0001s de Ue(i$d-
Flinke Bert.
Naar het Engclsch
van
EDITH KEN/ON.
Vrij bewerkt door C. II
HOOFDSTUK III.
Voor lijn leven ongelukkig.
„Bert komt vandaag beneden," riepen de
Idnderen blij door elkaar.
„Laten we de huiskamer versieren," iel
Dora. „Kijk, hier heb ik mooie viooltjes, ik
tal ze in een paar vaasjes op het tafeltje bij jjjj, op ge bank lag.
doen. Hoe onaardig van Leo hem niet tege
moet te komenl Als hij in Leo's plaats ge
weest was, zou hij dat stellig gedaan heb
ben, nu het zoo laat werd.
Sinds het ongeluk was iedereen bijzonder
lende dingen van Bert helpen dragen. Nee naar hem toeken? Dat mocht hij toch wei
Dora, blijf jij liever beneden om hem op te
wachten en houd Edu en Dolly bij je,"
voegde .luj er nog aan toe, toen de klein
tjes in de kamer kwamen.
Mijnheer Willis ging nu naar boven, ge-
olgd door Leo, terwijl Doro, Edu en Dolly
geduldig wachtten, totdat hij terugkwam n\et
tiert, die er bleek, doch gelukkig uitzag. Leo
ulgde met een stapel kussens.
„Vader," zei Bert, „wat draagt u me pret
tig! En wat ziet het er hier gezellig en fees-
j telijk uit. Wat een beelderige violen Dank
je wel, Dora. Kon je die nog vinden?"
„Ja", antwoordde zij fluisterend; hij zag
ei ook zoo zwak en bleek uit.
„En ik heb de blaadjes geplukt", viel Edu
in.
„En ik zal mijn konijn holen om het je te
laten zien," zei Leo, zoodia Bert gemakke-
en wuifde en knikte terug, dat 't een aard
had.
Maar wat was dat? Dadelijk nadat de laat
ste noot van 't liedje weerklonken had, be
gon de pendule weer van voren af aan! Lien
lachte. Dat was leuk! Zij zong lustig mee en
vriendelijk voor hem geweest; zijn geringste trommelde met haar voetjes tegen de ven-
wenschen werden voorkomen, zoodat hij ge- sterbank.
vaar liep verwend te worden. Zijn lief en Toen 't speelwerk evenwel van geen op-
verstandig karakter behoedden hem echter houden scheen te weten "en telkens weer
daarvoor. Doch nu bevond hij zich al in een van voren af aan begon, staakte Lientje
zeer neteligen toestand, ja, hij dacht zelfs haar gezang. Met groote, verschrikte oogen
onaardig over Leo, die hem eerst ongeluk- j staarde zij naar de pendule, die zoo vreemd
kig had gemaakt en hem nu niet tegemoet
kwam.
(Wordt vervolgd.)
de rustbank zetten. Moeder zegt, dot hij op
de bank moet liggen.
„Wat zijn ze mooi! riep Leo uit. „En wat
mag ik doen?"
„Moeder," vroeg Bert dien avond, „waar
om is ledereen zoo goed voor me?"
.Omdat zij zooveel van je houden cn het
„Denk je, dat Moeder goed zou
I hun zoo voor je spijt," antwoordde mevrouw 1
vinden, Willis liefdevol ,geZegd'
„Alles blij, maakt de Mei!"
Lientje was alleen in de kamer. Papa en
Mama maakten visites en de broertjes waren
naar school. Lientje ging nog niet naar
school, want zij was pas vier jaar. Over twee
jaar zou zij er groot genoeg voor zijn, had
dat je je nieuwe konijn binnenbracht om 't
hem te laten zien?" vroeg Doia weifelend.
