„DE JüEMLAN DER".
Maandag 14 Augustus 1916.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
DE EERSTE MEI.
N* 38.
15d' Jaarpang.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT
Kennisgevingen.
De Raadsverkiezing.
MHERSFOORTSCH DAGBLAD
Ifoofdredactlei
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. O. J. VAN SCHAARDENBURQ.
ABONNEMENTSPBÜSi
fer 8 maanden too» Amarafoortf 1.30*
Idem franoo per poat1.80.
f Per week (met gratie veraekering tegen ongelukken) - 0.12&.
Afzonderlijke nummert0.05*
pVekelljksoh bijvoegsel «O# HoUandêch* Huitvrouif (onder
redactie van Thérèae Horen) per 8 mnd. 00 ets*
(ffTekelijkaob bijvoegsel mPah m# mnT per 8 mn<L 09 ets.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
1.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regel»f 0.80.
Elko regel meer u 0.10.
Dienstaanbiedingen 1—5 regels.. 0.50,
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeellge bepalingen
tot hot herhaald ad verteeren in dit Blad, bij abonnement,
Eene circulaire, bevattende de voorwaardei
aanvraag toegezonden.
wordt op
MILITIE.
Onderzoek betreffende
voorgeoofendheii
De Burgemeester van Amersfoort maakt be
leend, dat op Dinsdag 10 October a-s. zal aan
matigen het onderzoek tot het verwerven van
het bewijs betreffende het voldoen aan de
eischen van voorgeoefendheid, bedoeld in art
70 der Militiewet. Het bezit van dat bewijs geeft
in geval van toewijzing aan de Infanterie, de
Vesting-Artillerie of de Genietroepven aanspraak
op een twee maanden kortoren eerste-oefe-
jiingstijdvoorts geeft het bewijs aanspraak op
inlijving^ bij het korp9 en in het garnizoen ter
keuze van den dienstplichtige, voor zoover hij
voor zoodanige inlijving geschikt is en deze
met de belangen van den dienst is overeen te
brengen.
Bedoelde eischen zijn vastgesteld bij konink
lijk besluit van 17 Juni 1912 (Staatsblad no. 188).
Inlichtingen omtrent deze eischen zijn te ver
krijgen ter secretarie dezer gemeente.
Het onderzoek zal, zoo noodig op twee of
meer dagen, volgende op genoemden datum,
borden voortgezet
Het wordt gehouden in do volgende gemeen
ten Amsterdam, Den Helder, s Gravenhage,
Gorinchem, Bergen op Zoom, Venlo, Arnhem,
Kampen, Leeuwarden, Assen en Utrecht.
Aan het onderzoek kunnen deelnemen de mi~
litieplichtigen, die bestemd zijn om voor de
lichting van het volgend jaar bij de militie te
worden ingelijfd.
De militieplichtigen, die aan het onderzoek
yrenschen deel te nemen, moeten zich vóór 1
September as. aanmelden bij den Burgemees
ter der gemeente, waar zij voor de militie zijn
ingeschreven.
Zij moeten bij de aanmelding opgeven in wel
ke gemeente zij aan het onderzoek wenschen
deel te nemen.
Zij, die niet verblijf houden in de gemeente,
waar zij aan het onderzoek wenschen deol te
nemen, moeten bovendien te kennen geven, of
zij gedurende het onderzoek voor Rijksreke
ning legering en voeding wenschen te genie
ten.
Aan de militieplichtigen, die zich voor het
onderzoek aanmelden, wordt, voor zooveel zij
ter inlijving bestemd zijn, later bericht gezon
den van de plaats (localiteit), waar en van het
tijdstip, waarop zij zich voor deelneming aan
het onderzoek moeten vervoegen.
Amersfoort, 12 Augustus 1916.
De Burgemeester voornoemd,
H. W. VAN ESVELD,
Weth. l.-Burg.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter openbare keainis, dat bij hun be
sluit van 8 Augustus 1916 aan Omer Buyse en
zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk ver
gunning is verleend tot het oprichten van eene
bakkerij op het perceel alhier gelegen aan de
Barchman Wuytiersloan, kadastraal bekend ge
meente Amersfoort, sectie D no. 273.
