15"' Jaargang. „DE E EM LAN DER". Maandag 26 Maart 1917. BUITENLAND. ZONNEWEELDE N° 226 Voor doove ooron. FEUILLETON. MARIE VAN VERSENDAAL. HooTdreciactie. D f VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF C ABONNEMENTSPRIJS. maanden voof Amersloort f 1«30. Idem Iranco per post. Per week (mot gratis verzekering tegen ongelukken) Afzonderlijk© nummers Wekelijksch bijvoegsol „De IJollandscJte Euisrroiu* (onder redaotie van Thérès® Hoven) per 25 mnd. 50 cIm. Wekeli.iksch bijvoegsel WereldretUeper 25 mnd. 52 Cts. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 45. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVER TEN TIEN Van 1—5 regels f O.SO. Elke-rogel meerit -<>.13. Dienstaanbiedingen 15 regels., o.50. Grooto letters naar pkiaUruiuito. Voor handel on bodrijl bostaau zoor voordeolige bopalin»en tot het herhaald advorteoron in dit Blad, bij abonuoment. Eèiïu circulairo, bevatlondo do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. MILITIE. Inschrijvingsregister en alphabetisch Register. De. Burgemeester van Amersfoort maakt be kend, dat het inschrijvingsregister voor de lich ting 1918, met het daaruit opgemaakt alpha- betisch register, gedurende acht dagen, van den 24 Maart 1917 tot en met den 3 April a.s., ter dooden near hun verblijf moet brengen over d/ rivier de Styx, houdt een gesprek met een boozen g^eest. Wat heeft de faam, u toch verteld ,vraqgt deze laatste, waarop de ander antwoordt„Dat drie monarchieën in doodelijken haat op elkaar aangevallen zijn om elkander te verdelgen en dat er geen enkel deel der Christenwereld is, waar de oorlog niet woedtwant die met hun drieën gemeente-secretarie voor een ieder ter 'iczinr' slecPen "n<Jcren mee om samen ,e vech: ligt. j ten. Allen zijn ze zóó gezind, dat niemand Hij vestigt er voorts de aandacht op: aan een ander wil toegeven; allerlei vreese- le. dat binnen den tijd, hierboven vermeld, lifke maatregelen nemen zij en ware vriend- tegen deze registers bezwaren kunnen worden schap bestaat niet meer. Als nu, zegt Charon, iigebrecht bij den Commissaris der Koningin n,aar nie( e<ïn of aric]ere godheid opstaat dezer provincie 2e. dat het bezwaarschrift behoorlijk met re denen omkleed moet zijn en op ongezegeld pa pier kan worden gesteld 5e. dat het bezwaarschrift eigenhandig moet, zijn onderteekend, doch dat.ondertcekening door een ander persoon is toegelaten, zoo bij bet bezwaarschrift eene behoorlijke volmacht wordt overgelegd 4e. dat het bezwaarschrift tegen., bewijs van ontvangst bij den Burgemeester ter gemeente secretarie moet worden ingeleverd 5e. dat een bezwaarschrift, dat niet voldoet aan de eischen, hierboven genoemd, of niet wordt ingeleverd binnen den tijd en b;j de autoriteit, bierboven vermeld, geen gevolg kan hebben Ce. dat het bewijs van ontvangst moet worden bewaard, totdat hij of zij, die het bezwaarschrift indiende, in kennis is gesteld met de uitspraak jren den Commissaris der Koningin. Amersfoort, 23 Maart 19T7. De Burgemeester, VAN RANDWIJCK. Erasmus, <Ie groote Nederlander en tege- Üjkertijd een man van alle volken, de be kende tijdgenoot van Luther, maar zonder diens forschheid en. besliste overtuiging, die de fouten der Christenheid en geestelijken goed zag, zonder er iets er.deis voor in de plaats te kunnen stellen, heeft in een aan- de ander hem toe. In tien jaren tijds behoeft tal samenspraken de gebreken van ziin tijd mén niet voor een vrede bang te zijn, alleen om plotseling tot vrede aan te manen. Ik hob al gehoord van een man, die niet op houdt met zijn pen zich tegen den oorlog te verzetten. Nu ja, zegt de and<jr, maar dat doet hij