Oifislan- en Scheurkalenders 1917
N* 121. 15d# Jaargang.
„DE EEMLANDER".
Maandag 20 November 1916.
BUITENLAND.
De Koningin
Valkhoff's Hofboekhandel
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
êj a a»A4 marie van versendaal.
Hoofdrcdactiei Mf> j VAN §chAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF 5 Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
8 maanden toot Amersfoort
i franco por post
7» 8 maanden too* Amersroori f
Idem franco por post..
Per week (met gratie verzekering; tegen ongelukken) - 0.18*.
Afzonderlijke nummers0.05.
W.k.lijksch bijvoegsel ,Di Hollanitcht Huinrowc(onder
redietie r»n Thérèse Horen) per 8 mild. 80 cts.
Wekeliiksch bijvoegsel mt iW por 3 mnd. 8» ct«.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
f o.so.
O.I5.
- 0.50.
PRLJS DER ADVERTENTIEN
Van 18 resell i.
Elke regol meer
Dienstaanbiedingen 15 regels
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeor voordeolige bepalingen
tot liet herhaald adverteeren in dit Blad, b\i abonnement.
Eene ciroulaire,* bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
De Grondwetsherziening.
De voornaamste beginselen .van de kies
rechtsherziening zijn <*r door. En nog wel
met algemeene stemmen aangenomen. Er
Is wel zwaar geboomd en het heeft niet
ontbroken aan pogingen tot beknibbeling
maar ten slotte heeft toch geen partij, zelfs
geen individueel lid z'n stem aan de her
ziening durven of willen onthouden.
Een salto mortale hebben de anti-rev.
gemaakt. Hun woordvoerder kwam aan het
slot vertellen dat zijn partij nog altijd het
principe van individueel kiesrecht verwierp
en dat van het organische kiesrecht bleef
aanhangen, maar niettemin vóór de rege
ringsvoorstellen zou stemmen om niet de
geheele herziening in gevaar te brengen.
Dat is niet zoo verbijsterend als het wel
lijkt. De anti-rev. zouden stellig niet zóó
maar hun principe over boord geworpen
hebben, als niet de onderwijsherzlening
onverbrekelijk dóór de regeering verbonden
was met kiesreohtsherziening. Eiv die on-
derwijsherriening, hoe onvoldaan nog Dr.
Kuyper en z'n mannen zich toonen, brengt
'hun toch 'n niet te versmaden voordeel, dat
zelfs wel 'n beginsel waard blijkt te zijn.
Zoo zijn dan thans door alle partijen aan
vaard het algemeen mannenkiesrecht, de
mogelijkheid "van vrouwenkiesrecht waar
voor de grondwettelijke belemmering nu
weggenomen is, stemplicht, evenredige ver
tegenwoordiging, terwijl op het laatste
oogenblik nog in de grondwet vastgelegd
is dat meervoudig kiesrecht op geenerlei
wijze als correctief tegen het algemeen
kiesrecht zal kunnen dienst doen; en ten
slotte verkiesbaarheid van de vrouw.
Daarmee' is de democratische ontwikke
ling van ons staatsleven weer 'n belangrijke
schrede gevorderd, 'n Nieuwe periode in
onze politieke geschiedenis breekt aan. Zoo
gaat de eeuwige ontwikkelingsgang onweer
staanbaar voort, h'et eigen, vaste tempo vol
gend, alle pogingen tot versnelling of ver
traging ten spijt.
Bif de invoering van de nieuwe kiesrecht-
régeling zal onze volksvertegenwoordiging
inderdaad de Volksvertegenwoordiging wor
den. Tot heden was zij slechts de vertegen
woordiging van 'n willekeurig deel van de
mannelijke bevolking, en van dat willekeu
rige deel eigenlijk nog slechts van niet veel
meer dan ja, in menig district gelukte
het, ondanks meetings, optochten, auto's,
spaarbankboekjes, preek- en biechtstoel, nog
niet eens om die drie kwart ter stembus te
drijven.