Amersfoort, 8 Augustus 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. H. W. VAN ESVELD,
loco-Burg.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter openbare kennis, dat bij hun be
sluit van 8 Augustus 1916, aan de firma HL W.
Verloop en Co. en hare rechtverkrijgenden
voorwaardelijk vergunning is verleend tot het
uitbreiden van eene stoomolieslagerij door
plaatsing van een nieuwen stoomketel van 30
M1. verwarmend oppervlak met een oververhit-
ter van 20 M2. verwarmend oppervlak en een
stoommachine van 60 tot 95 P.K., in het per
ceel alhier gelegen aan de Kleine Koppel, ka
dastraal bekend gemeente Amersfoort sectie
D. No. 833.
Amersfoort, 8 Augustus 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. H. W. VAN ESVELD,
loco-Burg.
Dinsdag 29 Aug. a.s. moet de verkie
zing (candidaatstelling) plaats hebben voor
4 leden van den Gemeenteraad, wegens het
overlijden der heeren Van Duinen, Gerrit
sen en Van Achterbergh en het bedanken
van den heer Van Esveld. Zelden zullen de
kiesvereenigingen voor een moeilijker taak
zijn gesteld, daar het thans geldt vier perso
nen te vinden, die bereid zijn zich een even-
tueele keuze te laten welgevallen.
Bij periodieke verkiezingen heeft men
veelal weinig moeite, daar de aftredenden
gewoonlijk een verlenging van hun mandaat
wel wenschen. Maar thans moeten 4 nieu
we leden worden gevonden.
Speciaal voor de vrijzinnige kiesvereeni-
ging is het een zaak van het grootste ge
wicht, want het spreekt, dat alles in het werk
moet worden gesteld om deze vrijzinnige ze
tels te behouden. Men moet dit vooral niet
te licht tellen. De districten 1 en IH zijn be-
sHst links en nu is men in Amersfoort zoo
gauw geneigd, met een verwijzing naar vroe
ger behaald succes te doen alsof er geen
vuiltje aan de lucht is. Maar daarmee zou
men ditmaal wel eens heel verkeerd kunnen
uitkomen. Men kan er op aan, dat rechts
wel hard zal werken om een of meer zetels
te veroveren. En stelt links daar geen
intensief verkiezingswerk tegenover, dan is
de kans van verlies zeker groot te noemen.
Gelukkig is er thans reeds meer eenheid
verkregen onder de vrijzinnigen, zoodat men
niet behoeft te vreezen voor een herhaling
van hetgeen bij vorige verkiezingen nog al
verlommend werkte, dat twee kiesvereeni
gingen elkaar bestreden, welke eigenlijk
precies hetzelfde wilden. Maar laat men zich
er nu ook voor hoeden te werken voor den
candidaat eener bepaalde fractie. Wij hoor
den daarover reeds spreken, maar als het
dier. weg op moet, dan is de heele fusie
eigenlijk larie en ware een afzonderlijk op
treden zeker meer gewenscht. Er is nu één
Vrijzinnige kiesvereeniging, welke de can-
didaten aanwijst en ieder, die komt aan
dragen met een candidaat eener bepaalde
fractie kan er op aan, dat hij de vrijzinnige
zaak schaadt.
Vérder zal het o. i. plicht zijn samenwer
king te zoeken met de vrijzinnig democraten.
De uitwerking daarvan kunnen we veilig aan
de kiesvereenigingen zelve overlaten, maar
we willen hier toch met nadruk wijzen op
het groote belang dezer samenwerking.
Wordt deze, op redelijke gronden natuur
lijk, tot stand gebracht, dan zijn we er van
verzekerd, dat een dusdanig eendrachtig op
treden bij de stembus niet zonder succes
zal blijven. Willen de vrijzinnig democraten
per sé volharden in hun Isolement, dan zal
dat een aansporing te meer zijn om met man
en macht te werken voor het behoud der
vrijzinnige zetels.
De groote moeilijkheid blijft dan de ge.
schikte mannen te vinden. Wij hoorden
reeds enkele namen noemen van personen,
die zeker op volkomen waardige wijze hun
mandaat zullen vervullen. Maar laten de
kiesvereenigingen nu niet te lang wachten.