al lang voor doove ooren. Want er zijn aan de hoven menschen, die de vorsten op verkeerde wegen leiden. In hun gods dienstige samenkomsten verkondigen zij, dat de oorlog rechtvaardig, heilig is en vroom. Aan beide kantelt wordt hetzelfde verkon digd. Bij de Franschen roepen zij den volke tce, dat Gpd aan den kant der Franschen staat en dat hij niet kan overwonnen worden, ■die God als beschermer heeft. Bij de Engel- schen en Spanjaarden dat deze oorlog niet door den Keizer wordt gevoerd, maar door God zelf. Ik v/eet alleen niet, zegt Charon, hoe ik al de zielep in mijn schuit naar de andere wereld brengen moet. Zoo dikwijls er oor log is, komen zooveel gewonden en ver minkten tot mij, clat ik er mij over verwon der, hoe er in de bovenwereld nog één enkele over kan zijn. Als er nu maar geen godheid opstaat om de zaak tusschen de vorsten bij te leggendan was mijn heele buitenkansje na .r de maen. Wat det betreft, kunt g*e gerust zijn, voegt gegeeseld en met zijn scherp vernuft en bij tende satyre 't bijgeloof van zijn dagen ge- de paus zet ijverig tot vrede aan, maar...., 't is boter ban de galg gesmeerd. JDe burgers teekend. Hij was, zegt Busken Huet, eenin de landen klagen steen en been over al eenzijdig litterarisch genie. Hij heeft noch in de wiskunde uitgemunt, noch als jurist, noch als geschiedschrijver. In da leerstellige godgeleerdheid en de bijbelsche uitlegkunde was hij een dilettant, in de staatkunde een droomerDoch hij was het belichaamd gezond verstand zijner eeuw. Tusschen de bergen wilde hij wonen met een .drukpers. Mei dien hefboom was hij zich bewust een lYcreld te kunnen vertillen. En al laat zich niet overal de invloed aan wijzen van zijn geest, 't is toch onmisken baar, dat inzichten zijn verhelderd, verkeerd heden verdwenen, al schijnt zijn eigen woord bewaarheid, toen hij zei dat hij schreef voor doove ooren. de rampen sommige menschen fluisteren wél zachtjes tegen elkaar, terwijl ze beweren, dat 't onbillijk is, hoe wegens persoonlijken .wrok of eerzucht van twee of drie menschen alles op de wereld 't onderst boven wordt ge keerd maar daarmee wordt niet gerekend. In dien geest schrijft een man vier eeuwen geleden en 't is, als werd 't geschreven met 't oog op dezen tijd. Weer zijn er dezelfde verschrikkingen, weer zijn er dezelfde schrijvers, die tot vrede manen, maar 't schijnt alles voor doove ooren. Noemde Bus ken Huet Erasmus niet in de staatkunde een droomer Toch kan een mensch niet nalaten daar over te droomenhij "weigert te gelooven In een der samenspraken, Charon getiteld, in naam der humaniteit, in naam van 't verfoei en vervloek ik den oorlog tusschen de Christenen', zegt hij zelf, en veel daarvan keeft een treffende beteekenis voor deze dogen, Evangelie, uit kracht van zijn Godsgeloof, dat 't' goed is, wat nu geschiedt en dat 't zoo zou moeten blijven. Voor doove ooren? Zoo mag 't schijnen maar er klinkt altijd iets De knorrige Charon, die^de schimmen dervan een ander lied van vrede en liefde, ook onder volken openbaar, ^"el schijnt men onverzoenlijk en strijden wil men tot 't bitter einde, tot 't laatst toe verwachtend een be- slissenden slag, die misschien toch niet zal kornei); maar wie goed luistert, hoort in menige rede dat groot verlangen naar 't einde# dat eens toch komen moet. Voor doove ooren Och, de menschen zijn zoo dikwijls doof; hoorende, hooien zij niet en ziendp, zijn zij blind. Zij hebben andere belangen, andere vragenzij willen niet hooren, wat strijdt met hun voordeelzij willen niet zien wat aan hun hart pijn doet. Dus houden zij zich groot en spreken van een oorlog rechtvaardig, heilig/ vroom! Er is* veel leugen, misschien onbewust, maar niettemin leugen en eens zal men hem ken nen en zich schamen voor wat men deed. Wat 't uitricht, wat wij brengen; wat door de vroomsten onder ons wordt bereikt Een blik op de geschiedenis en we hebben onze moedelooze urenveel bleef onver vuld en van-menige groote gedachte scheen geen invloed uitgegaan. Maar dan ook, hoe veel blijft in zijn grootheid openbaar, hoe veel trekt altijd weer de aandacht der men schen; hoe worden we getroffen door wat edele ziel en. spraken van heilrijker tijd. Voor doove ooren neen dat niet. We luisteren en worden getroffen, en langzaam maar ze ker openbaart zich iets van den nieuwen geest. Van Jezus wordt -verhaald, dat hij hier en daar geen teekenen doen kon vanwege 't on geloof der bewonerscn ook in doze stre ken is .toch eens zijn woord doorgedrongen; ook daar werd de-invloed van 't Evangelie openbaar. Voor doove ooren Hoe menigmaal wil len wij moedeloos worden, wanneer 't ge sproken woord niet schijnt door te dringen in de ziel; wanneer men onverschillig zich plaatst tegenover cfe prediking van recht an liefde, en dan toch, soms wordt iets open baar van zijn invloed en uit een enkel woord merkt ge, dat iels van de heilige gedachte doordrong in de ziel. Daarom houden wij niet op. De paus zet ijverig tot den vrede aanmaar 't is al te vergeefs schrijvers mogen zich tegen den oorlog verzettenpacificisten doen hun schijnbaar ondankbaar werk. Maar onnut is 't nooit. In de wereld des geestes gaat 't nu eenmaal langzaamdat weten wij vooruit. En bij dj opvoeding, waar 't niet minder gaat om Gods belangenwaar honderden malen hetzelfde kan worden gezegd en 't schijnt voor doove oorenwaar telkens de oude fouten keeren en men komt er niet oyerheenbij 't werk in onze maatschappij, waar de oude zonden telkens zich toonen en hulpeloos ziet men rondkomt er wel ooit iets tot standbij dat alles blijven wij voortgaan, in goed vertrouwen. Want wie gelooft, weet van een overwinningwie er kent. een hooger orde, weet, dat zij steods meer zich moeten toonen. Geen zwakheid, geen angstig opzien. Zaaier, zaai in Gods naam voort! P. D. A. C. Politiek Overzicht. De revolutie In Rusland. I. Rusland's bondgenooten in den wereld- strijd hebben met bekwamen spoed de nieu we regeering in Rusland erkend. De offi- cieele erkenning, waaraan men een vorm wil geven die naar buiten spreekt, moet wachten op het herstel van den Britschen gezant te Petersburg, die nu aan zijne ka mer gebonden is. Ook de regeering der Vereenigde Staten van Noord-Amerika kon digt eene verklaring aan, die den nieuwen toestand in Rusland volledig erkent.' Het Engelsche lagerhuis, de „moeder der par lementen", heeft een groet en gelukwensch gebracht aan de rijksdoema en de door haar ingestelde regeering, die door de ómwente- ling aan het hoofd van het bewind is geko men. Het nieuwe kabinet,, dat in Frankrijk is opgetreden, heeft met vreugde het werk der bevrijding" begroet", dat verricht is door het Russische volk, Frankrijk's bondgenoot gedurende meer dan een kwart eeuw; de voorzitter van den Franschen senaat heeft namens de vergadering de beste wenschen gericht tot „de constitutioneele regeering, welke Rusland zich uit eigen beweging heeft gekozen." „Wij wenschen van ganscher harte, dat de ontwikkeling van de vertegenwoordigende instellingen, opgetrokken op den grondslag der volkssouvereiniteit, zich zonder geweld en zonder ernstige troebelen moge voltrek ken, om als een voorbeeld voor andere r^p- tiën te dienen. Uit -deze wóórden in de ver klaring, waarmee het kabinet-Ribot zich aan het parlement heeft voorgesteld, spreekt