#11
aim k~s
ulmm
Sö,,e jaargang.
„DE EEMLANDE
Vrijdag 30 Maart 1917.
BUITFNI.AND.
Het geconcentreerde licht
ZONNEWEELDE.
N° 230
Uitgevers: VALKHOFF 6 Co,
Bureau: ÜTRECHTSCHESTRAAT 46.
De zegeaiogea van den borlog.
Politiek Overzicht.
FEUILLETON.
AMERSF
M MARIE VAN VERSENDAAl.
flooldreaactie. Mr Q van SCHAARDENBURG.
i
A BONN EM ENTSPKIJS:
£er if maanden voor Amersfoort f
Idem franco por post
Per we<^ (met gratis vorzekering tGgen ongelukken)-
Afzonderlijko nummors
Wekelijksch bijvoegsel Bollandach* Eui&vroute
redactie van 'i'hérèso Hoven) per '6 mnd. 50 els.
Wokelijksch bijvoegsel nWereldrevue" per 8 mnd, 53 èts.
l.SO.
I.80.
O.I 3».
0.05.
(ondor
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PK IJS DEK ADV EBT EN TI EN
Van 1—5 regels f O..SO*
Dike regel moer- 0.15.
Dienst'ianbicdmgon 15 regels.. 0.50.
Öroote lettors naar plaatsruimte.
Yoor handoL en bodrijl bestaan zeer voordeoligo bepalmgoa
tot het herhaald ad verte oren in dit Blad, bp tbonuomont.
Eene circulaire, bo vattende do voorwaarden, wordtin i>
aanvraag toogezondeu.
'n Slechte tijding gisterënons brood
rantsoen zal met ingang van Maandag a.s.
verminderd ivordenonze broodkaarten zul
len in plaats van 7 voortaan 9 dagen moeten
Strekken.
Nu reeds klaagden velen, dat zij met 400
gram per dag niet genoeg kregen. Hoeveel
meer zullen er zijn nu ieder slechts 311 gram
toegemeten krijgt.
Wij kunnen ons troosten met de gedach
te dat in schier geheel Europa de bevolking
er nog veel erger aan toe is, èn minder
quantileit èn slechter qualiteit ontvangt en
daarbij nog alle directe ellende van den
oorlog te verduren heeït.
Dat is 'n schralè troost en den honger stil
len doet-ie nietmaar de eenige mopperaar,
die ons uitverkoren hoekje van Europa be
woont, kan er toch door ingetoomd worden.
Het is anders wreed genoeg dat wij, die
ons van beide kanten reeds zooveel moeten
laten welgevallen, bijna even zwaar als de
oorlogvoerenden zelve lijden onder de uit-
hongeringspogingen, waarmoe dezen elkaar
'hopen ten onder te brengen.
Engeland houdt onze eigen schepen met
ons eigen graan voorfonze eigen havens
vast. Duitsdhland maakt de zee onveilig
dooi den onmenschelijken duikbootoorlog.
Het is moeielijk uit te maken van welke
zijde ons het grootste onrecht gedaan wordt,
'n Pro-geallieerde zal zeggen van de zijde
der Duitschers, want die vernietigen verra
derlijk onze kostbare schepen met hun kost
bare lading- 'n Pro-Duitscher echter zal de
schuld op de geallieerden Iaden, want al
staakten de Duitschers den duikbootoorlog,
don zouden de Engelschen nog onze sche
pen vasthouden en wij den honger zien
rondwaren.
Wie niet zelf door de oorlogsverdwazing
is aangetast, kan onmogelijk nog pro-Duitsch
of pro-Geallieerd zijnwelke goede vader
lander toch zou maatregelen, welke van het
standpunt van een der betrokkenen mis
schien verdedigd kunnen worden, willen
goedpraten als ons eigen volk ten gevolge
daarvan met honger bedreigd wórdt?