Gaat men op het laatste moment vergade
ren, dan zou een kleine teleurstelling reeds
zeer groote gevolgen kunnen hebben. Bo
vendien eischt de voorbereiding van het ver
kiezingswerk nog al tijd, zoodat eenige
spoed wel aan te bevelen is.
Politiek Overzicht
De beteekenis der ontruiming
van Görz.
Het feit Oer ontruiming van Görz door de
Oostenr.keis is in de Italiaansche pers met
hoog gestemde ontboezemingen gevierd,
waarvan als voorbeeld kan dienen de voor
spelling van de Popoio dltalia, dat „van het
heroverde Görz Italië's onoverwinnelijke le
gioenen zullen uitrukken tegen het einddoel
van hun veroveringstocht in het hart var»
Oostenrijk." Aan dsn nd.rsn kant troosten
de Oostenrijksche persorganen zich er mee,
dat het verschijnen van Italiaansche troepen
in Görz den oorlog niet beslist en ook niets
beslist over het toekomstige lot van deze
stad. De Neue Freie Presse schrijft: „Wat de
dogen van Venetië en Napoleon niet duur
zaam aan de monarchie ontnomen hebben,
zal haar zeker niet graaf Cadorna ontnemen,
wien de heerlijkheid van het oude Venetië
en het genie van den jongen Napoleon ont
breken."
Dergelijke uitspraken hebben, op zich zelf
beschouwd, geene andere waarde dan dat
zij de stemming van het oogdhblik tot uiting
brengen. Men moet ze aan den feitelijken
toestand toetsen, losgemaakt van oogenblik-
kelijke stemmingen, om ze naar hunne wer
kelijke waarde te schatten. Wanneer eene
stelling valt na een strijd van enkele dagen,
die, zooals met het brughoofd van Görz het
geval was, in eene vroegere oorlogsperiode
weken achtereen-de zwaarste aanvallen heeft
uitgehouden en gedurende meer dan een
jaar eeft slagboom Is geweest, die niet was
te overkomen, dan is de eerste Indruk, dat
hiermee niet alleen eene moreele, maar ook
eene reëele overwinning van beteekenis Is
behaald. Maar er wordt verzekerd, dat in
het begin van den oorlog volstrekt niet het
voornemen heeft bestaan Görz te verdedi
gen en dat de geheele aanleg van het brug
hoofd van Görz slechts bestemd was den
vijand korten tijd, hoogstens zes weken, op
te houden, totdat de eigenlijke verdedigings
linie zou zijn voltooid, dat Görz voor de ver
dediging zonder eenige^ beteekenis was en
dat het handhaven van de verdedigingsli-
niën voor de stad steeds meer een last werd,
die groote offers vergde en slechts ter wille
van het prestige gedragen werd. Nadat het
brughoofd was ontruimd, had het bezit van
de stad militair geene waarde. In het oosten
echter is de dalketel van Görz omgeven
door een krans van gewichtige hoogten,
waaronder in het noorden de Monte San
Gabriele, die den ingang beheerschen van
het Wippachdal, waar bij Dornberg de hoofd
weg zich vertakt naar Laibach en naar Triest,
dus naar het oosten en het zuiden.
Wanneer dit alles juist is, dan zou er alle
reden zijn om het succes, dat de Italianen
onbetwistbaar hebben behaald, niet te hoog
aan te slaan. De verdere loop van den strijd
zal moeten uitwijzen wat de werkelijke be
teekenis is van dit wapenfeit voor den strijd,
die op het Oostenrijksch-Italiaansche oor-
logstooneel wordt gevoerd. In afwachting
hiervan kan het oordeel van waarde zijn,
dat een militaire deskundige, die buiten de
strijdende partijen staat, de vroeger, reeds
door ons aangehaalde Zwitsersche kolonel
Egli, velt over den toestand. Hij Waarschuwt,
dat niet het prijsgeven van den westelijken
Isonzo-oever bij Görz en van die stad zelf
met hare versterkingen, maar de gebeurte
nissen, die zich daarbij zullen aansluiten, de
beteekenis van dit feit zullen bepalen, en
zegt:
Om den toestand juist te beoordeelen, is
het noodig zich te herinneren, dat er bij het
begin van den Italiaanschen oorlog slechts
zwakke Oostenrijksche troepen, meest land
storm, op dit oorlogstooneel stonden en dat
eerst langzamerhand versterkingen aankwa
men, die tengevolge van den vooruitgang
van het offensief in Russisch Polen beschik
baar konden worden gemaakt. De eerste
zwakke troepen stonden als een soort grens
bewaking aan en achter de Italiaansche
grens, maar vóór de hoofdstellingen, die voor
den oorlog tot verdediging waren ingericht.
