„DE EEMLANDER".
Woensdag 4 April 1917.
BIJ IT F N L AN D
ZOMME WEELDE.
IS"" Jaargang.
Uitgevers: VALKHOFF Coj
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
FEUILLETON.
N" 234
Hoofdredactie:
v MARIE VAN VERSENDAAb.
Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO.
A BONN EMENÏ8PRIJS:
ij maanden voor Ajnersloorfc f 1*80»
Idem tranco per post..
Perweek (metgrati9verzekering tegen ongelukken)"
Afzonderlyko nummers0.05.
Wekelijksch bijvoegsel „D* Hollandses* BnUvrouw' (onder
redactie van Thérènt Hoven) per 8 mnd. 80 ets»
Wokelgkeoh bijvoegsel „WertbJrerUe" per 8 mnd. 88 Ct«*
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—B regels.» O.NO.
Elko regel meer0.15,'
Dienstaanbiedingen 1—6 Vegols•••••- 0.30W
Groofco lettors naar plaatsruimte.
Voor handel on bedrijt bestaan zeor voordoelige bepalingen
tot het herhaald advortooron in dit Blad, bij abonnement.'
Eeno circulaire, bevattende do voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
Meditatiën.
Er zijn van die menschen, die met een
genoeglijken glimlach op 't gelaat je gaarne
vertellen dat zepessimist zijn I
Ja zou 't ook poseeren kunnen noemen,
maar ligt in pose niet vaak een afschijnsel
van waarheid
Er zijn pessimisten, die zichzelf en 'n ander
vervelen en er zijn er, die angstvallig conse
quent zijn en uit eigen beweging vóór hun
tijd naar het jenseits verhuizen.
We kunnen ze buiten besohouwing laten.
Maar er zijn ook pessimisten van een beter
soort, wereldlingen, bij wie oogenschijnlijk
de 'tevredenheid glimt op hun gesoigneerd
uiterlijk van de punten hunner laksohoenen
tot aan het deksel van hun cylinder.
Zij houden van paradoxen en een geurige
sigaret.
Schopenhauer en Couperus zijn hun lieve
lingsauteurs.
Zij zitten in Riohe en in 't Berghotel, als er
muziek is, want dat is hun terrein voor psy
chologische observaties.
En als zij op hun praatstoel raken in
'n Chesterfield af en toe de asch tippende
van 't aromatisch nlcotinestokje, dan komt
er een wereldwijsheid los, deels cynisch,
deels bodem- en hopeloos en deels berus
tend, die de leeg geloopen vulpen van e'en
Jeekepreester weer voor maanden kan vullen.
Zij drinken thee en zien hoe er thee ge
dronken wordt, onderwijl onderzoekend in
hoeverre aan hun medemenschen een duur
zame harmonie van natuur en beschaving
ontbreekt.
Zij doorgronden de zwartheid van de zie
len veler stervelingen door het mondaine,
ethische of sociale, antirevolulionnair, libe
raal of rood* vernis heen.
Want het leven is maar verschijnsel en
het wezen ontgaat ons te vaak, omdat wij
leven in een wonderlijke golvende wereld en
verschillend van uiterlijk en illusies, waar
belangen botsen en bet sterkere streven
het zwakkere streven plat drukt: en waar
slecht3 voor 'het geloof v an een kind schoone
schijn is, die vermag te redden.
Ën al ziet ons geestesoog verder, we moe
ten ogs tevreden stellen met wat de werke
lijkheid ons geeft en wat de herinnering ons
laten wilde naklank van een woord, een
beeltenis, die wegglijdt als een vage schim,
een naam op een vergeeld stuk papier. We
moeten deze verschijnselen beschouwen en
genieten van de begochelingcn, want zij zijn
alles wat 't leven ons kan geven, waartoe
zelfs de kunst ons maar op kan voeren.
Zij zijn' als 't aroma van thee en de geur
van meditaties in Turkschen sigaretten-
damp. Sommige weenen en schrijven son
netten
„Het somber woud van zwaarmoed zwarte
pijnen,
Doorsuiselt droef mijn ziel met donk'ren
schroom".
