1^"' J^araang.
„DE EEMLANDER".
Maandag 30 October 1916.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Koningin.
N' 103.
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAU
Mr. D. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF Ci
ABONNEMENTSPRIJS:
/ar 3 maanden voor Amersfoort 1.30.
Idem franco per post1.80.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.12&.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Wekelijksch bijvoegsel De Hollandsche Huisvrouw" (onder
redactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 cis.
"Wekeliiksch bijvoegsel nPük me mee'' per 3 mnd. 52 ets.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1—5 regel».. f O.SO.
Elke regel moer-0.15.
Dienstaanbiedingen 15 regols0.50.
Grooto lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf boshaan zeer voordooligo l»o;» 'meren
tot het herhaald ndverteeren in dit Blad, bij abonnouruiif.
Eeuo circulaire, bovattondo de vuorwiiardou, wordt op
i invraag toogozondm.
üe Gemsenteljegraoting.
Moeielijker dan ooit zal ongetwijfeld dit
Jaar de samenstelling van de Begrooting
voor B. en W. geweest zijn. Het woord „be
grooting" zelf wijst reeds op iets vaags, iets
Onzekers, maar ditmaal is dat onzekere wel
in buitengewone mate aanwezig.
Onzeker zijn niet alleen de uitgaven, voor-
el de crisisuitgaven welker omvang met geen
mogelijkheid te voor- en overzien isonze
ker ook zijn de inkomsten, welke eveneens
zeer afhankelijk zullen zijn van de tijdsom
standigheden en waarvan geheel in het duis
ter schuil gaan die, welke zullen strekken
moeten tot vergoeding voor de buitengewo
ne crisislasten. 'n Zeker deel van de op
brengst van de oorlogswinstbelasting is be
stemd voor de gemeentebesturen, maar van
die opbrengst valt nog niets te berekenen
officieel zijn alle geruchten daaromtrent te
gengesproken. "B. en W. zelve zijn met het
angenieuse denkbeeld gekomen de aandacht
der Regeering te vestigen op de mogelijk
heid van 'n gemeentelijke levensmiddelen-
belasting. Maar ook dat brengt nu nog geen
goud in de brandkast der gemeente.
Bij de samenstelling der begrooting zijn
B. en W. genoodzaakt geweest over het al
gemeen op de meest schriele wijze le werk
te gaan, ze hebben de uiterste zuinigheid en
voorzichtigheid betracht, hoegenaamd geen
nieuwe voorstellen gedaan van ook maar
eenigszins ingrijpenden aarden toch is het
hun niet mogen gelukken ondanks de
overbrenging van 'n gedeelte van het saldo
rekening 1916 op begrooting 1917 en de
zich-toekerining van een bijdrage van het
F ik van 50.000 de begrooting sluitend
te maken zonder belastingverhooging.
Het is de 10 last van de Distributiewet
welke ten slotte dit roet in het sobere maal
wierp. Dat verzoet natuurlijk wel iets, want
van de voordeelen der Distributiewet kan
ten slotte iedereen profiteeren, zoodat ten
slotte slechts de druk der duurte eenigszins
meer in overeenstemming van de draag-
kracht verdeeld wordt.
Deze onontkoombare belastingverhooging
wenschen B. en W. tot het geringste te be
perken. De gelegenheid om, nu ze toch een
maal aan het verhoogen zijn, er wat meer
op te leggen en gebruik makende van de be
rustende stemming der burgerij tevens mid
delen voor andere desiderata zich te ver
schaffen, wijzen ze met beslistheid af. Zelfs
na de afdeelingsvergaderingen, waar niet
geringe'drang geoefend werd om het ver-
menigvuldigingscijfer niet tot 1.2 maar tot
1.4 te verhoogen, blijven B. en W. onverbid
delijk, ja verklaren zelfs, dat, zoo de raad
anders mocht oordeelen en besluiten, de
volle verantwoordelijkheid voor het finanti-
eel beleid van hen zal afgenomen zijn.
Ook de commissie tot toekenning van
duurtetoeslag aan ambtenaren, krijgt nul op
het requestzoo wordt afgewezen de ver
hooging van de loonen der werklieden. De
onderwijzers vinden evenmin genade.
