF Co
ABONNEMENTSPRIJS:
£er 8 maanden roof Amersfoort f 1.30.
Idem franco per post..
I Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.12»«
(Afzonderlijke nummers 0.05.
Wekolijksch by voegsel nD» Hollandtchê Huisvrouw" (onder
redaotie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 cis.
fWekelijkseh by voegsel *Pcih ftw nuf per 8 mnd. 53 ets»
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Vnn 1—5 regels f O.SCV.
Eikeregel meorM f, 0.15.
Dionstaanbiodingon 1—5 rogols., M 0.30,
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handol en bedryf bestaan zeor voordoelige bepalingen
tot het herhaald advertoeren in dit Blad, bU abonnement,
Eene oirculaire, bevattende de voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
Uil de Per*.
Het Oranjeboek.
Naar aanleiding van de in het tweede
Pranjeboek gepubliceerde diplomatieke be
scheiden schrijft het Vaderland:
Hoe weinig de belangen det neutralen
zelfs door Duitschland in overweging wor
den genomen, blijkt wel het duidelijkst uit
een teekenende bijzonderheid die het Oran
jeboek vermeldt, n.l. dat de commandant
der Duitsche onderzeeboot U. C. 8, die bij
Terschelling in onze territoriale wateren
geraakte en deswege geïnterneerd werd,
verklaarde dat hem van den inhoud der
Neutraliteitsverklaring van onze Reg. niets
bekend was, daar deze door zijn superieu
ren hem niet was medegedeeld.
Alen stelle zich eens voor, wat dit zeggen
wil. Onze Regeering legt bij het begin van
den oorlog hare neutraliteitsverklaring af,
bevattende o.a. de regelen die vijandelijke
vaartuigen op onze kust hebben te eerbie
digen, en deze Duitsche marinegezagvoer
der, dagelijks ageerend in de onze kust be-
spoelende Noordzee, weet niet eens dat er
zulk een verklaring: bestaat, daar zijne chefs
er hem niets van hebben verteld.
Vrage als er zooveel aandacht aan onze
wettige rechten besteed wordt, hoe kan men
dan verwachten, dat zij zullen worden ge
ëerbiedigd
Terwijl wij zoo aan de eene zijde tegen
- Duitschland in de knel geraken, treedt aan
de andere Engeland tegen ons op, alsof wij
zijn vasalstaat zijn.
Of is de eisch ten opzichte van onze vis-
schersvloot er een, die aan een onafhanke-
lijken Staat kan worden gesteld? Stopzet
ting van onze geheele haringvisscherijl En
indien wij zoet zijn, en dit gewillig doen,
krijgen wij een door Engeland te bepalen
vergoeding, op den grondslag van een ge-
wone jaarwinst f
Zouden Tromp en De Ruyter zich niet om
keeren in hun graf, als zij van zulk een
eisch hoorden?
De afsnijding van onze toevoeren, de aan
houding onzer mails, al de vernederingen
ons door Engeland niet met woorden maar
daadwerkelijk aangedaan, zijn nog niet ge-
noeg. Onze visschersvloot moet óók nog
aan de ketting.
Aan waardige protesten van onze Regee
ring tegen een dergeiijken eisch zal het ook
hier niet ontbreken. Maar Engeland doet
als Duitschland, en het eenig effect is ook
daar, dat de voorraad scheurpapier er
slechts grooter door wordt.
Griekenland-NederSand.
Het is geoorloofd thans in het openbaar
de vraag te stellen, of Engeland er op uit is
ons in dezelfde positie te brengen als het
Griekenland deed. Aldus de Standaard.
„Het treedt toch meer en meer aan het
licht, dat Engeland het voornemen heeft
zoo dit in het belang is van zijn oorlogs
doel de blokkade op eene zoodanige
wijze toe te passen, dat ook de neutralen
mogerr mee-hongeren. Zonder ook maar
den geringsten schijn van recht is door
Engeland tegenover de Nederlandsche vis-
scherij op de Noordzee een maatregel ge
nomen, die onvermijdelijk het staken van
dezen bedrijfstak tengevolge zal hebben en
dus ook een einde maakt aan onze volks
voeding door middel van goedkoope visch.
Dit is, erg, maar nog het ergste niet I
Veel erger is het krenkende aanbod om
tegen een fooi onze geheele haringvloot op
te leggen. Zóó ver is het dus met Enge-
lands minachting voor de kleine Staten en
derzelver rechten reeds gekomen, dat men
zonder schroom durft vragen dat het volk
zijn recht en zijn eer voor wat zilverlingen
zal prijs geven.