Anderen zijn opstandigmaar de psycho
loog die pessimistisch is, of de pessimist, die
psychologisch is, peinst over het Ego, want
„Ie moi seul est réel I"
Doch hij toont der wereld zijn glimlach.
Het is niet noodig een beul van zichzelven
te zijn en waarom zouden wij wrok koesteren
tegen den evennaaste, die niet de noodige
égards tegen ons dierbare ego in acht heeft
genomen. Een glimlach, een beminnelijke
glimlacht, de «tilIe lach" van begrijpen, dat
hocger is dan ons weten, dat is ons ant
woord.
„Pessimisten zijn de moedigen, die 't leven
aandurven, zonder zich te bedrinken met zelf
gebrouwde tooverdranken, die weten, dat in
den grond 't leven hopeloos is, troosteloos
is en dat hoop en troost alleen maar acciden-
teele factoren zijn, als zooveel andere in 't
algemeen cn eeuwig levensproces, gelijk 't
zich ontwikkelt en beweegt naar 'n einddoel,
dat even ijdel is als de horizon
't Is niets origineels. Je kunt 't lezen in
Hélèrte Marveil.
't Klinkt paradoxaal, maar au fond ligt er
een-diepe waarheid in.
Niet waar, de brave menschen, die nooit
een preek overslaan, die om den dood geen
moderne (d. w. z. onzedelijke) roman zou
den lezen, die zich sterk voelen in een ge
loof, dat anderen niet bevatten konden, zij
noemen de pessimisten laf.
't Zijn juist de dappersten.
Met d i wetenschap nog te kunnen
leven, Is dat geen bravour.
Zelfs dragelijk te leven is dat geen kunst
'n Soort doodendans
Ons secpticisme stelt er een eer in om
geer plotselinge conclusies te geven, zelfs
om tot geen conclusies t* komen.
En 't armzalig restant zijn onzekerheid,
twijfel, malaise, verdriet.
De tijd, waarin wij leven, geeft zij niet een
bevestiging van dat alles I
Als wij tasten, grijpen wij in zwart, niets
dan zwart en 't eenige lichtpunt is een weten
dat als 't Intuïtieve tot ons komt, dat licht,
arm licht niet te genaken is. En wie 't
meenen .te vinden, och niets dan clair-
obscuur, valsch mysticisme. De natuur kent
ons niet en wij kennen haar niet en wij heb
ben elkaar niets te vragen, dan voorwendsels
om te voelen of te denken.
„Ik weet dat er geen zekerheid ls buiten
de wetenschap, maar ik weet ook dat weten
schappelijke waarheden alleen waarde heb
ben voor stelsels of methoden, die er toe
leiden".
Weer een citaatkun je 'n boek overschrij
ven en professor worden. De wijze moet alle
menschen besohouwen als experimenten, die
de natuur voor hem he?ft ingesteld.
Sommige zijn nuttig aan de gemeenschap
en men noemt ze deugdzaam, andere zijn
schadelijk en men noemt ze slecht.
De menschen leven voor een idee zon
der .hoofdletter voor een waan en dien
waan koesteren zij zorgvuldig en waken
nauwlettend, dat gij hun daar niet uit wakker
schudt.
De warmte uit hun leven zou weg zijn en
zonder een dwaallicht kunnen zij de werke
lijkheid niet harden. Met droefenis, pessi
misme moet men betalen den trotsch van ge
zien en gedaohl te hebben, want wij weten
niet en zullen nooit weten.
De pessimisten generatie van decaden
ten worden ze zoo graag genoemd die
lui, die de schouders ophalen voor idealen,
kunnen leven, zelfs plezierig leven, want
zij hebben de wereldsmart, zoo niet overwon
nen, toch aan zich bedwongen en 't verlangen
naar 't absolute niets zioh ontzegt. Zij heb
ben 't leven aanvaard, wat 't lot hun ook
brengen moge. Zij hebben zichzelf verloren
en daardoor weer levenskracht gewonnen.
Dat is ook een soort wedergeboorte I
Zij kunnen zelfs deugdzaam zijn, zonder
religie, zonder vrede, zonder wijsgeerig sys
teem, voor elk individu pasklaar gemaakt,
zonder geloof aan 't bovennatuurlijke, dat in
doodsangst z'n kiem vindt.
