DE EEMLANDER". Zaterdag 7 October 1916. BÏJSTENLAND7 N° 34. Eerste Blad. 15d* Jaargang. Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr, O. J. VAN SCHAARQENBURO. Uitgevers: VALKHOFF ft t o ABONNEMENTSPRIJS: iper 8 maanden .oor Am.rsfoort1.30. Idem franoo per post.. 1.80. f Per week (mei gratis verzekering tegen ongelukken) Ö.12&, (Afzonderlijke nummer» 0.05. fiVek olijk sob bijvoegsel „De HóUandsch* Huievrouto(onder redactie vrd Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets. •Wokelijkecb bijvoegsel me nuf per 8 mnd. 59 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRUS DER ADVERTI Van «1—5 regels Elko regel moer Dieustaanbiodingen^l—6 regels Groote lottere naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijl bestaan zeor voordeolige f tot het horhaald advorteeren in dit Blad, bi» ul:< Eono circulaire, bevattend» do voorwaarden, aanvraag toegezonden. Kennisgevingen. MILITIE. OPLEIDING TOT VERZORGER BLJ DEN RIJKSPOSTDLOVEND1ENST. jDe Burg-, van Amersfoort vestigt de aan dacht van liefhebbers van postduiven, die het volgend jaar bij de militie moeten worden in gelijfd, op de mogelijkheid om te worden opge leid en aangesteld tot verzorger bij den Rijks- posld Havendienst. Zij, die daarvoor in aanmerking wenschen te komen, moeten dit vóór 1 November a.s. Schriftelijk te kennen geven aon den Directeur Van den* Rijkspostduivendienst te 's Gravén- hage. Zij moeten zich daarbij bereid verklaren tot hét aanguan van een vrijwillige verbinte nis als verzorger bij dc-n Rijkspostduivendienst. Minderjarigen moeten voorts overleggen een feewijs van toestemming -tot het aangaan van de verbintenis, afgegeven door hem of haar, jdic de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent. In het verzoekschrift dienen te worden ver- _H\eld o. gieslachis- cn voornamen (voluit.); b.'beroep; - c. woonplaats d. gemeente, waar do dienstplichtige voor de militie is ingeschreven e. welk onderwijs genoten f. of hij lid is ven een postdudveruvereeniging fin, zoo ja, van welke. In het geheel worden van elke lichting 24 dienstplichtigen in opleiding genomen. Zij moe-* t/cfi in Januari opkomen en worden ingedeeld bij het 7c Regiment infanterie. De opleiding geschiedt bij éc-n of meer Rijks- postduivenetations. w Vai* bedoelde 21 worden de 12, die het best Voldoen, toegelaten tot de vrijwillige verbinte nis. Deze verbintenis geldt van het tijdstip al. d'at zij wordt gesloten, tot het tijdstip, waarop voor den dienstplichtige de landweerdiensttijd eindigt. Echter kan zij door den Chef ven den Gencralen Staf op elk tijdstip worden beëin digd. Dc dienstplichtige verbindt ziqh a. voor eerste oefening in werkelijken dienst te blijven tot 1 Februari van het jaar, volgende op dat, waarin zijn eerste oefening bij de mili tie is aangevangen o. voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst te komen één of twee maal, vu het ge heel voor tem hoogste 7 weken, op zoodanig tijdstip of zoodanige tijdstippen als door den Chef van den Generalen Staf zal worden be paald c. in wenkelijken dienst te -komen en te blij ven, wanneer en gedurende den tijd, dat d<? dienstplichtigen van de militie of van de landweer in geval van oorlog, oorlogsge vaar of andere buitengewone omstandigheden in werke jken dienst worden geroepen on ge houden. Voorts zijn op den verzorger bij den Rijks postduivendienst van kracht eenige bepalingen, dde ook gelden voor de dienstplichtig-en van de militie en d:e landweer. De adspiranten-verzorgers, die niet tot de verbintenis worden toegelaten* alsmede de ver zorgers, wier verbintenis tusschentijdfs is be- ékicligd, worden ingedeeld bij een. onderdeel ven het wapen der infanterie. Aan adspiranten-vorzorgers, die niet tot de verbintenis zijn toegelaten, maar' blijk