15"' Jaargang.
„DE E EM LAN DER".
Maandag 26 Maart 1917.
BUITENLAND.
ZONNEWEELDE
N° 226
Voor doove ooron.
FEUILLETON.
MARIE VAN VERSENDAAL.
HooTdreciactie. D f VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF C
ABONNEMENTSPRIJS.
maanden voof Amersloort f 1«30.
Idem Iranco per post.
Per week (mot gratis verzekering tegen ongelukken)
Afzonderlijk© nummers
Wekelijksch bijvoegsol „De IJollandscJte Euisrroiu* (onder
redaotie van Thérès® Hoven) per 25 mnd. 50 cIm.
Wekeli.iksch bijvoegsel WereldretUeper 25 mnd. 52 Cts.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 45.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVER TEN TIEN
Van 1—5 regels f O.SO.
Elke-rogel meerit -<>.13.
Dienstaanbiedingen 15 regels., o.50.
Grooto letters naar pkiaUruiuito.
Voor handel on bodrijl bostaau zoor voordeolige bopalin»en
tot het herhaald advorteoron in dit Blad, bij abonuoment.
Eèiïu circulairo, bevatlondo do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgeving.
MILITIE.
Inschrijvingsregister en alphabetisch
Register.
De. Burgemeester van Amersfoort maakt be
kend, dat het inschrijvingsregister voor de lich
ting 1918, met het daaruit opgemaakt alpha-
betisch register, gedurende acht dagen, van den
24 Maart 1917 tot en met den 3 April a.s., ter
dooden near hun verblijf moet brengen over
d/ rivier de Styx, houdt een gesprek met
een boozen g^eest. Wat heeft de faam, u
toch verteld ,vraqgt deze laatste, waarop de
ander antwoordt„Dat drie monarchieën in
doodelijken haat op elkaar aangevallen zijn
om elkander te verdelgen en dat er geen
enkel deel der Christenwereld is, waar de
oorlog niet woedtwant die met hun drieën
gemeente-secretarie voor een ieder ter 'iczinr' slecPen "n<Jcren mee om samen ,e vech:
ligt. j ten. Allen zijn ze zóó gezind, dat niemand
Hij vestigt er voorts de aandacht op: aan een ander wil toegeven; allerlei vreese-
le. dat binnen den tijd, hierboven vermeld, lifke maatregelen nemen zij en ware vriend-
tegen deze registers bezwaren kunnen worden schap bestaat niet meer. Als nu, zegt Charon,
iigebrecht bij den Commissaris der Koningin n,aar nie( e<ïn of aric]ere godheid opstaat
dezer provincie
2e. dat het bezwaarschrift behoorlijk met re
denen omkleed moet zijn en op ongezegeld pa
pier kan worden gesteld
5e. dat het bezwaarschrift eigenhandig moet,
zijn onderteekend, doch dat.ondertcekening door
een ander persoon is toegelaten, zoo bij bet
bezwaarschrift eene behoorlijke volmacht wordt
overgelegd
4e. dat het bezwaarschrift tegen., bewijs van
ontvangst bij den Burgemeester ter gemeente
secretarie moet worden ingeleverd
5e. dat een bezwaarschrift, dat niet voldoet aan
de eischen, hierboven genoemd, of niet wordt
ingeleverd binnen den tijd en b;j de autoriteit,
bierboven vermeld, geen gevolg kan hebben
Ce. dat het bewijs van ontvangst moet worden
bewaard, totdat hij of zij, die het bezwaarschrift
indiende, in kennis is gesteld met de uitspraak
jren den Commissaris der Koningin.
Amersfoort, 23 Maart 19T7.
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
Erasmus, <Ie groote Nederlander en tege-
Üjkertijd een man van alle volken, de be
kende tijdgenoot van Luther, maar zonder
diens forschheid en. besliste overtuiging, die
de fouten der Christenheid en geestelijken
goed zag, zonder er iets er.deis voor in de
plaats te kunnen stellen, heeft in een aan- de ander hem toe. In tien jaren tijds behoeft
tal samenspraken de gebreken van ziin tijd mén niet voor een vrede bang te zijn, alleen
om plotseling tot vrede aan te manen. Ik
hob al gehoord van een man, die niet op
houdt met zijn pen zich tegen den oorlog
te verzetten. Nu ja, zegt de and<jr, maar dat
doet hij al lang voor doove ooren. Want er
zijn aan de hoven menschen, die de vorsten
op verkeerde wegen leiden. In hun gods
dienstige samenkomsten verkondigen zij, dat
de oorlog rechtvaardig, heilig is en vroom.
