„DE EEMLANDER".
15de Jaaruang.
Zaterdag 18 November 1916.
"BINNEN LANDT"
FEUILLETON.
De Koningin
N* 120. Tweede Blad.
KOLONIËN.
.u u MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactlei Mr D VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF 6 Co
f 1.3».
1.8».
ABONN EM ENTSPRIJ&
'jx 8 maAnden *oof Amereloort
Idem tranco pel posi
Per week (met pratie verzekering tenen ongelukten) - 1
Afxonrlerliihe nummers O.O.
Wekelpksch faijTooesel Hollandidu Umsnouu (onder
redactie van Thérèae Hoven) pei 8 mud. O» cis.
Weteli tsoh bijvoegsel .Pak vu vut' per 3 mnd. 53 els.
Bureaus UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PKIJS DEB Aü VEltTEiNXIEN
Van 1—5 regelsf o.no.
Elke regel meer0.15»
Dienstaanbiedingen 15 regels.. 0.50.
Gronte lettors naar plaatsruimte.
Voor liandol en be Irijl bestaan /.eer voonloolige bopalmgeu
tot het horhaald idvortooron ui <tit Blad, bp abonnement.
Eeno circulaire. bevattondo de voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
Oost-lndlê
Onlust n in "Djambi.
(Officieel). Bij het departement van
koloniën is de volgende telegrafische mede-
deeling vand en gouverneur-gene'oal van
Nederlandsch-Indië ontvangenDe voor
naamste verzetleider in de Boven Batanghari
is met 9 volgelingen door de bevolking uit
geleverd.
Onlusten op Borneo.
Uit Weltevreden wordt aan de Tel.
geseind:
De resident van Borneo seint, dat rebel
len zich eester maakten van He kampongs
Berang en Benkoeng, in de Taljoe-streek.
Er werden drie man en een vrouw gewond.
Vier huizen werden verbrand. De bevolking
vluchtte nanr Lambohkan.
l *V» 'lt.
(weede Kam»»
Vergadering van Vrijd. i7 November.
Grondwetsher/:
Voortgezet worden -'e J^-andslagingen
ov'er het wetsontwerp tot 't in overweging
nemen van een voorstel van verandering in
de hoofdstukken II, ITI en IV d*r grondwet.
Aan de orde ziin de artt. 89 en 105.
De heer L o e f f (R.-K.) spreekt over het
presen'iecreld. Hij hoont dit te doen met in
acht n°m"ng van de deference bij aan
den M~'"ter en tegenover zijn medeleden
verse' is. Maar hij ver-^-'-t eenige
clemeni" n aanzien van hef'Tf'en hij zeg
gen gaat. Hij stelt drie t bestaat wer
kelijk het euvel waartegen W voorstel hier
is gericht. 2. Is het voorstel geschikt om
den misstand weg te nempn of te temperen.
3. Ziin tegen het voorstel, in weerwil van
de goede Pn VQn misschien
zoodanige p<"tnn»r.ipn aan te voeren, dat
het voorstel daarvoor moet uit d°n weg gaan.
Spr. erkent dat er ten aanzien van het
absenteïsme pen misstand bestaat. Hij wijst
er op dat de ^ere^elde eane van zaken her
haaldelijk er dpor belemmerd :s.
Nu mogen er verontschuldigingen zijn,
maar 't wijst er toch op dot er een toe
stand bestaat, welke niet precies is zooals
't wezen moet. Men mcfet dezen misstand
opheffen, ahhans beperken.
Men meent met 't presentiegeld dit te
kunnen opheffen. Spr. isx ook van meening
dat de hoogste waarschijnlijkheid bestaat,
dat het middel tot goed resultaat zal leiden.
De waarde van het presentiegeld ligt in de
zachte en toch voelbare herinnering aan de
vervulling van ieders plicht.
Wat de bezwaren er tegen betreft, spr.
gelooft niet dat de waardigheid der Kamer
er door geraakt wordt, deze li<rt meer in het
optreden den Kamer als zoodanig en van
ieder Kamerlid individueel.
In tal van landen vindt men 't presentie-
geld. Ook het bezwaar dat het toekennen
wordt verbonden aan het teekenen der pre
sentielijst lijkt spr. niet overwegend.
