„DE JüEMLAN DER". Maandag 14 Augustus 1916. BUITENLAND. FEUILLETON. DE EERSTE MEI. N* 38. 15d' Jaarpang. Uitgevers: VALKHOFF Co. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT Kennisgevingen. De Raadsverkiezing. MHERSFOORTSCH DAGBLAD Ifoofdredactlei MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. O. J. VAN SCHAARDENBURQ. ABONNEMENTSPBÜSi fer 8 maanden too» Amarafoortf 1.30* Idem franoo per poat1.80. f Per week (met gratie veraekering tegen ongelukken) - 0.12&. Afzonderlijke nummert0.05* pVekelljksoh bijvoegsel «O# HoUandêch* Huitvrouif (onder redactie van Thérèae Horen) per 8 mnd. 00 ets* (ffTekelijkaob bijvoegsel mPah m# mnT per 8 mn<L 09 ets. Intercomm. Telefoonnummer 66. 1. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regel»f 0.80. Elko regel meer u 0.10. Dienstaanbiedingen 1—5 regels.. 0.50, Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeellge bepalingen tot hot herhaald ad verteeren in dit Blad, bij abonnement, Eene circulaire, bevattende de voorwaardei aanvraag toegezonden. wordt op MILITIE. Onderzoek betreffende voorgeoofendheii De Burgemeester van Amersfoort maakt be leend, dat op Dinsdag 10 October a-s. zal aan matigen het onderzoek tot het verwerven van het bewijs betreffende het voldoen aan de eischen van voorgeoefendheid, bedoeld in art 70 der Militiewet. Het bezit van dat bewijs geeft in geval van toewijzing aan de Infanterie, de Vesting-Artillerie of de Genietroepven aanspraak op een twee maanden kortoren eerste-oefe- jiingstijdvoorts geeft het bewijs aanspraak op inlijving^ bij het korp9 en in het garnizoen ter keuze van den dienstplichtige, voor zoover hij voor zoodanige inlijving geschikt is en deze met de belangen van den dienst is overeen te brengen. Bedoelde eischen zijn vastgesteld bij konink lijk besluit van 17 Juni 1912 (Staatsblad no. 188). Inlichtingen omtrent deze eischen zijn te ver krijgen ter secretarie dezer gemeente. Het onderzoek zal, zoo noodig op twee of meer dagen, volgende op genoemden datum, borden voortgezet Het wordt gehouden in do volgende gemeen ten Amsterdam, Den Helder, s Gravenhage, Gorinchem, Bergen op Zoom, Venlo, Arnhem, Kampen, Leeuwarden, Assen en Utrecht. Aan het onderzoek kunnen deelnemen de mi~ litieplichtigen, die bestemd zijn om voor de lichting van het volgend jaar bij de militie te worden ingelijfd. De militieplichtigen, die aan het onderzoek yrenschen deel te nemen, moeten zich vóór 1 September as. aanmelden bij den Burgemees ter der gemeente, waar zij voor de militie zijn ingeschreven. Zij moeten bij de aanmelding opgeven in wel ke gemeente zij aan het onderzoek wenschen deel te nemen. Zij, die niet verblijf houden in de gemeente, waar zij aan het onderzoek wenschen deol te nemen, moeten bovendien te kennen geven, of zij gedurende het onderzoek voor Rijksreke ning legering en voeding wenschen te genie ten. Aan de militieplichtigen, die zich voor het onderzoek aanmelden, wordt, voor zooveel zij ter inlijving bestemd zijn, later bericht gezon den van de plaats (localiteit), waar en van het tijdstip, waarop zij zich voor deelneming aan het onderzoek moeten vervoegen. Amersfoort, 12 Augustus 1916. De Burgemeester voornoemd, H. W. VAN ESVELD, Weth. l.-Burg. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter openbare keainis, dat bij hun be sluit van 8 Augustus 1916 aan Omer Buyse en zijne rechtverkrijgenden voorwaardelijk ver gunning is verleend tot het oprichten van eene bakkerij op het perceel alhier gelegen aan de Barchman Wuytiersloan, kadastraal bekend ge meente Amersfoort, sectie D no. 273. Amersfoort, 8 Augustus 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Secretaris, De Burgemeester, A. R. VEENSTRA. H. W. VAN ESVELD, loco-Burg. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter openbare kennis, dat bij hun be sluit van 8 Augustus 1916, aan de firma HL W. Verloop en Co. en hare rechtverkrijgenden voorwaardelijk vergunning is verleend tot het uitbreiden van eene stoomolieslagerij door plaatsing van een nieuwen stoomketel van 30 M1. verwarmend oppervlak met een oververhit- ter van 20 M2. verwarmend oppervlak en een stoommachine van 60 tot 95 P.K., in het per ceel alhier gelegen aan de Kleine Koppel, ka dastraal bekend gemeente Amersfoort sectie D. No. 833. Amersfoort, 8 Augustus 1916. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, A. R. VEENSTRA. H. W. VAN ESVELD, loco-Burg. Dinsdag 29 Aug. a.s. moet de verkie zing (candidaatstelling) plaats hebben voor 4 leden van den Gemeenteraad, wegens het overlijden der heeren Van Duinen, Gerrit sen en Van Achterbergh en het bedanken van den heer Van Esveld. Zelden zullen de kiesvereenigingen voor een moeilijker taak zijn gesteld, daar het thans geldt vier perso nen te vinden, die bereid zijn zich een even- tueele keuze te laten welgevallen. Bij periodieke verkiezingen heeft men veelal weinig moeite, daar de aftredenden gewoonlijk een verlenging van hun mandaat wel wenschen. Maar thans moeten 4 nieu we leden worden gevonden. Speciaal voor de vrijzinnige kiesvereeni- ging is het een zaak van het grootste ge wicht, want het spreekt, dat alles in het werk moet worden gesteld om deze vrijzinnige ze tels te behouden. Men moet dit vooral niet te licht tellen. De districten 1 en IH zijn be- sHst links en nu is men in Amersfoort zoo gauw geneigd, met een verwijzing naar vroe ger behaald succes te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Maar daarmee zou men ditmaal wel eens heel verkeerd kunnen uitkomen. Men kan er op aan, dat rechts wel hard zal werken om een of meer zetels te veroveren. En stelt links daar geen intensief verkiezingswerk tegenover, dan is de kans van verlies zeker groot te noemen. Gelukkig is er thans reeds meer eenheid verkregen onder de vrijzinnigen, zoodat men niet behoeft te vreezen voor een herhaling van hetgeen bij vorige verkiezingen nog al verlommend werkte, dat twee kiesvereeni gingen elkaar bestreden, welke eigenlijk precies hetzelfde wilden. Maar laat men zich er nu ook voor hoeden te werken voor den candidaat eener bepaalde fractie. Wij hoor den daarover reeds spreken, maar als het dier. weg op moet, dan is de heele fusie eigenlijk larie en ware een afzonderlijk op treden zeker meer gewenscht. Er is nu één Vrijzinnige kiesvereeniging, welke de can- didaten aanwijst en ieder, die komt aan dragen met een candidaat eener bepaalde fractie kan er op aan, dat hij de vrijzinnige zaak schaadt. Vérder zal het o. i. plicht zijn samenwer king te zoeken met de vrijzinnig democraten. De uitwerking daarvan kunnen we veilig aan de kiesvereenigingen zelve overlaten, maar we willen hier toch met nadruk wijzen op het groote belang dezer samenwerking. Wordt deze, op redelijke gronden natuur lijk, tot stand gebracht, dan zijn we er van verzekerd, dat een dusdanig eendrachtig op treden bij de stembus niet zonder succes zal blijven. Willen de vrijzinnig democraten per sé volharden in hun Isolement, dan zal dat een aansporing te meer zijn om met man en macht te werken voor het behoud der vrijzinnige zetels. De groote moeilijkheid blijft dan de ge. schikte mannen te vinden. Wij hoorden reeds enkele