Oorlog is het grofste onrecht dat de
mensohheid kent, elke agressieve oorlogs
daad is 'n onmenselijkheid,"voor geen
enkele is 'n verzachtende omstandigheid aan
te voeren, of het moest zijn dat door den
oorlog he^'beest in den mensch ontwaakt en
de toerekenbaarheid dus verdwijnt.
in de onmiddellijke nabijheid van twee van
die beesten is onze positie zeer hache
lijk, met schier bovenmenschelijke inspan
ning heeft onze regeering nu reeds 3 jaar
voorkomen dat wij onder hun pooten ver
pletterd worden.
Eenmaal moet hun razernij uitwoeden, hun
verstandsverbijstering 'n einde nemen. Maar
tot zoolang zullen wij ons moeten schikken.
Het regiem ons th'ans opgelegd, is nog verre
te verkiezen boven datgene dat ons te wach
ten zou staan als wij zelf in den oorlog be
trokken werden. Het zij mèt, het zij tegen
Duitschland, het overgroote, onverdedigde
deel van ons land zou in 'n ommezien in
handen zijn van de Duitschers. En zoodra
dezen zich zat gegeten hadden aan de hier
nog aanwezige voorraden, zouden de ons
thans Jtoegesfane 311 gram goed brood ver
vangen worden door heel wat geringer hoe
veelheid, heel wat minder smakelijke eet
waren broocl-K.K. en koolrapen, wekenlang
reeds het dagelijksch menu voor den Duit-
soher.
Onze regeering zal ons dit 200 lang mo
gelijk besparen. Maar als de blokkade lang
genoeg duurt om ons tot haar slachtoffer
te irtaken en al onze voorraden uit te putten,
zullen wij tot partij kiezen genoodzaakt zijn
om niet van honger te sterven.
Het is dut zaak de voorraden zoo lang mo
gelijk te doen strekken. En daarom kan men
het verzoek van den minister van land'b. óm
te bezuinigen op het broodverbruik, niet ge
noeg ter harte nemen. De uiterste zuinigheid
dient betracht, geen kruimel mag verloren
gaan, maar ook geen kruimel meer gekocht
dan strikt noodig is.
De revolutie in Rusland.
IV.
Welken invloed zal de revolutie in Rus
land hebben op den wereldstrijd? Van alle
vragen, waarvoor de nieuwe toestond, die in
Rusland is ontstaan, ons stelt, is dit degene,
die ons de meeste belangstelling inboezemt.
Maar het is eene vraag, die gemakkelijker is
te stellen dan te beantwoorden.
Bij de eerste mededeeling, die in het En-
gelsche lagerhuis werd gedaan over de ge
beurtenissen in Petersburg, die tot de abdi
catie van czaar Nicolaas II en het optreden
van de doema-regeering hebben geleid,
werd door den kanselier der schatkist Bonar
Law gezegd, dat het hem eene werkelijke
verlichting was, dat de beweging niet doelde
op het verkrijgen van den vrede, maar ge
richt was tegen de regeering omdat deze
den oorlog „niet voerde*met de beslistheid
en energie, die het volk verwachtte". Men
heeft in die woorden het bewijs, dat de En-
gelsche regeering de omwenteling in Rus
land heeft begroet als een middel, waardoor
het gevaar werd afgewend, dat Rusland van
de Entente afvallig zou worden en zou stre
ven naar den vrede. Het optreden van de
uit de revolutie geboren voorloopige regee-
ring verschafte haar de zekerheid, dat Rus
land in de Entente zou blijven. Dezelfde op
vatting vindt men ook uitgedrukt in de woor
den, die cloor den Franschen gezant gespro
kén zijn bij de ontvangsten de gezamen
lijke gezanten der Entente-mogendheden,
waarin zij aan de voorloopige regeering me
dedeelden, dat de nieuwe toestand door
Ruslands bondgenooien wordt erkend.