De bezwaren spruiten voort uit de nieu
wigheid der zaak.
De heer de M e e s t e r (U. L.) begint
te herinneren aan het incident van. giste
ren, zoo heftig als gelukkig maar zelden
voorkomt.
De voorzitter sprak terecht^ van hetgeen
*e heer Nierstrasz heeft misdreven tegen
over den minister en de Kamer. Men veTgete
niet, dat men te doen had met een opge
schreven redevoering, ware dit niet het ge
val geweest, dan ware er meer reden voor
verontschuldiging geweest. Zich aansluiten
de bij die woorden, wil Spr. een kort woord
v8n protesf'doen hooren, zonder meer.
Spr. erkent vervolgens het bezwaar van
absenteisme, er bestaan echter veelal ge
gronde redenen voor die "afwezigheid. Spr.
betwijfelt echter of het pesentiegeld een af
doend middel zal blijken. Ook nu komt het
dikwijls voor, dat een lid even de presentie
lijst komt teekenen, om even later weer weg
'te gaan. Regelt men de zaak.bii de wet, dan
moet dit gebeuren op de wijze van de rege
ling voor het presentiegeld van B. en W.
Het is echter niet gewenscht de ledeq te
dwingen altijd aanwezig te zijn.
De heer Limburg (V. D.) meent dat
de wiize, waarop het presentiegeld nu is
aangeboden tot misverstand heeft geleid.
Men kan meenen, dat het aannemen niet
schrijdt met de waardigheid van volksver
tegenwoordiger, men kan ook het" tegendeel
meenen.
Sor. acht het absenteisme'niet zoo groot.
Wat het hmendement-Rutgers betreffende
het cuorum aangaat, Spr. vraagt, waarom
juist dit artikel te wijzigen?
Spr. ten slotte, dat hij zou wenschen
dat de Re°"eering het voorstel betreffende
het presentiegeld terugnam.
De heer Scheurer (A. R.) .kan zich
het voorstel van den minister heel góed-be
grijpen, die in de practi+k gebleken moei
lijkheden wil uit den weg ruimen. Maar
welke waarborg heeft men, vraagt Spr., dat
de leden gedurende de zitting aanwezig
zullen ziin. Hierom moet Sor. het amende-
ment-Rut^ers aanbevelen. Spr. zou het quo
rum gesteld willen zien op 40.
De heer Visser van IJ zendoorn
(V.-L.) wil de vraag onder de oogen zien of
we hier te doen hebben met een schadeloos
stelling. Spr. trfeedt in een historische be
schouwing. Meent de regeering 3at„we hier
•te doen hebben met een schadeloosstelling?
Spr. meent beslist van neen.
"Spr. meent voorts dat men de matigheid
moet* betrachten, omdat men bezig is Ket
salaris der Kame-leden te bepalen en men
van zijn bevoegdheid geen misbruik mag
maken. Ging men het tr8ctement te hoog
stellen, clan zou men om zijn financieelen
toestand lid der Kamer willen zijn.
Men kan .soms beter doen thuis te studee-
ren dan in de Kamer te luisteren naar een
belangrijke redevoering. De Kamer ia meer
en meer met werk overladen. Spr. is tegen
het presentiegeld, maar zou aan het bedrag
van 3000 500 willen zien toegevoegd.
Spr. zou wenschen dat het voorster in dien
geest zou worden gewijzigd.
Hierna pauze.
Interpe-lfati e-M archont.
Na de pauze stelt de Voorzitter voor
de interpellatie-Marchant Dinsdag bij het
begin der vergadering te doen houden.
Aldus wordt besloten.
Het i n c i d e n t-N i e r s t r a s z.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer
Nierstrasz een verklaring zal afleggen. Hij
vertrouwt dat de leden zich aan zijn leiding
zullen houden. i -
De heer N i e r 91 r a s z (V. L.) erkent de
geïncrimineerde woorden te hebben1 gebe
zigd. Hij biedt den Minister en de Kamer
zijn verontschuldiging dac.rvoor aan. Hij
acht den persoon van den minister te hoog
om hem in êenig opzicht te krenken. Hij
betreurt de uitdrukkingen, gebezigd nopens
•het zitting nemen van Kamerleden naar aan
leiding van de circulaire van minister
Poslhuma. Hij zelf heeft zitting in een Rijks
commissie. -
Hij erkent uitdrukkingen te hebben gebe
zigd, waaraan terecht aanstoot is genomen.
