m
(3oof ê.z QzoM*
J
Een heerBéjke vacamc>.
Naar het Engelsch van N. C 11 c
Vrij bewerkt door C. II.
HOOFDSTUK V.
Toen de inspanning van den arbeid voorbij
..was en de vacaiilic aanbrak, begon Elsje onle-
■vreden lc worden. Bovendien kwam Mary
'Norman, die den leckcnwcdstrijd gewonnen
had en nu met juffrouw Browning, naar Lon
den zou gaan, haar. schoolvriendinnetje goe
dendag zeggen. Haar verwachting van het uil-
stapje was hoog gespannen en zij deelde die
tEIsjc in kleuren en geuren mee, zoodat deze
alle moeite had niet jalocrscli te worden.
.vjlel weer was drukkend en hdbwel het bij de
iamilie Rooscn altijd de gewoonte geweest
v\\as des zomers eenigc weken in een eenvou
dig optrekje aan zee door te brengen, lieten
flc omstandigheden zulks dit jaar niet toe. Dc
jlaatslc maanden van ingespannen studie had
den Elsje danig aangegrepen; zij had eenigc
yerandering noodig, want zij was prikkelbaar
geworden. Zij kibbelde zelfs met de tweè-
jïingen en was ongeduldig tegen het kleintje,
'Allemaal dingen, die zij vroeger nooit deed.
„Elsje", zei haar moeder op een mooien dag
in Augustus, toen zelfs het grauwe Bur-
irliesler zijn best deed er vroolijk en opgewekt
•uit tc zien, „ik kan hel niet langer aanzien,
jlal jc zoo lusteloos omhangt. Knap Jantje en
jlBob wat op en ga dan met hen in het park
Wandelen".
Gewoonlijk was Elsje blij in liet vooruitzicht
van een wandeling met haar broertjes, maar
vandaag gehoorzaamde zij onwillig en ging
zij lusteloos met de tweelingen op weg. Het
was een vrij groolc wandeling cn de straten
vvareii warm en stoffig, zoodat Elsje ziclx meer
voortsleepte dan dat zij liep. In het begin
sprongen dc tweelingen vroolijk om haar heen,
ïiiaar na een tijdje kwamen zij ieder aan een
'arm van hun zusje hangen. Dat maakte liaar
jpog warmer cn toen zij eindelijk het park be
zeilden, viel zij zoo gauw mogelijk op et-n
dbank neer en liet dc jongens om zich been
pelen. Zij had een boek meegenomen, maar
'tl it viel op den grond cn bleef daar open
'liggen.
Het was een prachtige zomerdag cn hel
jiarlc lag een eind builen dc stad met haar
«ookende en alles zwart makende fabrieken.
De schaduw der booincn deed heerlijk aan cn
de lucht was verzadigd van allerlei geuren,
«lic.uit dc perken opstegen. De bijen gonsden
cn sierlijke zwanen zwommen statig in den
vijver, dc vogels zongen cn alles en iedereen
fccliccn gelukkig te zijn, behalve hel arme, on
tevreden Elsje.
Na een tijdje kwam er een vricndelijk-uil-
fcictidè oude heer aan, die naast haar op dc
Jb&nlc ging zitten.
„Is dat jouw boek, beste meid?'' vroeg hij,
'lei wijl hij niet zijn stok op den grond wees.
Het cigeiVaresje van het verguisde boek
kreeg een kleur, terwijl zij bevestigend ant
woordde cn het opraapte. De rug was ge
scheurd en sommige bladeren zagen er al lieel
vuil uit.
„Foei, foei!'' zei de vreemdeling afkeurend.
..Boeken zijn niet gemaakt om op den grond
lc liggen. Kleine meisjes moesten daar beter
©p passen. Hou jc niet van lezen, mijn kind?
Elsje kreeg nog meer kleur bij deze beris
ping.