hebben 'gegeven aan de voor don verzorger gestelde eischen te voldoen, wordt eqn getuigschrift uit- g-eredkt* Bij een tusschentijds ontstaande vaca- ,turc kunnep zij alsnog tot het aangaan van de Vftrbinteinis wordetn toegelaten. Amersfoort, 6 October 1916. Do Burgemeester, v. RANOWDCK. BN MILI 1 IE. SM2D-BANKWERKER5 HOEFSMEDEN. Dienstplichtigen bij de militie kunnen, tot een beperkt aantal* worden toegelaten tat de op leiding tot milicien-smid-benkwerker bij de Oeftrings-houwitsesr-compagnie en lot hoef smid bij de inlaiitejrie. Voor de opleocling tot smid-bankwerker kun nen alleen in aanriWking komen miliciens, die Zijn ingedeeld bij de voorjaarsploeg van de Oeienings-houw itser-compagniebchoorcctde 'èot het 3de Regiment Veslimgarlillarie. Voor de opleiding tot hoefsmid bij de in fanterie kunnen alleen in aanmerking komen miliciens, die zijjn ingedeeld bij do voorjaars ploeg van een der regimenten infanterie. Om voor deze opleiding tot smid-bankwer ker of tot hoefsmid in aanmerking te komen, moeten belanghebbenden zich na hun inlijving daartoe aanmelden bij hun commandant. Zij moeten daarbij overleggen •u. een verklaring van een werkgever, waar uit blijkt, dat zij ''vóór hun inlijivii>g hebben Jptgeoéfend het beroep van smid-bankwerker of fcachine-bankwerker (voor candidalen voor mi licien* smid-bankwerker) of van hoefsmid bi hooismidsleerling (voor candidate** voor mili=. ijcn-hoetsrnid)voor zooveel d« milicien- hoefsmid betneft, moët in de verklaring tevens hét tijdvak vermeld zijn waarin het beroep uit- ï^ecxefend1 is; b,, een stuk, waarin die dieiistplichtige zich té^ald verklaart tot het aangü-on van eer* vrij willige verbintenis tot milicien-amid-bankwer- ker of tot milicien-hoefsmid c. (alleen voer minderjarigen) een bewijs van toestemming tot het aangaan dei* verbintenis, afgegeven door hem of haM*, die dc ouderlijke macht of de voogdij uitoefent. Do verbintenis geldt van het tijdstip, waarop zij woidti gesloten, tot het tijdstip, waarop voor den dienstplichtige de Iandweerdiensttijd eindigt. Echter ken dc militaire autoriteit de verbintenis te allen tijdie beëindigen, wanneer daartoe aanleiding bestaat. De dienstplichtige ver bindt zich a. voor eerste oefening in werkelijken dienst te blijven de 'smid-bankwerker lot 1 Juni van het jaar, volgende op dat, waarin zijn eerste oefening is aangevangen; do hoefsmid tot 1 Februari van dot jaar; b. voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst te l^omen één- of tweemaal, in het ge heel voor ten hoogste zeven weken; c. in werkelijken dienst te komen en te blij ven, wanneer- en gedurende den tijd, dat de dienstplichtigen van de militie of van de land weer in werkelijken dienst worden geroepen en gehouden in geval van ooirlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone- omstandigheden. Voorts zijn degenen, *dic een dergelijke verbintenis hebben aangegaan, nog* van toe passing sommige voor dienstplichtigen gelden de bepalingen van de Militie- en de Landweer- wet. Amersfoort, 6 October 1916. De Burgemeester van Amersfoort, v. RANDWIJCK. Religiense poëzie. De menschen kennen tegenwoordig van alles. Het is onbegrijpelijk, wat zij niet dur ven onderstaan. Zij duiken als de visschen. Zij vliegen als de vogels. Zij maken boter van planten. Zij zien een paar krabbeltjes op een potscherf van een vóórhistori sche taal en weten er een alphabet uit af te leiden en dringen door tot in de verste schuilhoeken van het verleden. Zij - zien een mensch dwars door zijn lichaam heen en weten pre cies de plaats aan te wijzen, waar de punt van een naald is terecht gekomen. Maar enkele dingen zijn er toch, waarvan zij het geheim vergeten zijn. Zij kunnen geen beeldhouwwerken maken, zooals Phidias ze wist te scheppen. Zij