Zoo zeer is Nederlands aanzien gedaald,
dat een dergelijk voorstel reeds mogelijk is.
Maar het doet dan toch goed, dat in de
te 's-Gravenhage gehouden ledenvergade
ring van de Reedersvereeniging voor de Ne
derlandsche Haringvisscherij met algemeene
-stemmen tegen deze krenking van recht en
eer werd opgekomen en dat de Nederland
sche pers, voor zoover zij zich over de zaak
uitsprak, onbewimpeld hare minachting over
Engelands handelwijze te kennen gaf.
Toch, men versta dit wel, is dit niet de
eerste schrede op den weg van vernedering,
en nog veel minder de laatste, en het is goed
dat het Nederlandsche vólk zich hiervan
duidelijk bewust worde. Wordt toch niet op
krachtige wijze te kennen gegeven, dat wij
ons recht zullen handhaven, dan zal de aan
matiging hoe langer hoe erger worden en
komen wij in de positie van hem, die de
hand kust, welke hem op smadelijke wijze
heeft geranseld. Sommigen mogen zich vrij
gemakkelijk bij deze vernederingen neerleg
gen, de overgroote meerderheid van ons
volk wenscht echter de handhaving van
"s lands waardigheid.
De geldzak is minder dan het leven en
het leven minder dan de eer V
Onze Regeering, meent de Standaard,
kan bij dit machteloos worstelen van de be
langhebbenden niet langer toezien en ook
wij stellen met nadruk de vraag, reeds door
een ander blad gesteldWat zal de Regee
ring doen?
Berichten.
Nederland en de oorlog.
Het opbrengen van visschersschepen
De heer Spiekman tc Rotterdam, heeft 'do
volgende vraag gericht tot den Minister van
Buitenlandsche Zaken
Welke stappen heeft de Regeering gedaan,
Inzake het vasthouden van een aantal schepen
der Nederlandsche haringvisschersvloot, op last
der Engelsche Regeering, waardoor het bedrijf
dezer vissdherij wordt stop gezet, ongeveer
25000 arbeiders en arbeidsters werkloos wor
den, en de volksvoeding in Nederland belang
rijk wordt geschaad?
De Minister van Buitenlandsche Zeiken heeft
dearop het volgende geantwoord:
De Britsche Regeering heeft mij onlangs door
tuaschenkomst van hare gezant te 'cGraven-
hage doen weten, dat zij zich verzetten moest
tegen de levering aan Duitschland van de
voortbrengselen der Noordzeevisscherij. Ging
deze levering voort, dan zou zij zich verplicht
zien de Nederlandsche visschersvaartuigen voor
den prijsreahter te brengen. Hield zij op, dan
zouden de schepen die waren opgebracht, hetzij
wegena het visschen in de zoogen. „gevaar-
zóne" of wegens het vervoeren van contraban
de (in casu visch), worden losgelaten en zou
den de visschersvaartuigen verder ongemoeid
blijven, mits zij zich niet binnen de bedoelde
zóne begaven.
Tegen dit optreden heeft de Nederlandsche
Regeering verzet aangeteekend.
Aan den Britschen gezant hebrik schrifte
lijk te kennen gegeven, dat de eisch van artiet-
uitvoer van Nederlandsche visch naar Duitsch
land in strijd was met de uitdrukkelijke bepa
ling van twee der Hoagsohe verdragen van
1907, volgens welke een neutrale mogendheid
niet gehouden is deze uitvoer van welke goe
deren ook naar een der oorlogvoerende landen
te beletten.
Ten aanzien van het opbrengen der schepen
heb ik ten eerste opgemerkt, dat al moge do
Britsche Regeering een gedeelte der Noordzee
als „gevonrlijk" hebben aangeduid, dit haar
geenszins ontheft van de verplichting om in die
zóne het recht van onderzoek slechts met in
achtneming van de algemeen erkende volken
rechtelijke regelen op dat punt uit te oefenen
een recht om die sohepen naar hare h.evens
op te brengen heeft zij niet.
Wat in de tweede plaats opbrenging wegens
vervoer van contrabande betreft heb ik herin
nerd aan mijn vroegere protesten, aan de om
standigheid n.l., dot, volgens het volkenrecht
artikelen van conditioneole contrabande, met
name voedingsmiddelen, die zich aan boord van
neutrale schepen op weg naar neutrale havens
bevinden, niet vatbaar zijn voor inbeslagneming
door een oorlogvoerende en dat deze soort con
trabande slechts dan neembaar is wanneer zij
bestemd is voor een oorlogvoerende Regeering
of hare krijgsmacht.