,,.To, ik hou wel veel van lezen, heel veel
zelfs nnlwoordde zij beschaamd, „maar il;
Jjeii vandaag te moe".
Dc oude lieer keek liaar onderzoekend aan.
Jlij zag, dat het kind, niettegenstaande haar
kleur, niet heclcmnal in orde was.
„Een meisje van jouw leeftijd kan locli niet
moe zijn. Waar ben je dan zoo moe van?"
„Ik weet liet niel", antwoordde Elsje zaclil,
„ik ben tegenwoordig altijd moe".
„Laat mij eens kijken, wat je daar voor boek
hebt", zei de oude lieer, plotseling het gesprek
een andere wending gevend. Hij nam het boek
van haar over cn bladerde het door. Op de
<crsle bladzijde slond Elsje's naam. Deze
scheen hem te verrassen, want hij zclle zijn
lorgnet op cn keek Elsje zóó onderzoekend
aan, dat zij zich niets op liaar geniale voelde.
„Ben jij Elsje Rooscn, die den Curzon-prijs
gewonnen heeft?'' vroeg hij.
'.•„Je mijnheer", antwoordde zij verbaasd.
De oude heer scheen nu nog meer verrast.
„Wel heb ik van mijn levent" riep hij uit.
Elsje raakte door dezen uitroep nog meer
,van liaar stuk cn was juist van plan op tc
slaan, toen dc tweelingen kwamen aanhollen.
Zij gingen naast haar slaan cn keken nieuws
gierig naar den ouden heer.
„Zijn dit jc broertjes?"' begon deze weer te
vragen.
„Ja mijnheer luidde liet antwoord, „Jantje
en Bob, kleine Bert is thuis".
..Zoo, zoo", klonk hel, terwijl de heer zijn
lorgnet in zijn zak stak..„Jullie ziet er allemaal
glit,. of jc eens een paar weken naar zee moest.
Mi- dunkt, Elsje, dat, als jc nog moe bent, wan
neer de school weer begint, je niet veel aan
■den prijs zult hebben".
Dc tweelingen trokken aan haar mouw en
dc ondergaande zon herinnerde Elsje cr aan,
dal hel lijd werd om naar huis te gaan. Zij
stond op, waarop dc oude heer liaar het boek
teruggaf cn haar handje even in de zijne
hield. Hij nam dc kinderen van*hot hoofd tot
de voelen op.
„Ik ben mijnheer Curzon", zei hij eindelijk,
.,€11 heel blij, dat ik kennis gemaakt heb
met je. Elsje. Doe mijn groeten aan je vader
pn zeg hem, dat ik ook gaarne kennis met hem
teou willen maken en ik daarom zoo vrij zal
zijn hem morgenavond te bezoeken, als hij dan
ten minste thuis is. Goeden dag, kinderen".
Terwijl hij met zijn stok ten afscheid wuilde,
liep hij in de tegenovergestelde richting der
kinderen verder.
Het drietal haastte zich nu ïyiar huis. Het
.Overstelpende nieuws scheen hun vleugelen te
verleenen. Alle vermoeidheid was vergelen
ën zij stormden hel huis binnen.
„Moeder, Moeder, wicn denkt u, dat wij
Igcsproken hebbenriep Elsje uit. „Mijnheer
.Curzon! Hij was in hel park. Het is zoo'n aar
dige oude lieer en hij komt morgen kennis
maken met Vader".
dige stemmen, -lui men dc avond:
ging eten i i d. kinderen bemerkten, li
gerig zij" v. ;i:\ xaodat zij al hun n
aan hun boterhammen en hun bckus
wijdden.
HOOFDSTUK VI.
r.r'm r drukte haar innig tegen zich
zooaF dlccii ecu moeder doen kan.
ei:t „Dank Hem door jc gcheelc leven den weg
melk 1 wandelen, dien Hij je aanwijst, lieve
ling."
Fr. dit nam Elsje zich op dien avond ernstig
voor.
(Wordt vervolgd.)
