„DE EEMLANDER". Zaterdag 13 Januari 1917. BINNEN LAND._ ZONNEWEELDE N* 165 Tweede Blad. 15"* Jaargang. Uitgever»; VALKHOPP Co Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. Berichten. FEUILLETON. Hoofdredacties MARIE VAN VERSENDAAU Mr. O. VAN SCHAARDENBURa ABONNEMENTSPRIJS: 'w 8 maanden rooi Amersfoortf 1.30» Idem franco per poafc1.80» Per week (met gratis verzekerinR tegen ongelukken) 0.13». Afzonderlijke nummers0.O5. Wekeljjkicb bijvoegsel „Da Bollandacha Buiavtouta" (onder redactie van Thérèae Hoven) per '6 mnd. 90 ets. Wokeliikseh bijvoegsel ,Fak ma maf per 8 mnd. 93 Cis. Intercomm. Telefoonnummer 66. PKUS DEK ADVERÏENTIEN Van 1—5 nfloli.. #l M r d.BO» Elke r.ü.lmoer O. IB. Dienstaanbiedingen 15 regoU.» 0.90. Qroote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bodryf bestaan zeer voortJeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, *oü abonnemeuU Eene oirculaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegozondeu. «naatsbegrjotiiig J9C7. Oorlogsbegrooting. Memorie van Antwoord» Beleid vnn den Minister. Aan de Memorie van Antwoord wordt het vol gende ontleend: Ten aanzien van de verhouding tusschen den minister en legeraanvoering kan de minister verwijzen naar hetgeen ten vorigcn jare ter ver dediging van het beleid is aangevoerd. Een nieuw gezichtspunt kan hij niet openen; hij stelt «r alleen prijs op hier te verklaren, dat die verhouding, waarbij het nimmer aan weder- zijdsch vertrouwen heeft ontbroken, maar uiter aard niet steeds gelijkheid van inzicht kan be staan, in geen enkel opzicht afbreuk heeft ge daan aan de bevestiging van onze weerkracht. Wanneer men overigens betwijfelt, of onder s ministers leiding gedurende de jaren, dat de oorlog nu reeds duurt, die weerbaarheid wel zoodanig is verhoogd als mogelijk ware, kan de minister uiteraard het, tegendeel niet bewijzen. Hij kan dan alleen als zijne overtuiging uitspre ken, dat in de gegeven omstandigheden wèl al het mogelijk is gedaan. Dat er gewerkt is, be wijzen alleen reeds de bedragen, welke sedert 1 Aug. 1014 ter verhooging van onze weer kracht zijn besteed. Er zijn echter omstandig heden, waarin men zelfs voor millioenen niet ver krijgen kan wat het meest noodig is. In soortgelijke omstandigheden bevinden wij ons ten aanzien van dc artillerie. Tal van po gingen zijn en worden nog gedaan om uit het buitenland geschut te verkrijgen; dat deze po gingen dikwijls mislukken, is niet het gevolg van long beraad over de gedane aanbiedingen. Het behoeft hier niet gezegd te worden, dat alle fabrieken van oorlogstuig overladen zijn met bestellingen voor de oorlogvoerenden, dat, wan neer dan nog levering aan onzïjdigen mogelijk blijkt, er nog quaesties zijn van politieken aard, en dot. als men in de oplossing ook van die moeilijkheden slaagt, er nog 't vervoer is en de vraag naar scheepsruimte; alles afgescheiden van de technische eischen en de prijzen. Ten aanzien van het vliegwezen is het even- zpo. Er is gedaan wat gedaan kan worden; zelfs is men er toe overgegaan met goedvinden van dc betrokken Mogendheden, verscheidene der hier geïnterneerde vliegtuigen aan te koopen. Bestellingen zijn voorts sinds lang loopende en onderhandelingen daarover zijn nog steeds gaande. Wat eindelijk betreft de geoefendheid der troepen tegenover de mededeeling, dat die in de oogen van bevoegde beoordeelaars niet on verdeeld kan worden geroemd, stelt hij zijne overtuiging, dot de opperbevelhebber van land en zeemacht zich zeker niet met eene mindere mate van geoefendheid zal tevreden stellen dan in de gegeven omstandigheden is te verkrijgen. De troepen te velde worden dan ook behoor lijk geoefend. De minister betreuTt, dat eenige leden ook In de tegenwoordige omstandigheden volhouden bij de afwijzende houding, welke zij tegenover dc begrooting