De Nederlandsche visschersvaartuigen bren
gen hun visch uitsluitend naar Nederlandsche
havens cn de visschers hebben zich steeds zorg
vuldig onthouden eenig deel hunner lading aan
beliigerente oorlogsschepen te verstrekken.
Ik heb wijders opgemerkt, dat de Nederland
sche Noordzeevisscherij niet is gelijk te stel
Ion met een internationale transporthandel uit
gelokt door de speciale behoeften van één der
oorlogvoerendenzij is èen nationale industrie
van zeer oude dagteekening, die geenszins haar
ontstaan te danken heeft aan den oorlogstoe
stand. De beoogde belemmering dier industrie
zou het gevestigd bestaansmiddel van een be
langrijk deel der Nederlandsche bevolking tref
fen, niet alleen van de reeders en visschers,
maar ook van allen wier bedrijf afhangt van de
vissoherij. Indien ne Britsche Regeering be
zwaar heeft tegen den verkoop van het meo-
renncel van hen visch aan Duitschland, is zij
vrij op dë open markt hier te lande mede te
dingen.
(Verschillende leden: Zeer juist!)
Voorts heb ik den gezant gewezen op de ont-
stemmihg in het geheele land gewekt, door het
bericht der eisohen welke te Londen gesteld
zouden zijn aan de vertegenwoordigers der Ne
derlandsche belanghebbenden, die tot een be
spreking dezer aangelegenheid waren uitgenoo-
digd. Immers, die eischen, werden zij werke
lijkheid, zouden neerkomen op een stopzetten
van bijkans onze geheele Noordzeevisscherij en
aanverwante bedrijven Van dat bericht
voegde ik er bij had de Regeering nog geen
cfficieele bevestiging ontvangen. Zij vertrouw
de echter, dat de Britsche Regeering hare toe
vlucht niet zou nemen tot een zoo onrechtma
tige wijze van doen.
Ten slotte gaf ik te kennen, dat de Neder
landsche Regeering op de boven aangegeven
gronden gerechtigd was te verwachten, dot de
opgebrachte schepen zonder verwijl zouden
worden losgelaten.
Ik kan de Kamer de verzekering geven, dat
de Regeering haar volU aandacht aan deze
voor een belangrijk deel van ons volk zoo ge
wichtige aangelegenheid zal blijven schenken.
Gisteren werden te 's Gravenhage breed
voerige discussies gehouden tusschen het
hoofdbestuur van de reedersvereeniging voor
den Nederlandsche haringvisscherij en het
dagelijksch bestuur van de Vereeniglng tot
bevordering der Nederlandsche visscherij met
de afgevaardigden der voornoemde reeders
vereeniging, die inzake de aanhouding 'der
visschersschepen naar Engeland zijn geweest.
In den loop van den middag werd een depu
tatie uit de vergadering door den Minister
van Buitenlandsche Zaken in audiëntie ont
vangen waarna dc vergadering werd voort
gezet.
Ten aanzien van de onderhandelingen
door een deputatie uit dc Reedersvereeniging
voor de Nederlandsche haringvisscherij te
Londen gevoerd naar aanleiding van de
moeilijkheden aan onze visscherij in den weg
gelegd, kan worden medegedeeld dat deze
niet tot een bevredigend resultaat hebben ge
leid.
Het ligt echter in het voornemen der
Reedersvereeniging het overleg te hervatten.
Binnen eenige dagen hoopt men bepaalde
voorstellen aan de Engelsche autoriteiten voor
te leggen.
Over een enquête van den Ned.
A n t i-O orlog Raad.
Vanwege den Nederl. Anti-Oorlog Raad wordt
het volgende medegedeeld
Naar aanleiding van verschillende berichten
in binnen- en buitenlandsdho bladen inzake het
antwoord, dat door den Duitschen Prof. von
Stengel, afgevaardigde van Duitschland op do
Eerste Vredesconferentie, zou zijn gezonden in
antwoord op de vragen gesteld door den „Ne
derlandsche Anti-Oorlog Raad" betreffende de
ontwikkeling van de Vredesconferenties na den
oorlog, kan door het Bestuur van den N. O.