De Minister van Binnenland-
sche Zaken aanvaardt de verontschul
diging van den heer Nierstrasz ten aanzien
van zijn persoon ten volle, maar daarmede
is de zaak om twee redenen niet afgedeum.
Ten "feerste is minister Posthuma in zijr/af
wezigheid een klad aangewreven, zonder dat
de aangevallene zich kon verdedigen.
Hierdoor kan verwacht worden, "dqt voed
sel wordt gegeven aan de verdachtmakingen
waaraan de Minister in den lande bloot
staat. Spr. memoreert vervolgens de groo'^
werkzaamheid en toewijding van dezen mi
nister en kan zijn. verontwaardiging dan ook
niet bedwingeiT.
Ten tweede meent de Minister nogmaals
te moeten opkomen - -en de slotwoorden
uit de rede van den heer Nierstrasz, dat
iedere Regeering Vertegenwoordiging
heeft die zij verdient. Spr. getuigt van de
groote opofferingen die de Referring zich
getroost in 's lands belang en die door alles
blijk geeft den diepen nood van dezen tijd
te b'-^ffen. (Bravo's).
Grondwetsher
"De heer L o h m a n (C.-H.) kan zich groo-
teifdeels aansluiten bij hetgeen de heer Vis
ser van IJzendoorn hc_pt gezegd Men moet
bedenken dat het eerr noodzak e' absen-
tc""ne is.
Laat de Minister alsnog eene re -
voorstellen, die een eir.de maakt ~n eene
verkeerde bepaling als thans in de Gr^d-
wet ^rkomt.
Motie van Orde.
De heer Nolens (R.-K.) stelt een motie
van orde voor om de beraadslaging over dit
onderwerp te schorsen.
De Voorzitter vraagt of Je Minister
of de Commissie van Rapporteurs nog iets
hierover willen zeggen.
De M i n i s Te r en eenige leden antwoor
den bevestigend.
De motie in stemming gebracht, wordt
verworpen met 51 te^en 26 stemmen.
De heer F o c k (U.-L.) bestriidt het amen-
dement-Rutgers, omdat als de Kamer zonder
dat het quorum aanwezig is, kan beraadsla
gen, zij, nauwelijks als de vergadering is ge-
oppnd, besluiten moet en wel tot goed
keuring der notulen. Sbr. zou iets kunnen
voelen voor verlaging van het quorum, maar
het beste is de zaalcte laten zooals zij is.
De heer Schaper (S.-D.) wenscht niet
in te gaan op het excuus van den heer Nier
strasz, hij wil er evenwel op wiir°n dnt diens
rede opgeschreven was en dat de Kamer
leden er op geraffineerde wijze in werden
beleedigd.
Nu de heer Nierstrasz blijkt zelf in de
Commissie wan Toezicht zitting te hebben
is de zaak van lvem een psychologisch raad
sel. Het minste wat men had mogen ver
wachten is, dat de leider der vrij-liberale
fractie vanochtend had verklaard, dat de
rede buiten die fractie is uitgesproken. Het
zal wel zoo zijn, maar het had toch moeten
worden gezegd. De heer Nierstrasz heeft
zich op eenzelfde denigreerende wijze uit
gelaten over de vakvereeniging en haar
leiders. Bij het volk bestaat een zekere stem
ming de» Kamer, maar"dat is zoo erg
niet. Spr. wijst er vervolgens op, dat in
Duitschland presentiegeld het eenige mid
del bleek 'tegen absenteisme. Het amende-
ment-Rutgers om het quorum af te schaf
fen noemt Spr. het dak wegnemen, omdat e^
een lek is. Wat wij hier gaan doen wordt
door de groote meerderheid der Kamer niet
bedoeld als iets minderwaardigs, maar in
's lands belang.
De heer Rutgers (A. R.), door het ru
moer slecht te volgen, bestrijdt het presen
tiegeld. Zijn amendement wenscht hij te
handhaven.