„O ja, zeker. Tante zei, dat we hem zoo
veel mogelijk plezier moesten doen en hem j en bij het leger kunnen ze mij ntet ge-
tilleiding bezorgen, zoodat hij geen gelegen-bruiken."
heid heelt veel aan het gebeurde" te den-„Maar je kunt toch een held worden. Als
ken. Tante zal het dus zeker goed vinden je je verdriet draagt als een man en tracht
en ik kan hem bovendien in een mandje een nutiig leven te leiden; als je studeert en
„Maar het Is heerlijk om weer beter te, De kleine me.d had z,oh meen hoekje der
worden," zei Bert dankbaar. „Alleen zal ik j "ff vensterbank genesteld en sloeg de
nu niet meer hard kunnen loopen," zuchtte "aden %"n 4 mooie Pietenboek, aat z.j op
binnen brengen.'
een lmap man wordt en als je altijd vroolijk
ve.jaardag - gekregen had, langzaam
„En wat zal ik doen, Dora?" vroeg de klei-1 en opgewekt bent en anderen helpt, zoo-
re- Edu. „Zal ik het nestje met de jonge veel ie maar kunt, ben je een held een
vogeltjes voor hem halen?" van God's belden, lieve Bert."
„Nee, nee, het zou wreed zijn dat te ver Het laatste had zij op fluisterenden töön .r,nnei,e v00r- "sn "un voeten weidden
n i. l cl I I Q cr hnnnroo dan /VTA ör\ n etvlitl o.n
haar
om.
„Tik-tak; tik-tak," klonk hc: van de groote,
ouderwetsche pendule op den schoorsteen
mantel, een familiestuk, waarop Lientje's
Papa veel prijs stelde. Aan weerskanten van
de wijzerplaat stond een beeldje in zwieri
ge, landelijke kleedij, bij een rustiek hek.
't Eene stelde een herder, 't andere een her-
Sloren en Bert zou dat zeker niet prettig vin-gelegd. Daarop moest zij hem even alleen
den." I laten en dacht hij over haar woorden na.
witte schaapjes, die aan groene struiken
knobbelden, de herdershond lag er, met der
De kleine jongen keek teleurgesteld. ,JkHij zou dus toch nog een held kunnen koP tusschci» de voorpooten, bij te slaper
denk toch, dat hij 't wel graag zou willen worden, al zou het ook heel moeilijk zijn.1 4 Aardigste van de pendule was echter 't
tien," hield hij vol. I Hij zou echter al zijn krachten inspannen om sPe,-iwerk dat vóór het slaan van elk tui
„Vertel hem er liever van," ried Dora aan. er een te worden en niets zou hem daarvan fen. vroolijK w ,sje deed hooren. Oorspion-
„E weet je, wat je doen kunt? Pluk wat viool- afhouden. Eenmaal had hij gemeend, dat hij ke':.;4c was er_ c>r. ouderwetsch Ijeaie op ge-
blaadjes in den tuin, die kom ik nog te kort", liever geen held wilde worden, zooals Moe- weeat- maar t speelwerk versleet en toen de
De kleine baas liep al naar de deur. Plot-der het bedoelde, doch nu dacht hij er an- j na ecn vcvDlijf van eenigr. weken
teling draaide hij zich om en vroeg: „Zal ders over. Hij begon te begrijpen, dat dit jf' horlogemaker, weer werd thuis ge-
Bert nooit meer hard door den tuin kunnen eigenlijk de hoogste vorm van heldendom racbt, speekle zij, tot groote pret v-m Lien.
loopen zooals vroeger?" i Is,
Dora schudde bedroefd haar hoofdje; en
toen haar kleine broertje langzaam en treu
rig de kamer uitging, boog zij zich over de
bloemen heen om haar opkomende tranen
die zij met geen mogelijkheid kon bedwin
gen te verbergen. Bert voor zijn geheele
HOOFDSTUK IV.
Bert wordt op de proef gesteld.
tje en haar broertjes, net als de Dom In de
Meimaand: „Alles blij, maakt de Mei!"
Lientje had 't nu al zoo dikwijls gehoord,.
deed. Ze werd er bang van.
De herder en de herderin bewogen zich
evenmin als de schaapjes en de hond, maar
hoe kwam 't dan, dat de pendule al maar
doorzing?
„O Paatje, Maatje, kom toch gauw," snik
te Lien angstig, terwijl ze naar de canapé
vloog en haar hoofdje onder de kussens ver
borg, om het liedje, dat nu niets opvroolij-
kends meer vóór haar had,maar niet meer te
hooren.
En steeds speelde de pendule met onver-
stoorbaren ijver: „Alles blij, maakt de Mei!"