R. het volgende worden medegedeeld.
In April 1,1, werd door den N. A. O. R. aan oen
aantal vooraanstaande personen in binnen- en
buitenland een vragenlijst met drie vragen toe
gezonden, in de hoop op 18 Mei, den dag waar
op in 1899 de Eerste Vredesconferentie werd
geopend, de verzameling der ingekomen ant
woorden te kunnen openbaar maken. Aan eeni-
gen dezer personen werden een paar extra
vragenlijsten tevens toegezonden met verzoek
deze hunnerzijds toe to zenden aan personen,
wier oordeel van eenige waarde zou kunnen zijn.
Tengevolge echter van do langzame en on
zekere postverbindingen waren vóór dien da
tum nog niet alle antwoorden, welke verwacht
mochten worden, in het bezit van den N. A. O.
R. en werd derhalve besloten op dien dag
slechts een voorloopige uitgave het licht te
doen zien, welke nog niet ou groote schaal naar
het buitenland werd verspreid.
In dezo uitgave is opgenomen een antwoord,
dat ontvangen was met de onderte»ekening van
F. H. Stengel te Weenen, wacrin dc inzender
verklaarde, dat vredesconferenties, enz. zonder
nut zijn, aangezien Duitsöh overwicht en Duit
sche militaire overmacht voortaan wel voor
handhaving van den vroda zouden zorgen.
bestuur meende eerlijkheidshalve ook dit onttf
woord in den verzamelbundel te moeten opi\a*
men te midden van de meer dan hondend tcgeiri
overgostelde antwoorden, die in do intematio-
ruilen zin waren geuit. J
Nadat echter deze voorloopige uitgave waf
verschenen, werd von betrouwbare zijde te
Weenen vernomen, dat aan het opgegeven
adres aldaar de naam P. H. Stengel geheel on*
bekend was en werd de waarschijnlijkheid be
toogd, dat men hier met een mystificatie te
doen zou hebben.
Op grond hiervan besloot het bestuur, in de
deliniti-ovc Engelsche en Duitsche uitgave, dio
eon maand later bij de Uitgevers-Mij. Sijthoff te
Leiden verscheen (verkrijgbaar ook aan het Se
cretariaat Theretsiattraat 51, 's-GTavenhoge), dit
antwoord te doen vervollen.
Intuschen had het antwoord roods in hoog#
mate de aandacht van eenige Zwitscrschc bla
den getrokken, en werd daarbij van de veron
derstelling uitgegaan, dat de afzender niemand
anders was don de bekende Münchenor Profes
sor von Stengel, do voormalige Duitsche gede
legeerde op do Eerste Vredesconferentie, dio
vroeger zich herhaaldelijk geuit had in soortge
lijken geest, als waarven de b&wuste inzending
getuigde. Op grond van deze veronderstellin
gen hebben thans o. n. do „Vorwirts" en de
frankfurter Zeitung' in scherpe bowoordingen
Prof. von Stengel gelaakt, wiens uiting o.a. dooc
laatstgenoemd blad geacht wordt Duitschland
tegenover de geheele wereld te compromitteo-
ren. Het bestuur van den N. A. O. R. acht zich
verplicht te verklaren, dat geen bepaalde aan
wijzing bestpat, dat inderdaad Prol. von Stengel
do schrijver is.
Het onderzoek in deze door het bestuur inge
steld, is tot heden zonder resultaat geweest.
Een brief, waarin Prof. von Stengel werd uitge-
noodigd eenige inlichting ta geven, bleef onbe
antwoord.
Ben redding en een gevecht
op zee.
Een thuis gekomen Katwijker logger
verhaalt:
We bevonden ons op ongevegp-57.6 Noor»
derbreedte en 1.25 Oosterlengte, toen we
drie Engelsche stoomtreilers ons op gerui-
men afstand zagen naderen. Naderbij geko
men konden we van de dichtsbijzijnde den
naam en de merken onderscheiden, 't Was
de Nelly Mullens A. D. 69 uit Aberdeen.
Op de tweede konden we een inrichting voor
draadlooze telegrafie onderscheiden. Ze
stoomden ons voorbij en zogen blijkbaar de
onderzeeboot niet die dekking gezocht had
achter ons vaartuig en enkele andere vis*
chersvaartuigen. De Engelsche treiler, die
voorzien was van draadlooze telegrafie, voer
de in den voormast de Engelsche vlag. D®
duikboot liet de treilers naderen en loste
daarop kort achter elkander eenige schoten,
zonder nochtans naar het scheen doel ge
troffen te hebben. De treilers lieten zich niet
onbetuigd, doch beantwoordden de schoten
met op het voordek geplaatste kanonnen.