van oorlog plegen in te nemen. Wegzending met klein verlof. De mededeeling in de Troonrede, dat de Re geering opnieuw de mogelijkheid zou overwe gen om den druk der mobilisatie te verlichten, had ten doel te doen uitkomen, dat zij zich telkens weer de vraag stelt, of in die richting niet verder gegaan kan worden en dat dus niet een last op de bevolking gelegd wordt, waarvan de noodzakelijkheid niet telkens opnieuw wordt overwogen. Een zoodanige vermindering van de onder de wapenen staande troepenmacht, dat men van geestelijke demobilisatie zou kunnen spreken, lag geensrins in het voornemen; wel werden maatregelen beoogd, welke verlichting zouden aanbrengen. Deze zijn tot stand gekomen, doordat de bij zondere verloven van 10 pet. op 20 pet. zijn gebracht en het tempo van aflossing nog eeni- germate werd versneld. Naar het oordeel van den minister generali seert men dan ook te veel door alleen heil te verwachten van het met verlof zenden der oudere lichtingen als middel ter vermindering van den mobilisatiedruk. De meening, dat de oudste lichtingen in haar geheel het meeste belang bij terugkeer naar hare haardsteden hebben, is niet geheel juist, zooals o. m. hieruit blijkt, dat bij vertrek eener lichting aanvankelijk gemiddeld 9 pet. der sterkte vrijwillig onder de wapenen blijft. De meening van verscheidene leden, die ver klaarden, dat wel eene demobilisatie in techni- schen zin uitgesloten moest worden geacht, maar die toch toelaatbaar oordeelden een groot aantal manschappen lichtingsgewijs met zooge naamd klein verlof naar huis te zenden, blijkt te berusten op de onbevooroordeelde beschouwing dier leden van de politieke en strategische ver houdingen, die volgens hen slechts tot de slot som kunnen voeren, dat het gevaar van in den krijg te worden betrokken niet van dien aard is, dat eene groote krijgsmacht onder de wape nen voortdurend onontbeerlijk is te achten. De Regeering veroorlooft zich de zaak, even on bevooroordeeld, anders in te zien. Ligt de ver dediging van het politiek inzicht der Regeering met op den weg van den minister, ten aanzien van den militairen toestand wil hij hier slechts herinneren aan hetgeen ieder laatstelijk in de dagbladen heeft kunnen lezen over den aanleg van verdedigingswerken aan onze oostgrens. De Regeering komt er tegen op, dat haar standpunt beschouwd wordt als een, hetwelk haar gemakkelijk maakt de verantwoording voor alle gebeurlijkheden te dragen. De minister is met de verlofsverleening zoover .gegaan, dat Kei" te voorzien is, dat de lichtingen, welke in Aug. 1914 onder de wapenen waren, In Aug. a.s. alle in het genot van onbepaald klein ver lof zullen kunnen worden gesteld. De onder de wapenen zijnde sterkte is thans van dien aard, dat niet dan met moeite kan worden voorzien in de dagelijksche diensten. De minister kan er niet toe overgaan om thans op nog ruimer schaal klein verlof te ver- leenen; hij waarschuwt daarbij tegen een over dreven voorstelling van den druk van den mo bilisatietoestand, zooals deze geworden is na de door hem genomen maatregelen. Militie, landweer, landstorm. Onder de wapenen zijn: lo. van de militie de lichtingen 1911—1916; 2o. van de bereden korpsen, de pantserfort-artillerie en de torpe- disten, bovendien de militielichtingen 1909 en 1910; 3o. van den landstorm de jaarklassen 1910-1916. De gezamenlijke sterkte van de met verlof gezonden groepen meent de minister niet in een voor openbaarheid bestemd stuk te moeten ver melden. Wat de tijdstippen van wegzending van vol gende lichtingen betreft, wenscht hij zich te houden aan de tot dusver gevolgde gedragslijn, om n.l. aan elk dier tijdstippen geen bekendheid te geven, alvorens tot de wegzending van eene lichting is besloten. J De oudste lichtingen der militie in het veld leger kunnen nog niet naar