Toen Papa en Mama even daarna thuis
kwamen, klonk hun 't vroolijke Meiliedje te
gen, begeleid door 't hevig geschrei van
kleine Lien, die op de canapé in elkaar ge
doken lag.
„Lieveling, wat scheelt er aan?" riep Ma
ma verschrikt uit, terwijl ze haar naar zich
toe trok.
„De pendulezingt al maar door
en ik ben zóó bang," verklaarde Lientje
snikkend.
Papa was onderwijl naar de pendule ge
gaan en had de veer teruggezet, zoodat het
speelwerk ophield. Nu kwam de kleine meid
tot bedaren en was in staat alles te vertel
len.
Papa en Mama konden 't niet over hun
hart verkrijgen Lientje voor haar ongehoor
zaamheid te .beknorren. De bedoeling was
ook zóó goed geweestl
HERMANNA.
0_.j.. „Het doet er niet toe," riep Bert uit, „je de Pendule even mooi. Als ze na een on-
leven ongelukkig! No dien ontzettenden dag, hoeft niet zoo onaardig tegen een meisje te deugende bui of van verdriet over een ge-
waarop Leo het geweer op hem richtte en zijn, dat zich niet verdedigen kan," en 'zijn °"'a*u P°P schreide, kon t hooren van dit
het ondoordacht aftrok, terwijl hij natuurlijk oogen fonkelden van verontwaardiging. j wijsje haar door haar tranen heen doen
niet wist, dat het geladenhvas, had de.armej „Het is mijn zusje," zei de,jongen, tegen glimlachen. Vaak stond ze met de handjes
jongen dagen, ja zelfs weken tusschen leven wiei. hij sprak, vrij schaapachtig. op den lug voor de jrendule, en hield haar
en dood gezweefd. De doktoren hadden zich 1 „I 'CS te meer reden voor je om haar te ere oogjes onafgewend op de wijzer,
genoodzaakt gezien, zijn linkerbeen, dat ge- beschtrmen," merkte Bert verwijtend op. P|aa4 f?er'c4li om ruiar den grooten wijzer te
heel verbrijzeld nas, af te zetten. Daarop „Moeder zegt, dat zusjes en broertje^ altijd dijken. „Als die heel bovenaan staat had
volgde een langdurig ziekbed, gedurende lief voer elkaar moeten zijn." Mama gezegd, „dan zingt de pendule veen
welken tijd de kinderen hem slechts weinig De endere jongen antwoordde niet. Hu "Alles blij, maakt de Mei 1
en dan nog maar enkele oogenbllkken, ge- keek boos naar zijn kleine zusje, dat nog De kindei en mochten volstTekt niet aan de
ïien hadden. Doch eindelijk mocht hij toch altijd milde. j pendule komen. Zelfs was 't Lientje verbo-
naar beneden en hoewel Dora zich daar na-1 „Wat heeft het arme kind gedaan?" vroeg ,den 146 schaaj>jes te aaien, sinds zij t oor
tuuriijk innig over verheugden kon ziji toch Bert. J rari 4 kleinste lammetje gebroken had, door
niet nalaten te denken aan alles wat er g-e- Het was fn den winter na Bert s ongeluk fff. 146,1 bouten kop van haar pop, die
beurd was, sinds hij het laatst in de huis
kamer was geweest.
„Dora, je huilt," zei Leo zacht-verwijtend,
terwijl zijn eigen lippen trilden. „Tante zegt.
Keizer Frans Jozef.
De pas overleden Oostenrijksche Keizer
Frans Jozef was een groot kindervriend en
liet zich de bewondering en vereering der
want de pendule speelde 't ook toen de Mei- jeugd hartelijk welgevallen. De volgende
maand lang voorbij was, iederen dag weer grappige episode is daarvan een bewijs,
maar altijd vond Lien ,,'t zingen" van de
schrijft het Dagbl. v. Z. H.
Op zekeren dag verscheen* F^rans JoW1*
onaangediend in de militaire academie
Wiener-Neustadt en ging vlug naar een c<
schoollokalen. Nadat hij de leerlingen vrit'
delijk begroet had, zei hij tot den leeri
prof. kapitein Ebersberg
Laat u in uw les niet storen, kapit^d
Toen legde hij zijn generaalssteek op 4
eerste bank en luisterde, op de bank Je-,
nende, naar den professor.
