DE E EM LAN D E R". Zaterdag 19 Augustus 1916. BINNENLAND. FEUILLETON. DE EERSTE MEI. N° 43. Tweede Blad. 15de Jaargang. hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. O. J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF Co ABONNEMENTSPRIJS: ^erS maanden root Amersfoort.» 1.30» Idem franco per post1.80. y Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.135. Afzonderlijke nummers0.05. ^Vekelijkach bijvoegsel D« HollatuischHuisvrouw" (onder •j redactie van Thérèse Hoven) per 3 mn<L 50 ets. (Wekelykseh bijvoegsel nu nuf per 8 mnd. 53 Ct8. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—5 regelsf 0.80. Elke rogel meer0.15. Dienstaanbiedingen 15 rogols.. 0.50. Grooto lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bepalingen tot het herhaald advertooren in dit Blad, bij abonnomout. Eeno circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Staten-üeneraaL Legerhervorming in Indië. Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging (wtun artikel 113 van het reglement op het be leid der regeering van Nederlandsch-Indië, vast gesteld bij de wet van 2 September 1851. Het wetsontwerp heeft ten doel de mogelijk heid te openen om voor Nederlandsch-lndië 'geleidelijk over te gaan tot een onder stelsel ven legerhervorming, waarin de thans aan de 6chutterijen of andere gewapende vcreenigin- gen in artikel 113 van het regeeringsreglement 'toegedachte taak zal worden opgedragen aan afdeelingen van het leger. Art. 113 zal dan aldus luiden: „Op den voet, bij algemeene verordening te bepalen, zijn de ingezetenen verplicht mede to werken tot be waring van rust en orde en, wanneer zij Ne derlandsche onderdanen zijn, tevens tot hand having van het Nederlandsoh gezag in Neder landsch-lndië." Blijkens de Memorie van Toelichting, is deze legerhervorming om meer dan óén rede nood zakelijk geworden. In de eerste plaats stelt de instandhouding van een leger a's het tegen woordige, dat uitsluitend door werving wordt bijeengebracht, steeds hoogere eischen aan vs lands geldmiddelen, zonder dat de weerkracht Wordt versterkt, maar bovendien kan, ten ge volge van de in den loop der jaren veranderde maatschappelijke toestanden in Nederland, zoo wel als in Indic, door werving reeds sedert lang fliet meer worden voorzien in de behoefte aan Europeesche militairen, niettegenstaande in de aannemings- en dienstvoorwaarden aanzienlijke verbeteringen weiden gebracht. Ter oogenblikkelijke voorziening in dezen toe stand werd ten vorigen jare voor militairen van de Ncderlandsche landmacht vrijwilligers zoowel als dienstplichigen de gelegenheid opengesteld om op korten termijn en onder het genot van verhoogde premiën, bij het leger in Nederlandsch-Indië to worden ingedeeld, doch ook deze maatregel werd alleen aanvankelijk met ecnigen goeden uitslag bekroond. Naar het oordeel van den minister zal de aan vulling ven het Buropeesche element dan ook slechts kunnen worden verzekerd door de in voering van den dienstplicht, waarin hij ook het eenige middel ziet om het aanzien van den militair beneden den rang van officier te ver- hoogen. In de tweede plaats is invoering van den 'dienstplicht noodzakelijk, om te kunnen gero ken tot verhooging van de weerkracht te land. In de derde plaats is invoering van den dienstplicht in het bijzonder van Europeanen, het eenige middel om tot opheffing ven de 6chutterijen te kunnen geraken. Het onderhavige ontwerp zal, wet geworden, de 'gelegenheid aanbieden een stelsel in het leven te roepen, waarbij alle Nederlandsche on derdanen, daartoe in staat, zich op doeltref fende wijze kunnen kwijten van hun zedelijke verplichting om mede te werken, niet alleen tot het bewaren van orde en rust, moor ook tot het handhaven van het Nedetrlandsch gezag in Indië. In dat stelsel zal het oerste gedeelte van vo renbedoelde verplichting, d. w. z. de door het tegenwoordige artikel 113 van hrtt regeorings- feglement