kunnen geen „Nacht wacht" maken, en met licht tooveren, gelijk een Rembrandt dit wist te doen. Zij kunnen geen cathedralen bouwen als de Dom van Keulen en de Dom van Milaan, gelijk de bouwmeesters der M. E. vermochten te ont werpen.'En dan nog iets zij kunnen geen religieuse poëzie meer dichten, gelijk vroe gere tijden ons geschonken hebben. Of Er zijn dichters genoegHet zwermt van dichters tegenwoordig. Zij rijzen als paddestoelen uit den grond. Perk, Prins, Penning, Pol de Mont, Emants, Kloos, Gor ter, Boeken, Scharten, BoutensZij dich ten en zingen om het hardst. En ook de dichteressen ontbreken niet. Daar hebt ge Hélène Swarth en Henriette Roland Hoist- van der Schalk. Wat een kostelijke poëzie hebben zij niet gegevenI Maar godsdienstige poëzie?"... datis wat anders. Men vindt er de verheerlijking van bosch.en heide, van moeder en kind; van huisgezin en staat, maat de verheerlijking van God ontbreekt en als er zoo nu en dan oen godsdienstig liedje onder door loopt, ach, het ls ge woonlijk zoo poover. Neen, als ge gods dienstige poëzie wilt lezen, dan moet men terug naar het verleden. Paul Gerhardt, Lu ther, Gellert, Novalis, Vondel, Camphuy- zen, Bilderdijk, Feith, Lodenstein, v1. d. Kas- teele, da Costa, Beets, ten Kate, de Gene- stet, dat zijn de mannen, bij wie men godsdienstige poëzie heeft te zoeken. Zij hebben de uitdrukking gevonden voor het gevoel, dat een godsdienstig gemoed be weegt. Zij hadden zelf geloof en, daarom konden zij er van zingen. Zij hadden zelf berouw, endaarom is hun boetezang zoo echt. Zij leefden in de wereld der gees telijke dingen, endaarom zijn zij zoo welsprekend, als zij van die wereld getui gen, maar tegenwoordig, en wie kan het helpen? gaat er een stroom van scepti cisme door de harten heen, dat de gods dienstige verrukking zoo dikwijls belemmert in haar vlucht en inwerkt op de poëzie, als die verrukking zich in taal en muziek wil ver klanken. Er is m. a. w. in de godsdienstige poëzie van onzen tijd iets gekunstelds. Maar iedere' tijd heeft zijn licht- en zijn schaduw zijde. De eeuw, die achter ons 1-jgt, heeft" de grootste omwenteling gebracht in het menschelijk denken, die er ooit gezien is geworden, en geen wonder, dat -het velen moeielijk is ge worden het geestelijk .evenwicht te hervin den. De dichters geven in hun werken uit drukking aan die veranderde gemoedsstem ming. Een stemming van onzekerheid over- heerscht, maar wie luisteren wil, hoort in de poëzie ook van onzen tijd de behoefte aan Gods nabijheid, het heimwee naar een hoo- gere wereld, en een dorst naar waarachtig leven. Het is de verdienste van den heer J. J. Thomson opmerkzaam gemaakt te hebben op den schat van godsdienstige poëzie, die in onze taal gevonden wordt. Hij wijst op de honderdenmooie gedichten uit het verle den, maar, "als hij over onzen tijd begint, zegt hij: „Het feit is wel dit: dat er een ze kere wedergeboorte geweest is der. dicht kunst. Toen de taaie streng der rethorica was doorgesneden en een schaar van jon gen en dus dwazen, onbedachtzamen, harts tochtelijken op nieuwe wijze ging vieren de schoonheid, aan wie zij him leven hadden gewijd,, toen is daar zeker een blij ge schal geloopen over de velden van het le ven; het ruischende zingende, maar ook het weenende en klagende, het koos zich toon en maat en rythme. Bandeloos, tenzij in schoonheidsband zocht de dichterziel de lichtende verten en met alle vreugden eener zalige ontdekking nam zij de wereld weer in". Doch dan volgt: „Maar bij dit al schijnt één gevoel niet te hebben meege sproken: het religieuse." En zoo is het. Men moet met een vergrootglas zoeken, om zoo nü en dan èen godsdienstig vers yan betee- kenis te kunnen ontdekken. Thomson heeft zich die moeite gegeven en hij heeft eenige meesterstukjes