De heer Nolens (R. K.) is van mee
ning dat de discussiè moet eindigen. De
nuaestie is voor het land van weinig be
lang.
De Min. v. Buitenl. Zaken zegt
dat wat het voorstel van de Commissie van
Rapporteurs betreft, om ook de thans zit
tende leden pensioen te kunnen verleeren,
de mogelijkheid ook door haar le?
bieus blijft. De Commissie zal hr 1
dement, wil men dat niet, moeten wijzigen.
Spr. acht het presentiegeld geen toeslag
tot schadeloosstelling, maar zooals- de heer
Loeff het noemde, als een herinnering. Het
bedrag is te laag om daarvoor te komen.
Wat het tweede amenderc nl-Rutgers be
treft, het regelt niet alles nr\ is dus onvol
ledig. Hij onhaadt het in handen der'com
missie van Rapporteurs te stellen.
De heer B o g a a r d t (R. K.) licht een
amendement toe om de ledèft die buiten
den Haag wonen behalve vergoeding voor
reiskosten ook vei ding voor verblijfkos
ten te geven.
De heer v. d Voort v. Zijp (A. R.)
wijzigt het amendement der commissie al
dus dat de bepaling betreffende het pen
sioen zal gelden zoowel voor als na de tof*
stnndkoming van deze bepaling.
De heer De Savornin Lohman
(C. H.) repliceert-. Spr. zegt dat een genoeg
zaam aantal leden bereid is een voorste5
"te steunen om de schadevergoeding van
3000 op 3500 te brengen. Spr. stelf
voor de zaak van art. 89 op nieuw te stel
len in handen der Commissie van Rappor
teurs.
De Voorzitter en de Min. va.i
Binnen 1. "Zaken ontraden zulks.
De heer De Savornin Lohman trekt hier
op zijn voorstel in.
De Minister van Binnenlondsche Zaken,
neemt het gewijzigd omendemet der com*
missie van rapporteurs over.
De heer Rutgers (A.-R.) treki zijn des»
betreffend amendement in.
De heer Van Ids inga (C.-H.) acht hei
onjuist om bij de bepaling van het pensioen
de zittingsjaren \>on de tegenwoordige leden
in rekening te brengen. Men moet alleen de
jaren in rekening brengen nn de tot stand*
koming dër grondwetsherziening.
Het omendement-Rutgers (geen presentie*
geld) wordt in stemming gebracht en aan*
genomen met 50 tegen 28 stemmen.
Het omendement-Bogaordt (vergoeding
van verblijfkosten) wordt met 46 tegen 33
stemmen verworpen.
Art. 89 wordt z. h. st. aangenomen.
-Ook art. 90" wordt z. h. st. aangenomen;
Bij art. 96 (de regeering stelt voor het 4a
lid te laten vervallen) licht dc heer J o n-
n i n k (U.-L.) een amendement toe, om hel
artikel in eenigszins gewijzigden vorm ta
behouden. Herbenoeming of bevordering in
rang wordt niet als aanneming van een ombl
aangemerkt. Spreker brengt een wijziging
aan in zijn amendement.
De heer Limburg (V. D.) bestrijdt hel
amendement, dat z. i. geen verbetering is,
Hij betoogt niet te begrijpen, dat een Ka*
merlid, dat een stoatsambt aanvaardt, op
nieuw aan zijn onafhankelijkheid getoets!
moet worden. 9
De Minister van Binnenland
se h e Zaken sluit zich in hoofdzaak aan
bij den heer Limburg. Voor beide systemen
is iets te zeggen. Toch meent spreker het
amendement-Jannink te moeten ontraden.
De heer J a n n i n k repliceert
.Het amendement-J a n n i n k, in stemming
gebracht, wordt verworpen met 44 tegen 17
stemmen.
Het artikel wordt vervolgens z. h. s. aan
genomen.
Bij art. 98 (geloofsbrieven) maakt de hee*
van Doorn (U. L.) een opmerking over
de uitvoering van de desbetreffende rege-
'ing-
De Minister van Binnenland.
schë Zaken wil onderzoeken, of bij de
addilioneele artikelen aan het voorstel kan
worden tegemoet gekomen.