de landweer over gaan, omdat de wettelijk daarvoor vastgestelde tijdstippen nog niet zijn aangebroken. Het streven is er steeds op gericht, van bij zondere bekwaamheden van dienstplichtigen zooveel mogelijk partij te trekken. Niettegenstaande vele vrijwilligers bij den landstorm, militie of landstormplichtigen zijn geworden en nog worden, blijft het aantal vrij willigers, hoewel in den laatsten tijd iets afne mend, toch vrij aanzienlijk. De sterkte op I April 1916 bedroeg 7533 hoofden, op 1 Nov. 1916 was dit cijfer 7300, w.o. 142 officieren en 493 onderofficieren. Vermits niet alle mannelijke ingezetenen, die geschikt zijn de wapenen te dragen, worden in gedeeld bij militie- of dienstplichtigen landstorm, heeft de vrijwillige landstorm zeker zijn reden van bestaan behouden. Bovendien kunnen jonge lieden van 17—19-jarigon leeftijd eene verbinte nis aangaan, zoodat de militaire kennis bij den landstorm verkregen, hem later reeds gedeelte lijk geoefend in het leger brengt. Organisatie, enz. Gedurende de mobilisatie zijn In dienst ge steld 93 gepensionneerde officieren van het Ne- derlandsche en het Ned.-Indische leger, en wel 6 opperofficieren, 12 kolonels, 21 luitenant kolonels, 13 majoors, 34 kapiteins en 7 luite nants. Het leger tracht zooveel mogelijk nut te trek ken uit de lessen van dezen oorlog. In het bij zonder voor wat stellingoorlog betreft, wordt bij het afwerken van permanente en tijdelijke stel ling hiermee rekening gehouden en de troepen in verdediging en aanval geoefend. Het gebruik der moderne hulpmiddelen, die daarbij toepassing vinden, zooals verlichtings middelen, loopgraafmortieren, schilden, hand granaten, gasmaskers, enz., wordt stelselmatig beoefend. Het instituut der kapiteins-instructeurs bij de depots werkt goed. Hot instituut zal dan ook moeten behouden blijven. Aangaande de brigade-oefening, welke ln den nacht van 4 op 5 September 1916 gehouden is, kan het volgende worden medegedeeld Tij dens de oefening onweutdö on regende l\et. Op een versmald gedeelte van den weg geraakte een treinsoldaat, die zijn span niet in de hand had, von den weg af en te water, waarbij hij verdronk. Eveneens verdronk een der paarden van het span. Een»tweede paard is ernstig ver wond geraakt en dientengevolge later gestorven. Alle overige steeds veelvuldig verspreide berichten, volgens welke meer ongevallen met mcnschen, paarden en honden zouden zijn voor gevallen, alsook omtrent ziekten, die eene me nigte soldaten bij de oefening zouden hebben opgeloopen, zijn onjuist gebleken. Tegen gebrek aan tact in het optreden en het veroorzaken van hinder aan burgers, wordt zooveel doenlijk gewaakt. Naar vereenvoudiging in de administratie bij het leger op welk gebied ook wordt zoo veel mogelijk gestreefd. Legering der troepen. De tegenwoordige legering der troepen wordt in het algemeen voldoende geacht. Intusschen is het uit den aard der zaak niet uitgesloten, dat zij hier en daar nog te wenschen overlaat. Indien klachten over de legering bekend wor den, wordt terstond een onderzoek ingesteld en, bij gegrondbevinding, het mogelijke gedaan om aan de bezwaren tegemoet te komen. Voort durende onverzwakte aandacht wordt aan dit ge deelte der verpleging van den troep gewijd. In zake de ontruiming van scholen wordt ge daan wat mogelijk is; de toestand is in het al gemeen dan ook niet bevredigend, al wordt over 's Gravenhage nog geklaagd. Op de mogelijkheid eener voortgezette ont ruiming blijft voortdurend de aandacht geves tigd. Geneeskundige dienst Nog kort geleden is er bij beschikking van 3 Augustus 1916, Vide Afd. no. 102, door mid del van de legerorders uitdrukkelijk op gewe zen, dat aan militairen, die tegen vaccinatie be zwaren hebben, geen moeilijkheden In den weg gelegd mogen worden. Mochten er gevallen bekend