een meevoelen en een medeleven met het Rus sische volk, dat weldadig aandoet. De groo te Fransdie revolutie heeft groote zegenin gen gebracht aan de gpnsche menschheid. Maar de keerzijde geeft tafereelen van bloed en tranen te zien en vermeldt misdaden, in naam der-misbruikte vrijheid gepleegd, waar van men zich met deernis voor de slachtof fers en met afschuw voor de bedrijvers af wendt. Nu staat Rusland aan het begin van zijne groote revolutie. De doema heeft de taak aangeval, die indertijd de Assemblée nationale op zich had genomen. Juister ge zegd, zij heeft voorloopig het bewind aan vaard en een comité uit haar midden met het uitvoerend bestuur belast, om den weg te bereiden voor het bijeenkomen van eene Constituante, die aan Rusland nieuwe, de finitieve staatsinrichtingen zal moeten ver schaffen. Wie zou niet wenschen, dat dit groote werk in rust en vrede werd verricht en dat de overgdng van den ouden in den nieuwen toestand zonder schokken werd vol bracht r Om echter daarop te kunnen rekenen, zou men een waarborg moeten hebben in de ze kerheid, dat eene vaste hand de zaken be stuurt. Die zekerheid bestaat echter niet. Men ziet integendeel eene groote verwar ring heerschen. De vlugheid, waarmee do abdicatie van den cznnr in haar werk is ge gaan, zou den indruk kunnen wekken, dat het afgetreden heerschershuis heeft afge daan en voor de verdere ontwikkeling van den toestand als een cjunntité negligeable kan worden aangemerkt. Daarop moet men echter niet al te zeer vertrouwen. Reeds de wijze waarop de broeder van den czaar, grootvorst Michaël, positie heeft genomen tegenover de akte van troonsafstand van czoar Nicolaas II, waarbij het\erfdeel der vo deren van het huis Romanow aan hem werd overgedragen, bewijst, dat men danr aller minst de aanspraken op de macht heeft la ten varen. De grootvorst heeft aan de aan vaarding van de kroon de voorwaarde ver bonden, dat het volk van Rusland door het orgaan yan de constitueerende vergadering zijn wensch daartoe kenbaar mankt. Die ver gadering wi! hij zien samengesteld door mid del van het algemeene, directe, gelijke eff geheime stemrecht. In het manifest van de doema-re- geering, dat van zijn optreden kennis geeft aan het volk, wordt gesproken van het alge meen stemrecht zonder meer als brpn, waar uit de Constituante moet voortkomen. Men overbiedt elkaar dus wat de wijze van samen stelling betreft van het orgaan, dot de nieu we staatsinrichting van Rusland in 't leven moet roepen. Dat duidt aan, dat men 2ich' voorstelt invloed uit te oefenen op de beslis sing, die dat orgaqn over den regeeringsvorm zal hebben te nemen. Nog andere leden van het keizerlijke huis zijn tot de ontdekking gekomen, dat zij eigenlijk yan liberalen huize zijn. Vooral grootvorst^ Nicolaas Nicolajewitsch heeft zich in die richting onderscheiden. Hij heeft tegenover dagbladschrijvers verklaard, dat het onmogelijk is tot het oude régime terug te keeren; hij zou zich persoonlijk er tegen verzetten, wanneer werd beproefd de reactie weder in te voeren. Die bekeering van den man, die twaalf jaren geleden de eerste revo lutie in Rusland met meedogenlooze streng heid heeft onderdrukt, is niet met ingeno menheid begroet; er is op eene wijze, die niet kon worden misverstaan, oan grootvorst Ni colaas te kennen gegeven, dat men hem wantrouwde, en de voorloopige regeering heeft hen laten weten, dat de laatste wils uiting van den czaar, die bij zijne abdicatie het opperbevel aan hemh eeft overg'edragen, ongeldig is. Van wantrouwen getuigt ook de veran derde houding, die de voorloopige regeering heeft aangenomen tegenover den czaar