Bestaat echter daaromtrent volle zeker
heid? Eenige twijfel daaraan schijnt geoor
loofd te zijn. Wel is waar staat nu aan het
hoofd van het Russische departement van
buitenlandsche zaken Miljoekow, die wordt
voorgesteld ols een man, die geheel Irr het
zog van de Entente vaart. Wat deze nieuwe
bewindsman door den oorlog wil be
reiken, heeft.Jiii aan een vertegenwoordiger
van het nieuwsagentschap Radio aldus me
degedeeld: „Een Duitsche overwinning zou
eene overwinning van de reactie zijn. De
verandering van de ïegeering^heeft de
wenschen van Rusland niet veranderd. Meer
dan ooit wenscht Rusland het bezit van Kon-
stantinopel, dat het voor zijne economische
vrijheid noodig heeft. Ook wil Rusland de
bevrijding van de onderdrukte nationalitei
ten van Oostenrijk-Hongarije. Rusland is al
tijd 'geleid door den wensch, de rechtmatige
wenschen van alle volken te verwezenlijken.
Ook de door Duitschland gedurende den
oorlog verpletterde natiën België, Servië en
Rumenië zullen grooter dtm in het verleden
opstaan. Wij willen een stevig georganiseerd
Zuid-Slavendom vormen en een onoverko-
melijken slagboom oprichten tegen de Duit-
sche eerzucht op den Balkan. Het bevrijde
Rusland kent geen ander ideaal' en geene
andere eerzucht dan de bevrijding der slacht
offers van het Duitsche imperialisme. Een
dergelijk oorlogsdoel eischt eéne volkomen
overwinning; anders is het niet te venvezen-
lijken. Maar de overwinning zal door het
onwrikbare besluit van het Russische volk
bereikt worden."
In deze volzinnen vindt men bet program
ma terug van de vredesvoorwaarden, die
zijn genoemd in de nota der Enlenle-mo-
gendneden van 30 December 1-916, die hun
antwoord bevat op de nota van president
Wilson. De nieuwe Russische minister van
buitenlandsche zaken maakt dit programma
tot het zijne. Maar naast hem heeft in de
Russische voorloopige regeering als minis
ter van justitie ziiiing het doemalid Kerenski
en deze heeft in de zifting der doema van
28 Februari'eene rede gehouden, waarin hij
zijn standpunt in deze woorden heeft ge
kenschetst:
„Wanneer men ons zegt, dat bij onze
vijanden de stemming steeds meer daalt, dat
de vijand zich uitput, <ion is het onze plicht
te zeggen, dat ook wij ons uitputten, dat de
stemming van onze volksmassa in aanhou
dende progressie dealt. Wij doorleven een
verwarring, zooals de geschiedenis van ons
land nog niet heeft gekend. Niet alleen het
politieke bewustzijn, ook het economische
levenvan het land bevindt zich in een
chaos. Bezitten wij op dit historische oogen-
blik wel het politieke verantwoordelijkheids
gevoel, om onze persoonlijke, de klassen
en maatschappelijke belangen aan de staals-
belangen'ondergeschikt te maken? Dit be
sef ontbreekt ons nog.
„Gij, mijne heeren, wordt nog bewogen
door ééne gedachte: die van de imperialis
tische onnexatiën. Gij jaagt een hersen
schim na, streeft naar doeleinden, die niet
zijn te verwezenlijken, en houdt geen reke
ning met den werkelijker» toestand, waarin
het land zich bevindt. Wij begrijpen reeds,
dat na den driejarigen oorlog, waarin de
voorraad aan menschen en materieele goe
deren is uitgeput, het oogenlplik is gekomen
om de openbare meening op de likwidatie
van het Europeesche conflict voor te be-
reidem Het conflict moet gelikwideerd wor
den op den grondslag dat alle nationalitei
ten zelf hun lot bepalen; "alle regeeringen
moeien gelijkelijk van alle veroveringen af
zien."