zijn, dat dit voor schrift niet is nageleefd, dan houdt de minister zich voor mededeeling daarvan aanbevolen. Dat het platteland groote bezworen onder vindt door het verblijf onder de wapenen van reserve-officieren van gezondheid, die aldaar als arts zijn gevestigd, wordt volkomen erlcend. Er bestaat vooralsnog geen aanleiding om de militaire tandartsen, wier benoeming van den aanvang van het jaor 1915 dateert, tot een hoo- gcren rang te bevorderen. Voeding, kleeding. De oorlogsrantsoenen levensmiddelen hebben gedurende het tijdvak der mobilisatie reeds be perking ondergaan, terwijl bovendien is bepaald, dat niet meer levensmiddelen mogen worden ingekocht dan voor het gebruik noodig wordt geacht. Niettemin is het uiterst onvermijdelijk en ook in vredestijd een vost verschijnsel, dat er ongebruikt eten overblijft. Dit wordt als spoeling voor veevoeder verkocht. De minister overlegt met zijn ambtgenoot van L., N. en H. omtrent eene zoo doelmatig mogelijke wijze van verdeeling en verbruik van die spoeling. Door den opperbevelhebber van land- en zee macht zijn strenge voorschriften uitgevaardigd tot het betrachten van zuinigheid in het be heer der kleeding. Reserve-officieren. De minister is volkomen doordrongen von de zeer groote bezwaren, die het lange verblijf on der de wapenen voor vele reserve-officieren medebrengt en hij tracht dan ook door het ver- locnen van verloven van korteren of langeren duur aan hun belangen--zooveel mogelijk te ge- moet te komen. Ter zake van het aan verlofofficieren openen van de gelegenheid in hun rong in actieven dienst over te gaan, kan dc minister vooralsnog geen nadere mcdedeelingen doen. Zijn aandacht blijft op dit vroagstuk gevestigd. Vrijwillig kader. De vraag of positieverbetering van het vrij willig kader noodig is, zal opnieuw onder de oogen moeten worden gezien, wanneer na den oorlog de economische toestand weder eeniger- mate tot evenwicht is gekomen. Maar don zal tevens moeten worden vastgesteld of het al don niet wenschelijk is het verlofskader tijdens zijn verblijf onder de wapenen bij het vrijwillig kader in bezoldiging te doen achterstaan. Zondagsheiliging. Tegengaan van vloeken. Van den minister Is niet te verwachten, dat hij de wedstrijden of sportdemonstraties zal te gengaan. Er wordt echter voor gezorgd, dat nie mand rechtstreeks noch middellijk tot deelname zal worden gedwongen. Het is niet te ontkennen, dat ook na de ter zake uitgevaardigde legerorder het misbruiken van Gods naam niet geheel heeft opgehouden. Nochtans is te verwachten, dat hierin gaande weg verbetering zal komen, maar geheel ophou den van dat misbruik is eerst mogelijk, indien buiten het leger niet meer gevloekt wordt. Ontspanning en ontwikkeling. Militaire tehuizen. Voor ontwikkeling en ontspanning xijn sedert het begin der mobilisatie uitbetaald aan de centrale commissie voor ontwikkeling en ontsponning (voorzitter wijlen dr. D. Bos) 25000 Militairen tehuizen 42.100Bureau ontwikkeling en ontspanning van het algemeen hoofdkwartier 533.800te zamen 600.00*1, Verloven. Door de laatste wijzigingen in de regeling det bijzondere verloven wordt wel degelijk een niet onbelangrijke besparing van de kosten der mo«» bllisotie verkregen. Eene verlofsregeling, die een nog vrijgevige* karakter draagt dan de thans van kracht zijn de zou slechts In te voeren zijn door aan het vastgestelde percentage van toelaatbare afw©« zigheid nog verdere uitbreiding to geven, het geen voorshands niet in do bedoeling der Ro- gcering ligt. De Minister is zich volkomen bewust van het groote algemeen belang, dat bij eene goede regeling der studieverloven is betrokken. Een» mildere regeling is steeds in werking. Dat von de landstormmannen die nog geen 8y3 maand hebben gediend niemand verlof kan krijgen, is in zooverre juist, dat