In heel Bun hosier was er geen man te vin
den. die meer bemind en.geacht was dan mijn
heer Curzon, de eigenaar der reusachtige
molens aan de zuidzijde der ri\ier en die in
een mooi oudcrwclsch huis tegenover het park
woonde. Hij cn zij vrouw hadden geen kin
deren, cn met de liefde welke zij dus niet aan
eigen kiwderen konden geven, kwamen zij
anderen, die minder bevoorrecht waren dan
zij, tegemoet. Geen wonder dus, dal zij op dc
handen gedragen werden. Mijnheer Curzon
kwam nu op leeftijd en had zijn drukke zaken
gedeeltelijk aan anderen overgedaan, zoodat
liij nu volop lijd had om wel te doen.
Hel verstandige, vermoeide gezichtje en de
donkerbruine oogen van Robert Rooscn's
dochtertje hadden indruk op hem gemaakt.
.Het had in zijn bedoeling gelegen persoonlijk
kennis te maken met de winster van den prijs,
docli daar hij juist terug was van een bezoek
aan Amerika, had hij daartoe nog geen gele
genheid gehad, vóór hij haar in het park ont
moette. Zijn belangstelling voor het kind was
opgewekt en hij nam zich voor meer over de
familie tc vernemen en tc ontdekken op welke
wijze hij Elsje verder kon helpen, zonder
daarbij haar ouders tc kwetsen.
Direct nadat hij de kinderen verlaten had,
ging bij dan ook naar juffrouw Macpherson,
hel hoofd der meisjesschool. Deze verklaarde
zicli gaarne bereid hem inlichtingen tc geven.
„Elsje Rooien is één mijner beste leerlingen
mijnbeer Curzon, een vlijtig meisje met een
goed hoofd. Zij zal u niet teleurstellen," zei zij.
„Zij ziet er niet heel sterk uil."
„Tot het begin van dit jaar zag zij cr eigen
lijk lied best uitman de heele'school, doch de
harde studie der laatste maanden heeft haar
slcrlc aangegrepen, zoodat zij verandering van
luclil noodig heeft."
Dit was liet juist, wal mijnheer Curzon
weten wilde.
„Dat daclil ik al," zei hij, „maar waarom
stellen haar ouders haar daartoe niet in de
gelegenheid?
Juffrouw Macpherson aarzelde even. Zij
overlegde bij zicli zelve wat zij verlellcn
mocht cn wat zij verzwijgen moest omtrent
hetgeen zij van meneer Rooscn's aangelegen
heden giste. Doch tcf wille van liaar geliefde
leerling besloot zij te vertellen wal zij gedeel
telijk wist cn gedeeltelijk vermoedde,
Na een lang gesprek vertrok mijnheer Cur
zon, zichtbaar in gedachten verdiept. Den gc-
heelcn verderen dag cn den volgenden waren
Elsje Roosen cn de vraag, hoe hij haar hel best
kon helpen, niet uil zijn gedachten, doch toen
hij 's avonds tegen zeven uur bij dc familie
Roosen aanbelde, bewezen zijn opgewekte
slem cn zijn vlugge binnentreden, dat hij liet
vraagstuk, hetwelk hem zooveel hoofdbreken
gekost had, opgelost had
Mijnheer Rooscn verwachtte 'den bezoeker
en Elsje deed dc deur open, toen hij aanbelde
Haar moeder had gezegd ,dat zij haar haar
eens extra moest borstelen en haar beste jurk
aantrekken en daar haar gezichtje nu heel
vriendelijk slond. leek zij niets op hel Elsje
van den vorigen dag.
„Maar jij bent locli niel hetzelfde meisje, dat
ik gisteren in het park ontmoette?" vroeg dc
bezoeker na de eerste begroeiing.