namen noemen van personen, die zeker op volkomen waardige wijze hun mandaat zullen vervullen. Maar laten de kiesvereenigingen nu niet te lang wachten. Gaat men op het laatste moment vergade ren, dan zou een kleine teleurstelling reeds zeer groote gevolgen kunnen hebben. Bo vendien eischt de voorbereiding van het ver kiezingswerk nog al tijd, zoodat eenige spoed wel aan te bevelen is. Politiek Overzicht De beteekenis der ontruiming van Görz. Het feit Oer ontruiming van Görz door de Oostenr.keis is in de Italiaansche pers met hoog gestemde ontboezemingen gevierd, waarvan als voorbeeld kan dienen de voor spelling van de Popoio dltalia, dat „van het heroverde Görz Italië's onoverwinnelijke le gioenen zullen uitrukken tegen het einddoel van hun veroveringstocht in het hart var» Oostenrijk." Aan dsn nd.rsn kant troosten de Oostenrijksche persorganen zich er mee, dat het verschijnen van Italiaansche troepen in Görz den oorlog niet beslist en ook niets beslist over het toekomstige lot van deze stad. De Neue Freie Presse schrijft: „Wat de dogen van Venetië en Napoleon niet duur zaam aan de monarchie ontnomen hebben, zal haar zeker niet graaf Cadorna ontnemen, wien de heerlijkheid van het oude Venetië en het genie van den jongen Napoleon ont breken." Dergelijke uitspraken hebben, op zich zelf beschouwd, geene andere waarde dan dat zij de stemming van het oogdhblik tot uiting brengen. Men moet ze aan den feitelijken toestand toetsen, losgemaakt van oogenblik- kelijke stemmingen, om ze naar hunne wer kelijke waarde te schatten. Wanneer eene stelling valt na een strijd van enkele dagen, die, zooals met het brughoofd van Görz het geval was, in eene vroegere oorlogsperiode weken achtereen-de zwaarste aanvallen heeft uitgehouden en gedurende meer dan een jaar eeft slagboom Is geweest, die niet was te overkomen, dan is de eerste Indruk, dat hiermee niet alleen eene moreele, maar ook eene reëele overwinning van beteekenis Is behaald. Maar er wordt verzekerd, dat in het begin van den oorlog volstrekt niet het voornemen heeft bestaan Görz te verdedi gen en dat de geheele aanleg van het brug hoofd van Görz slechts bestemd was den vijand korten tijd, hoogstens zes weken, op te houden, totdat de eigenlijke verdedigings linie zou zijn voltooid, dat Görz voor de ver dediging zonder eenige^ beteekenis was en dat het handhaven van de verdedigingsli- niën voor de stad steeds meer een last werd, die groote offers vergde en slechts ter wille van het prestige gedragen werd. Nadat het brughoofd was ontruimd, had het bezit van de stad militair geene waarde. In het oosten echter is de dalketel van Görz omgeven door een krans van gewichtige hoogten, waaronder in het noorden de Monte San Gabriele, die den ingang beheerschen van het Wippachdal, waar bij Dornberg de hoofd weg zich vertakt naar Laibach en naar Triest, dus naar het oosten en het zuiden. Wanneer dit alles juist is, dan zou er alle reden zijn om het succes, dat de Italianen onbetwistbaar hebben behaald, niet te hoog aan te slaan. De verdere loop van den strijd zal moeten uitwijzen wat de werkelijke be teekenis is van dit wapenfeit voor den strijd, die op het Oostenrijksch-Italiaansche oor- logstooneel wordt gevoerd. In afwachting hiervan kan het oordeel van waarde zijn, dat een militaire deskundige, die buiten de strijdende partijen staat, de vroeger, reeds door ons aangehaalde Zwitsersche kolonel Egli, velt over den toestand. Hij Waarschuwt, dat niet het prijsgeven van den westelijken Isonzo-oever bij Görz en van die stad zelf met hare versterkingen, maar