Slechts de verhooging van den aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud heet in over
weging bij B. en \V. te zijn. Maar overigens
wordt alles met energisch gebaar geweigerd.
Niets, niets kan er meer af.
Wie weet dat B. en W. waarlijk niet be
kend staan om gebrek aan durf en behendig
heid om met groote cijfers te manipuleeren,
zal overtuigd zijn, dat die weigerachtigheid
niet op onwil of conservatisme berust. Het
socialistisch dagelijksch bestuur van Zaan
dam stelt zich op hetzelfde standpunt en wil
evenmin iets weten van maatregelen, welke
de gemeente op nieuwe lasten zouden ko
men te staan.
Wat de gemeente wel zou kunnen doen, is
het oefenen van aandrang op de regeering
om het aantal volgens de distributiewet be
schikbaar te stellen artikelen uit te breiden.
Daardoor zouden trouwens meerdere cate
gorieën van burgers gebaat wordenmaat
regelen welke ambtenaren en gemeente
werklieden ten goede komen, zijn zeker,
vooral thans niet, overbodig; maar buiten
deze categorieën wordt ongetwijfeld nog
veel meer geleden en van de royaalste toe
slagen of loonsverhoogingen, zullen alle an
deren geen sikkepit voordeel hebben. Van
ruimere beschikbaarstelling van levensmid
delen en huishoudelijke artikelen daaren
tegen kunnen allen profiteeren.
De gemeente zelve kan natuurlijk niet die
uitbreiding bewerkstelligenzij zou dan zel
ve, niet 10 gelijk thans, maar de volle
100 van het verschil tusschen de aan
koop- en verkoopprijzen moeten bijpassen,
wat natuurlijk in hare hachelijke positie niet
mogelijk is.
Politiek Overzicht.
Het zesde Duitsche
oorlogscrediet.
De Duitsche rijksdag heeft het zesde
oorlogscrediet, dat de regeering vroeg, toe
gestaan met algemeene stemmen op die van
de sociaal-democratische arbeidspartij na,
de kleine groep dissidenten, die zich van
de sociaal-democTatische rijksdagfractie
heeft afgescheiden. In de stemmenverhou
ding, die bij dit votum is op te merken, ligt
zijne rechtvaardiging. De overtuiging moet
wel diep zijn doorgedrongen, dat er geen
andere keus is dan den strijd voort te zetten,
wanneer nagenoeg de geheele rijksdag be
sluit voor de oorlogvoering wederom 12
milliard mark beschikbaar te stellen.
De vroeger verleende credieten bedrogen
te zamen 52 milliard; het nu gevoteerde cre-
diet brengt het bedrag op 64 milliard. En
het einde is nog niet te overzien. De onver-
zadiglijke oorlogsgod eischt telkens meer en
in steeds klimmende mate meer. Men ziet
dat uit de cijfers, die in den rijksdag wer-
1 den medegedeeld. In de laatste maanden
hebben de maandelijksche uitgaven voor
Duitschland bedragen 2,187 millioen mark.
i Naar dien maatstaf zouden de totale uitga-
1 ven in de 27 oorlogsmaanden, die wij ach-
I ter den rug hebben, moeten bedragen
69,049 millioen, terwijl in werkelijkheid de
vroeger toegestane 52,000 millioen nog
niet geheel verbruikt zijn.
Niet Duitschland alleen doet deze onder
vinding op. De climax in de stijging van de
oorlogsuitgaven spreekt in Engeland niet
minder sterk. Bij de behandeling van het
nieuwe oorlogscrediet van 300 millioen,
dat het Britsche parlement nu veertien da
gen geleden heeft toegestaan, werd opgege
ven, dat voor het dienstjaar 1914 15 zijn
gevoteerd 362 millioen en voor*het dienst
jaar 1915/16 £1,420 millioen. De credieten,
die tot dusver zijn toegestaan voor het loo-
pende dienstjaar, bedragen te zamen 1,350
millioen. Men rekent daarmee de oorlogs
kosten te kunnen bestrijden tot omstreeks
Kerstmis. De 1350 millioen zullen dus
slechts voor negen maanden in de uitgaven
kunnen voorzien; voor de drie maanden, die
aan het jaar ontbreken, moet men nog 450
millioen rekenen, zoodnt het totale bedrag
voor het dienstjaar 1916/17 zal worden
1800 millioen.