Aan beide kantelt wordt hetzelfde verkon
digd. Bij de Franschen roepen zij den volke
tce, dat Gpd aan den kant der Franschen
staat en dat hij niet kan overwonnen worden,
■die God als beschermer heeft. Bij de Engel-
schen en Spanjaarden dat deze oorlog niet
door den Keizer wordt gevoerd, maar door
God zelf.
Ik v/eet alleen niet, zegt Charon, hoe ik
al de zielep in mijn schuit naar de andere
wereld brengen moet. Zoo dikwijls er oor
log is, komen zooveel gewonden en ver
minkten tot mij, clat ik er mij over verwon
der, hoe er in de bovenwereld nog één
enkele over kan zijn. Als er nu maar geen
godheid opstaat om de zaak tusschen de
vorsten bij te leggendan was mijn heele
buitenkansje na .r de maen.
Wat det betreft, kunt g*e gerust zijn, voegt
gegeeseld en met zijn scherp vernuft en bij
tende satyre 't bijgeloof van zijn dagen ge-
de paus zet ijverig tot vrede aan, maar....,
't is boter ban de galg gesmeerd. JDe burgers
teekend. Hij was, zegt Busken Huet, eenin de landen klagen steen en been over al
eenzijdig litterarisch genie. Hij heeft noch
in de wiskunde uitgemunt, noch als jurist,
noch als geschiedschrijver. In da leerstellige
godgeleerdheid en de bijbelsche uitlegkunde
was hij een dilettant, in de staatkunde een
droomerDoch hij was het belichaamd
gezond verstand zijner eeuw. Tusschen de
bergen wilde hij wonen met een .drukpers.
Mei dien hefboom was hij zich bewust een
lYcreld te kunnen vertillen.
En al laat zich niet overal de invloed aan
wijzen van zijn geest, 't is toch onmisken
baar, dat inzichten zijn verhelderd, verkeerd
heden verdwenen, al schijnt zijn eigen woord
bewaarheid, toen hij zei dat hij schreef voor
doove ooren.
de rampen sommige menschen fluisteren
wél zachtjes tegen elkaar, terwijl ze beweren,
dat 't onbillijk is, hoe wegens persoonlijken
.wrok of eerzucht van twee of drie menschen
alles op de wereld 't onderst boven wordt ge
keerd maar daarmee wordt niet gerekend.
In dien geest schrijft een man vier eeuwen
geleden en 't is, als werd 't geschreven met
't oog op dezen tijd. Weer zijn er dezelfde
verschrikkingen, weer zijn er dezelfde
schrijvers, die tot vrede manen, maar 't
schijnt alles voor doove ooren. Noemde Bus
ken Huet Erasmus niet in de staatkunde een
droomer
Toch kan een mensch niet nalaten daar
over te droomenhij "weigert te gelooven
In een der samenspraken, Charon getiteld, in naam der humaniteit, in naam van 't
verfoei en vervloek ik den oorlog tusschen
de Christenen', zegt hij zelf, en veel daarvan
keeft een treffende beteekenis voor deze
dogen,
Evangelie, uit kracht van zijn Godsgeloof, dat
't' goed is, wat nu geschiedt en dat 't zoo
zou moeten blijven. Voor doove ooren? Zoo
mag 't schijnen maar er klinkt altijd iets
De knorrige Charon, die^de schimmen dervan een ander lied van vrede en liefde, ook
onder volken openbaar, ^"el schijnt men
onverzoenlijk en strijden wil men tot 't bitter
einde, tot 't laatst toe verwachtend een be-
slissenden slag, die misschien toch niet zal
kornei); maar wie goed luistert, hoort in
menige rede dat groot verlangen naar 't
einde# dat eens toch komen moet.
Voor doove ooren Och, de menschen
zijn zoo dikwijls doof; hoorende, hooien zij
niet en ziendp, zijn zij blind. Zij hebben
andere belangen, andere vragenzij willen
niet hooren, wat strijdt met hun voordeelzij
willen niet zien wat aan hun hart pijn doet.