Mijnheer Curzon bleef langen tijd mei haar
ouders pralen. Het gesprek liep groolcndeels
over zaken cn hij vroeg niet Elsje nog eens le
zien. Zij was mei dc andere kinderen in de
keuken, doch hij had hen niet vergelen, want
uit zijn zak haalde hij een doos heerlijke bon
bons voor Elsje en een handvol van dc mooiste
knikkers voor de jongens le voorschijn.
Toen de bezoeker vertrokken was, kwam
Elsje weer binnen cn ging naast haar vader
slaan, verlangend le welen, wat hel doel van
het bezoek was geweest. Vader nam haar op
zijn knie cn kuste haar.
„Jc hebt Vader nu inderdaad geholpen,
lieveling, misschien meer dan iemand.anders
had kunnen doen.''
Elsje zellc groolc oogen op en was (en
hoogste verbaasd.
„Wat heb ik dan gedaan, Vader?" vroeg zij.
Daarop vertelde haar vader de wonderlijk
ste geschiedenis. Het bleek, dal meneer Cur
zon juist een nieuwen opzichter zocht cn daar
Elsje zijn aandacht op haar vader gevestigd
had, was het denkbeeld in hem opgekomen,
dat deze dc geschikte man zou zijn om de
opengevallen plaats tc vervullen. Het was
algemeen bekend, dat mijnheer Alcroft's op
zichter een bekwaam cn nauwgezet man was.
„Je behoeft geen bezwaar lc maken, Roosen,
dat je mijnheer Alcroft gaat verlaten," ging
mijnheer Curzon voort, „ik hej) reeds met hem
gesproken en hij heeft al liet oog op een
plaatsvervanger. Hij wil jc niet in den weg
slaan en als jc mijn aanbod aanneemt, zal il
jc tegenwoordige salaris verdubbelen.''
Ik behoef zeker niet tc zeggen, dat mijnheer
Roosen liet edelmoedige aanbod met beide
handen aannam.
„Maar wat licb ik daar nu mee tc maken,
Vader?" vroeg Elsje, nog altijd even ver
baasd.
„Wel, lieve kind, begrijp jc niet, dat als je
zelfzuchtig genoeg geweest was om jc eigen
genot le zoeken, jc nooit den examen-prijs ge
wonnen zon hebben en mijnheer Curzon dus
nooit op het denkbeeld -gekomen zou zijn mij
dlc betrekking aan le bieden? Door zijn be
langstelling in Elsje Roosen, dacht hij aan
haar vader. En nu heb ik nog een heerlijk
nieuwtje dc volgende week gaan wp met
ons allen naar zee!"
Elsje klapte in liaar handen.
„O Vader, Vader, wat heerlijkriep zij uil
„Je zult je best doen cn trachten jc vriend
eer aan le doen, niel waar. Elsje?"
„Ja Vader, natuurlijk! En kan Moeder nu
ook weer een meisje nemen, nu u meer geld
verdient?"
„Ja, zoodra wij terugkomen."
Elsje liep nu naar haar moeder toe en om
helsde haar.
„Ik ben zoo blij. Moesje" zei zij, innig ver
heugd. Toen verborg zij haar gezichtje tegen
liet gelaat van haar moeder en zei zacht: „Hoe
Goed ingezien.
door F. J. II o f f m a n.
lierman deed een boodschap voor zijn móe
der. Onderweg kwam liij Jan tegen.
„Ik ga straks vogels vangen, Herman F zei
Jan.
„Waar?" vroeg Herman.
„Bij ons in den tuin! 't Krioelt er van vinken
en koolmcezen cn een.paar lijsters heb ik ook
gezien.'
„Hoe >ang jc die dan?"
„Met een knip van drie steencn met een
plankje er tussclien en een langen draad er
aan. Daarmee gaat het wal bestl"
.Ja-n liep door en Herman ook.
„Dat kon ik ook wel eens probeeren," dacht
Herman onderweg. „Bij ons in den tuin
komen ook vogels genoeg. En we hebben nog
een oude kooi op zolder. Als ik er een vang,
doe ik 'm daar in."