Bij toepassing van de nieuwe beginselen
zullen wij nu inderdaad de juiste weerspie
geling van heel het volk krijgen, aanvan
kelijk misschien nog slechts van heel het
mannelijk gédeelte, maar zeer weldra ook
van heel het vrouwelijk deel. Hoe onder
die bedeeling de uitslag der verkiezingen
ook moge zijn, men zal steeds kunnen be
rusten, daar men dan de. zekerheid heeft
dat op dat oogenblik de politieke groepee
ring van ons volk precies zoo was als de
stembus aangaf.
In art. 82 blijft grondwettelijk vastgelegd
dat de samenstelling van de Eerste Kamer
door de Prov. Staten geschieden zal. Men
behoeft geen profeet te zijn om te voorspel
len dat bij de volgende grondwetsherziening
dit artikel wel een der hoofdschotels-zol vor
men.
Art. 81 spreekt het beginsel van de even
redige vertegenwoordiging uit en draagt de
gehe-"'° "ebdere uitwerking aan den gewo
nen we'gever op.
Art. 80, het belangrijk**l«**a wii hier
"in den nieuwen tekst volgen
(D. .De led der Tweede Kamer worden
rechtstreeks gekozen door de mannelijke in
gezetenen, tevens Nederlanders of door de
wet als Nederlandsohe onderdanen erkend,
die den door de wet te bepalen -Htijd, wel
ke niet "^eden drie en twintig jaren mag
zijn? hebben bereikt en door de vrouwelijke
ingezetenen, die aan gelijke voorwaarden
voldoen, indien en voor zoover de wet haar,
niet uit hoofde van aan het bezit van maat-
schappelijken welstand ontleende redenen,
kiesbevoegd verklaart. Iedere kier r brengt
slechts ééne stem uit. 5*
(2). De wet bepaalt, in hoeverre ue uitoe
fening van het kiesrecht wordt geschorst
voor de militairen bij de zee- en de land
macht voor den tijd, gedurende welken zij
zich onder de wapenen bevinden.
(3). Van de uitoefening van het kiesrecht
zijn uitgesloten zij, wien dat recht hij onher
roepelijke rechterlijke uitspraak is ontzegd
zij die rechtens van hunne vrijheid zijn be
roofd en zij die krachtens onherroepelijke
rechterlijke uitspraak wegens krankzinnig
heid of zwakh^jd van vermogens, de beschik
king of het beheer over hunne goederen
hebben verloren, of van d(e ouderlijke macht
of de voogdij over een of meer hunner kin
deren ontzet zijn. Aan onherroepelijks ver
oordeeling tot eene vrijheidsstraf van meer
dan een jaar of wegens bedelarij of landloo-
perij, zoomede aan meer dan twee, binnen
een door de wet te bepalen tijdperk vallen
de, onherroepelijke rechterlijke uitspraken
openbare dronkenschap vaststellende, ver
bindt de wét tijdelijk of blijvend verlies van
het kiesrecht.
(4). De uitoefening van het kiesrecht is
verplicht volgens regels door de wet te ^tel
len."
Politiek Overzicht
Het herstel van Polen.
V. (Slot).
Gelijktijdig met het besluit van de beide
keizers, dat het herstel van het voormalige
Russisch Polen als zelfstandige staat aan
kondigt, is een schrijven bekend gemaakt
van den keizer van Oostenrijk aan zijn
minister-president, dat voor het Oostenrijk-
sohe kroonland Galicië het uitzicht opent
op eene grootere zelfstandigheid in het ka
der van de Oostenrijksch-Hpngoarsche
monarchie.
De staatsrechtelijke toestand van Galicië
is nu aldus "geregeld: Het behoort tot de
„koninkrijken en landen", die gezamenlijk
den staat Oostenrijk vormen, welke met
Hongarije door eene reëele unie vereenigd
is tot de monarchie Oostenrijk-Hongarije.