De scholier B., voor wiens neus de sted
van den keizer lag, vatte het plan Qp rid
een aandenken aan dit uur te verschaff^
Hij stak voorzichtig de hand uit naar da
groenen vederbos van den keizerlijk
steek en trok er mot een fermen ruk
veer uit Nauwelijks hadden eenige kaï
raden van B. dat bemerkt, of zij gaven hei
door allerlei teekens te verstaan, dat hij rii
moedig werk moest voortzetten en hun
zulk een kostbaar herinneringsteeken
schaffen. B. gaf aan deze opdrachten geh
en trok, steeds overmoediger wordende, di
eene veer na de andere uit den steek
den keizer.
Maar plotseling ontglipte hem de stedj
schoof naar voren en trof den arm van de|
vorst. De keizer keek om en bemerkte der
boosdoener, die bleek en sidderend» strq
verwachtte. De monarch vroeg alleen w4
verwonderd„Welke bedoeling had je mei
deze veer mijn jongen?" Aangemoedigd
door de vriendelijkheid van den keizer, stot.'
terde B.„Een aandenken, majesteit."
En was de eene veer je daartoe nieJ
voldoende
Neen majesteit, klcmk het thans vasv
beraden van de lippen van den jongeling!
mijn kameraden verlangden er ieder een.
Nu, dan zit er niets anders jop dan
Jou den geheelen steek te geven, zei d«
keizer met een vriendelijken lach, terwij
hij met eigen hand den vederbos van den
steek losmaakte en den van blijdschap str*
lenden B. overhandigde. Toen wendde hJJ
zich tot den professor:
Kapitein, u moet de goedheid hebben
mij uw hoofddeksel te leenen.
Do Broeders Bruin.
n
Uit hengelen.
- Door C H.
d u we allen opgewekt en vroolijk moeten dere jongens ls te krijgen. De jongens hie!-
zi?n om er bij hem den moed in te houden.1 den allen veel van hun onderwijzer. Bert
Kom Dora, je moet Flink zijnl" 'vooral, omdat mijnheer Megson altijd bij-
Het kleine meisje keek hem verwonderd zonder vriendelijk voor hem wa§. Dien flag
aan. Wat was hij veranderdl Zoo zacht en had hij Kern luist een half uur langer ge-
Hij kon met Lehulp van zijn kunstbeen en diertje zoenen moest, tegenaan te slaan,
eensterken stok heel gemakkelijk kleine! --Tik-tak; tik-tak klonk het altijd door.
eindjes looi en. Hij en Leo gingen eiken dagP eerts ^ien Z'°B van venster-
naar mijnheer Megson om met nog zes an- Bank gJijden; zij had gezien, dat de groote
wijzer bijna tot bovenaan was gekomen.
Met de oogjes strak op de wijzerplaat ge-
richt, stond ze voor den schoorsteenmantel.
„Hoor!" Lientje stak' haar vingertje omhoog,
„daar begint het!" „Alles blij, maakt de
Toen 't speelwerk ophield, nam ze haar
plaats bij 't raam weer in en gluurde tusschen
de vitrage door naar den tuin van de buren.
Er waren pas nieuwe menschen komen
wonen.
Een dame in den rouw liep over rt zor.nl-
hulpvaardig was hij geworden en zich zelf houden* dan de andere jongens om hem te neuriede ze vroolijk mee.
op den achtergrond plaatsend, terwijl hij in leeren schaken. Hij begreep, dat hoe meer T 1
het begin zoo veeleischend en verwend was. afleiding en bezigheid de jongen in huis had.