en zijne familie, door hun aan te zeggen, dat zij zich als gevangenen moeten beschou wen in Tsarskoje Selo, waar zij nu allen bij een zijn. Daaruirspreekt vrees voor de con tra-revolutie, waartegen men zich van een pand wil verzekeren in den persoon van den czaar. Maar men kan er ook in zien de uit werking van den invloed, dien de uiterste elementen aan de linkerzijde uitoefenen op de mannen, aan wie de doema het voorloo- Zoovelen wanen zich eenzamen, die slechts perlatenen zijn. ROMAN VAN OLGA WOHLBRÜCK met autorisatie vertaald door W*vr. I. P. WESSELINK- VAN RÖSSUM. 76 - En zij hnd, toen zij het jonge echtpaar et l9cor had gebracht, bij hun komst met even ontroerde slem gezegd: „Dat gij er even gelnkkig moogl worden als Mttjn ouders waren.'' En zij wierp even een blik op de vier klein* heiligenbeelden, welke Kasper, de herder, aan het ondereind van elke zuil had aangebracht; hel waren: de heilige Rosaline, de heilige Martha, de heilige Trophin en de heilige Gil ler. alle vier gewijd in de overoude Trophin- kerk te Arles door haar eigen biechtvader, die het huwelijk naar haar geloof had ingeze gend... „Ben je al x>p, hartje?'' Lou zat in een eenvoudig, glad, strakslultend h«tisten kleedje aan de groote, gesneden tafel, dit middïii in het vertrek stond, en las. Een haai rigen hoeken las zij, die zij van huis had meegenomen ^als goede, stille vrienden. Als werd zij op iets onbetamelijks betrapt, zoo snel sloeg zij het boek toe en stond op. Haar gelaat was sterk vermagerd, 't Leek wel uitgedroogd door de warme, droge luclit, en om haar oogen lagen diepe, donkere scha duwen. „Waarom slaap je niet?'' •»,Ik was niet moe, niémère.'' Mcmêre schudde het hoofd. Niet moe zijn op dezen tijd niet slapen dat was onna tuurlijk. Daar kón Lou niet bij gedijen, daarbij moest zij als een magere musch in den winter te gronde gaan. En dan nog wel lezen! wat een onzin! Op de tcenen naderde zij de slaapkamer met het ontzaglijk groote bed op de vier gedraai de zuilen. Dwars, lang uitgestrekt lag Gerhard daar in zijn wit zijden Pyama, met bloote borst en uit gestrekte armen. Het was, alsof zijn geheele lichaam de warmte opzoog, alsof zijn lede maten ontspannen waren gelijk na een had. En slechts om zijn fijngewelfden mond lag een vreemd, harde, eigenzinnige 'lick, -als had een onvriendelijk woord zich in de1 hoeken vastgezet. „Lieveling?"... Zij drukte zacht een kus op zijn voorhoofd. Hij sloeg zijn oogen op, doch glimlachte niet. „Wij zullen «en kleine verfrissching nemen kom!'* Hij gleed met de beenen van het bed, greep naar zijn sigaretten-étui cn ontweek den blik zijner moeder; blijkbaar was hij slecht ge luimd en een beetje verleden. „Waar is Lou?'' „Zal ik haar roepen?'1 «Neen, laat maar. laat.,* Hij stond op, sloeg met de gebalde vuist de houten jaloezieën omhoog, wierp de ternau wernood aangestoken sigarellc met een wijdeu boog hel raam uil. Met groote bezorgde oogen sfoivd^Suzanna Gberwall voor haar zoon. „Is zij onaardig legen je geweest, lieveling?" Nu moest liij glimlachen, en het leek hem onmogelijk een verklaring te gevew van zijn ontstemming, die zij misschien anders zou op vatten, dan hij wilde, cn waardoor zij dc waarheid misschien meer zou benaderen dan hem lief was. Op het bordes zaten Grootje, de professor cn Lou. Een jong meisje in eenvoudig Arler klcc-' derdracht presenteerde sodawater met koffie in hooge glazen op een breed houten blad en de professor had ccn klein tonnetje cn vischle daar met een zilver lepeltje stukjes ijs uil, die hij in de glazen deed. ?1Zoo, nu zullen wij liet ons gezellig maken", zei mémère cn duwde Gerhard naast