Galicië is in het huis van afgevaardigden
van den Oostenrijkschen rijksraad, dat 516
leden telt, door 106 afgevaardigden verte
genwoordigd, die een onbeperkt recht van
medestemmen hebben ook ten aanzién van
zaken, die wat Galicië zelf betreft, aan de
bevoegdheid van het huis onttrokken zijn.
De bijzondere aangelegenheden van Galicië
regelt de Galicische landdag, waarin naast
eene Poolsche meerderheid eène Rutheen-
sc.be minderheid zitting heeft. De kring van
deze bijzondere aangelegenheden is voor
Galicië nu reeds aanmerkelijk ruimer ge
trokken dan voor de overige kroonlanden
van Oostenrijk. Nu zal die kring weer ver
ruimd worden. In den keizerlijken brief
wordt de toegezegde nieuwe regeling om
schreven als „het recht.van het land Gali
cië om zijne eigen landszaken tot den vol
len omvdng van datgene wat met zijn be-
hooren tot de staatsgemeenschap en van
haar gedijen in overeenstemming is, zelf
standig te regelen en daarmee aan de be
volking van Galicië een waarborg voor
hare nationale en economische ontplooiing
te bieden."
Wat onder deze nogal vage termen is te
verstaan, zal moeten blijken uit de uitwer
king, die gegeven wordt aan de nieuwe ver
houding, waarin Galicië zal komen tot den
slaat, waarvan het een bestanddeel zal blij
ven, al zal het daarin de grootst mogelijke
zelfstandigheid genieten, die met zijne po
sitie als deel van het geheel vereenigbaar
is. Van de lossere verbinding, waarvoor de
vorm nog moet worden gezocht, heeft men
een voorbeeld in de regeling, die in de
andere helft van de monarchie bestaat voor
de betrekkingen tusschen Hongarije en
Kroatië, welk land in den Hongaarschen
rijksdag vertegenwoordigd is door veertig
leden,, die echter alleen me ezeggenschap
hebben over de-zaken, die de beide landen
gezamenlijk aangaan.
De regeling van de nieuwe stelling, die
aan Galicië is toegedacht, zal niet zonder
strijd tot werkelijkheid worden. Een voor
proef daarvan geven de bezwaren en pro
testen, die reeds de aankondiging van het
voornemen om aan dit kroonland eene rui
mere autonomie te geven, heeft uitgelokt.
Van Poolsche zijde is de vrees geuit, dat
een autonoom Galicië niet in dezelfde mate
op den financieelen steun van de overige
monarchie bij het weder opbouwen van het
verwoeste land zal kunnen rekenen, als bij
bestendiging van de bestaande verhouding
is te verwachten. In Oud-Oostenrijk wordt
van de autonomie van Galicië eene ver
zwakking gevreesd van de positie van Oos
tenrijk tegenover Hongarije. Voorts is de
vrees geuit, dat als de afgevaardigden van
Galicië uit den rijksraad verdwijnen, hef
Duitsche element te zeer het overwicht in
den rijksraad zal krijgen en dat het Sla
vische element daarvan nadeel zal ondervin
den.
Met klem van redenen hebben de verte
genwoordigers van de Ruthenen hunne be
zwaren doen klinken. Die zijn in de bevol
king van Galicië in de minderheid, maor
eene zeer sterke minderheid. Blijkens de
uitkomsten van de volkstelling van 1000,
zijn 55 pet. van de'bevolking Polen en 42
pet. Ruthenen; de overige 3 pet. zijn mee-
rendeels Duitschers. Nu hebben de Ru
thenen van hunne Poolsche medeburgers
eene zeer slechte gedachte; zij zien zich
in het autonome Galicië aan de willekeur
van de Poolsche overmacht overgeleverd.