aan hen geen bijzondere verloven worden verleend. Deze be paling is noodzakelijk. Ook het verlofskader deelt In de bijzonder* verloven. De minister beantwoordt vervolgens nog ven» scheidene opmerkingen. De Staatscourant van 12 Januari be- vat o.a. de volgende Kon. Besluiten: benoemd tot notarissen te Leiden B. J. J. N. Troost, candidaat-notaris te Zoeterwoud» en jhr. M. B. W. des Tombe, candidaat-no- taris te 's Gravenhage; op verzoek eervol ontslagen C. A. J- Struijcken de Roysancourt als buitengewoon lid van den Raad van Bestuur van Suri name; op verzoek eervol ontslagen J. de Booy t» Haarlem als adjunct-inspecteur van den si» beid; op verzoek eervol ontslagen E. J. B. M. Engeringh, afgetreden directeur-generaal, plaatsvervanger der Staatsspoorwegen als lid der Commissie van 19 Maart 1914 be treffende verbetering van het spoorweg- en stadsverkeer en het verkeer te water; benoemd tot directeur van het postkan toor te Deventer P. P. Vos, hoofdcommies der posterijen; tot directeur van het post en telegraafkantoor te Venraay J. Knape, commies der posterijen en telegrafie 2s klasse. H. M. de Koningin ontving Donderdag ten paleize In afscheidsgehoor den vertrek» kenden gezant der Vereenigde Staten van Noord-Amerika bij Hr. Ms. hof, den heer dr. Henry van Dyke, na afloop waarvan hal gebruikelijke afscheidsmaal plaats vond- Marlnebegroottng. De Commissie van Rapporteurs der Tweede Kamer over da Marine begrooting, Is voornemens Woensdag 17 dezer te Amsterdam een bezoek te brengen Herinnering, gij zijt gelijk de schemering spinster van droomen. ROMAN VAN OLGA %/OHLBRüCK met autorisatie vertaald door Mevr. I. P. WESSELINK-VAN ROSSUM. 15 „Maar mijn lieve juffrouw De aangeboren ridderlijkheid zegevierde bij hem. Hij zou haar den volgenden mor en eenige bloemen zenden met enkele eminnelijke regels. Het was alles, wat hij kon doen om uitdrukking te geven aan zijn lympathie. Mee omgaan neen. Of in na dere betrekking komen Ondenkbaar. Het gelukte hem na welvoegelijkheids- balve een kwartiertje in het salon te hebben Verwijld, onopgemerkt de vestibule te be reiken. Terwijl een knecht tem met rijn jas hielp, deed een ander eep nieuwen bezoe ker de deur open. „Wat doet u hier. Papa V H»t een beestige beweging liet Gerherd zijn zwarte avondjas van zijn schouders glijden. Graaf Oberwall nam een cigarette uit zijn plat gouden étui, dat de initialen van konin gin Victoria in robijnen en diamanten be- vette en zocht ostentatief naar een lucifer. Kan je mij vuur geven, mijn jongen „Alsjeblieft, Papa." De knechts waren met andere pas aange komen gasten bezig, vader en zoon stonden bijna geisoleerd in een hoek van de vesti- bul.e Een kleine, blauwachtige vlam scheid de hun blikken. „Ik heb vandaag gelegenheid je In mijn club te Introduceeren, mijn jongen, kleed je weer aan en ga met mij mee." Een fijn rookwolkje hulde het gelaat van den voormaligen diplomaat als in een dun nen sluier. „Dank u. Papa, vandaag zou ik liever hier blijven." Dat was bijna tegenstand. Graaf Ober wall was gevoelig voor den vorm. Een ge prikkeldheid, die hij zich geen moeite gaf te onderdrukken sohoot met kouden straal uit zijn oogen. „Ik wil, dat je met mij mee gaat, Gerhard." Gerhard rekte zijn slank bovenlijF, drukte heftig zijn duim op den gouden cigaretten- aansteker met den grooten smaragden knop; de spieren in zijn wat magere, scherp ge- teekende wangen speelden met de regel maat van een opgewonden mechanisme. „Uw wensch is voor mij natuurlijk bevel" antwoordde hij kort, nam zijn hoogen hoed ven den haak en liet slch zijn jas weer om de schouders slaan. Op het bordes liepen zij tegen von Taysen aan. „Vertrekken de heeren al „Mijn zoon heeft mij alleen hier afge haald," zei graaf Oberwall met beslistheid. Zijn toon onderdrukte elke verdere /raag. Taysen