de gebeurte nissen, die zich daarbij zullen aansluiten, de beteekenis van dit feit zullen bepalen, en zegt: Om den toestand juist te beoordeelen, is het noodig zich te herinneren, dat er bij het begin van den Italiaanschen oorlog slechts zwakke Oostenrijksche troepen, meest land storm, op dit oorlogstooneel stonden en dat eerst langzamerhand versterkingen aankwa men, die tengevolge van den vooruitgang van het offensief in Russisch Polen beschik baar konden worden gemaakt. De eerste zwakke troepen stonden als een soort grens bewaking aan en achter de Italiaansche grens, maar vóór de hoofdstellingen, die voor den oorlog tot verdediging waren ingericht. Toen daarna de Italianen verscheidene we ken lieten voorbijgaan zonder ernstig aan te vallen, richtten de Oostenrijksche grenstroe pen en de versterkingen, die hun gezonden werden, zich in op deze voorpoststellingen. Zij hebben die tot voor enkele dagen tegen alle aanvallen gehandhaafd. Zoo ontstond al lengs aan de Beneden Isonzo het brughoofd van Görz en de stelling aan den rand van de Doberdo-hoogvlakte. Zooals reeds is opgemerkt, hangt de waar de van het door de Italianen verkregen suc ces hiervan af, of zij in staat zijn den stoot voort te zetten en den aanval op gelijke wijze en betrekkelijk snel ook tegen de eerste hoofdstelling uit te voeren. Dat zal natuur lijk zeer groote inspanning vorderen, want met het verder voorwaarts rukken worden da operatiën in het gebergte verlegd, waardooi. de omstandigheden steeds moeielijker wor den. Daarna komt de vraag, of het Italiaan sche legerbestuur de voortzetting van den aanval beoogt in de richting tegen Laibach' of tegen Triest en of het zich sterk genoeg voelt om zijne troepen gelijktijdig in het kust land, in de Julische Alpen en in Krain te la ten oprukken. Maar zelfs dan kan de monar chie Oostenrijk-Hongarije niet op eene plaats getroffen worden, die haar tot toegeven zal dwingen. De bijzondere omstandigheden van het Italiaansche oorlogstooneel noodzaken het Italiaansche legerbestuur altijd tot eer.e zekere voorzichtigheid bij het oprukken naar het oosten, zoolang zij niet in het bezit is van de toegangen naar den Brenner of al thans van Trente. Hier doelt de schrijver op het gevaar, dal Italië bedreigt van een Oostenrijkschen aan- val uit Zuid-Tirol. Dat gevaar is op dit oogen- blik wel gering, nu in het oosten alle be schikbare krachten moeten dienen om hel Russische offensief in het oosten af te wen den. Maar wij hebben in dezen wereldstrijd reeds zoo vele voorbeelden gezien, dat do omstandigheden kunnen veranderen. Men zal op die mogelijkheid steeds bedacht moe ten zijn, naar de meening van dezen deskun dige, uit wiens beschouwingen wrj althans dit kunnen zien, dat de Italianen pas aan hel begin zijn van wat zij tegen Oostenrijk wilier bereiken. De oorlog. Berlijn, 13 Aug. (.W-B.). Bericht uit het groote hoofdkwartier van heden voor middag. Tusschen Thiepval en de Somme concen treerden de vijanden hun geheele kracht tot een gemeenschappelijken aanval, die na gevechten van beperkten omvang des na- IfliJJap* 1*5 ,V4"*'er J-Ja- IA. OvillersPozières en zich 's nachts over het geheel© front uitbreidde. Onder zeer zware verliezen voor den vijand is deze aan val tusschen Thiepval en Guillemont mis lukt. Meer naar het Zuiden tot aan de Somme ontwikkelden zich het met de steeds op nieuw aanrukkende Franschen hevige ge vechten van man tegen man, die den ge- heelen nacht voortduurden en bij Maurepas en ten Oosten van Hem nog niet geëindigd zijn. Vlak aan de Somme, ten Zuiden van da