Dit is een laai, die lijnrecht staat tegen
over de ideeën, die in het vorige fcitaat zijn
verkoncfigd. Hoe mannen, die fulke geheel
tegenstrijdige meeningen voorstaan over
eene zaok van alles overheerschend gewicht,
in hetzelfde kabinet zitting kunnen nemen,
slaat aan hen zelf te beoordeelen. In ieder
geval echter mag uit het feit, dat Miljoekow
en Kerenski broederlijk naast elkaar zitten
in de vegeering, die door de revolutie in
Rusland tan het bewind is geko.ncn, deze
(onrlusie worden getrokken, dat op de vraag
welken invloed de revolutie in Rusland zal
hebben op Ruslands. verdere houding in den
wereldstrijd, nog geen afdoend antwoord is
te geven. z
De revolutie In HunIuikJ.
Petersburg, 29 Maart. (Teb-ag.)
Het officieele orgaan va*n den raad van af
gevaardigden der werklieden en soldaten
doet in een artikel in het nummer van den
27en de noodzakelijkheid uitkomen van den
verdedigingsoorlog tegen Duitschland. Het
blad schrijft: „Rusland, door een staatsgreep
geschokt, moet niet aan de Hohenzollerns en
hunne aanhangers een gemakkelijke buit
schijnen. Duitschland moet weten, dat het
revolutionaire Rusland ol zijne krachten zal
wijden aan de bevestiging ven z'^ne verove
ringen.
Het doema-lid Tsjeidse zcide in eene ver
gadering van den raad van arbeidersgevol
machtigden, die door hem werd gepresi
deerd en waarin een oproep aan het prole
tariaat werd vastgesteld:- Ons voorstel is
geen droom, want terwijl wij op Duitschland
een beroep doen, houden wij het geweer bij
den voet. Wij zullen tot aan den laatsten
druppel bloed strijden voor onze vrijheid.
Wij doen ons voorstel met de wapenen in
de hand en ons'beroep wil r ic^i c n, dat
wij vermoeid zijn of om vrede v en. Het
.wachtwoord van ons beroep is: met
Wilhelm!
Petersburg, 29 Maart. (Tel.-Ag.)
De werklieden in de fabrieken, die voor do
nationale verdediging werken, hebben met
algemeene stemmen besloten af te zien van
een van de hoofdeischen ven hun program
ma, n.l. de instelling van een achturigen ar
beidsdag, wegens de noodzakelijkheid om
de productie van de oorlogsmiddelen tot
een maximum op te voeren.
Dg oorlog.
Washington, 29 Maart. (Havos).
De mobilisatie van de militie wordt voort
gezet. Zij is thans volledig in 34 van de
48 staten en wel in de belangrijkste. Die mi
litietroepen, die men niet moet verwarren
met het leger dat uit geregelde troepen van
beroepssoldaten bestaat, komt meer overeen
met de vroegere Engelsche militie.
Uit Washington wordt gemeld, dat de
hoofdstad thans op voet van oorlog is en dat
er een zeer strenge censuur waakt.
Berlijn, 29 Maart. (W. B.) Het in
Christlania verschijnende dagblad Verden9
Gang tracht de Duitsche regeering het voor
nemen toe te schrijven tot beperking van
,de oorlogvoering in het spergebied. Naar
aanleiding hiervan wordt uitdrukkelijk ver.
klnard, dat wel uitbreidingen van het sper
gebied mogelijk zijn, zooals onlangs de uit
breiding tot de noordelijke IJszee, maar dat
De vrouwsfinx, omdat tussolien haar en
-den man de mannelijke ijdelheid of ge
kwetste ijdelheid is.
ROMAN VAN
OLGA WOHLBRÜCK
met autorisatie vertaald
i
door
Mevr. L P. WESSELINK- VAN ROSSUM.