Het Britsche parlement heeft, met inbe
grip van de in deze maand gevoteerde 300
millioen, in 't geheel toegestaan £3,132 mil
lioen. Om zich eene juiste voorstelling te
maken van wat dit bedrag beteekent. moge
dienen, dat de in de twintig jaren van 1894
tot en met 1913 gedane staatsuitgaven nog
blijven beneden de hier genoemde som, die
het product is van twee oorlogsjaren.
In de Britsche oorlogsuitgaven is de steun,
die uit de Engelsche schatkist aan de bond-
genooten verleend wordt, een aanzienlijke
post. De Britsche premier heeft daarvan ge
zegd: „!k zou willen zeggen, dat geen post
van meer gewicht is dan de voorschotten
aan onze bondgenooten. Wij geven met
deze credieten de mjddelen om aan onze
wapenbroeders in Amerika en elders het
voor den oorlog benoodigde te verschaffen,
hetgeen anders voor hen onbereikbaar zou
zijn." Hij voegde daaraan toe, dat dit uitga
ven waren, die hij niet betreurde en waar
van hij overtuigd was, dat ook het parlement
ze niet zou betreuren. Ditzelfde kan men
ook zeggen van de uitgaven, die Duitsch
land doet om zijne bondgenooten in staat
te stellen financieel den oorlog vol te hou
den.
.De rol, die het Duitsche en het Britsche
rijk op financieel gebied vervullen, komt
vrijwel overeen. Wat Engeland in de Enten
te doet om den oorlog te financieren, dat
doet Duitschland in den vierbond. Beiden
hebben, boven en behalve hunne eigen uit
gaven, nog zware uitgaven te doen om hun
ne bondgenooten financieel op de been te
houden. Dat moet in het oog gehouden wor
den, wanneer men de cijfers ziet van de uit
gaven, die Duitschland en Engeland voor
den oorlog hebben te doen. Wanneer men
die cijfers naast elkaar plaatst, dan komen
zij nagenoeg overeen. De 3,131 millioen,
die het Britsche parlement heeft gevoteerd,
zijn in Duitsch geld herleid 62,640 mil
lioen mark, een bedrag, dat niet veel blijft
benedeiu de door den Duitschen rijksdag
gevoteerde 64 milliard. Te zamen dragen
Engeland en Duitschland 126,640 millioen,
dus de grootste helft van de door den Duit
schen staatssecretaris op 250 milliard be
rekende gezamenlijke oorlogskosten van de
oorlogvov.onde staten.
250 milliard mark! Dat is het bedrag, dat
de beide statengroepen, die in Europa met
elkaar in strijd zijn,.tot dusver hebben uit
gegeven voor hunne wederzijdsche vernie
tiging. Hoe lang zal dit nog aanhouden? He-
laat wij kunnen op die vraag slechs ant
woorden met het aanhalen van een woord
van den chef van den grooten generalen
staf van het leger van Ooslenrijk-Hongarije
Conrad von Hötzendorf, die op de vraag hoe
de vrede tot stand moet komen, heeft ge
zegd: „Daarop kan ik slechts antwoorden,.dat
onze vijanden zich hebben ingezworen op
het krankzinnige propgramma, cultuursta-
ten, zooals de centrale mogendheden zijn,
geheel te willen vernietigen. Tegenover de
ze ideeën van een Tamerlan of Dsjingis-
Khan kunnen wij slechts het kalme, vaste
besluit plaatsen om dien waanzin met alle
kracht tot het uiterste te bestrijden en hem
ad absurdum te brengen. Wanneer het in
zicht van deze absurditeit bij onze tegen
standers is doorgedrongen, zullen wij den
vrede nebben."