Artt. 98, 127, 132 en 143 alle daarop in-
gediende amendementen zijn vervallen of
door de Regeering overgenomen) worden
z. h. s. aangenomen.
De mensch sterft niet omdat hij oud
wordt ;.hij wordt oud, omdat hij sterven
moet
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
21
„Gezondheid Ebba, Gezondheid papa! Ge
wondheid -jongens, jelui moeten drinken nu
öe wijngrog nog warm is. Die donkerroode
drank is prachtig, ze fonkelt en gloeit als men
haar tegen het licht houdt. En een verwar
mend gevoel van welbehagen vloeit dpor het
keelgat mee naar binnen."
Sigfried knikt en lacht, hij houdt er even
Teel van als ik.
k ■Gewondheid Brita, ik dank je. 't Is gezellig
Ja, ze kunnen het hier goed vinden. De
nieeste vonden zitten vader »n ik niet alleen.
Alleen oi met hun tweeën of jneer komen ze
Hef(1 heden hum€"r' bIoemeD' en andere be-
Torsten heft zijn glas omhoog, wil ook in
stemmen. „Ja, gezondheid Brita, ik zou me ui
W Jaren, dat ik in Stockholm woon, dikwjils
verlaten hebben gevoeld als ik jou atelier niet
had om in Ic kruipen."
Mijn atelier, ik heb het Immers nauwelijks
een jaar. Het.klinkt alsof ze niet denken aan
dal andere atelier, dat mij niet toebehoort. Be
staat dal niet langer voor hen? Gaan ze nooif
meer daarheen? Van het begin af waren ze
immers meer Frederik's vrienden dan de
mijne. Hébben ze hgm hcelemaal verlaten?
Ja. Ebba zei immers, dal ze aan Sigfried ge
vraagd had of ze er .ook geweest waren en
hij antwoordde ontkennend. Ze zijn mij ge
volgd. Ze houden misschien niet van het
nieuwe element, dat mij vervangen heeft?
Arme Frederik, welke vrienden h'eb je nu?
Andere, betere? Zou je betere gevonden heb
ben?
Nee, niet aan hem denken, dan kan ik niet
ipee praten en larhen om hun invallen. Tot
nu toe heb ikjne immers er heel goed door
geslagen. Ze kunnen niet anders denken, dan
dat ik me hersteld heb, alles vergeten en een
nieuw leven begonnen ben. Als ze ook In het
begin uit medelijden ^ijn gekomen, dan doen
ze dat nu niet meer. Ze komen voor hun eigen
genoegen, en zoo wil He het hebben. Maar dan
moet ik hun eigen- genoegen ook piet sloren,
en de gedachten wegjagen, die niet' bij zoo'n
avond behooren, en mij in het verleden doen
leven. -
Die vroolijkheid Is toch een heerlijk ding.
t is als een roes, die vonr een paar uur verge
telheid geeft. Wel niet volkomen, maar die toch
een sluier, een nevel over de steeds terugko
mende gedachten werpt. En bij gebrek aan
een rechte roes helpt het toch werkelijk.
Als ik een man was zou ik misschien niet
tevreden zijn met het surrogaat. Dan zou ik
deze mooie, dieproode .wijngrog ,%wel in i£l$
krachtigers veranderen. Maar ik ben een
vrouw en moet me daarom schamen voor zoo
iets, en ihe vergenoegen met het surrogaat.
Als het maar niet zoo vermoeiend was te
lachen, hel is zoo strak en- pijnlijk. En mis
schien merken de anderen hoe geforceerd
mijn lachen is.
Ik moet wat rusten, anders houd ik het niet
uit.
„Sigfried, wil je niet wat voqr ons zingen?''
„Ik ken geen nieuwe liedjes, en de oude
heb je gehoord.'*
„Wat doet dat er toe, ze zijn er even aardig
om."
Algemeene bijval. Ilc schijn een goed voor
stel te hebben gedaan. Vader neuriet, hij houdt
ook zoo veel van die liedjes.
Mooi, Sigfried daat zich nooit lang bidden,
hij staat al bij de piano en Ebba zoekt naar de
muziek om hem te accompagneeren.