Dus houden zij zich groot en spreken van
een oorlog rechtvaardig, heilig/ vroom! Er
is* veel leugen, misschien onbewust, maar
niettemin leugen en eens zal men hem ken
nen en zich schamen voor wat men deed.
Wat 't uitricht, wat wij brengen; wat door
de vroomsten onder ons wordt bereikt
Een blik op de geschiedenis en we hebben
onze moedelooze urenveel bleef onver
vuld en van-menige groote gedachte scheen
geen invloed uitgegaan. Maar dan ook, hoe
veel blijft in zijn grootheid openbaar, hoe
veel trekt altijd weer de aandacht der men
schen; hoe worden we getroffen door wat
edele ziel en. spraken van heilrijker tijd. Voor
doove ooren neen dat niet. We luisteren
en worden getroffen, en langzaam maar ze
ker openbaart zich iets van den nieuwen
geest.
Van Jezus wordt -verhaald, dat hij hier en
daar geen teekenen doen kon vanwege 't on
geloof der bewonerscn ook in doze stre
ken is .toch eens zijn woord doorgedrongen;
ook daar werd de-invloed van 't Evangelie
openbaar.
Voor doove ooren Hoe menigmaal wil
len wij moedeloos worden, wanneer 't ge
sproken woord niet schijnt door te dringen
in de ziel; wanneer men onverschillig zich
plaatst tegenover cfe prediking van recht an
liefde, en dan toch, soms wordt iets open
baar van zijn invloed en uit een enkel
woord merkt ge, dat iels van de heilige
gedachte doordrong in de ziel.
Daarom houden wij niet op. De paus zet
ijverig tot den vrede aanmaar 't is al te
vergeefs schrijvers mogen zich tegen den
oorlog verzettenpacificisten doen hun
schijnbaar ondankbaar werk. Maar onnut is
't nooit. In de wereld des geestes gaat 't nu
eenmaal langzaamdat weten wij vooruit.
En bij dj opvoeding, waar 't niet minder
gaat om Gods belangenwaar honderden
malen hetzelfde kan worden gezegd en 't
schijnt voor doove oorenwaar telkens de
oude fouten keeren en men komt er niet
oyerheenbij 't werk in onze maatschappij,
waar de oude zonden telkens zich toonen
en hulpeloos ziet men rondkomt er wel
ooit iets tot standbij dat alles blijven wij
voortgaan, in goed vertrouwen. Want wie
gelooft, weet van een overwinningwie er
kent. een hooger orde, weet, dat zij steods
meer zich moeten toonen. Geen zwakheid,
geen angstig opzien. Zaaier, zaai in Gods
naam voort!
P. D. A. C.
Politiek Overzicht.
De revolutie In Rusland.
I.
Rusland's bondgenooten in den wereld-
strijd hebben met bekwamen spoed de nieu
we regeering in Rusland erkend. De offi-
cieele erkenning, waaraan men een vorm
wil geven die naar buiten spreekt, moet
wachten op het herstel van den Britschen
gezant te Petersburg, die nu aan zijne ka
mer gebonden is. Ook de regeering der
Vereenigde Staten van Noord-Amerika kon
digt eene verklaring aan, die den nieuwen
toestand in Rusland volledig erkent.' Het
Engelsche lagerhuis, de „moeder der par
lementen", heeft een groet en gelukwensch
gebracht aan de rijksdoema en de door haar
ingestelde regeering, die door de ómwente-
ling aan het hoofd van het bewind is geko
men. Het nieuwe kabinet,, dat in Frankrijk
is opgetreden, heeft met vreugde het werk
der bevrijding" begroet", dat verricht is door
het Russische volk, Frankrijk's bondgenoot
gedurende meer dan een kwart eeuw; de
voorzitter van den Franschen senaat heeft
namens de vergadering de beste wenschen
gericht tot „de constitutioneele regeering,
welke Rusland zich uit eigen beweging heeft
gekozen."
„Wij wenschen van ganscher harte, dat de
ontwikkeling van de vertegenwoordigende
instellingen, opgetrokken op den grondslag
der volkssouvereiniteit, zich zonder geweld
en zonder ernstige troebelen moge voltrek
ken, om als een voorbeeld voor andere r^p-
tiën te dienen. Uit -deze wóórden in de ver
klaring, waarmee het kabinet-Ribot zich aan
het parlement heeft voorgesteld, spreekt een
meevoelen en een medeleven met het Rus
sische volk, dat weldadig aandoet. De groo
te Fransdie revolutie heeft groote zegenin
gen gebracht aan de gpnsche menschheid.