Met den vrede zal de wederzijdsche ver
nietiging eindigen, waarvan wij nu reeds ge
durende twee jaren en drie maanden het
schouwspel beleven. Maar de vrede komt
niet in het gezicht en de vernietiging gaat
in klimmende mate verder.
De oorlog.
B er 1 ij n 2 9 Oct. (W. B.) Bericht uit
het groote hoofdkwartier van heden voor
middag.
De na een krachtige artillerievuur tus
schen Gueudecourt en Lesboeufs zich ont
wikkelende aanvallen der Engelschen zijn
voor het grootste gedeelte door ons- ge
schutvuur tegen gehouden. Waar het tot een
aanval kwam, werd deze onder zware verlie
zen voor den vijand afgeslagen. Daarbij wer
den twee pantser-auto's vernietigd. Later
drongen twee vijandelijke compagnieën ten
oosten van Lesboeufs in onze voorste loop
graven. Daar wordt hier nog gestreden.
Er was slechts artilleriestrijd, die op den
oostelijken Maasoever tijdelijk eene aanmer
kelijke sterkte bereikte.
P a r ij s 2 9 Oct. (Havas). Namiddag
communiqué.
Aan de Somme maakten de Franschen
in de streek van Sailly-Saillisel en Biaches
eenige vorderingen, waarbij gevangenen
werden gemaakt.
Ten noorden van Verdun duurt de artil
leriestrijd voort. Er waren geene infanterie-
actiën.
Van de rest van het front is niets te be
richten.
Avond-communiqué.
Na een hevig bombardement hebben de
Duitschers hedennamiddag onze stellingen
ten noorden en zuiden van La Maisonnette
aangevallen, waarbij zij zich bedienden van
brandende vloeistoffen. Ons sper- en
machinegeweervuur brak de Duitsche aan
vallen en wierp den vijand terug in zijne
eigen loopgraven.
Berlijn, 2 9 Oct. (R.) Bericht uit het
groote hoofdkwartier van heden voormiddag.
Bijna de geheele Slochodlinie werd door
de Russen onder een levendig vuur gehou
den, dat ten Westen van Luzk den hoogsten
graad van hevigheid bereikte. Een uit de
bosschen ten Oosten van Szelwow onder
nomen Russische aanval brak in ons sper
vuur.
Weenen, 2 9 Oct. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
Ten westen van» Luzk en aan de Slochod
was hevig vijandelijk artillerievuur. Een bij
Szelwow beproefde infanterieannval van de
Russen werd in de kiem verstikt.
Petersburg, 29 Oct. (Tel.-agent-
schap). Communiqué van den grooten gene
ralen staf.
Aan de Stavok, een zijstroom van de Sto-
chod in de buurt van de dórpen SilovitsjL
en Hoedka Mirinska en in de streek van
Belitsk deden wij geslaagde verkenningen.
Op de rest van het front waren op vele
plaatsen artillerievuur en granaatgevechten.
Weenen, 29 Oct. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
Aan het front in het kustland neemt het
vijandelijk artillerie en mijnwerpersvuur in
kracht en omvang toe. Ten oosten van
Görz en in het Karstplateau verkende de
vijandelijke infanterie onze stellingen.
In Tirol verflauwde het Italiaansche vuur.
Rome, 29 Oct. (Stefani). Officieel
communiqué.
Er waren artillerieduels bij Valatige, In
de streek van Caurial en op het Giulia-front.
Het weer was slecht op het geheele tooneel
der operatiën.
Berlijn, 29 Oct. (W. B.) Bericht uit
het groote hoofdkwartier van heden voor
middag.
Ten zuiden van den Tömös-pas (ten zui
den van Kronstadt) hebben wij in een aan
val Azuga bereikt. In weerwil van den
taaien tegenstand van den vijand, hebben
wij in de richting van Kamnolung en ook
verder naar het westen vorderingen ge
maakt.
Weenen, 29 Oct. (W. B.) Officieel
bericht van heden middag.