aan de schutterijen opgelegde hoofd taak, worden opgedragen aan „de landweer", bestaande uit de oudste lichtingen van de bij de infanterie ingedeelde dienstplichtigen. De bestaande verplichting van alle ingezete nen om, desgevorderd, mede te werken aan het bewaren van rust en orde, is in de nieuwe le-* zing echfer tevens behouden, zoodat als het noodig is ook niet-onderdanen daartoe zul len kunnen werden geroepen In beginsel behoort de dienstplicht te rusten op hen, die den staat van Nederlander bezit ten, en op de Europeanen, die uit anderen hoof de Nederlandsche onderdanen zijn. Echter zal ook de Nederlandsche onderdanen van niet- Europeeschen landaard de dienstplicht opgelegd moeten kunnen warden, aangezien het streven der Regeering er op is gericht om bij het toe- bedeelen van rechten en verplichtingen geen onderscheid te maken tusschen Nederlanders en lien, die uit anderen hoofde Nederlandsche onderdanen zijn, onverschillig tot welken land aard deze leatsten behooren. Het ligt in de bedoeling om zoo spoedig mo gelijk tot de invoering van den voorshands tot den dienst bij de landmacht te beperken dienstplicht voor alle groepen van onderdanen over te gaan. Daar de voorbereiding van de in voering van een militie voor de Europeanen echter verder is gevorderd dan die van de in voering van een militie voor de niet-Europee- sche onderdanen, laat het zich aanzien, dat de eerstbedoelde spoediger tot stand zal kunnen komen dan de laatste. Omtrent de bij algemeencn maatregel van bestuur vast te stellen grondslagen van het dienstplichtstelsel voor de Europeanen, wordt het volgende medegedeeld, waarbij wordt aan- geteekend, dat de grondslagen van het dienst plichtstelsel voor de overige Nederlandsche on derdanen, daarmede in hoofdzaak zullen moeten overeenstemmen. De dienstplicht voor Europeesche Nederland sche onderdanen zal zijn „persoonlijk" en „alge meen." Aan gezinnen, die hulpbehoevend zouden wor den door de opkomst voor oefening of bij mobilisatie van den kostwinner, zal een schadeloosstelling zijn toe te kennen. De dienstplicht zal ongeveer op cenzelfden leeftijd moeten beginnen als hier te lande, do diensttijd echter 13 jaar duren. De bij de infanterie ingedeelde dienstplichti gen zullen acht jaren behooren tot de militie en vijf jaren tot de bovenbedoelde landweerde bij de andere wapens en diensten ingedeelden blijven hun geheelen dienstplichttijd tot de mili tie behooren. De duur van de eerste oefening zal zoo mogelijk niet langer zijn dan die voor de Nederlandsche militieherhalingsoefeningen zullen worden gehouden eens in de drie jaren, telkens voor ten hoogste 16 dagen. De dienstplichtige, die in Nederland reeds een eerste oefening heeft doorloopen, zal daarvan in Indië zijn vrijgesteld cn daar te lande alleen deelnemen aan de herhalingsoefeningen van de lichting, waartoe hij volgens zijn leeftijd be hoort. De miliciens der infanterie zullen de eerste oefening doorloopen in afzonderlijke, daarvoor te bestemmen afdeelingen, die in de plaats zullen treden van alsdan op te heffen ge lijknamige afdeelingen van het staande leger, de miliciens van de andere wapens en diensten bij daarvoor aan te wijzen onderdeden van het leger, waarbij zij voor zooveel noodig afgeschei den van de vrijwilligers gehuisvest en zooveel mogelijk afzonderlijk geoefend zullen worden. Na afloop van de eerste oefening zullen de miliciens worden ingedeeld bij bestaande onder deden van het leger, waarbij zij de herhalings oefeningen doorloopen en welke dientengevolge een grootere oorlogssterkte zullen krijgen. Het ligt in de bedoeling kadcrplicht in te voe ren, terwijl uitstel van opkomst voor eerste oefening mogelijk zol zijn. Zuivere militieafdeelrngen echter gedeelte lijk met vrijwillig dienend kader zullen voor- loopig alleen worden opgericht voor zooveel zij voor de opleiding van de aan de infanterie toe gewezen dienstplichtigen noodig