Maar de keerzijde geeft tafereelen van bloed
en tranen te zien en vermeldt misdaden, in
naam der-misbruikte vrijheid gepleegd, waar
van men zich met deernis voor de slachtof
fers en met afschuw voor de bedrijvers af
wendt. Nu staat Rusland aan het begin van
zijne groote revolutie. De doema heeft de
taak aangeval, die indertijd de Assemblée
nationale op zich had genomen. Juister ge
zegd, zij heeft voorloopig het bewind aan
vaard en een comité uit haar midden met het
uitvoerend bestuur belast, om den weg te
bereiden voor het bijeenkomen van eene
Constituante, die aan Rusland nieuwe, de
finitieve staatsinrichtingen zal moeten ver
schaffen. Wie zou niet wenschen, dat dit
groote werk in rust en vrede werd verricht
en dat de overgdng van den ouden in den
nieuwen toestand zonder schokken werd vol
bracht r
Om echter daarop te kunnen rekenen, zou
men een waarborg moeten hebben in de ze
kerheid, dat eene vaste hand de zaken be
stuurt. Die zekerheid bestaat echter niet.
Men ziet integendeel eene groote verwar
ring heerschen. De vlugheid, waarmee do
abdicatie van den cznnr in haar werk is ge
gaan, zou den indruk kunnen wekken, dat
het afgetreden heerschershuis heeft afge
daan en voor de verdere ontwikkeling van
den toestand als een cjunntité negligeable
kan worden aangemerkt. Daarop moet men
echter niet al te zeer vertrouwen. Reeds de
wijze waarop de broeder van den czaar,
grootvorst Michaël, positie heeft genomen
tegenover de akte van troonsafstand van
czoar Nicolaas II, waarbij het\erfdeel der vo
deren van het huis Romanow aan hem werd
overgedragen, bewijst, dat men danr aller
minst de aanspraken op de macht heeft la
ten varen. De grootvorst heeft aan de aan
vaarding van de kroon de voorwaarde ver
bonden, dat het volk van Rusland door het
orgaan yan de constitueerende vergadering
zijn wensch daartoe kenbaar mankt. Die ver
gadering wi! hij zien samengesteld door mid
del van het algemeene, directe, gelijke eff
geheime stemrecht.
In het manifest van de doema-re-
geering, dat van zijn optreden kennis geeft
aan het volk, wordt gesproken van het alge
meen stemrecht zonder meer als brpn, waar
uit de Constituante moet voortkomen. Men
overbiedt elkaar dus wat de wijze van samen
stelling betreft van het orgaan, dot de nieu
we staatsinrichting van Rusland in 't leven
moet roepen. Dat duidt aan, dat men 2ich'
voorstelt invloed uit te oefenen op de beslis
sing, die dat orgaqn over den regeeringsvorm
zal hebben te nemen.
Nog andere leden van het keizerlijke huis
zijn tot de ontdekking gekomen, dat zij
eigenlijk yan liberalen huize zijn. Vooral
grootvorst^ Nicolaas Nicolajewitsch heeft
zich in die richting onderscheiden. Hij heeft
tegenover dagbladschrijvers verklaard, dat
het onmogelijk is tot het oude régime terug
te keeren; hij zou zich persoonlijk er tegen
verzetten, wanneer werd beproefd de reactie
weder in te voeren. Die bekeering van den
man, die twaalf jaren geleden de eerste revo
lutie in Rusland met meedogenlooze streng
heid heeft onderdrukt, is niet met ingeno
menheid begroet; er is op eene wijze, die niet
kon worden misverstaan, oan grootvorst Ni
colaas te kennen gegeven, dat men hem
wantrouwde, en de voorloopige regeering
heeft hen laten weten, dat de laatste wils
uiting van den czaar, die bij zijne abdicatie
het opperbevel aan hemh eeft overg'edragen,
ongeldig is.
Van wantrouwen getuigt ook de veran
derde houding, die de voorloopige regeering
heeft aangenomen tegenover den czaar en
zijne familie, door hun aan te zeggen, dat
zij zich als gevangenen moeten beschou
wen in Tsarskoje Selo, waar zij nu allen bij
een zijn. Daaruirspreekt vrees voor de con
tra-revolutie, waartegen men zich van een
pand wil verzekeren in den persoon van den
czaar. Maar men kan er ook in zien de uit
werking van den invloed, dien de uiterste
elementen aan de linkerzijde uitoefenen op
de mannen, aan wie de doema het voorloo-
Zoovelen wanen zich eenzamen, die slechts
perlatenen zijn.