Ik verberg mij in de zachte kussens van den
sofahoek, échter de palm is het duister, hier
kan ik mijn gczichl in mijn handen verbergen.
Niemand ziet of ik me amuseer over de lied
jes of niet. En als de anderen lüid lachen, zal
ik wel zorgen mee te lachen.
Als ik hier zoo zit te soezen, zou fk kunnen
denken dat ik thuis was in mijn echt thuis.
Een warm, gezellig atelie'r met aardige hoek
jes onder de lampen met gele kapjes.
Vroolijke menschen, Lekende stemmen, die
nu en dan een schertsend woord laten hooren.
Sigfried die zijn vroolijke liedjes zingt
Maar er is een ander bij de piano. Ebba
accompagneert niet goed, niet als Frederik. Zij
heeft niet als hij die weeke, muzikale nuances,
die zoo zacht den zang begeleiden, en weg-
Sterna gj| de Hm «Heep sü kUnj&ji,
aan vasthechten en versterken op de juisle
plaatsen.
O. Frederik, Frederik, 't Is onnatuurlijk dat
jij niet hlec^bent. Je behoort bij ons. Hoe hoog
de stemming ook slijgl, onophoudelijk voel rk
een leegte omdat jij er niet bij bent. Voor mij
was je de ziel van den kring. Misschien sprak
je het minst van ons allen, maar als je het
deed, luisterden allen naar je. Dikwijls had je
niet dadelijk den juisten blik op zaken en per
sonen, dan was je stil, maar als de gedachte
slechts tijd had in je hoofd te rijpen was er
niemand, die iets zoo helder en aanschouwe
lijk kon voorstellen als jij. En wat verhelder
de je gezicht, als ik naar je keekt Je begreep
dat ik trolsch op je was en je was gelukkig
als een kind, dat onverwachts geprezen wordt,
't Was mij of je voor mij sprak, om mij te be
hagen en te winnen, precies als in den tijd,
toen je mij nog niet bezat.
O, Frederik, je vroeg me eiken dag op
nieuw, als het niet op d« eene wijze was,
dan op de andere. Het leek of je dacht dat
je mij nog niet volkomen gewonnen had.
Ik moet mijn zakdoek in mijn mond stop
pen en erop bijten!
Hoe kon ik me aan die herinneringén
overgeven? Als ik aan hem denk, moet ik
er aan denken hoe naijverig hij was op mijn
succes, hoe hij mij aan zich onderworpen
wilde houden, roodat Ik tegen hem moest
opzien. Ik mocht geen gelijkwaardige kame
raad zijn. Al mijn gedachten moesten om
hem draaien. Mijn ziel moest van hem ver
vuld zijn, en toen ik me zelfstandig maak
te, werd ik een vreemde voor hem. Eer>
wilde hij niet erkennen, dat ik het was,
n$gk tegenover zich noch tegenovei
mij, maar het duurde niet lang vóór hij hel
deed.
Zijn liefde verdween en hij trapte, op da
mijne.
Zoo was hij, een egoTst, die niet anders
wilde geven, dan als hij het dubbele terug
kreeg; die niemand naasf zich wilde dulden,
die in den grond van zijn hort alleen van
zich zelf hield.
En naar hem zou ik terug verlangen!
Nee, o neef
Nu kan ik weer luisteren naar Sigfried.
Welk een droge humor heeft hij in zijn
voordracht. Zulke kleine middelen, en toch
weet hij de geestigheid zoo goed naaï vo
ren .te brengen.
Zie zoo, nu is het lied uit.
Nog een, Sigfriedl Dat van den zeeman,
ik ken niemand die zoo aardig dio liedjes
zingt."
„Niemand, o heerscheres, wier oordeel Hc
op zulk een hoogen prijs stel. Dan begin Ik
maar weer.
Een diepe Oostersche buiging, en ik
geloof dat ik zijn gezicht zie verhelderen.
Was hij blij over mijn woorden? Zijn ge*-
zicht verandert anders niet gauw door in-"
drukken van buiten. Maar ik weet, hoe ik
het met hem heb. Hi| is een goede kame
raad, die liever een mensch aan zijn zijde
dan aan zijn voeten ziet.
CKordt vervolud.'.