Herman liep wal door, want liij kreeg hoe
langer lioe meer zin in <lc vogeljacht.
Een kwartier later was liij weer thuis. Hij
zocht drie steencn bij elkaar en vond in het
schuurtje een plankje, dat hij met zijn knip
mes pasklaar maakte. Vervolgens een stokje
van een paar vingers lang om onder het
plankje te zetten, een kaartje zwart garen, dat
hij in moeders naaimandje vond, een brokje
droog brood om kruimels te maken, cn toen
was hij gereed om te beginnen.
Herman haalde ook nog dc kooi van den
zolder cn zette die in hel schuurtje gereed,
voor 't geval liij eens gelukkig mocht zijn.
Daarop ging liij naar den tuin om een mooi
plekje op te zoeken.
Juist, naasr het rozenperk zou hij 't probee
ren, want daar zag hij vogels. Het waren wel
meest musschen, maar hij zag ook een kool
mees cn een paar scliildvinken, je weet wel,
die zoo'n helderen, klinkenden slag hebben.
Herman zette de drie steencn in een hokje
bij elkaar. Het plankje kwam aan den vierden
kant. Hij zette het stokje onder liet plankje
op den middelsten steen en bond den draad
aan liet slokje vast. Daarna strooide liij krui
mels tussclien de slecnen en ook eèn paar cr
builen om de vogeltjes tc lokken.
En toen liep liij oen lieel eind achteruit,
waarbij hij den draad van liet kaartje afwond,
en ging acliler den kastanjeboom slaan.
Nu kwam zijn geduld aan dc beurl, want
hij moest wachten, tot een vogeltje zoo dom
zou zijn, om in dc knip te gaan. Dan een rul;
aan den draad, die aan liet slokje zal en daar
door moest het plankje neervallen en was
het vogeltje gevangen.
Listig bedacht, nietwaar?
Maar de vogeltjes schenen 'geen liaast le
hebben. Het was voorjaar en zc vonden overal
In den tuin wat le eten.
lierman had nl wel een kwartier achter zijn
boom gezeten en nog kwam geen vogel in dc
nabijheid van zijn knip.
„Gruwelijk vervelend!' mompelde hij bij
zichzelf en begon er sterk over tc denken, om
liet maar op le geven.
Van verycling liad hij de rest van hel
brood al ongemerkt opgegeten.
Wacht daar zal jc 't hebben,'' fluisterde
hij.
F.cn dikke muscli streek uil een boom vlak
bij dc knip neer. Ilij z.ag dc kruimels, die cr
bij lagen en begon le pikken, zoo hard liij kon.
Dat lokte een schildvink naderbij en toen kwa
men cr vanzelf nog meer.
Herman hield den draad iusschcn de vingers,
gereed om tc trekken.
Trip, trip, trip wip daar zal er een op
het plankje. Hij draaide met zijn kopje licen
cn weer en keek nieuwsgierig naar binnen.
Zou bij 't wagen? Herman beefde er van.
Het vogeltje keek weer in de knip. Wip
hij sprong cr in.
Een ruk aan den draad; lik deed liet
plankje en het arme vogeltje was gevangen.
De andere alogen van schrik weg.
Herman was in de wolken natuurlijk. Hij
draafde naar dc kuip. Heel -voorzichtig stak
hij zijn hand onder het plankje om het vogel
tje te grijpen. Maar het (liertje deed wanho
pige pogingen om vrij tc blijven en fladderde
van den cenen lioclc in den andere.
Eindelijk kreeg Herman hel bij een pootje le
pakken en trok het tc voorschijn. Het hing
met zijn kopje naar beneden cn spartelde zoo
geweldig, dat dc mooie veertjes rondvlogen.
Herman vond het erg onaangenaam en hij
kreeg al half spijl, dat liij liet vogeltje had ge
vangen. Ilij nam liet goed in de hand en liep
cr mee naar dc schuur, waar hij het in de
kooi opsloot.