ontdekt, die waard zijn ge kend te wordem Enkele laten we volgen. Verwey gaf een „Christus-visioen" in het volgende sonnet: „O Man van smörte rnïTf de doornenkroon, O, bleekbebloed gelaat,, dat in den nacht Gloeit als een groote, bleeke vlam, wat macht Van eind'loos lijden maakt uw beeld zoo schoon? Glanzende liefde, in et»n damp van hoon. Wat zijn uw lippen stil, hoe zonder klacht Staart ge af van 't kruis, hoe lacht ge soms zoo zacht, God van mysterie, Gods bemindste zoonl O Vlam van passie in dit koud heelal, Schoonheid van smarten op deez' donkere aard, Wonder van liefde, dat geen sterfling weetl Ai mijf ik hoor den droeven vol Der dropp'len bloeds en tot den morgen staart Hij me aan met groote iiefde en eind'loos leed." van Eeden spreekt „van Gods behoudenis en zijn eigen zonden". Hij zegt: „Ik ben een zinkend wrak, van zonden zwaar; Ik ben een vogel in de strikken vost. Een drenk'ling naakt; mijn nagels bloede' op rotsen 't Water der ecuwen wast. O,-dat mij lend, mijn God gevonden waarl Zoo schreeuwt mijn rtiond en mijn hart is zeer bang Maar dóór mijn schreeuwen en het golve- klotsen Hoor ik eqp zong Zingen des Eeuw'gen hoogheid wonderbaar." Jacqueline v. d. Wagjs klaagt over de „Vermoeidheid des levens". Zij zingt: „Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw; Ik ben mijzelve moede en ik ben Het zoeken moe naar God, dien ik niet ken, En dien ik toch zoo gaarne kennen zou.' Be ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet. Mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot Maar boven al het zoeken naar mijn God. Ik ben het zoeken moe, maar God niet. Hij ziet en kent mijn zonde cn vergeeft Ze Zeventig maal zeven maal en meer Hij wil niet, dat mijn ziel sterft maar leeft O, wonderbare goedheid van den Heef, •Die naar zoo moedeloos een ziel nog vraagt. Die alle dingen en ook mij verdraagt". Dit zijn maar enkele voorbeelden, 'doch het is genoeg om te doen zien, welk een toon in onze tegenwoordige „religieuse poëzie" wordt aangeslagen. De verzen zijn ontegenzeggelijk schoon, schoon yan beeld spraak en van taalden toch is er iet9 in, dat het godsdienstig gemoed niet geheel bevre digt. Daar loopt een sceptisch adertje door de vroomheid heen, die maar half bevre digt. Het kan moeielijk anders in onzen twijfelzieken tijd. De dichters geven de stemming van onze dagen weer, maar we gevoelen: er hapert iets aan de stemming. De vroomheid is aesthetisch gekleurd en maakt dikwijls den indruk, niet geheel echt te zijn. Het is echter moeilijk in deze te oordeelen. We zijn zoo gewoon aan de oude klanken als „O, Hoofd bedekt met wonden", „God, "enkel licht", „De9 drijvers geweldige roede", en we meenen zoo licht in deze alleen de echte vTöómheid te hooren. Mo gelijk' moeten we nog aan de nieuwe klan-' ken wennen, maar vooralsnog kunnen we ons niet voorstellen, dat •dergelijk- li-- 'eren uitdrukking kunnen ereven aan 'de behoef ten en ervaringen van het godsdienstig ge moed. De laatste dichter, die verheven „reli gieuse poëzie" heeft geschonken is Guido Gezelle geweest. Maar deze „was een Mid- del-Eeuwer in onzen modernen tijd". Deze man heeft nog gehad het kinderlijke geloof der primitieven, en aan dit geloof uitdruk king gegeven in onsterfelijke verzen. Thom son doet een voortreffelijke keuze. Hij wijst op het bekende „Mater dolorosa", „Den ouden brevier", „O, 't ruischen vah het ranke riet", „Gij bndt op eenen berg", „Ach, Zoo ellencbg zijp" enz. Laten we tenslotte één gedicht van hemr aanhalen, een merk waardig gedicht, waar kinderlijke vroom heid zich verdiept in middeleeuwsche voor stellingen en op hetzelfde oogenblik een taal voert, die de' modernste der modernen hem zou kunnen benijden. Dit gedicht heet „De ramen". Daar lezen we: De ramen staan