ROMAN VAN
OLGA WOHLBRÜCK
met autorisatie vertaald
door
W*vr. I. P. WESSELINK- VAN RÖSSUM.
76 -
En zij hnd, toen zij het jonge echtpaar et
l9cor had gebracht, bij hun komst met even
ontroerde slem gezegd:
„Dat gij er even gelnkkig moogl worden als
Mttjn ouders waren.''
En zij wierp even een blik op de vier klein*
heiligenbeelden, welke Kasper, de herder, aan
het ondereind van elke zuil had aangebracht;
hel waren: de heilige Rosaline, de heilige
Martha, de heilige Trophin en de heilige Gil
ler. alle vier gewijd in de overoude Trophin-
kerk te Arles door haar eigen biechtvader, die
het huwelijk naar haar geloof had ingeze
gend...
„Ben je al x>p, hartje?''
Lou zat in een eenvoudig, glad, strakslultend
h«tisten kleedje aan de groote, gesneden tafel,
dit middïii in het vertrek stond, en las. Een
haai rigen hoeken las zij, die zij van huis
had meegenomen ^als goede, stille vrienden.
Als werd zij op iets onbetamelijks betrapt,
zoo snel sloeg zij het boek toe en stond op.
Haar gelaat was sterk vermagerd, 't Leek
wel uitgedroogd door de warme, droge luclit,
en om haar oogen lagen diepe, donkere scha
duwen.
„Waarom slaap je niet?''
•»,Ik was niet moe, niémère.''
Mcmêre schudde het hoofd. Niet moe zijn
op dezen tijd niet slapen dat was onna
tuurlijk. Daar kón Lou niet bij gedijen, daarbij
moest zij als een magere musch in den winter
te gronde gaan. En dan nog wel lezen! wat
een onzin!
Op de tcenen naderde zij de slaapkamer met
het ontzaglijk groote bed op de vier gedraai
de zuilen.
Dwars, lang uitgestrekt lag Gerhard daar in
zijn wit zijden Pyama, met bloote borst en uit
gestrekte armen. Het was, alsof zijn geheele
lichaam de warmte opzoog, alsof zijn lede
maten ontspannen waren gelijk na een had.
En slechts om zijn fijngewelfden mond lag
een vreemd, harde, eigenzinnige 'lick, -als had
een onvriendelijk woord zich in de1 hoeken
vastgezet.
„Lieveling?"...
Zij drukte zacht een kus op zijn voorhoofd.
Hij sloeg zijn oogen op, doch glimlachte niet.
„Wij zullen «en kleine verfrissching nemen
kom!'*
Hij gleed met de beenen van het bed, greep
naar zijn sigaretten-étui cn ontweek den blik
zijner moeder; blijkbaar was hij slecht ge
luimd en een beetje verleden.
„Waar is Lou?''
„Zal ik haar roepen?'1
«Neen, laat maar. laat.,*
Hij stond op, sloeg met de gebalde vuist de
houten jaloezieën omhoog, wierp de ternau
wernood aangestoken sigarellc met een wijdeu
boog hel raam uil.
Met groote bezorgde oogen sfoivd^Suzanna
Gberwall voor haar zoon.
„Is zij onaardig legen je geweest, lieveling?"
Nu moest liij glimlachen, en het leek hem
onmogelijk een verklaring te gevew van zijn
ontstemming, die zij misschien anders zou op
vatten, dan hij wilde, cn waardoor zij dc
waarheid misschien meer zou benaderen dan
hem lief was.
Op het bordes zaten Grootje, de professor cn
Lou. Een jong meisje in eenvoudig Arler klcc-'
derdracht presenteerde sodawater met koffie
in hooge glazen op een breed houten blad en
de professor had ccn klein tonnetje cn vischle
daar met een zilver lepeltje stukjes ijs uil, die
hij in de glazen deed.
?1Zoo, nu zullen wij liet ons gezellig maken",
zei mémère cn duwde Gerhard naast haar
moeder, terwijl zij zelf naast Lou plaats nam.