rivier, mislukte een aanval vón Franschen tegen Biaches (vlak ten Zuid-Westen van Péronne) volkomen. Aan het overige front vief niets van be teekenis voor. Onze patrouilles maakten ten Noord- Oosten van Vermelles, bij Combres en ten Zuiden van Lussen in de vijandelijke linie eenige krijgsgevangenen Ten Zuid-Westen van Bapaume werd een Engelsehe tweedekker neergeschoten. Par ij s, 13 Aug. (Havas). Namiddag communiqué. Ten noorden van de Somme verliep d« De eer verplicht tot zedelijkheid, de roem nog meer, de macht het sterkste. Roman door Ut. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK. 83 „En je eed, vrouw, je eed aan je broersl" „Die was gedwongen, die hebben zij mij afgeperst voor de kinderen; ik kon ze toen niet laten doodgaan van gebrek, dat doet geen moeder, geen enkele op de heele wereld niet; liever zweert ze op zoo'n moment alle moge lijke eeden, die ze van haar eischen, maar nou is dat alles anders, nou hebben zij mij niet meer noodig, ze kunnen nu hun eigen brood verdienen; ik hoor bij jou, jij bent mijn man; ik heb ook beloofd, dat ik jou trouw zou blij ven en je overal volgen en die belofte in de kerk voor het altaar was niet gedwongen, die was vrijwillig." „En de zaligheid van de kinderen, waarop je ook gezworen hebt, Gretchen?" „Dat zal God hun niet aanrekenen, als Hij ten minste rechtvaardig is; 't is hun schuld niet; zij kunnen er niets aan doen, als Ik dien eed breek, dien zij van mij gevergd heb ben, toen jij honger leden." „Dank je vrouw, dank je voor die woor den; it doen mij goed- en weec nieuwe gloeiende kussen, die hij haar op haar lippen drukt, „dank, maar 't mag niet, ik wil het niet." „Wat zeg je je wil niet, dat ik bij je blijf en waarom niet?" „Omdat het niet kan; zoo even nog, toen ik je zei, dat de werklui niet meer onder Jeanc zouden willen werken, dat die Hofmann Marieke misschien niet zou willen trouwen, als zij 't wisten, toen heb je daarop niks ge antwoord; je was het dus eens met mij en nu... nu zou je alles doen, dat ze 't allemaal zouden te weten komen... neen Gretchen... 't is lief van je... o God ik ben er je zoo dank baar voor, maar 't gaat niet, 't mag niet, ook al weer voor de kinders de schande die ik over hen heb gebracht is al groot genoeg, maak jij ze niet nog grooter." „Wat bedoel je daarmee Nol?" ,,'t Is al erg genoeg, dat zij een schande- vader hebben, word jij nou niet ook nog hun schandemoeder." „Nol, Nol, jij bent toch mijn man; daar steekt toch geen schande in?" „Jouw man... ja Gretchen, jouw man wel... maar niet hun vader, die is dood; voor hen zou ik niets anders zijn dan een vreemde kerel met wien de moeder d'r van door zou gegaan zijn, en dat Wil ik niet, absoluut niet; ik verbied het je; jij moet bij hen blijven." „Och Nol Nol" snikt ze. „Ze 2ijn gelukkig niet waar Gretchen." „Ja," met even nikkend hoofd. „Welnu, laten wij dat geluk dan niet in den yveg staan, laten zij niet ongelukkig worden door ons." „Nol, Nol ik zou toch zoo graag..." «Neen, neen, ik .wil niet; ik verbied het je hoor, voor hen... voor jou, en ook voor me zeiven." „Wat! voor je zclven wil je niet hebben, dat ik met je mee ga; ik begrijp je niet; houd je dan niet meer van mij?" „Dan zou ik niet direkt hier naar toe zijn gekomen, als ik niet meer van je hield dat had je niet moeten zeggen Gretchen^dat doet pijn." „Expliceer me dat dan Nol, ik begrijp je niet, waarachtig ik begrijp je niet." „Kijk eens, mijn lieveling, als jij nu met mij meegaat, dan zal ik ze nooit meer zien, de kinderen, nu wel, dikwijls zelfs, daar zal ik wel voor zorgen; misschien