vol heiligen; Gemiteid cn gestaafd, Gemortelaard, gemaagdekroond Gehertogd en gegranfd, Die 't branden van het ovenvier Geglaasd heeft in den scherf, Die glinsterend, al de talen spreekt Von 't hemclboogsch geverf. Doch schaars is herontsteken in Den Oosten het geweld Der zonnevonke, cn volt zij op De heiligen, zoo smelt 't Samytwerk uit den mantelworp. De goudware uit de kroon. En alles, even wit nu, blinkt En bliksemt even schoon. Verdwenen zijt gij, hertogen En graven don, zoo zaan. Verdwenen maagden, martelaars En bisschoppen: voortaan Geen palmen, staven, stolen meer, 'tls alles henen, tot Eén helderheid versmolten, Eén zonnelicht, inGod." Assen. G. HULSMAN. Thomson „Religieuse Poëzie", uitg. J. Ploegsmo,'Zwolle. Politiek Overzicht Het aandeel van Rumenië in den wereldstrijd. Het jongste van de oorlogstooneelen on derscheidt zich van al)e anderen door den aard van den strijd, die er wordt gevoerd. Overal elders draagt de strijd hetzelfde ka rakter dat van den positiestrijd, den ves- tingstrijd aangepast aan de moderne om standigheden. Misschien zal zich aan het Macedonische front mettertijd een bewe- gingsstrijd ontwikkelen. De Parijsche pers verheugt zich er over, dat de Serviërs 230 K.M.3 van hun grondgebied met zeven dor pen hebben heroverd. Dat is misschien een begin, al is het uiterst bescheiden, want vóór den oorlog had het Servische gebied eene oppervlakte van 48,303 K.M.1 Maar op het nieuwe gebied, dat door het toetreden van Rumënië tot de Entente voor den wereldstrijd ontsloten is, zien wij den bewegingsstrijd in optima forma. Van 28 Augustus af heerscht daar de oorlogstoe stand. Hoeveel hebben wij op dat gebied niet zien gebeuren in de weinige weken, die sederf~zijn verloopenl Wij hebben het Ru- meensch'e leger van het oosten en-het zuiden uit Zevenbergen zien binnenrukkerr en een goed deel van dit Hongaarsche kroonland zien bezetten, zonder ernstige tegenstand te ontmoeten. Maar wij zijn ook getuige ge weest van het tegen-offensief der verbonden Duitschers en Oostenrijk-Hongaren, dat voor enkele weken is ingezet en dat reeds het ge volg heeft gehad, dat het eerste van de beide in Zevenbergen opereerende Rumeensche legers bij Hermannstadt vernietigend gesla- ger is. Aan den rechter Donau-oever hebben wij gezien, dat het nog in vredestijd in de Dobroedsja bijeengebrachte Russisch-Ru- meensche leger, in plaats van' den voorge nomen tocht in het Bulgaarsche gebied, die voor Rusland den weg naar Konstantinopel zou openen, te kunnen ondernemen, gevoe lig op het hoofd is geslagen en van de Do broedsja het gedeelte, dat in 1913 aan Ru menië was toegekend, en nog een groot stuk meer heeft moeten prijs geven. Nu laatstelijk hebben wij gezien, dat eene Ru meensche afdeeling, die voor een inval in Bulgarije bij Rjahovo, het punt tusschen Tutrakan en Silistria, waar de voormalige Bulgarsch-Rumeensche grens de Donau be reikte, over de rivier was gebracht, den Bulgaarschen grond sneller heeft moeten veriaten dan zij er gekomen was. Het begin van den igldtOGht is dus voor Rumenië zeer ongelukkig geweest. Gevoel!"* ge slagen zijn aan verschillende tleelen van, het Rurrteensche leger toegebracht, djo 1 iel voor den verderen strijd aanmerkelijk ver zwakt hebben. Blijkens eene opgave van hel sanitaire comité te Bukarest heeft het Ru meensche leger in de eerste drie ooriogs- weken een verlies geleden van 3426 oftkie* ren en 72.724 manschappen aan dood on, gewonden en vermisten. Ónder de offkiei ren bevinden zich 4 generaals en 20 kolo nels. De oorlogssterkte van het Rumeensche leger wordt opgegeven als 600.000 man. Het verlies tot 18 September bedraagt dut meer dan 10 pet. van de geheele steikto. Maar het Rumeensche leger is nog aan merkelijk meer verzwakt, want sedert 18 September