zijn. Overigens zullen de dienstplichtigen voorloo- pig bestemd zijn om bij bestaande onderdeelen der verschillende wapens en diensten dc ontbre kende vrijwilligers aan te vullen, en de oorlogs sterkte van. de voor de tegenwoordige oorlog voering te zwak geoordeelde afdeelingen op te voeren. Dienstplichtigen zullen niet deelnemen aan „militaire expeditien", die nog noodig mochten zijn tot bevestiging van het Nederlandsch gezag in 'sommige streken van de Buitenbezittingen. Bij mobilisatie zullen de dienstplichtigen der landweer, voor zooveel noodig, ter beschikking van de hoofden van gewestelijk bestuur worden gesteld voor de handhaving van rust en orde overigens blijven zij beschikbaar voor het ver richten van diensten ten behoeve van de verde diging. Voor zoover de geldelijke gevolgen van de invoering van den dienstplicht in Indië thans zijn te voorzien, kan worden medegedeeld, dat de oprichting van nieuwe kazernes of andere ge bouwen voorloopig niet r.oodig zal zijn en dat volgens een zoo nauwkeurig mogelijke bereke ning de algeheele invoering van den dienstplicht alleen voor de Europeanen, gepaard met een evenredige inkrimping van de vastgestelde sterkte der Europeesche vrijwilligers, geen noe menswaardige wijziging in de joarlijksche legcr- uitgaven ten gevolge zal hebben. Bij de invoering van den dienstplicht zal zoo veel mogelijk rekeninglworden gehouden met de persoonlijke belangen van de betrokkenen. Voor de Nederlanders, die zich in Indië vestigen, bren gen die belangen mede, 2 .t zij vóór hun vertrek derwaarts hier te lande de eerste oefening kun nen doorloopen, waarna zij, zooals reeds gezegd, in Indië alleen aan de herhalingsoefeningen zul len hebben deel te nemen. Daarom acht de minister het niet alleen ge- wenscht, dat uit de Nederlandsche Militiewet de in punt 6o. van het le lid van artikel 21 genoem de en in artikel 33 nader omschreven vrijstelling van den dienst bij de militie wegens toekomstige woonplaats in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen komt te vervallen, maar tevens dat voor de hier te lande niet- dienstplichtige jongelieden, die voornemens zijn zich in Indië te vestigen en aldaar dienstplichtig zullen worden, de gelegenheid wordt geopend om, door het aangaan van een vrijwillige verbin tenis bij de Nederlandsche landmacht voor den duur van de eerste oefening, die .oefening hier te lande te doorloopen. Zoowel ter bereiking van dit doel als ter ver- Icrijgflng* van de vereischte aansluiting aan de hier te lande geldende wetten en besluiten be treffende den dienstplicht, hebben de ministers van Oorlog, van Marine en van Binncnlaivlsche Zaken hun medewerking toegezegd. Berichten. De Staatscourant van 18 Aug. bevat o.a. de volgende Kon. besluiten: op verzoek eervol ontslagen jhr. mr. dr. B. de Jong van Beek en Donk, reterendaris bij het departement van justitie; benoemd aan de Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen tot leeraar tevens onder-directeur van het in stituut voor veredeling van landbouwgewas sen H. K. H. A. Mayer Gmelin, thans leeraar; benoemd tot ambtenaar van administratie aan 's Rijksveeartsenijschool te Utrecht, de schrijver aan die inrichting W. F. S. van Dijk. benoemd, bij bet reserve-personeel der landmacht, tot reserve-tweede-luitenant bij hun tegenwoordig korps a. bij het wapen der Infanterie, de vaan drigs H. Goossens, van het 10e reg.; W. Hartman, van het 17e reg.; A. D. Charlouis, van het 19e reg.; L. J. M. van Bruggen, van het 14e reg.; W. G. Bosch, van het 19e reg.; H. H. Steneker en D. Blanksma, beiden van het 10e reg.; J. G. Sissingh, van het 8e reg.; H. Boswijk, van het 12e reg.; A. J. K. Binnen dijk, van het 6e reg.; J. K. Pilaar, van het 3e reg.; J. A. T. M. H. Sweens, van het 17e reg.; J. Stout, van het 3e reg.; A. T. Ariëns, van het 8e reg.; J. C. Brongers, van het le reg; W. Britzei, van het 16e reg.; A. H. Wittkam- per, van het 