Zii was echter nog te jong om te begrijpen, hoe nYindei hij het gemis zou voelen van
welk een marteling de laatste maanden voor allerlei spelen in de open lucht, waaraan hij
hem geweest waren. In het begin was hij hehias geer deel kon nemen. Bert was dan
hevig ontsteld, toen hij bemerkte, dat het ook heel opgewekt huiswaarts gekeerd, toen
maar heel weinig scheelde, of hij had zijn hij Tom Black, den oudsten jongen van den £e f^aspetk en plukte er meizoentjes,
neefje vermoord. Daarna had een gevoel van jachtopziener, zijn arme kleine zusje zóó zag arn>e mevrouw, dacht Lientje mede-
diepe schaamte zich van hem meester ge- slaan en stompen, dat hét zijn verontwaar- lijdend. „Maatje zegt: ze is zoo bedroefd,
rriaakt, te meer danr Oom, Tante en de kin- diging opwekte. Tom was ecn hoofd grooter °mdat haar jongetje naar den Hemel is ge-
drren zoo vriendelijk tegen hem waren, dan hij en had den naam van een naren oaan' zonder op haar te wachten. Daarom
Nooit in zijn leven hoe oud hij ook werd jongen, doch Bert dacht niet aan het gevaar moeten we heel lief voor haar zijn. Me-
zou hij vergeten, hoe zijn oom hem op voor zich zelf, toen hij de partij voor Mary vrouw schreit eiken dag om dat jongetje,
dien droevigen dag snikkende gevonden had Black opnam. j heeft Mietje van hier8ast aan onze Bet ver
en hoe vriendelijk hij tegen hem gezegd had: „Ze is echt valschf Moeder heeft haar mij Misschien zou ze onze pendule wel
^Arme, arme jongen! Ik begrijp, dat het achterna gestuurd om te" zeggen, dat ik sui- £raag s hooren. Als ik huil, gaat t er óók
voor jou het ergst is. Huil maar niet zoo, ker bij Smith moest halen en zij is niet dadelijk van over!
Leo. Je hebt het bij ongeluk gedaan." verder dan tot hier gekomen, zoodat ik weer Lientje keek naar de wijzerplaat en zag,
En hoe later, toen hij door verdriet en be- heelemaal terug moet. En ik ben toch al zoo ST0°1® wijzer nog maar een heel klein
gouw maar niet kon inslapen, Tante bij hem moei" eindje naar beneden was gegaan,
eekomen was, haar lieve armen om hem „Ik- kon niet harder loopen," snikte het wat za)r lang duren, voordat hij weer
heen had geslagen en gefluisterd had„Als kind, „en ik ben dadelijk gegaan, toen Moe- Bovenaan is, zei t kind half luid, „en eer-
God hem tot zich neemt/ Leo, zul jij onze der het zei." ^er Begint de pendule toch niet te zingen.
Beve zoon in zijn plaats worden. „Je kon wel harder loopen; daar", en de mevrouw dan maar niet weer naar bin-
Wat Dora betreft, zij had hem eerst ver- jongen begon haar opnieuw te slaan. nen 's ge»aan ^an ^ön ze met
sneden, alsof zij het niet verdragen kon den Bert kon dit niet langer aanzien. Zou hij meer hooren.
Jongen te zien, die haar bijna haar broertje ooit een held worden, als hij toeliet, dat dit Lientje fronste haar wenkbrauwen en trok
ontnomen had. Zij had echter haar best ge- kleine meisje door haar veel grooter broer- een nadenkend gezichtje. „Als ik de pen-
daan dit gevoel te overwinnen, toen zij zijn tje werd mishandeld? Immers neenf dule eens liet zingen! Dat doet Papa ook
oprecht berouw zag en al haar krachten in- „Lafaardl" riep hij uit, terwijl hij zijn been we^ f' a's WÜ er om bedelen, fk weet best,
gespannen om hem te vergeven. Leo was heelemsal vergat en zijn stok ophief om Boe t moet. \\;e rrtogen wel niet aan de
diep getrolfen en zacht gestemd door hun hem met kracht op de schouders van den pendule komen, maar, t is voor mevrouw
liefde en vergevensgezindheid en sloofde jongen te laten neerkomen. van hiernaast, die 200 bedroefd is.