Ten westen van Orsova veroverden wij
door een verrassenden aanval een punt, dat
de hoogten beheerscht ten zuiden van den
Rotenturmpas. Ten noorden van Kampolung
en ten zuiden van Predeal wonnen de
Duitsch-Oostenrijksche troepen onder hard
nekkige gevechten terrein.
Ain het Zevenfcergsche Oostfront is
niets van belang voorgevallen.
Sofia, 29 Oc(. (Buig. ag.) Communi
qué van het hoofdkwartier.
In de Dobroedsja duurt de vervolging van
Alles beslaat door zijn tegendeelen.
Evenwicht is, dat er nooit evenwicht is.
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
8
Is hij van plan in het geheel niet te ant-
voorden. Zulk een bitter, ironisch lachje,
daar houd ik niets van, dat verschijnt tegen
woordig zoo dikwijls op zijn gezicht. Ik vind
dat het zijn trekken, zijn fijn denkersgezicht
uitholt.
„Je moet je niet terugtrekken, Brita, dan
verliezen we onze klanten, het grootste ge
deelte tenminste."
Hoe kan hij zulke bitterheden zeggen. Ik
moet hem bij den arm grijpen, hem in de
oogen zien.
„Meen je, dat ik denk mij met jou te kun
nen meten? Meen je, dat ik je atelier tot
een derde klas zaak wil maken?"
„Ik meen, dat jij ontdekt hebt, dat een
eek er soort publiek je waardeert. Ik meen
jij gelooft mij in sommige opzichten te
.Overtreffen^ een bizonder effect, voordeelige
beliohting en zoo, en dat jij denkt een heel
goede fotograaf te zijn."
Heeft hij gelijk? Dringt hij dieper in mij
door dan ik zelf doe. Ben ik zoo vermetel,
dat ik meen hem in sommige opzichten te
overtreffen. Huichel ik dan voor hem en
voor me zelf, als ik zeg, dat ik ons atelier
tot een derde klasse zaak zou maken.
„Nu, kan je het ontkennen?"
„Nee, ik ontken het niet. Misschien ben
ik ijdel en ingebeeld, 't Is of je me in het
hart gelezen hebt."
„Zie je wel, zie je wel?"
Hij wil me met die booze blikken doorbo
ren. Maar mijn bloed begint ook warm te
worden.
„Ja, Frederik, ik zie en begrijp. En omdat
ik ijdel en ingebeeld ben, is het 't beste een
grens te stellen aan mijn hoogmoed, anders
begin ik nog te denken dat ik den naam van
het atelier geschapen heb, en ik de hoofd
persoon ben. En jij hoeft geen moeite te
doen, die grens te stellen. Ik zal dat zelf wel
weten
Jij hebt mijn hulp niet noodig bij de op
namen, dat kan je wel alleen af. Ik kan je
wel met iets anders helpen."
Met dat werk uitscheiden. Hij heeft er
geen vermoeden van hoeveel mij dat kost.
Mee, dat kan hij niet hebben, omdat ik me
dwing te lachen.
Ik ga dadelijk naar de andere kamer vóór
dat de tranen voor den dag komen.
Op de divan ga ik wat zitten om tot rust
te komen. Waarom is hij zoo bang voor zijn
kur.st en goeden naam? Zouden die nood
zakelijk verminderen, als ik ook een beetje 1
vreugde ven mijn werk heb? Elk verlangt
toch om iets in de wereld uit te voeren, om
voldoening van zijn arbeid te hebben. Waar
om kan hij mij dit geluk niet gunnen? En
als hij mij dit niet gunt, is het dan wel mo
gelijk, dat hij even veel als vroeger van mij
houdt?
Ik hoor hem. Hij komt hier. Wat kan hij
mij te zeggen hebben? 't Boek opengeslagen,
zoodat hij denkt, dat ik den geheelen tijd heb
zitten lezen. Ik doe of ik de deur niet hooi
kraken en keer mijn hoofd niet om.
Wat loopt hij zacht. Nu zit hij op het
uiterste puntje van de divan. Nee, hoor, ik
begin niet het eerst. Nu ligt hij met zijn
•hoofd in de handen mij aan te kijken.