De wijze koestert geen angst voor den
dood. Hij ondergaat haar, zooals hij alles on
dergaat, als een noodwendigheid. Mysterie
en deemoed en „lijden, dat loutert", 't zijn
frasen.
Er is geen mysterieer is sleohts on
wetendheid.
Litteratuur genoeg over decadentisme.
Elke moderne roman is er vol van. Quia
absurdumen toch rolt de wereld nog
soort, als maar voort, ondanks millieenen
nvenschenslaohting.
In Wallstreet heerecM een opgewekt leven,
en koersfluctuaties zijn 't hoogste belang.
En toch en toch
Pessimisten kunnen je soms aardig bezig
houden, je amuseeren met hun praatjes, die
vervluchtigen als de rook van hun sigarette.
Och nee, ze zijn niet somber. De zich noe
mende idealisten zijn veel zwaarder op de
hand.
Die pessimisten doen alsof ze je heel wat
vertellen, doch ze doen eigenlijk niets dan
ontkennen, met wat dichterlijk wijsgeerige
ontboezemingen er tusschen door. Maar
zelfs als ze doors'aar zijn ze neg potdicht.
Ze zeggen mysterie bestaat niet, maar ze
zijn er zelf een.
Politiek Overzicht.
De breuk tusschen Amerika
en Duifschland.
De Amerikaansche sfinx heeft gesproken
en het zijn geene raadselen, die wij uit ha
ren mond hebben vernomen. Duidelijk en
klaar'heeft president Wilson aan het con
gres te Washington uiteengezet waarvoor hij
het in buitengewone ziitting had bijeengeroe
pen.
In een van de telegrammen uit Washing
ton, die de rede van den president aankon
digden. is gezegd, dat deze rede de langste
was, die hij in het congres zou houden.
De lengte heeft echter geen afbreuk
gedaan aan de duidelijkheid, fn boor
den, die door hunne soberheid des
te meer indruk maken en die na
klinken in het Nederlandsche gemoed, dat
ten diepste geschokt is door het verlies van
zoo vele roekeloos in den grond geboorde
zeeschepen, wor<Jt de staf gebroken over
Duitschlands besluit om bij het gebruiken
van het duikbootwapèn alle beperkingen van
wet en menschelijkheid op zijde te zetten, en
over de uitvoering^ie aan dat besluit is ge
geven. En als logisch gevolg van wat door
Duitschland is gedaan met verbreking van
uitdrukkelijk aan de regeering van de Unie
gegeven beloften, wordt voorgesteld, dot het
oongres den staat van' oorlog zal aanvaar
den, die door Duitschlands handelingen fei
telijk reeds d^n 7en Februari 1917 is inge
treden.
Nu is het aan het congres, gebruik te ma
ken van het recht, dat de grondwet het heeft
voorbehouden, en. zijn wil te doen kennen
of het oorlog zal zijn tusschen de Vereenig-
de Staten en Duitschland. Reeds aan het
einde van zijne vorige ambtsperiode had
president Wilson eene beslissing daar
over willen uitlokken. Dot is toen ver
hinderd door een kleine groep senato
ren, die van eene leemte in het regle
ment van orde van den Senaat hebben partij
getrokken om de debatten zóó lang te rek
ken tot de tijd verstrekèn was waarin een
besluit kon worden genomen. Een dergelijk
misbruik van de vrijheid van het woord in
den Senaat is nu niet meer te vreezen; door
eene wijziging in het reglement van orde is
de mogelijkheid verkregen om obstructie te
gen te gaan. Maar bovendien zijn de om
standigheden nu anders geworden. Diiitsch
^land heeft het aan zich zelf te wijten, wan
neer nu in Amerika de stemming zóó is ge
worden, dat zelfs in de wol geverfde paci
fisten de meening uitdrukken, dat hier een
geval aanwezig ls, waarin eene uitsondering
op den regel moet. worden toegelaten. Nog
tijdens de vergadering van het congres van
eergisteravond kwam het bericht van het tor-
pedeeren van de Aztek, een van de groote
stoomschepen, die in den Tr an s-A tl an ti-
schen passagiersdienst voorzien, de opvat
ting versterken, dat het zoo niet langer kan
voortgaan.