In een manifest, dat de parlementaire ver
tegenwoordigers der Ruthenen hebben uit
gevaardigd, protesteeren zij, namens het
Ukrainische volk, krachtig tegen iedere ver
andering van den staotsrechtelijken toestand
in Galicië, die mocht worden ingevoerd
zonder overleg met de Ukrainische natie
en hare vertegenwoordigers.
De nadruk, waarmee dit protest wordt uit
gebracht, geeft reden tot verbazing. Het
kan natuurlijk niet de becfoeling zijn, dat
met de grootere vrijheid, die aan de Polen
in Galicië wordt verleend, hun een wapen
in de hand zou worden gegeven om hunne
medeburgers van Rutheenschen stom naar
hartelust te onderdrukken. Tegen de mo
gelijkheid van een dergelijk misbruik van
de vrijheid moet worden gewaakt. Er zal
voor gezorgd moeten worden, dat de vrij
heid, die aan de Polen in Galicië wordt ge
geven, oök ten goede komt aan'hunne Ru-
theensche medeburgers. Wel verre van de
hand te reiken tot onderdrukking van de
in het Oostenrijksche kroonland levende
Ruthenen, ligt het op den weg aandacht te
schenken aan het lot van hunne veel tal
rijker stomgenooten buiten het Oostenrijk
sche gebied. Ten behoeve van dezen leest
men in een op 22 September 1916 geda
teerd manifest, dat gericht is aan de volken
der beschaafde werefd:
„De uit Ukrainers van Oostenrijk en
Rusland samengestelde algemeene Ukrai
nische nationale raad teekent in naam van
kuituur en beschaving, in naam van de
menschelijkheid en den vooruitgang, in
naam van het natuurlijke en het historische
recht der Ukrainische natie op onbelemmer
de ontwikkeling van hare nationale eigen-
aardigheid, plechtig protest aan tegen hel
blijkbare streven van Rusland, om Galicië
de Boekowina en noordoostelijk Hongarije
Onder de tirannie van den czaor te brengen,
en tegen de vervolging van het nationale
leven van de Ukrainers.
Het maifest cónstateert, dot van Juni
3015 af aan het oostelijke front, beginnen
de van de Szczara in liet noorden tot de
Karpathen in het zuiden, dus over eene
lengte van 550 Kilometers hemelsbreedte,
de strijd op het ethnografische gebied van
de Ukraine worden gevoerd, zoodat alle
verschrikkingen van den oorlog dc Ukraini
sche natie het hardst treffen, en laat daarop
volgen:
„Wij gunnen aan ieder volk het \rije zelf-
bepalingsrecht. Moge echter aan de Ukrai
nische natie, die op het aaneengeschakelde
gebied 40 millio.en zielen telt en een gebied
van 850,000 K.MJ bewoont, de d.vang be
spaard blijven voor de volken, die over haar
heerschen, de kultuurmest te leveren. Aan
den wensch en den eisch van .le Ukrainers
in Oost- en Midden-Europa moge wor
den voldaan, dat aan de Ukhanische
natie de onbeperkte mogelijkheid -Ayorde
gegeven om vrij van de heerschap
pij der naburige volken zich in nationaal-
politiek opzicht ongehinderd te kunnen ont
wikkelen."
Dit manifest herinnert ons er aan, dot,
wannéér aan de Polen ten deele de zelfstan
digheid wordt teruggegeven en voor een
ander deel eene grootere vrijheid wordt ver
schaft, er eigenlijk nog slechts stukwerk za!
zijn verricht. Voor de Ukrainers, die leven
op Russisch gebied, zal dan nog onbereikt
zijn de wensch, die aan het einde van het
manifest wordt uitgedrukt in de woorden:
„Wij willen op onzen grond onze eigen
baas zijn. Jn de familie van vrije en gelijke
volken wenschen wij volle vrijheid le genie
ten om de geestelijke krachten van het volk
en de materieele goederen van ons land on
belemmerd te ontwikkelentot ons met er
tot dat van de geheele mensenhcid."
-
l'treclilscliestraaf 46, Telefoon 06.