Toen daarna de Italianen verscheidene we
ken lieten voorbijgaan zonder ernstig aan te
vallen, richtten de Oostenrijksche grenstroe
pen en de versterkingen, die hun gezonden
werden, zich in op deze voorpoststellingen.
Zij hebben die tot voor enkele dagen tegen
alle aanvallen gehandhaafd. Zoo ontstond al
lengs aan de Beneden Isonzo het brughoofd
van Görz en de stelling aan den rand van de
Doberdo-hoogvlakte.
Zooals reeds is opgemerkt, hangt de waar
de van het door de Italianen verkregen suc
ces hiervan af, of zij in staat zijn den stoot
voort te zetten en den aanval op gelijke
wijze en betrekkelijk snel ook tegen de eerste
hoofdstelling uit te voeren. Dat zal natuur
lijk zeer groote inspanning vorderen, want
met het verder voorwaarts rukken worden da
operatiën in het gebergte verlegd, waardooi.
de omstandigheden steeds moeielijker wor
den. Daarna komt de vraag, of het Italiaan
sche legerbestuur de voortzetting van den
aanval beoogt in de richting tegen Laibach'
of tegen Triest en of het zich sterk genoeg
voelt om zijne troepen gelijktijdig in het kust
land, in de Julische Alpen en in Krain te la
ten oprukken. Maar zelfs dan kan de monar
chie Oostenrijk-Hongarije niet op eene plaats
getroffen worden, die haar tot toegeven zal
dwingen. De bijzondere omstandigheden van
het Italiaansche oorlogstooneel noodzaken
het Italiaansche legerbestuur altijd tot eer.e
zekere voorzichtigheid bij het oprukken naar
het oosten, zoolang zij niet in het bezit is
van de toegangen naar den Brenner of al
thans van Trente.
Hier doelt de schrijver op het gevaar, dal
Italië bedreigt van een Oostenrijkschen aan-
val uit Zuid-Tirol. Dat gevaar is op dit oogen-
blik wel gering, nu in het oosten alle be
schikbare krachten moeten dienen om hel
Russische offensief in het oosten af te wen
den. Maar wij hebben in dezen wereldstrijd
reeds zoo vele voorbeelden gezien, dat do
omstandigheden kunnen veranderen. Men
zal op die mogelijkheid steeds bedacht moe
ten zijn, naar de meening van dezen deskun
dige, uit wiens beschouwingen wrj althans
dit kunnen zien, dat de Italianen pas aan hel
begin zijn van wat zij tegen Oostenrijk wilier
bereiken.
De oorlog.
Berlijn, 13 Aug. (.W-B.). Bericht uit
het groote hoofdkwartier van heden voor
middag.
Tusschen Thiepval en de Somme concen
treerden de vijanden hun geheele kracht
tot een gemeenschappelijken aanval, die na
gevechten van beperkten omvang des na-
IfliJJap* 1*5 ,V4"*'er J-Ja- IA.
OvillersPozières en zich 's nachts over
het geheel© front uitbreidde. Onder zeer
zware verliezen voor den vijand is deze aan
val tusschen Thiepval en Guillemont mis
lukt.
Meer naar het Zuiden tot aan de Somme
ontwikkelden zich het met de steeds op
nieuw aanrukkende Franschen hevige ge
vechten van man tegen man, die den ge-
heelen nacht voortduurden en bij Maurepas
en ten Oosten van Hem nog niet geëindigd
zijn.
Vlak aan de Somme, ten Zuiden van da
rivier, mislukte een aanval vón Franschen
tegen Biaches (vlak ten Zuid-Westen van
Péronne) volkomen.
Aan het overige front vief niets van be
teekenis voor.
Onze patrouilles maakten ten Noord-
Oosten van Vermelles, bij Combres en ten
Zuiden van Lussen in de vijandelijke linie
eenige krijgsgevangenen
Ten Zuid-Westen van Bapaume werd een
Engelsehe tweedekker neergeschoten.