Het laat zich dus aanzien, dat het congres
door zijn votum het voorstel van den presi
dent zal bekrachtigen. Dan zal de wereld het
zonderlinge schouwspel beleven, dat twee
mogendheden, die beide opkomen voor het
groote beginsel van de vrijheid der zee, des
wege elkaar den oorlog aandoen. Een van
de oogmerken, waarvoor Duitschland den
strijd zegt te voeren, is de vrije vaart op de
wereldzeeën, verlost van de voogdij der En-
gelschen. Maar'om tot die vrijheid te komen,
heeft Duitschland een weg gekozen, die neer
komt op de volkomen negatie van de vrijheid
en de onvrijheid ten top voert. Tegen die
methode om de vrijheid te veroveren, neemt
Amerika in naam van de vrijheid de wape
nen op.
Het ligt voor de hand, dat de Vereenigde
Staten, wanneer zij in den oorlog treden,
aansluiting zoeken bij de andere staten, die
met Duitschland in oorlog zijn. Hoe die
samenwerking zich zal ontwikkelen, is nu
nog niet te overzien. De rede van Wilson
geeft in algemeene trekken aan, dat de ge
allieerden in ruime mate met geld en mef
oorlogsmaterieel zullen worden gesteund. Tof
bestrijding van het duikbootengevaar zal dé
Amerikansche oorlogsvloot worden uitge^
rust en het landleger zal worden versterkt
met een half millioen man met machtiging
tol verdere uitbreiding naar mate van de be*
hoefte. De aankondiging, dat maatregelen'
zullen worden genomen om de hulpmiddelen
van het land aan te wenden „ten einde
Duitschland te noodzaken voorwaarden aan'
te nemen, die aan den oorlog een einde
maken", opent een wijd veld voor der moge
lijkheden, die uit de deelneming van Ame
rika aan den strijd kunnen voortkomen.
I>e breuk tusscSien#Amerik:i
en IHiiKncIiLuhI.
W a s h i n gt o.n3 April. (R.). In 2ijne
rede zeidc Wilson Ik heb het congres tot
eene buitengewone zitting opgeroepen, om
dat er eene ernstige keuze in de politiek'
moest worden gedaan, cn onmiddellijk ge
daan, waartoe ik niet het recht van de con-
stitutioneele bevoegdheid had om de verant
woordelijkheid op mij te nemen. Den 3en
Februari heb ik aan het congres onderwor
pen de buitengewone aankondiging van de
Duitsohe rijksregeering, dat zij voornemens
was van 7 Februari af alle beperkingen van
wet of mensohelijkheld op zijde te zetten en
hare duikbooten zou gebruiken om ieder
schip in den grond te boren, dat trachtte
de vijandelijke havens te naderen. Dat
scheen vroeger het doei van de Duitschers
in den oorlog te zijnmaar sedert April van
verleden jaar had de rijksregeering de bevel
hebbers van hare duikbooten eenigszins aan
banden geTegd overeenkomstig de door haar
aar. ons gedane beloften.
De nieuwe politiek stelde elke beperking
op zijde. Schepen van elke soort werden in
den. grond geboord zomhw bedenking, zon
der waarschuwing, zonder te denken aan
hulp-voor de aan boord aanwezigen, schepen
van onzijdige en bevriende landen even goed
als die van oorlogvoerenden. Zelfs hospi
taalschepen, voorzien van een door de Duit-
sche regeering verstrekt vrijgeleide, werden
in den grond geboord met hetzelfde gemis
van mededoogen of beginsel. De internatio
nale wet is met moeite en met tamelijk ma
gere uitkomsten ontwikkeld. De Duitsohe
regeering heeft dit minimunt van recht ver
nietigd onder het excuur van de noodzake
lijkheid van vergelding en omdat zij geene
wapenen bezat, die zij op zee kon gebruiken,
behalve zulken, die niet kunnen gebruik!?
worden, zooals Duitsohland ze thans ge*
bruikt, zonder geringschatting van alle be*
denkingen van menschelijkheid of van de
overeenkomsten waarop net wereldverkeer
is gegrondvest.