haar moeder, terwijl zij zelf naast Lou plaats nam. Zij fluisterde heel zacht cn tecder: „Wees nie.l boos, hartje, maar hockeo be derven ""het karakter, vooral in den zomer. Nu moest je niet zooveel lezen, Lou. Liefhebben fnoet je liefhebben!" Lou antwoordde niet, een hooge Wos bedekte haar gelaal. Het waren goede menscheia, dic'haar om ringden ciTzij wilde, hen niet belcedigeo. Lou borg haar boekeu weg. De zon brandde elke gedachte uij haai1 her- •sencn. „Geef mij een kus", zei Gerhard. Gehoorzaam legde, zij haar armen em zijn fcals haar lippen daalden op zija oogleden» ,.Zoo niet jc kust als ccn bloedarm kost schoolmeisje.'' Hij drukte haar legen zich aan, zoo stevig, dat haar den adem haast benomen werd. Ilij zou haar wel kunnen slaan, omdat zij zoo wei nig innigheid in haar liefde wist te leggen. En zij voelde gaandeweg wat in zich opkomen, dat veel geleek op een verlammend gevoel van angst. En midden in den nacht, als zijn adem rustig ging in diepen slaaf), gleed zij van het breede bed der Vidals, sloop met bloote voeten de kamer uil, wierp een ochtendjapon over, daalde de trap af, de tuinpoort uit cn ging liggen in het gras, in het hooge onverzorgde gras Van den tuin, waar zij haar gezicht tegen de zwaargeurende aarde druktedaar lag zij met van koorts gloeiende oogen cn wachtte op de ochtendkoelte. In den grauwen ochtendstond vond de pro fessor haar eens slapende, met tranen, die als dnnw glansden, op haar blccke wangen en mét handen, <lie nis verwelkte bloemen langs haar neerhingen Hij waagde het niet h3nr te wekken,.doch legde zijn bruine lustren jas over de fijne, kinderlijke gestalte. Daarna ging liif op en neer loopen, alsof hij op wacht sfond en verjoeg dc hagedissen, welker glinsterende, kleine lichaampjes over haar heen schuifel den. Toen zij dc oogen opsloeg, boog hij zich over haar heen cn vroeg: „Goed geslapen, kleine gravin?" Alsof het de eenvoudigste zaak ter wereld was, dat ccn gravin Obcrwall den nacht alleen in den tuin doorbracht. Hij verzette er zich tegen,, toen zij zijn jas weg wou nemen en verontschuldigde er zich alleen over, dal hij zoolang in hemdsmouwen voor haar moest staan; hij deed, of hij het niet merkte, dal zij met haar bloote voelen "slechts met mocilo voortkwam. „Den Provcnfaalschen zomer, kleine gravin, daaraan moet men gewoon zijn. Ik heb zeil vele, vele nachten huilen geslapen voordat ik hel kon uithouden in de kamer." „Mijn man kan er toch heel goed tegen," fluisterde zij; ondanks haar verwarring be greep zij, dat het 't best zou zijn dc zaak al* heel natuurlijk en eenvoudig voor tc stellen. De professor knikte. „Ja... die...Die heeft Proven^aalsch bloed ini de aderen. En de zon, kleine gravin, die broedt hier alles uit. wat in liet bloed zit alle aangeboren driften broedt ze uit." Zij keerde hem haar fijn gelaat toe cn dei blik harcr lichte oogen hing angstig aan zijn gelaat. Mei zware schreden sleepte zij zich dc bin nentrap op. In dc kamers was het nog don ker. Zij ging aan dc groote gesneden tafel zitten, met storende oogen cn dacht aan dc dagen in dc Rauclistrasse aan al de zorgen van die dagen en aan al dc heerlijke stille uren met Gerhard toen er nog menschen tusschen hen stonden, en dc ijzeren wetten van maatschappelijke zeden en zelfbedwang— Dien Gerhard Oberwall had zij liefgehad, tot dien voelde zij zich aangetrokken, dien ver langde zij terug. En in strakke, stomme wan hoop bleef zij waken, totdat dc zon opkwam, die zou uitbroeien, wat in hel blo%d lag waarvair zij een voorgevoel had cn waarvoor, zij angst had namcloozcn angst... (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1