Par ij s, 13 Aug. (Havas). Namiddag
communiqué.
Ten noorden van de Somme verliep d«
De eer verplicht tot zedelijkheid, de roem
nog meer, de macht het sterkste.
Roman door
Ut. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK.
83
„En je eed, vrouw, je eed aan je broersl"
„Die was gedwongen, die hebben zij mij
afgeperst voor de kinderen; ik kon ze toen
niet laten doodgaan van gebrek, dat doet geen
moeder, geen enkele op de heele wereld niet;
liever zweert ze op zoo'n moment alle moge
lijke eeden, die ze van haar eischen, maar nou
is dat alles anders, nou hebben zij mij niet
meer noodig, ze kunnen nu hun eigen brood
verdienen; ik hoor bij jou, jij bent mijn man;
ik heb ook beloofd, dat ik jou trouw zou blij
ven en je overal volgen en die belofte in de
kerk voor het altaar was niet gedwongen,
die was vrijwillig."
„En de zaligheid van de kinderen, waarop
je ook gezworen hebt, Gretchen?"
„Dat zal God hun niet aanrekenen, als Hij
ten minste rechtvaardig is; 't is hun schuld
niet; zij kunnen er niets aan doen, als Ik
dien eed breek, dien zij van mij gevergd heb
ben, toen jij honger leden."
„Dank je vrouw, dank je voor die woor
den; it doen mij goed- en weec nieuwe
gloeiende kussen, die hij haar op haar lippen
drukt, „dank, maar 't mag niet, ik wil het
niet."
„Wat zeg je je wil niet, dat ik bij je blijf
en waarom niet?"
„Omdat het niet kan; zoo even nog, toen ik
je zei, dat de werklui niet meer onder Jeanc
zouden willen werken, dat die Hofmann
Marieke misschien niet zou willen trouwen,
als zij 't wisten, toen heb je daarop niks ge
antwoord; je was het dus eens met mij en
nu... nu zou je alles doen, dat ze 't allemaal
zouden te weten komen... neen Gretchen...
't is lief van je... o God ik ben er je zoo dank
baar voor, maar 't gaat niet, 't mag niet, ook
al weer voor de kinders de schande die ik
over hen heb gebracht is al groot genoeg,
maak jij ze niet nog grooter."
„Wat bedoel je daarmee Nol?"
,,'t Is al erg genoeg, dat zij een schande-
vader hebben, word jij nou niet ook nog hun
schandemoeder."
„Nol, Nol, jij bent toch mijn man; daar
steekt toch geen schande in?"
„Jouw man... ja Gretchen, jouw man wel...
maar niet hun vader, die is dood; voor hen
zou ik niets anders zijn dan een vreemde
kerel met wien de moeder d'r van door zou
gegaan zijn, en dat Wil ik niet, absoluut niet;
ik verbied het je; jij moet bij hen blijven."
„Och Nol Nol" snikt ze.
„Ze 2ijn gelukkig niet waar Gretchen."
„Ja," met even nikkend hoofd.
„Welnu, laten wij dat geluk dan niet in den
yveg staan, laten zij niet ongelukkig worden
door ons."
„Nol, Nol ik zou toch zoo graag..."
«Neen, neen, ik .wil niet; ik verbied het je
hoor, voor hen... voor jou, en ook voor me
zeiven."
„Wat! voor je zclven wil je niet hebben, dat
ik met je mee ga; ik begrijp je niet; houd je
dan niet meer van mij?"
„Dan zou ik niet direkt hier naar toe zijn
gekomen, als ik niet meer van je hield dat
had je niet moeten zeggen Gretchen^dat doet
pijn."
„Expliceer me dat dan Nol, ik begrijp je
niet, waarachtig ik begrijp je niet."
„Kijk eens, mijn lieveling, als jij nu met mij
meegaat, dan zal ik ze nooit meer zien, de
kinderen, nu wel, dikwijls zelfs, daar zal ik
wel voor zorgen; misschien doet zich de
occasie wel eens voor, dat ik een paar woor
den met hen mag spreken, dat ik hun stem
men hoor; begrijp je me nu, begrijp je nu ook,
waarom ik „voor me zeiven" wil, dat je hier
bij hen blijft ga jij met mij zal ik alleen jou
blijf jij hier, dan zal ik jelui aUemaal
hebben."