Ik denk thans niet aan het verlies van goe#*
deren, hoe ernstig dit ook is, maar alleen aan
cJe algemeene vernietiging van menschen*
levens, niet strijdenden, mannen, vrouwea
en kinderen.
De tegenwoordige Durtsche oorlog tegen
den handel is een oorlog tegen, de mensdv
In gezelschap gapen is vooral dan onbe-
ïemelifk als er alle reden toe bestaat.
RpMAN VAN
OLGA WOHLBRÜCK
met autorisatie uertaald
door
Mevr. I. P. WESSELINK- VAN ROSSUM.
82
„Hij was straks op het erf, daarna heb ik
kern in den tuin gezien," zei cle professor.
„Zal ik hem roepen, mevrouw Suzanna?
Een schaduw gleed over haar trekken.
„Neen ik ga zelf.''
Zij nam eerst een flesch wijn uit het rijk
'gesneden, zeer breedc buffel, schiklp1 eenige
fijne beschuiten op een bord en zette twee
glazên óp een blad.
„Madlon, moet dit naar de jonge mevrouw
boven brengen,'' zei zij.
En zij riep:
„Madlon Madlon
..Zij ls zeker gaan slapen," zei de professor.
Kij moest nu hoesten, omdat de rook hem
in de keel was gedrongen.
„Of Ik zal bi de dienslbodenkamer gaan
Jiooren, mevrouw Suzanna,'!
7,Neen ik ga zelf.'*
Mevrouw hief voor het eerst het hoofd op
en keek over haar bril.
„In de dienstbodenkaraer is zij niet," zei zij
kortaf.
"„Dan zal zij in den tuin zijn."
„Mogelijk."
,Jk zal haar roepen," bood de professor
nog eens aan.
Te snel, te dringend, want Suzanna zei plot
seling;,
„Neen. Laat maar zoo belangrijk is het
niet er is geen haast bij."
Zij verliet de kamer zacht, alsof zij weg
wilde sluipen en omzichtig tTok zij de deur
achter zich dicht. Mevrouw Vidal keek den
ouden man bij den schoorsteen beteekenlsvol
aan.
„Madlon heeft nooit willen deugen. Ik zal
haar naar Arles terugsturen. De kleindochter
van Kasper zal haar als leermeisje bij zich
nemen. Daar kan zij léeren knfppen en naaien.
In de nauwe kamer zal ij haar kuren wel af-
leeren."
Suzanna Oberwall liep langzaam en voor
zichtig het smalle tuinpad af. Zij trok kaar
japon goed op, om niet te blijven hangen aan
de hooge stekelige struiken, waar de lickl-
kevers omheen zwermden als glinsterende^
sterren. -Zilverachtig stroomde het maanlicht
door de takken van de reusachtige ahornboo-
men en spookachtig in slangachtige kronke
lingen steunden de holle olijfboomen hun
vlakke fijne bladerenkronen.
Steeds hooger werd het gras, hoe dieper
Suzanna den tuin Indrong.
Door de op een zeef gelijkende vliegenhor
van de eerste verdieping drong het licht van
de roode hanglamp. Daar achter lag Lou.
nzanna waagde het niet haai* zoon te roe
pen. Ofschoon zij zijn voetstappen hoorde in
het hooge gras... en daarnaast andere voet
slappen en nu een zacht gelach een kus,
een onderdrukte kreet. Zij hoorde zijn slem
zacht en hartstochtelijk wat zeggen nu
verstond zij de woorden: „Wees niet dwaas,
Madlon..." En daarna weer een onduidelijk ge
fluister kussen.
Gejaagd liep zij weg tot voor het huis, tot
voor de bank onder het rood verlichte roam.
Zij staarde met wijd opengesperde oogen in
het diepe duister van den tuin. En zij had nog
den onderdrukten jubel van zijn stem in het
oor, het gelukkig lachen, waarmede hij de ver
liefde kussen gaf en nam. En zij kon het niet
begrijpen, 'dat zij hem niet had geroepen, ge
lijk een moeder haar kind moet roepen, als
het het pad der zonde gaat.
Een uur zat zij op de bank mol in de schoot
gevouwen handen, niet in slaat zich te ver
roeren, in doodelijken angst, dat iemand zou
komen en haar hier vinden, op deze bank en
zou vragen, waar haar zoon was cn wat zij
hier uitvoerde...