Nauwelijks was de kleine zeestrijd aange
vangen, of daar doken nog drie onderzee
booten op, die onmiddellijk aan den strijd
deel namen. Zij richtten in hoofdzaak het
vuur op den treiler met de installatie voor
Tweeërlei wil de echte mangevaar en
$peldaarom wil hij de vrouw als het ge-
yaarlijkste speelgoed.
Roman door
{Mr. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK.
20
„Nog één maand Gretchen, nog één maandje
maar en dan... dan beginnen wij weer met
nieuwen moed", heeft hij blijde uitgeroepen.
Een maand nog... een maand, en in dien
Hjd vervalt de huur, dien zij niet zal kunnen
l>etalen.
Weer de nacht van 30 April.
Weer prijkt de versierde, opgesmukte den
nenboom op de markt van .Roosdaal, weer
daar boven op den Bronberg de jonge man
nen vereend, weer een luid juichen en jube
len bij elke koppeling van knaap en maagd,
pieer de luide, schetterende zangen, weer het
eentonig getoeter van den hoorn, galmend
fcver de vallei, weer de schoonen achter de
Jrensters hunner kamertjes in angstig wachten
3>P de stem van den minnaar, wear de Mei,
Se maand van vroolijke opgewonden dartel-
*eluk Va" lie'de leven' Tan b'ÖdschaP en
SJljd^bsPu. geluk",., niet in het huis yaa
Peters en zijn vrouw. Ook zij beiden wakker,
klaar wakker met groot open oogen; scherp
omlijnde beelden en visioenen, die zij zien:
zich zeiven vele jaren geleden, hij de Mei-
bruidegom, zij de Meibruid, ,,'t schoenste kop
pel van dat joar," beiden rijk in weelde van
innige, hartstochtelijke liefde, van verwach
ten en hopen op een zalige toekomst, een altijd
voortdurende voorspoed en gelukkig zijn...
voortdurend... *t is de laatste nacht, die zij
zullen doorbrengen onder eigen dak... morgen'
den eersten Mei zullen zij bedelaars zijn;
morgen vroeg zal die Judas komen om de
huurpenningen, die ze niet zullen kunnen be
talen, want ze hebben niets meer.
Nol heeft enkele mannen, die voor zijn ziek
zijn nog trotsch waren op zijn vriendschap,
gesmeekt om hem te helpen, hem 'n paar
honderd francs te leenen en niemand die aan
zijn beden gehoor heeft kunnen geven voor
allen was het een slecht jaar geweest; allen
hadden weinig verdiend; ze konden niets mis
sen, anders graag, hoor, met het grootste
pleizier, dat wist hij ook wel; ze hadden hem
altijd gekend als een braven, fatsoenlijken,
eerlijken en oppassenden kerel, hem altijd
graag mogen lijden, maar ze konden niet,
't was hun Gods onmogelijk.
Ja Gretchen had gelijk nu zag hij het
zelve ook; arme menschen hebben geen vrien
den ze laten je stikken in je armoe de
vrinden.
Ze hebben 'dien ellendeling, dien Kerkhofs
niet om eenig uitstel willen smeeken; zij heb
ben hem het genot niet willen schenken hen
j uit te lachen, te bespotten, als zij zouden
bedelen om een beetje medelijden, hem niet
het pleizier willen doen hun dat te kunnen I
.we if ere* den plag ejj^enj «afrenden jacfr
in dat valsche, gemeene gezicht, zooals dc
laatste keer, toen Gretchen hem gevraagd had
om eenig geduld.
Zij zijn weggegaan, vrijwillig, zonder
dwang, de ellendeling zou dus nooit kunnen
zeggen, dat hij hen d'r uit had gezet zij
hebben hun intrek genomen in de hut, waarin
Peters, de vader van Nol, heeft gewoond.
Deze stond nog leeg, dat krot van leem en
hout, met strooien dak, waarop mossen en
brandnetels in wcelderigen groei.
Hier hebben zij de enkele hun nog overge
bleven meubelen gebracht hun bed, die
hunner kinderen, een tafel, enkele stoelen en
een kacheltje de klerk van den notaris had
Nol vertelA dat hij dat gerust kon doen, dat
de huiseigenaar hen daarvoor niks kon
maken; 't waren zaken, waarop hij geen be
slag kon leggen.