In de ziel bestaat geen onbeperkte of
vriie wil, maar de ziel wordt genoopt dit of
dal te willen door een oorzaak, die weer door
©en andere bepaald is, deze weer dóór een
andere en zoo tot in het oneindige.
Roman van
'ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
XVI.
Lente, 't is weer lente!
Nergens merkt men dat duidelijker dan
hier op de Noordbrug met den bruischen-
«en stroom aan beide kanten.
het water en in de lucht. Frissche wind
waait je in het «ezicht; brengt ze niet iets
fran het zout der zee mee?
pro»fS 'k den zou,smaaIc °P <1« lippen
En de krijschende zeemeeuwen; die over
het water zweven, zijn ze niet veel haasti
f*r en onrustiger dan vroeger? Strijken ze
met vlugger neer op hun buit dan anders?
En langs* de kaden al die witte booten met
rookende schoorsteenen en al die men-
schen er om heen. Wat blinkt die Malar-
veer, die is toch nog niet droog!
En ginds in het park zijn knoppen aan de
boomen. Sommige dragen reeds een licht
groene sluier van vroege blaadjes.
De lente is er weer. Als altijd met een
belofte van nieuwe gebeurtenissenen
vreugde.
Nog een jaar geleden (geloofde ik eraan.
De lente gaf me armen vol verwachtingen
en ik nam ze aan. Ik wilde de schaduwen
niet zien die zich" rondom mij verdichtten.
Ik dacht, dat ze alle in de zon en lente
zouden verdwijnen.
Toen waspik nog gelukkig. Toen kon ik
j nog hopen en op iets beters wachten. Nu
heb ik niets meer om op te hopen en op
te wachten.
De lente heeft mij niets te geven....
O, God, kan het waar zijn.... is hij dat!
da, hij is het. Recht tegenover mij.
Geei\ menschen om achter ie kruipen. Ik
kan niet verder loopen, mijn voeten wei
geren. Maar ik moet. Ik kan toch niet blij
ven staan, en ook niet omkeeren. Hij moet
F, j, -„li. vcn ölqün/ en ook niet omkeeren. Hij moe
H water en <lat ik !af
minste «l heeft gezien, 't Hoofd afwenden
en juist doen of ik hem niet zie? Nee, ik
wil hem toch zien.
Nu ontdekt hij mij. Zijn gezicht vertrekt,
maar nu is het weer ^listig, volkomen strak.
Niets leeft er in dan zijn oogen. Maar die
"ïprschen en vragen, wil hij iets van me?
&V.i?
Zal hij staan blijv en. Hij wil toch niet....?
Nee, dezelfde kalme gang als te voren.
Hij begrijpt wel door de uitdrukking van
miin gezicht, dat ik hem voorbij zou loopen,
als hij bleef staan. Over een oogenblik is
hij mij voorbij. Hij nam zijn hoed af ,maar
hij bleef niet staan.
O, ik voel mij zoo moe, ik weet niet waar
ik loop, ik stoot tegen de menschen aan; ik
moet me trachten te beeherschen. Hij zou
immers om kunnen kijken, en hij moet niets
anders zien dan dat ik kalm en natuurlijk
loop, zooals alle anderen Nog een oogen
blik en dan ben ik uit het gezicht.
Nu kan ik eenige oogenblikken bij de leu
ning uitrunsten cn op adem komenen
precies doen of ik naar het bruischen van
den stroom staar.
Den eersten keer in al dien tijd dat wij
elkaar ^.umoeten!
Was hij evarnderd?
Ja, iets meer rechtop en beslister in zijn
houding dan vroeger. Is^ dat haar werk? Is
dat een trek die- te voorschijn is gekomen,
nu alles zich aan hem onderwerpt? Of was
het slechts een aangenomen schijn? Of een
toevallige strakheid, veroorzaakt door de
verrassende ontmoeting?
Had hij mij willen aanspreken?
Het leek precies zoo, ik ben er zeker van.