79
Zij zocht de oogen van liaar man, omdat zij
bij hem alken den steun hoopte te vinden in
dit oogenblik van innerlijke en uiterlijke ver
latenheid.
Maar Gerhard staarde voortdurend op zijn
hord met den in olijven gebraden eendvogel.
'Mevrouw Vidal vouwde den brief zorgvul
dig dicht en stak hem achter den zwartzijden
horstdoek.
„Ja die Gareto'sl" herhaalde zij en
schudde zacht, het hoofd. „Altijd, als ik aan ze
denk, moet ik aan bloed en dood denken,
aan verschrikkelijke toevalligheden, aan een
zwaar lot. En beiden waren lock lieve, vroo-
lijke menschen
Zij stond op, liep langzaam naar den achter
kant van de kamer, ging voor het groote, don
kere Mariabeeld staan, dat in een nis in den
muur van den haard stond, en hoog diep het
hoofd. Zij bad zacht en zonder zich om de
anderen te bekommefen, die stil verder aten
cn daarna voorzichtig mes en vork neerleg
den. De dienstbode kwam binnen met de
opengesneden, roode watermeloenen; zij ver
wisselde de borden en voerde deivkrachligen
geur van haar, door de zon doorgloeid, bruin
en gezond lichaam naar de tafel mee.
Mevrouw Vidal zuchtte diep, maakte een
kruis en liep met korte, harde schreden, zon
der rechts of links te zien, de deur uit. Zij ging
naar buiten in de broeiende zonnelucht, die
als een gloeiende vlam tegen haar oud
lichaam sloeg.
„Nu gaat zij naar Kasper," zei Mómèrc met
een ernstig gelaat.
„Wat scheel'; u, kleine gravin?" vroeg de
professor plotseling.
Lou was heel bleek cn haalde moeilijk adem.
„De hitte ik weet niet, ik voel mij in het
geheel niet goed."
Haar ijskoude hand tastte naar die van
Gerhard.
„Zal ik je naar je kamer brengen, hartelief?
vroeg Mcmèrc een beetje mat.
„Neen dank u ik ga alleen of Ger
hard gaat mee niet waar je gaat met
mij mee?''
Gerhard hoorde de smeekbede niet in haar
stem. Hij wilde trouwens alleen zijn met zijn
moeder; hij moest haar wat vragen.
„Wilt u met mijn vrouw meegaan, profes
sor wilt u ik volg dadelijk. Spitsmuis
een oogenblikje maar."
Hij kon zelfs niet wachten, tot Lou builen
was, doch schoof dadelijk heel dicht naar
aijn moeder toe, met stralende oogen en van
opwinding gedempte stem.
„Zeg is hel waar dal Garclo dat die
hierheen komt Ja? Wat is liet voor een
man? Zöo'n stierenvechter U begrijpt, niet
waar wij daar in het Noorden hebben er
geen idee van voor ons is dal zoo iels als
oen voornaam soort slagers."
Suzanna Oberwall glimlachte Zij glim
lachte heel rustig, maar haar oogleden daal
den zwaai* over haar groote, donkere oogen.
Zij greep hel hoofd van haar zoon, legde hel
legen haar zachten, warmen schouder cn
streek met de vingers door zijn blond fijn
haar.
„Dezen ken ik niet, lieveling. Maar de
Gareto's zijn groote heeren. Zijn broer was
er in elk geval een. En zij waren allen een
ongeluk voor ons voor je grootmoeder en
ook
„Voor u, mémère?"
Hij vroeg het heel zacht, zei hel-bijna be
vestigend
Zij antwoordde niet. Maar hij voelde, hoe
haar hart klopte en merkte daaraan, hóe
jong. zij was gebleven, ondanks haar veertig-
jaren hoe kinderlijk.
„Je- moet niets ergs denken, ^j}\cling. Ik
kende hem nauwelijks; ik was toen mee
gegaan naar Marseille cn wij zalen 's avonds
samen in het hotel en hij gaf mij een bloem.