De professor kon komen, of haar moeder
misschien ook Lou zelf in haar wit, sneeuw
achtig nachtgewaad. Wgt zou. ze antwoörden,
als Lou haar vroeg: „Waar is mijn man?"
Zij kromp ineen. Iels hards cn kouds voelde
zij tegen haar wang, het raakte liaar schou
der, legde zicli op haar in haar schoot ge
vouwen handen.
Het was de blinde.
„Ik ben het," fluisterde hij. „De nacht is
voor mij wat de dag voor u is. Ga slapen. Het
geboorteland heeft hem weer, den jongen
mijnheer. Ga slapen ik zal waken."
Suzanna wankelde met zware voeten naar
huis terug; niemand zat meer in de huis
kamer; de lamp brandde alleen nog.
Zij viel op een stoel naast den grooten
schoorsteen neer en had niet den moed naar
boVen te gaan, naar haar kamer, voorbij de
deur, waardoor een fijne roode lichtstreep op
de steenen vloer viel.
Zij leunde het mooie hoofd met de prach
tige haarkroon tegen den rand en haar oog
leden sloeg zij diep neer in zorgvolle gedach
ten.
Eensklaps schrok zij op. Voor haar aan tafel
stond Gerhard. Hij schonk van den wijn in,
dien zij voor „de kinderen" had klaargezet.
Öe groote hanglamp was uitgegaan en door
het vliegennet drong een vaal grijs licht en
woel dc zachte, koele ochtendwind.
Gerhard lachte zacht, en wat verlegen.
„Wat voert u daar uit, Mémóre.?"
„Wij hebben op je gewacht, je vrouw en ik,"
zei zij.
Zij wilde streng zijn, maar haar stem tril
de van ingehouden tranen.
Een licht rood steeg Gerhard naar dc sla
pen.
„Dat was toch werkelijk overbodig."
En in zijn toon lag dc Oberwallsche hard
heid.
Hij dronk den wijn op en verliet de kamer.
Zij hoorde zijn lichte en zachte schreden op
de trap; hoorde het afsluiten van een'deur...
Zij nam het vliegennet weg dc morgen
lucht stroomde in geurige golven in het groote
lage vertrek.
'De hemel wérd bloedrood gekleurd in het
Oosten. Achter de schuur kraaide een haan,
één maal, twee maal... In den stal hinnikte een
paard. Honigzoete geur woei uit het hooi, dat
op oppers stond, hierheen. De jonge dienst
meid stond aan dc pomp, drukte den zwengel
neder en liet het water over haar gloeiende:
wangen slroomen. Daarna liief zij het hoofd
op en lachte naar het vlammend roode uit
spansel; zij breuklc liaar armen uit, den gloed,
van den dag tegemoet.
Maar Suzanna Oberwall stond in de diepte
van de vensternis, ongezien, zonder dat maft
haar daar vermoedde. En zij kon niet hoos
zijn op het jonge, lichtzinnige schepsel.
Vandaag zou zij haar nog op het erf hou*
den. Alleen vandaag nog. Want hedetf
moesten er geen tranen gestort worden nir,
na lange ja re. voor het eerst een Gareto hei
huis der Vidals zou betreden.
„Dus, is het niet, spitsmuis, je maakt geen#
drukte en komt beneden?"
Lou knikte.
„Maak je heel mooi, Lou. Terwille van mij.',
En omdat zij zich schaamde, dat zij gistcrcnf
niettegenstaande de waarschuwingen vart
Mémère toch was ingeslapen en nu blij was,
dat Gerhard fn plaats van geprikkeld te zip*
zooals anders lachend en goed geluimd
haar bedenkingen weerlei, zocht zij in d«
kisten en spreidde de schatten van haar kost
bare uitzet voor hem uit.
Hij zelf koos een wit kanten kleedje, hoog*
gesloten, dat haar omsloot als een foudraal.
„Daarop het kruis van robijnen jc zult e£
als een kleine koningin uitzien."
De ijdelheid van den man was in hem onU*
waakt, die van zijn eigen vrouw een tentooa*
stcllingsvoorwerp maakt.
(Wordt vervolgd#!