't Is toch ook onnatuurlijk, dat wij beiden
elkaar voorbij loopen als vreemdelingen,
wij beiden, die eens meenden elkaar beter
te jennen dah we onze eigen ouders ken
den
To.en hij zijn hoed afnam, was hij dezelf-
-de als vroeger. Het mooie, hooge voor
hoofd met die dieoe rimpels. Maar bii de
slapen is zijn haar grijs geworden. Een
verandering van kleur was -daar al lang,
maar die merkte niemand op behalve ik,
als zijn hoofd op mijn schoot lag en mijn
hand over zijn haar gleed. Nu is de veran
dering van kleur sterker gew'orden en
voor allen zichtbaar.
Heeft hij ook verdriej? Denkt hij aan mij,
zooals ik aan hem? Eiken dag, elk uur? Ik
moet het weten, ik zou alles ter wereld wil
len geven om het te weten. Mear dat zal ik
nooit, nooit!
O, die wensch verteert me. Ik kan dje
volkomen stilte omtrent hem niet langer
uithouden. Nu ik hem gezien heb, wil ik
ook omtrent hem weten, liefst iets dat ons
nog volkomener scheidt, iets dat mij be
wijst, dat hij mij vergeten heeft. Eerder raak
ik zijn oogen niet kwijt, en het gezicht van
zijn grijze haren bij de slapen.
Als onrust of nervositeit hem plaagde,
kwam hij bij mij en legde zijn hoofd in mijn
schoot om gekalmeerd en getroost te wor
den. Waarheen gaat hij nu met zijn onrust?
Naar haar? Zij kan bretmaken, maar kan ze
ook troosten en kalmeeren? Ik geloof het
niet. Gaat hij naar de vrienden, neen,
die zijn immers weg.
En naar wie gaat hij om raad te vragen,
voor elke kleinigheid zooals hij vroeger
deed. Met wien disputeert hij? Wie is zijn
publiek dat zijn ideeën critiseert, vóór hij
die uitvoert. Houdt hij van haar? Neemt hij
haar frases voor goede munt op, want ze
heeft niet anders dan klaargemaakte frases,
geen enkele eigen gedachte, geen enkel
oorspronkelijk oordeel. O, Frederik. Prede-
rik waarom is je haar zoo grijs gewordenl
Ik moet gaan. 't Trekt zeker- de aandacht^
dat ik hier zoo Sta. JWug loopen, en mijn
boodschappen doen, en daar alleen aan
denken. Vergeten, o vergeten!
Als ik papa eens vroeg te informeêren.
Hij heeft immers verschelden kennissen,
die Frederik kennen, die kon hij wel uit-
hooren. Iets moet men toch wel van hem
weten, hoe hij het thuis heeft, of hij vee!
werkt, of het hem goed gaot, of hij blii ij
met het kind, het kleine meisje.
Als vader slechts wilde. Maar hij is altijd
zoo gesloten, zoo bang zich te uiten onv
trent een teer punt. Ik moet zelf wel vra
gen. Maar wie?
Annie?
Ja, zij zou heel veel kunnen vertellen',
maar 't is lang geleden dot ze bij me was,
slechts een keer na de scheiding. Toen
keurde ze het gedrag van haar broer of,
kon niet anders terwille van haar principes.
Maar waarom is ze later niet teruggekomen,
als ze voortdurend aan mijn zijde staat? Ik
ben zeker dat ze vindt dat Ik zelf schuld
heb. Ze vond niet goed dat ik een eigen
atelier nam, ze vond het niet passend dat
een getrouwde vrouw zich emancipeerde en
zelfstandig werkte, terwijl ze onder haaf
eigen man kon werken. Zulk een vrouvf
vindt zij niet waard getrouwd te zijn. Na»
tuurlijk Is haar nieuwe schoonzuster veel
meer naar haar smaak. Neen, haar kon ik
niet vragen.
(Wordt vervolgd.)-