7e reg.; S. G. C. Langendam, van het 6e reg.; J. A. J. C. von Freytag Drabbe, van het 7e reg.; H. J. P. Wassenaar, van het 4e reg.; P. Rozendaal, van het I6c reg.; B. F. Verfaille, van het 20e reg.; P. J. Symons, van het 3e reg.; jonkheer W. de Savornin Lohman, van het 14e reg.; P. Al- berda, van het 9e reg.; J. C. Ruiter, van het 12e reg.; P. van der Mast, van het 22e reg A. J. Smith, van het 5e reg.; P. Loeber, van het 4e reg.; K. de Jong, van het ?le reg.; F. J. Hoesen, van het 10e reg.; F. W. A. de Koek van Leeuwen van het 13e reg.; C. B. Siberius Trip, van het 5e reg.; J. C. Vermeu len, van het 15e reg.; A. Reyne, van het 21 reg.; P. Vas Visser, van het 10e reg.; P. H. Zuurendonk van het 20e reg.; IJ. Moorrees, van het lie reg.; L. N. Smits, van het 4e reg.; S. Weyl van het 2de reg.; J. Tulp van het 20e reg.; J. M. H. de Jong en C. H. B. de Vries, van het 20e reg.; jhr. J. A. H. C. van Doorn, van het 20e reg.; Hl Groeneveld van het I4e reg.; H. Eggink van het 12e reg.; C. M. Pompe, van het 20e reg.; W. M. H. I. Pels, van het lie reg.; W. de Jongh, van het 22e reg.; C. Melse en F. J. W. Boudier, bei den van het 14e reg.; J. W. Bloem van het 12e reg.; J. W. J. van Zwol van het 16e reg.; A. F. van Lamoen van het 14e reg.; L. P. J. Alkemade, van het 16e reg., D. Hortensius, van het lie reg.; A. Koot, van het 5e regi L. J. Visser en A. H. van der Pijl, beiden van het 2e reg.; J. C. Dekker, van het 3e reg.; J. G. Kreling, van het 2e reg.; L. A. Paanaakker en A. H. Schouten, beiden van het 20e reg.; H. J. J. Scholtens, van het 22e reg.; H. Henkes, van het 2e reg.; J. W. Be- syn van het 16e reg.; J. L. J. A. van Meche- len, van het 17e reg.; J. M. A. van Groenen- dael, van het 13e reg.; J. P. Bloemhoff en N. E. Servatius, beiden van het le reg.; F. K. Schaedtler en J. van Dongen, beiden van het 17e reg.; A. P. J. Sloots, van het 32e reg.; W. Verschuur en B. Hermqjr, beiden van het 20e reg.; S. Camping, van het lie reg.; G. Rouwenhorst en T. A. M. van den Bergh, beiden van het 16e reg.; H. S. A. W. Willinck van het 22e reg.; P. W. de Zwait van het 16e regiment; T. C. van Soest van het 5e reg.; G. Kuiken, van het 9e reg.; P. A. Beelen van het 20e reg.; G. P. Linden van het 3e reg.; F. H. Copes van Hasselt van het le reg.; A. T. Lamping van het 8e reg.; A. W. Hartman, van het 16e reg.; J. C J. Burgers van het 8e reg.; T. F. van Vloten van het 16e reg.; -T. de Vries van het 9e reg.; K. Tigler de Lange van het 20e reg.; J. Viersen van het 22e reg.; F. W. G. Hof man van het 1ste reg.; K. Hanhart van het 15e reg.; H. L. van Tijn, van het 8e reg.; G. J. Kloos van het 9e reg.; J. Kraak van het 12e reg.; C. E. L. Schoevaars van het 8e reg.; S. Roelofsen van het 20e reg.; L. S. Mudorasz van het 13e reg.; A. J. G. Hoek van het 8e reg.; H. B. van Rantwijk van het 16e reg.; A. C. Fortgens en O. van Bruggen, beiden vain het 14e reg.; G. J. Dieperink van het lie reg.; T. F. de Vries van het 2e reg.; H. N. Blommendaal van het 19e reg.; W. G. M. van Dusseldorp van het 20e reg.; P. F. De Zee van het 19e reg.; G. van der Vliet, van het 20e reg.; J. Wieringa van hel 12e reg.; A. F. M. in 't Veld van het 14e reg.; \V. J. Koning van het le reg.; M. var der Velden van het 3de reg.; P. Saarberg van het 16e reg.; G. W. Becking van het 5e reg.; b. Bij het wapen der cavalerie de kornet J. G. Sillem van het le reg. huzaren; c. Bij het wapen der artillerie, bij de ves ting-artillerie, de vaandrigs H. A. Schijfsma, van het 3e regiment; C. Vorking van het le reg.; O. J. Knol van het 2e reg.; H. Bos- scher van het le reg.; I. P. M. Sonncveld, J. Breukir.k, P. J. de Wilde en A. C. dc Bruijn, allen van het 3e reg.; J. F. C. B. Cle. ton van het le reg.; T. F. Raedt en D. N, Breukelaar, beiden van het 3e reg.; J. H, Brat, van het 2de reg.; J. de Quant van hel 3e reg; P. J. Bomers van het le reg.; N. No bel van hot 4e reg.; N. T. H. P. Sterrenburg, M. de