zijn' er nog de verliezen bijgo-' komen tengevolge van het tegenoffensief in Zevenbergen. Geen wonder, dat de ongunstige loop van den strijd op de Rumeensche slagvelden bij de Entente ernstige gedachten wekt. Men is zich er van bewust, dat dit oorlogstoo- neel voor den einduitslag van overwegend gewicht is. Een Deensch blad, de Berlings- ke Tidende, bericht, dat in de militaire krin gen te Petersburg de opvatting heerscht, dat aan dit oorlogstooneel de eerste plaats toe* komt. De verovering van Péronne, Lemoerg, Triest en Diarbekir, hoe gewichtig zij ieder op zich zelf zouden zijn, zouden toch' daarbij achterstaan - in beteekenis. Dc oorlog zal zóó lang onbeslist bli|\en als de hoofdverbinding Berlijn Wee- nen Budapest Sofia Konstan tinopel bestaat. Het hoofddoel van dé ge allieerden moet er daarom op gericht zijn, deze levenszenuw van de centrale mogend heden door te snijden. Alle operation van de Entente moeten dit doel trachten te be vorderen. Wanneer dat zoo is, *Jan halen de échecs, die tot dusver door de Rumeensche leger9 geleden zijn, een leelijke streep door de rekening van de Entente. Dit straalt door in de beschouwingen, die de Popoio d'Ita^ lia aan den toestand wijdt. Het blad be handelt de vraag wat er zou gebeuren, all Rumenië verpletterd werd, en drukt de mee ning uit, dat dit op den algemeenen loog van den oorlog geen grooten invloed zou hebben. Maar het voegt daaraan waarschu wend toe, dat men het optimisme niet te ver moet drijven. Een Duitsch succes in Ru menië zou zeker een onberekenbaren mo- reelen indruk maken en bovendien zou het de Entente-mogendheden van elke moge lijkheid berooVen om de verbinding van de centrale mogendheden met den Balkan ei\ het oosten af te snijden. Het schijnt haast in de sterren geschreven te zijn, dot alle kleine volken, die door de Entente voor de gemeenschappelijke zaak in den strijd ge roepen zijn, moeten worden opgeofferd, om dat telkens de hulp te laat komt. Dat zou echter een strafbare scheld zijn, te meer omdat eene nederlaag van Rumenië niet veroorzaakt zou worden door de onmacht van de bondgenooten om hulp te brengen, maar wel de uitkomst zou zijn van de be sluiteloosheid en de weifelende houding, die van den beginne af het kenteeken van' de politiek van Italië en zijne bondgenooten op den Balkan is g»weest. Het blad loot zich' daarna zeer afkeurend en bitter uit over de houding van het leger van Sarriïl!, dat zich' in partieeie ondernemingen versnippert, maar er ver vandaan is tegen de centrale mogendheden den beslissenden slag te voe ren, die zoo lang in uitzicht is gesteld. Als het groote offensief onmogelijk is^had men het niet moeten verkondigen als eene on middellijk te verwachten zekerheid, en als de tioodige middelen daarvoor ontbreken, moet men zorgen, dat zij er komen. Want het Balkan-oórlogstooneel is van zoo veel gewicht geworden, dat geene offers daar voor te groot zijn. Wanneer bij het invallen van den winter Turkije, en Bulgarije niet bul ten gevecht zijn gesteld, dan slaat de En tente op den Balkan nog op hetzelfde punt als in het vorige jaar. Het blad bezweert daarom de verantwoordelijke kringen, zon der dralen de -noodige maatregelen te 'ney men. Op de schouders van de verkonden regèeringen ligt eene geduchte verorftv/oor- delijkheid, en de volken zullen streng re kenschap vragen voor-de begane fouten. De corlcg. B e r 1 ij n, 6 O c t. (W. B.) Bericht' uit hel groote hoofdkwartier van heden .oormid- dag. Pront prins Rupprecht. De artil: --lag tusschen de Ahcre en de Somme gae' evig verder. In aans1 ting aan die Engeische aanvallen onmiddellijk ten oosten van de Ancre, ontsponnen zich levedige hondgra' H§atgevechten, die tot in den avond.duur-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1