Heel openlijk, lieveling, in het bijzijn van mijn
ouders. Ik heb hem later met mijn ouders
over mij hooren spreken. Zij kregen bijna
twist. Ik voelde, heel goed, waarover zij
twistten. Toen kwam je vader bij ons cn je
grootvader gaf mij aan hem zonder veel (c
vragen cn ik geloof legen den wil mijner moe
der. Precies weel ik hel niet. Wij hebben er
nooit over gesproken. De bloem heb ik een
dag voor mijn trouwdag in de Trophunkerk
gebracht. Daar ligt ze nog in de kast van do
heilige Maagd. Meer is nooit gebeurd. Tk heb
alleen geschreid, toen ik hoorde, dal hij dood
was cn als ik later den naam hoorde, dan was
het mij altijd alsof tfen dien naam iets van
mijzelf v as blijven hangen
Zij legde haar warme wang op zijn haar en
zuchllc diep.
„Zoo zal liet je grootmoeder ook wel gegaan
zijn. De Gareto's waren ons ongeluk. En nu
komt de derde.
Als een kleine Spaansche ballade klonk
hem de eenvoudige gebeurtenis uil den mond
zijner moeder in de ooren. En hij luisterde er
naar, als naar een lief, treurig sprookje, dat
niets gemeen had met de werkelijkheid.
Nooif had hij zoo den afstand gevoeld, die
zijn vader scheidde van deze lieve en eenvou
dige vrouw nooit had hij zoo goed begre
pen, dat er geen brug was, die over dezen af
grond kon voeren.
En hij was hel kind van deze twee men
schen.
„Men moest aan de kinderen denken, voor
dat men twee menschen aan elkaar gaf," zei
hij plotseling hord cn stond op
Boven ïn dc dónker gemaakte woonkamer
lag Lou cn haar blond, licht hoofdje draaide
been cn weer op de zachte zijden kussens. De
professor liep bedrijvig heen cn weer en legde
koude com pressen op haar voorhoofd.
„Zal ik heen gaan wilt u slapen, kleine
gravin?"
Zij hield hem terug, angstig smcekendf"
Laat mij niet alleen ik geloof, dat u
hier nu de eenige is hier de eenige --
laai mij niet alleen
De oude man trok een stoel nader en streel
de haar hand.
„Ja het heimwee hel heimwee - ccS
vreeselijke ziekte is dat ik weet hel.''
In hel W-arme, stille huis der Yidafo
heerschic ongewone bedrijvigheid. De iuiteff
werden gewassclien en de jaloezieën ojpjieutf
geverfd. De groote koffers waren geopend,
waarin linnen lag. dal haast tachtig jaar oud
was, cn breede, met dc hand vervaardigde
kant. In de huiskamer stond oud. zwaar, zil*
ver op de tafels. Mevrouw Vidal had grovó
handschoenen aan en poetste het zelf met oliö
en fijne asch van olljvenhout. In hel huis rooi?
het naar lavendel en rozenbladeren, naar
warme olie, gebakken visch cn afgekookt*
slakken.
Lou liep in een wit laken gehuld den fuitf
op en neer. Alleen om aan den geur te onb»
kómen.
Gerhard kwam het huis uit en wenkte baniif
„Kun je jezelf onmogelijk een klein bcclj»
bcheerschcu. Lou? Wal ccn onzin, om nu bui*
ten rond te loopen. Jc zul! nog een zonn*
steek krijgen f'
Er klonk meer boosheid n bezorgdheid
uil zijn stem.
Hij trok haar in de donkere voorhal achtef
het witle, neleldoeksche gordijn.
De dienstmeisjes stonden in alle hoeken,
haalde de spinnewebbcn van de muren eiT'
zelfs groote spinnen, die zij van haar bezemt
afklopten, en waar zij gillend omheen draair
den.
(Wordt vervolgd.)