Vries, F. Hoogendijk, J. Foppes en A. G. van Nes, allen van het 3e reg.; met ingang van 1 September 1916, tij delijk benoemd bij het reserve-personeel der landmacht, bij het personeel van den geneeskundigen dienst, tot reserve-officier van gezondheid der 2e klasse de landstorm- plichtigen P. C J. Boudier en J. M. F, Kramers; zijn voor den tijd van acht jaren, met in gang van 17 Augustus, benoemd bij hef reserve-personeel der landmacht, tot reser ve-paardenarts der 2e klasse de heeren H. J. H. Vullinghs, P. N. Wilders, S. J. Hoog- stra, E. A. Siebelink, R. Bakker, S. B. Luit-' jens, A. H. J. Pinkse, D. Lagas en J. G. Hj Holsheimer, veeartsen; is aan den le luitenant J. J. F. Bartelsi adjudant bij het le regiment vesting-arti lerie, op het daartoe door hem gedaan ve zoek, met ingang van 1 September 19IC Men zegt, dat het grootste gedeelte der tegenwoordige muziek zeer goed is, maar Bat zij afschuwelijk klinkt. Roman door Mr. L. H. J, LAMBERTS HURRELBRINCK. 33 Plechtig galmt de gewijde muziek, het „te jDeum laudamus" gezongen door het koor en Hegeleid door het orgel, door het grootsche gebouw; een priester in witte rochcta, de rijke •tola over do schouders, gevolgd door enkele BrisdlenaHi-s, schrijdt schuifelzackt voorbij fee! altaar naar Marieke, geknield naast hem, Weldra voor God haar man- Een geprevel des dienaars des Heeren, de fcogen ten Hemel gericht; een wisseling der Üngen; de priester legt zegenend de handen pp hunne hoofden een kort gebed en ze jarijn getrouwd, zijn kind met den man, dien gty lief heeft. Tranen, die opwellen in zijn oogen en tege lijkertijd een stille lach om zijn lippen, En al die anderen ook met verwrongen Jjlimlachjes om de trillende mondhoeken en roodgerande oogen, die de vrouwen bewrijyen piet dunne, fijne zakdoekjes. gelukwenschea niet kussen fin stevig handendrukken van het nieuwe jonge echtpaar kon hij ook maar kussen, zijn vrouw zijn kind; haar zeggen, verzekeren met zijn eigen mond, met zijn eigen woorden, dat haar bestendig geluk zijn innigste, vurig ste wensch is kon hij tóch... cn forsch ruiseht weer de orgelmuziek, galmen de zan gen door het hooge gewelf. Een koortsige onrust, een rumoerig gedoe, een gistende ontevredenheid, een dreigend gemor tusschen de mijnwerkers. De opzichter Jeanc Peters heeft enkele arbeiders weggejaagd; ze waren te lui, te be roerd en te lam om te werken met hun van den drank dikwijls versuften kop en verslap te armen; onder dezen Anton Schmitz en toen deze niet terstond heeft gehoorzaamd aan zijn bevel om heen te gaan, heeft hij heip zijn bijl en houweel ontnomen, vervolgens met krachtige vuist hem vastgegrepen en hem naar een der liften gesleurd met uitdrukke- lijken last dien zatlap onmiddellijk naar boven te brengen, hem van het terrein te ver wijderen en hem nooit meer toe te staan nog een voet te zetten op den grónd van de mijn. En daarboven buiten het bereik van zijn vijand heeft Schmitz dreigend de vuist opge heven en met Godlasterende vloeken gezwo ren zich te zullen wreken op dien beroerden kwajongen, op die geheele bende bloedzui gers; ze waren nog niet van hem af, dat laf canaillepak; ze zouden weten met wien ze te doen hadden, die satankerels dat zou hij hun eens toonen. Hij heeft enkele verslagen weten machtig te worden van het bedrijf, den toestand, de producten der mijnen batig saldo, mil joenen marken duizenden voor de aandeel houders vier en veertig procent het laatste jaar. „Weet jelui wat dat betcckent" heeft hij zijn kameraden des avonds in 'de herberg ge zegd. „Dat beteekent, dat ze voor elk papiertje van duizend mark, dat die slampampers in de brandkast hebben liggen, vierhonderd veer tig mark uitbetaald krijgen en daarvoor heb ben zij niets anders te doen dan rustig het geheele jaar dat papiertje te laten liggen, een enkele keer het te laten zien aan commissa rissen, administrateuren, directeuren, of hoe die afzetters, die schurken