legde zijn hand tegen den helm, liet den graaf eerbiedig voorbijgaan. Eenige verwondering en een beetje minachting lag in den blik, dien hij op Gerhard wierp. „Kan Ik een boodschap van je aan de dames overbrengen?" „Neen, dank je. Een dezer dagen maak ik haar mijn opwachting." Gerhard groette kort, drukte zijn hoogen hoed dieper op zijn voorhoofd, daarna daal de hij op zijn trage manier langzaam de trap af; hij hoorde nog het iacht rinkelen van de sabel tegen de steenen treden, daarna sloeg hij heftig het portier van de coupé achter zich dicht. Zwijgend drukte hij zich in den hoek. Hij scheen heel kalm, alleen zijn over elkaar ge stagen voet wipte zenuwachtig op en neer. Graaf Oberwall wreef met zijn zakdoek ven witte Chineesche zijde langs de be slagen ruit. „Die Maartsche stormen zijn recht onaan genaam. Over het geheel een afschuwelijke winter dit jaar 1 Men snakt eenvoudig naar blauwen hemel en warmte. „Dat kan u op eiken tijd hebben, Papa, wet belet u op reis te gaan?" „Je Grootmoeder, mijn jongen." „Grootmama 1" „Een verbazing die aan impertinentie grensde, lag ln dezs vraag. „Men moet met de wenschen en Inzich ten van zijn ouders altijd ernstig rekening houden. Een lange afwezigheid zou haar ontstemmen." Gerhard kon zich niet herinneren, dat de meening van de oude vrouw ooit eenigen invloed op zijn vader had gehad. In dat ge vel betrof het ook in het geheel niet zijn vader en grootmoeder. Het ging om geheel iets anders. Hem zelf golden al die mooie woorden, die voor hem toch maar woorden bleven, die hem zoo weinig beroerden, dat hij zich zelfs niet gedrongen voelde eenig antwoord te geven, die hem koud lieten en langs hem afgleden, zooals de regen buiten langs de coupéraampjes gleed. Beleefd zwijgen was van oudsher zijn eenig wapen, gelijk bet 't wapen van zijn vader tegenover zijn grootmoeder was ge veest. Maar de uiterlijke dressuur vermacht r.iets tegen het zieden van zijn bloed, dat met geweld een uitweg zocht. Haast met te veel vertoon van liefde, stel- do de graaf zijn zoon in de club voor. De aanzienlijke heeren, die den jongen man terwille van den vader als gelijkberechtigde in hun kring ontvingen, moesten in hun ver heven rust de opvoeding voltooien, die graaf Oberwall alleen dan volkomen acDtte, wan neer zij alle natuurlijke driften volkomen kon beheerschen. „Je speelt toch zeker bridge?" vroeg hij lachend. „Ik arrangeer een aardig» partij voor je." Hij gaf zijn zoon 'n arm en bracht hem in j de sj>eelzaal, waar jongere elementen rond om Uelne. ronde speeltafels xat&n Toont van de eerste aristocraten, die hun nachte lijke genoegens met elegant jeu plachten li» te zetten, onder de oogen van hun vade» voor wie dit jeu het slot van den avond be- teekende. Gerhard Oberwall werd ontvangen met d» ijzige beminnelijkheid, die de jonge arisK* creat zoo vaak tegenover den jeugdigen leerde tentoonspreidt. Men wist in de clul* dat graaf Oberwall junior alle familie tradi ties ten spijt de eerzucht had een geleerd» te wordendat hem nog slechts veertien dagen van zijn doctoraat scheidden. Zijn introductie was eigenlijk geen aanwinst voo* de club. Met één blik overzag Gerhard Oberwall den toestandhij voelde, dat hij geduld werd, dank zij de beleefde inschikkelijkheid van dezen kring. Hij was juist ln de goed» stemming I Alles in hem riep om bevrijding uit d» bnn, die hem sedert zijn vroegste kindsheid d-ukte. Nadat zijn vader zich had verwijderd en hij alleen in deze hem vreemde omge ving stond, al die blikken met zulk een ge ringschattende, koele beleefdheid op zicH gericht voelde, nu zeemde het hem in d» ooren als destijds, toen hij In de scherm» zaal in dolle woede en tegen alle regelen ld op zijn tegenstander had los geslagen. (Wordt vervolgdj I i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 5