Zij fluisterde heel zacht cn tecder:
„Wees nie.l boos, hartje, maar hockeo be
derven ""het karakter, vooral in den zomer. Nu
moest je niet zooveel lezen, Lou. Liefhebben
fnoet je liefhebben!"
Lou antwoordde niet, een hooge Wos bedekte
haar gelaal.
Het waren goede menscheia, dic'haar om
ringden ciTzij wilde, hen niet belcedigeo.
Lou borg haar boekeu weg.
De zon brandde elke gedachte uij haai1 her-
•sencn.
„Geef mij een kus", zei Gerhard.
Gehoorzaam legde, zij haar armen em zijn
fcals haar lippen daalden op zija oogleden»
,.Zoo niet jc kust als ccn bloedarm kost
schoolmeisje.''
Hij drukte haar legen zich aan, zoo stevig,
dat haar den adem haast benomen werd. Ilij
zou haar wel kunnen slaan, omdat zij zoo wei
nig innigheid in haar liefde wist te leggen. En
zij voelde gaandeweg wat in zich opkomen,
dat veel geleek op een verlammend gevoel van
angst.
En midden in den nacht, als zijn adem
rustig ging in diepen slaaf), gleed zij van het
breede bed der Vidals, sloop met bloote voeten
de kamer uil, wierp een ochtendjapon over,
daalde de trap af, de tuinpoort uit cn ging
liggen in het gras, in het hooge onverzorgde
gras Van den tuin, waar zij haar gezicht tegen
de zwaargeurende aarde druktedaar lag zij
met van koorts gloeiende oogen cn wachtte
op de ochtendkoelte.
In den grauwen ochtendstond vond de pro
fessor haar eens slapende, met tranen, die als
dnnw glansden, op haar blccke wangen en
mét handen, <lie nis verwelkte bloemen langs
haar neerhingen Hij waagde het niet h3nr te
wekken,.doch legde zijn bruine lustren jas
over de fijne, kinderlijke gestalte. Daarna ging
liif op en neer loopen, alsof hij op wacht sfond
en verjoeg dc hagedissen, welker glinsterende,
kleine lichaampjes over haar heen schuifel
den.
Toen zij dc oogen opsloeg, boog hij zich over
haar heen cn vroeg:
„Goed geslapen, kleine gravin?"
Alsof het de eenvoudigste zaak ter wereld
was, dat ccn gravin Obcrwall den nacht
alleen in den tuin doorbracht. Hij verzette er
zich tegen,, toen zij zijn jas weg wou nemen en
verontschuldigde er zich alleen over, dal hij
zoolang in hemdsmouwen voor haar moest
staan; hij deed, of hij het niet merkte, dal zij
met haar bloote voelen "slechts met mocilo
voortkwam.
„Den Provcnfaalschen zomer, kleine gravin,
daaraan moet men gewoon zijn. Ik heb zeil
vele, vele nachten huilen geslapen voordat ik
hel kon uithouden in de kamer."
„Mijn man kan er toch heel goed tegen,"
fluisterde zij; ondanks haar verwarring be
greep zij, dat het 't best zou zijn dc zaak al*
heel natuurlijk en eenvoudig voor tc stellen.
De professor knikte.
„Ja... die...Die heeft Proven^aalsch bloed ini
de aderen. En de zon, kleine gravin, die
broedt hier alles uit. wat in liet bloed zit
alle aangeboren driften broedt ze uit."
Zij keerde hem haar fijn gelaat toe cn dei
blik harcr lichte oogen hing angstig aan zijn
gelaat.
Mei zware schreden sleepte zij zich dc bin
nentrap op. In dc kamers was het nog don
ker. Zij ging aan dc groote gesneden tafel
zitten, met storende oogen cn dacht aan dc
dagen in dc Rauclistrasse aan al de zorgen
van die dagen en aan al dc heerlijke stille
uren met Gerhard toen er nog menschen
tusschen hen stonden, en dc ijzeren wetten
van maatschappelijke zeden en zelfbedwang—
Dien Gerhard Oberwall had zij liefgehad, tot
dien voelde zij zich aangetrokken, dien ver
langde zij terug. En in strakke, stomme wan
hoop bleef zij waken, totdat dc zon opkwam,
die zou uitbroeien, wat in hel blo%d lag
waarvair zij een voorgevoel had cn waarvoor,
zij angst had namcloozcn angst...
(Wordt vervolgd.)