zich ook noemen cn dan de duiten opstrijken en wij... wij, cle arbeiders, de slaven, wat moeten wij doen eer wij vierhonderd veertig mark verdiend hebben minstens een paar maanden als beesten werken het beroerdste, het onge zondste werk, dat er bestaat en als je dat een paar jaar hebt volgehouden, sturm ze je weg met je krommen rug en kapotte longen en dan... dan mag je kiezen tusschen de gevangenis en den hongerdood." „Was dat gepermitteerd, mocht zoo Iets be staan verdomme nog" met harde vuist- bonkslagen, dat de glazen rinkelden, want op stuk van zaken, wie verdiende al dat geld, zij... zij, de arbeiders... wie had er alzoo recht op, zij... zij alleen en niemand anders, wat zou er van de geheele wereld terecht komen, als zij het eens verdomden om nog langer te sjouwen, te zwoegen en te slaven voor die geldpatsers, die hun het beroerd klein beetje geld, het hongerloon toewierpen als een afgekloven been aan een hond." Hadden de kameraden er wel eens over gedacht, wat er 't gevolg van zou zijn, als zij, miinwerkers, allemaal den bliksem d'r van gaven om zich nog langer te laten uitzuigen, nog langer zich te laten trappen en mishan delen, als ze allemaal staakten; de geheele wereld zou op z'n gat liggen; er zou geen vuur, geen stoom, geen licht meer zijn denkt eens na kameraden, denkt eens na, wat dat zou zijn, geen vuur, geen stoom, geen licht... geen enkele fabriek zou nog kunnen werken, geen trein zou meer loopen, geen stoomboot meer varen, geen brief met bestel lingen meer kunnen verzonden of ontvangen worden en dat zou het ergste nog niet zijn, want ze zouden zc toch niet kunnen uitvoe ren, maar ze zouden niet kunnen eten, geen stuk brood meer, want zonder kolen, zonder vuur zou het onmogelijk zijn te koken, te braden of te bakken. Zeg, snappen jelui dat wel, dat ze als wij het wilden zouden moeten honger lijden, die zwijnen, die zich nu in weelde baden... en werd je, bij al dat onrecht, nu nog maar als een mcnsch behandeld door dat gespuis, maar zelfs dat niet; als een schurftigcn hond laten ze je mishandelen door hun sbirren en tra wanten, door hun laf knechtenpak, door den eersten den besten krachtpatser, dien zij expres d'r voor uitzoeken om je af te ranse len, als je er de weerlicht van geeft om op te zitten en pootjes te geven daar heb je bijv. die Peters, die beroerde vlegel, die altijd zoo'n grooten bek durft opzetten, steunend op zijn knuisten. Verdomme nog, dat er niet 'n stuk of wat ferme kerels de courage hebben om gezamen lijk eens den roffel te slaan op het smoel van dien gemeenen ploert; hij zou graag de eerste zijn, die hem z'n vijf in z'n snuit zette daar wilde hij wel eens 'n paar weken voor brom- 'inen in de nor daar was hii niet bana voor die kerel moest weg van de mijn, d: zou hun eerste eisch moeten zijn; ze zoude] toch wel allemaal met hem eens zijn, dat 'n beroerde Judas was, maar dat was 1 het eenige, wat ze moesten eischen: meer geldi moesten ze hebben, ook hun deel van 'die viea en veertig procent, die hun eigenlijk toe* kwam, waarvoor zij zich kapot werkten *4 hij zou over dat alles nog wel eens sprekei niet hier, tegenover die paar kamcrade: maar tegenover alle mijnwerkers hij zou zt eens laten, oproepen op een grootc verga* ring om hun dat alles duidelijk aan het vei stand te brengen; meer loon, deelen in dd winst en die beroerde kwajongen, die lumm«| weg. u Schmitz Heeft hun toegesproken, de mijd Vverkers, op een heideveld buiten Ilochrad^ waar ze niet uit elkaar gejaagd en geranseld konden worden door de politie en soldaten ook al knechten cn slaven van het kapitaal i toch „hun" zonen, de zonen van het volk, dl kinderen der arbeiders, der armen, die hu vaders, hun broeders en zusters zouden mo& ten doodschieten, als die smeerlappen in paleizen en kasteelen, 'die zich van hun bloe vetmestten, het eisch ten. fWordt vervolg'd.l

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 13