„Arme, arme kerel" haar builstootend hoofd
tegen zijn schouder.
„Gretchen, denk je, dat zij mij nog zullen
kennen?"
„Ik geloof het niet; je bent veel veranderd."
„Maar jij hebt mij toch direkt herkend."
„Natuurlijk, toen je mij riep en... ik heb je
ook verwacht NoL"
„Wist je dan hoeveel ze rae hadden gege
ven... tien jaar."
„Ja, 't was 't laatste verzoek, dat ik den
pastoor van Roosdaal heb gedaan, mij dat te
laten weten."
„En die wist je adres niet?"
„Dat heb ik hem geschreven, toen we een
maal hier waren; 't was veel Nol, tien jaar
.voor wat ie gedaan hebt,"
„Dat was het Gretchen, een zware straf
weten je broers het ook?"
„Ze hebben het mij nooit gezegd; we heb
ben nooit meer over je gesproken."
„Je weet dus niet of zij hebben kunnen uit
rekenen, dat ik nu vrij zou zijn; je weet even
min of zij mij verwachten, zooals jij?"
„Neen, dat zou ik je niet kunnen zeggen."
„En kun je me ook zeggen of het absoluut
zeker is, dat zij mij niet zullen herkennen?"
„Ja, als ze je op straat zouden tegenkomen,
dan niet, zeker niet, misschien .wel, als zij je
bij mij zagen, dan zouden ze vermoeden kun
nen krijgen, dat zou erg gewaagd zijn."
„Dan zal ik weggaan, voordat je broer
komt duurt dat nog lang?"
„Nog een hnlfr uurtje, dan komen ze allemaal
thuis."
„Zou ik dan niet dc kinderen kunnen zien;
zou je mc daarvoor niet de occasie kunnen
geven, maar dan zoo, dat zij mij niet kunnen
zien?"
„Jawel, dat zou wel gaan; kijk eens daar
achter in den tuin, vlak bij de haag, daar
staat een bank, zie je die?"
„Ja."
„Nou, daar gaan ze altoos een tijdje zitten
vóór het eten; als jc nu achter die haag gaat
liggen, dan ben je vlak bij hen, dan kun je
hen op je gemak zien en hoore»
„Maar hoe moet ik daar komen?"
„O, da's gemakkelijk genoeg; ik zal je ach
ter uitlaten door hel tuindeurtje, maar dan
ook niet lang meer wachten, zoo meteen zul
len ze hier zijn."
„Direkt, dadelijk, alleen nog..."
„Wat?"
„Heb je niet zoo'n paar portretten voor
mij
„Jawel, neem die maar; ik zal er straks een
paar .andere voor in de plaats zetten."
„Dank je, en nu adieu m'n lieveling, mijn
engel," terwijl hij haar weer innig,
hartstochtelijk kust. „God in den IIcmel.
wat ben ik blij, dat ik jc weer heb gezien -*
en nu de anderen, daar In den hoek, achter
die bank nietwaar?"
„Ja."
„Adieu, tot ziens."
Languit voorover heeft hij gelegen achter,
de haag; hij heeft hen bespied met loerende
blikken; zijn Jeanc, zijn zoon, flinken grootcu
kerel met heldere oogen, vol wilskracht, zija
evenbeeld, toen hij ook zoo jong was, hij
heeft die stem, dat zware geluid gehoord, net
forsche muziek naast hem Marieke.
God, God wat is die mooi geworden nog
mooier dan Gretchen was hij mag hangen
als het niet waar is en wat 'n oogen zoef
moeten de engelen ze in den hemel hebben
een beeld, nog nooit heeft hij zoo'n mooU
vrouw gezien, en da^ is "zijn dochter zijl!
kind.
Ook een ferme kerel mei die bril op, died
zij den arm geeft; da's zeker die HoftnaniJ
nou of die verliefd op haar is geen won*
der; kijk, hij kust haar, verdomme nog,
was hij maar even in zijn plaats, hij, de vadert
kon hij haar maar even in zijn armen druk*
ken, haar knoefelen, zooals hij zoo dikwljlg
heeft gedaan, lang, lang geleden.
HVordt vervolgd-!