„Wat heb jij een klein lief kinnetje, pre
cies als van een kind, Brita, als je zoo over
een boek gebogen zit. En wanneer je je
mond optrekt, komen er kuiltjes -in je wan
gen. Weet je dat?"
„Ik geloof, dat je dat wel eens eerder ge
zegd hebt."
„Ja, je moet je zelf wel kennen, zulke
nauwkeurige beschrijvingen heb ik je van je
zelf gegeven. Je bent mooi, je bent een
snoes. Jij zoudt nog een snoes zijn, al was
je ook nog zoo leelijk. Maar 't meest houd ik
van je kin."
Daar ligt hij languit op de divan met zijn
hoofd in mijn schoot en kijkt mij in het ge
zicht.
Fr is zooveel liefde er. teederheid in zijn
ocgen.
Hoe kan er ooit een misverstand tusschen
ons bestaan, we houden toch zoo innig veel
van elkaar.
Mijn handen kunnen niet ophouden zijn
haar te streelen, en zijn voorhoofd Er is
onrust in die rimpels. Ik strijk een haarlok
er over, zoo, nu wordt het beter.
Heerlijk, zoo rustig en kalm, dat brengt
ons zoo dicht bij elkaar.
n.
Den hoed op, nu ben ik gauw klaar.
Als ik maar uit kan sluipen, zonder te
gen Frederik aan te loopen. 't Is het beste
om uit te gaan. Want ben ik eenmaal uit,
dan is hij wel gedwongen om zelf de op-
namén te doen.
Zou hij van plan zijn dat le doen? Heeft
hij mij gisteren in vollen ernst genomen,
of dacht hij dat ik het zoo erg niet meende
met mijn verklaring om nooit meer opna
men te doen. Wonderlijk in elk geval dat
hij niets gezegd heeft. Hij was gisteren
avond niet meer in zoo'n boos humeur. We
spraken over allerlei, maar daarover geen
woord meer. En toen Sigfrid Krona bij ons
kwam en wilde zien wat ik in den laatsten
tijd verricht had, en ik de portretten te
voorschijn haalde met de opmerking, dat ze
waren en zouden blijven de laatste, die ik
genomen heb, zat Frederik er bij, en knik
te. En toen ik verklaarde, dat ik de lust om
fotograaf te worden verloren had, omdat ik
de kunst te moeilijk vond, lachte hij even
goed als Sigfrid.
Wat meende hij? Nu, ja, dat is ook
hetzelfde. De handschoenen, mof zoo. nu
ga ik„ dan mag hij meenen wat hij wil.
In het salon is hij nietf Best. Ook
niet in het atelier. Nu nog even bij Dagny
in het hol kijken, dan kan ze hem waar
schuwen, als hij ook van plan is uit te gaan.
„Dag, Dagny. Ik ga even naar papa."
„Maar er is over een kwartier een op
name. Ben je dam weer thuis."
„Nee, ik moet ook nog andere visites
maken. Waarschijnlijk kom ik den heelen
morgen niet thuis."
Wat trekt ze een verwonderd gezicht!
Vindt ze het zoo merkwaardig!
„Hoe zal het dan gaan met de zittingen,
Frederik is immers ook niet thuis."
„Niet thuis!"
Lieve hemel, we hebben hetzelfde idee
gehad; en ik was de langzaamste van ons
tweeën.
„Hij zei, dat hij over een uur weer thuis
wilde zijn, dan zijn er enkele opnamen, die
hij aangenomen heeft. Die andere zou jij
nemen, zei hij". 4
Geen woord tegen mij. Mijn verklaring
heeft hij als lucht behandeld. Hij is verdwe
nen zonder afscheid te nemen, om olies op^
mij te werpen. Dat is bijna vernederondv
En Dagny, die daar met haar nieuwsgieri
ge, onderzoekende oogen staat. Ze kent na
tuurlijk de geheele geschiedenis van a tot z.'
Er is niets anders te doen dan de pen
nen uit mijn hoed te halen, en te trachten
een kalm gezicht te zetten onder haar ge-{
interesseerde oogen. Iets dien ik haar toch!
wel te zeegen.
1 (Wordt vervolgd.)