Lang hebben zij gezeten na hun binnen
komen; zij beiden en Marieke en Jeëngske in
dat muffe hol, vol spinnewebben, stilbewogen
door den wind, welke binnendrong door de
dakscheuren en vensterlooze ramen geen
woord hebben zij gesproken; een enkele maal
een diepe zucht, als hij met vluchtigen, angstl-
gen blik keek naar die magere ingevallen ge
zichtjes der kinderen, naar de doorschijnen
de blauwige plekken hoven de uitstekende
kaakknobbels...armoe, honger hebben zij
geleden in dat mooie huis en nu... wat zal
het worden in dit krot?
God... hij moet er maar niet aan 'denken...
hij moet maar afwachten... 't geeft immers
toch niks al dat geprakke?eer.
„Zeg Nol, ik heb gehoord, dat de winkel
juffrouw van Martens, je weet wel, die de zaak
San Habecks heeft waargenomen, zigk is ge-.
worden... als ik eens ging vragen of ik haar
plaats zoo lang zou mogen innemen?"
„Ik denk niet, dat ze je erg vriendelijk zul
len ontvangen, nadat je hun'zulke concurren
tie hebt aangedaan."
„Ik zou het toch in elk geval kunnen probee-
ren, vind je niet?"
„Ga je gang Gretchen, probeer het."
„Ik zal dan maar direkt gaan en dc kinde
ren meenemen; misschien dat ze dan een
beelje meer compassie met ons zullen heb
ben."
„Goed, neem ze maar mee."
Lang volgen zijn bli'kken haar na over den
eenzamen weg. Winkelmamsel... winkclmam-
sel... ze gaat bidden en smeeken om weer te
worden, hetgeen zij geweest is, toen ze ruim
tien jaren jonger, toen ze nog niet getrouwd
waren ze hebben het niet ver gebracht, met
al hun werken en zwoegen.
'God, God, wat is het toch onrechtvaardig,
zooals het in de wereld toegaat... waarom
moest het ongeluk nu juist hem treffen, die
altijd een eerlijke, brave "kerel was gewcesl;
waarom moest.die brand nu juist bij hem uit
breken, waarom juist in zijn huis, dat hij pas
voor Gretchen had gekocht, waarom niet in
het huis, waarin hij woonde, dat niet hem
toebehoorde, het eigendom was van dien
duivelmensch, die nu zeker van plezier z'n
handen in elkaar wreef, als een gek lachte
over hun ongeluk.
"Waarom moest hij, 'die z'n geheele leven
als een paard heeft gewerkt, nu arm zijn, zoo
arm als een worm, z'n vrouw en kinder^fï
zien vergaan van d'n honger en miserie, ter
wijl die #andere, die smeerlap, z'n vingers
mocht blauw tellen aan de duiten, die hij van
l n .vader heeft gekregen, die hem zoo maag
zijn toegesmeten, zonder een vinger er voor to
hebben verroerd en 't was een hecle bom ge-,
weest dat had hij zelf gezien, toen hij den
sleutel voor den ouden Kerkhofs had gemaakt
allemaal papieren geld... bankbiljetten,
heele stapels en goudstukken bij hopen... God,
God, als hij d'r maar een paar van had, vari
die papiertjes, dan was hij rijk op dit
moment, dan kon hij een onder huisje huren,
z'n vrouw en kinders alles geven, wat ze noo-
dig hadden, hij zelf 't beste, 't sterkste voedsel
kunnen eten, tot hij weer geheel gezond was,
weer zoo sterk als vroeger.
De oude Kerkhofs heeft hem indertijd dien
sleutel laten maken, omdat hij wist, dat hij
een eerlijke, brave jongen was, zooals hij
zeide, dat hij hem vertrouwde, wat hij lang
niet iedereen deed; hij had hem ook verzocht
om toch vooral voorzichtig te zijn, zelf dien
sleutel te maken, niemand anders d'r eenig
gedoe mee te laten hebben, z'n knechten ook
niet.
Nu, hij had <llen raad gevolgd, dc eerste
geprobeerde sleutels nooit in de smidse wil
len hebben, altijd bij zich gehouden op hun
kamer, in de la van z'n tafel verdomme
juist van deze tafel, en onwillekeurig met
woesten ruk trekt zijn hand de lade open--«j
daar liggen ze allemaal nog, zes stuksdat
was de laatste, precies dezelfde als hij Kerk
hofs heeft gegeven... even een schittering irt
het doffe, matte oog - als hij nu toch wllde.v
neen, neen, dat nooit, nooit yan z'n leven.
(Wordt vervolgd-!