doet zich de occasie wel eens voor, dat ik een paar woor den met hen mag spreken, dat ik hun stem men hoor; begrijp je me nu, begrijp je nu ook, waarom ik „voor me zeiven" wil, dat je hier bij hen blijft ga jij met mij zal ik alleen jou blijf jij hier, dan zal ik jelui aUemaal hebben." „Arme, arme kerel" haar builstootend hoofd tegen zijn schouder. „Gretchen, denk je, dat zij mij nog zullen kennen?" „Ik geloof het niet; je bent veel veranderd." „Maar jij hebt mij toch direkt herkend." „Natuurlijk, toen je mij riep en... ik heb je ook verwacht NoL" „Wist je dan hoeveel ze rae hadden gege ven... tien jaar." „Ja, 't was 't laatste verzoek, dat ik den pastoor van Roosdaal heb gedaan, mij dat te laten weten." „En die wist je adres niet?" „Dat heb ik hem geschreven, toen we een maal hier waren; 't was veel Nol, tien jaar .voor wat ie gedaan hebt," „Dat was het Gretchen, een zware straf weten je broers het ook?" „Ze hebben het mij nooit gezegd; we heb ben nooit meer over je gesproken." „Je weet dus niet of zij hebben kunnen uit rekenen, dat ik nu vrij zou zijn; je weet even min of zij mij verwachten, zooals jij?" „Neen, dat zou ik je niet kunnen zeggen." „En kun je me ook zeggen of het absoluut zeker is, dat zij mij niet zullen herkennen?" „Ja, als ze je op straat zouden tegenkomen, dan niet, zeker niet, misschien .wel, als zij je bij mij zagen, dan zouden ze vermoeden kun nen krijgen, dat zou erg gewaagd zijn." „Dan zal ik weggaan, voordat je broer komt duurt dat nog lang?" „Nog een hnlfr uurtje, dan komen ze allemaal thuis." „Zou ik dan niet dc kinderen kunnen zien; zou je mc daarvoor niet de occasie kunnen geven, maar dan zoo, dat zij mij niet kunnen zien?" „Jawel, dat zou wel gaan; kijk eens daar achter in den tuin, vlak bij de haag, daar staat een bank, zie je die?" „Ja." „Nou, daar gaan ze altoos een tijdje zitten vóór het eten; als jc nu achter die haag gaat liggen, dan ben je vlak bij hen, dan kun je hen op je gemak zien en hoore» „Maar hoe moet ik daar komen?" „O, da's gemakkelijk genoeg; ik zal je ach ter uitlaten door hel tuindeurtje, maar dan ook niet lang meer wachten, zoo meteen zul len ze hier zijn." „Direkt, dadelijk, alleen nog..." „Wat?" „Heb je niet zoo'n paar portretten voor mij „Jawel, neem die maar; ik zal er straks een paar .andere voor in de plaats zetten." „Dank je, en nu adieu m'n lieveling, mijn engel," terwijl hij haar weer innig, hartstochtelijk kust. „God in den IIcmel. wat ben ik blij, dat ik jc weer heb gezien -* en nu de anderen, daar In den hoek, achter die bank nietwaar?" „Ja." „Adieu, tot ziens." Languit voorover heeft hij gelegen achter, de haag; hij heeft hen bespied met loerende blikken; zijn Jeanc, zijn zoon, flinken grootcu kerel met heldere oogen, vol wilskracht, zija evenbeeld, toen hij ook zoo jong was, hij heeft die stem, dat zware geluid gehoord, net forsche muziek naast hem Marieke. God, God wat is die mooi geworden nog mooier dan Gretchen was hij mag hangen als het niet waar is en wat 'n oogen zoef moeten de engelen ze in den hemel hebben een beeld, nog nooit heeft hij zoo'n mooU vrouw gezien, en da^ is "zijn dochter zijl! kind. Ook een ferme kerel mei die bril op, died zij den arm geeft; da's zeker die HoftnaniJ nou of die verliefd op haar is geen won* der; kijk, hij kust haar, verdomme nog, was hij maar even in zijn plaats, hij, de vadert kon hij haar maar even in zijn armen druk* ken, haar knoefelen, zooals hij zoo dikwljlg heeft gedaan, lang, lang geleden. HVordt vervolgd-!

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1