ïich uit in het bedenken van allerlei dingen, Arme Bertf In het vólgend oogenblik lag Vastberaden verliet Lienrtje haar gezellige
die hun aangenaam konden zijn. hij op zijn rug, terwijl Tom hem met zijn hoekje en trok met groot geraas een stoel
„Het is zoo vreeselijk voor Bert!" zei Dora vuist' dreigde en spottend riep: naar den schoorsteenmantel. In haast klau-
jrnet^ een snik. „Weet je nog wel, Leo, dat „Jij, hinkepoot, ik zal jou leeren!" en hij terde zij er op en ooog zich toen voorover om
tnj zoo graag een held wilde worden?" gaf Bert zoo'n harden schop, dat de arme Bij t speelwerk aan den achterkant der Pen"
Ja, dat wist Leo nog heel goed. Hij wend- jongen in een sloot viel. ^u'e *e ^omen- f Slimme, kleine ding had
de zijn gelaat af om Dora niet behoeven Tom keerde zich, ruw lachende, om en wat goed afgezien, hoe t moest. Maar de
trok zijn zusje mee. ruk' waarmee ze 't veertje verzette, kwam
Arme Bert! Als hij niet zoo ongelukkig wat Bard aan.
was geweest, zou hij gemakkelijk uit de sloot Bloe t zij. Lien had haar zin. oordat zij
zijn gekomen maar nu was dit onmoge- weer goed en wel op den grond stond, klon-
lijk; en duidelijker dan ooit tevoren besefte ksn.de vroolijke tonen van t Meiliedje door
dat zijn leven gespaard 'werd, dat het ge- hij den vollen omvang van zijn ongeluk. Bo- de kamer.
mis van een been Hun niet zóó erg had ge- vendien had hij zich bezeerd en was het wa- een van voldoening stralend gezichtje
leken. Nu beseften zij echter, hoe hij voor ter ijskoud, terwijl hij zijn stok niet onder na*n ze haar hoekje bij t open raam weer
«ijn geheele leven ongelukkig was. zijn bereik had. Geen wonder dus, dat zijn irc Ja, mevrouw van hiernaast was nog in
Ik Z8l Bert naar beneden dragen," zei oogen zich met tranen vulden. De weten- den tuin*:— gelukkig! Nu keek ze tot Lien-
mhnheer Willis, terwijl hij de kamer binnen schap, dat hij een weerloos, klein meisje ver- tje s groote blijdschap naar boven en knikte
kwam en vriendelijk naar de bedroefde ge- dedigd had, deed hem het hem aangedane haar toe met een glimlach op t bleeke ge-
"*lchten keek. „Kom, we moeten allen vroo- onrecht des te sterker gevoelen. Hoe lang zicht
Dijk zijn, nu we hem weer in de huiskamer zou hij daar zoo moeten blijven liggen, eer „Mevrouw hoort de pendule ook graag zin-
hebben. Leo, jongen, jij mag mij verschil- er hulp kwam opdagën? Zou Leo misschien gen, net als ik," dacht Lientje vol verrukking
Ban te kijken, en beet zich op de lippen.
Nog nooit had het hun zóó duidelijk voor
lOOgen gestaan, hoe vreeselijk de arme Bert
verminkt was. Zij waren zoo bang geweest,
dat hij sterven zou en later zoo dankbaar,
Drie kleine, slimme beertjes.
De broeders Bruin, gaan uit;
Ze zitten heel parmantig-
Al in een platte schuit
'k Geloof, ik ken het drietal
Nog van den voor'gen keer,
't Zijn kuigvel, Jim en Teddy,
Je kent hen zeker weer?
Za gaan nu eens uit visschen.
Dat doet het drietal graag,
Elk heeft een grooten hengel,
Maar nu is het de vraag:
Wie hunner 't eerst een visch heeft;
'De aasbus is gevuld.
Het komt dus nu in hoofdzaak.
Alleen neer op geduld.
Maar wat is dat? De dobbers
Gaan plots'ling op en neer
En met verbaasde oogen
Ziet daad'lijk elke beer,
Dat hij een flinken visch vangt.
Een dikken, van belangl
Doch eensklaps wordt elk Bruintje
Toch wel een beetje bang.
Want och, daar trekt de hengel
Heel krachtig naar benêen
En Teddy, Jimmy, Ruigvel
Gaan plots'ling van de been.
Zij duik'len kopje onder
In 't koude, natte sop,
Van d' eersten schrik bekomen.
Kijkt 't drietal angstig op.
Wat zij daar zien is vreeslijk,
Wie had dat ooit gedacht,
Dat nu op hunne plaats zit
Een dikke visch, die lechtf
Ik denk, Jim, Teddy, Ruigvel,
Je weet nu al de rest,
Zorg maar, dat je niet toebijt
Wie 't laaut,lach^ lacht het beet