Het was een schildvink, maar een wijfje,
dus op mooi gezang behoefde hij niet le rekc
lien.
Herman liep weg om Jan op dc hoogte tc
gaan stellen van zijn buitenkansje. Jan was
lang niet zoo gelukkig geweest, want hij zal
nog steeds tevergeefs lc wachten op bezoek in
zijn knip.
„Er hebben cr al wel tien op het plankj<
gezeten, maar zc willen er niet in. 'lc Wou, dat
ik xoo gelukkig was als jij, jó!" zei Jan.
Herman bleef nog wel een paar uren bij
Jan, om hem te helpen. Zc probeerden liet nu
bier, dan daar, strooiden nu brood, dan be
scliuit. maar niets liielp. De vogeltjes lieten
zich niet vangen
.Tan gaf liet op cn Herman ging weer naar
huis en natuurlijk regelrecht naar de schuur.
IIcl vinkewijfje was lot bedaren gekomen en
zal op den bodem van dc kooi lieel treurig tc
kijken. Er was niet veel aan tc zien cn Her
man vond cr eigenlijk weinig aan.
's Middags vertelde vader van een vinken
nest, dat hij in dc haag achter in den tuin
had gevonden.
„liet geschreeuw van de kleintjes (rok mijn
aandacht, toen ik er voorbij liep." zei vader.
„Ik zoclil het op en keek er eens in. Eén van
de jongen lag dood op hel randje van het nest
cn dc andere schreeuwden met wijdgeopende
snavels zoo hard ze konden om eten natuur- J
slaan kijken, of de oude zou komen, om zc le
voeren, maar die kwam niet.''
„Als dc oude maar geen ongeluk heeft ge
kregen/' meende moeder.
„Dat zou jammer zijn, want dan moeten dc
kleintjes van honger omkomen," antwoordde
vader.
Nauwelijks liad Herman dit gehoord, of hij
ging naar buiten cn haalde dc kooi uit dc
schuur. Ilij zellc liet dctirlje-open en in een
wip was het vogeltje gevlogen.
Daarna zocht bij liet vinkennest in dc lïaag
op cn hield het op oen afstand in het oog. Ilij
merkte spoedig, dat de jonge vogeltjes weer
gevoederd werden cn hij meende in liet vogel-
moedertje hetzelfde vogeltje te herkennen,.dat
liij in de kooi opgesloten had gehouden. Her
man was blij, dal hij liet vogeltje zijn vrijheid
teruggegeven had.
Edel antwoord.
Abraham Lincoln, president der Vereenigde
Stalen van Amerika, was een man, die om
zijn edele denkwijze algemeen geacht werd.
Eens trad hij, vergezeld van een ambtenaar
van hoogen rang, een tram binnen. Deze was
vol, doeli een neger, die reeds in dc tram zat,
stond bij liet binnentreden van den president
eerbiedig op en bood hem zijn plaats aan.
Lincoln beantwoordde den groet beleefd,
maar bedankte voor het aanbod.
„Waarom neemt gij. uw hoed zoo diep af
voor oen neger? vroeg een metgezel ver
baasd.
„Mijn vriend," was liet antwoord, „zoudt gij
dan willen, dal een neger beleefder was dan
ik?"-
Kklirtrd Leeuwenhart.
De dood van Richard Leeuwenhart, ko
ning van Engeland, was in volkomen over
eenstemming met zijn onrustig leven. Een
landman in de omstreken van Limoux had,
bij het omSpitten van den grond, een schat
gevonden. Die schat moet nogal van gewicht
zijn geweest, want de burggraaf de Limoges,
op wiens grondgebied de vondst had plaats
gehad, had zich dien toegeëigend en be
waarde hem op zijn slot van Cholus. Richard
vorderde, als vorst over het gewest, den
schat voor zich op en toen de burggTaaf
weigerde dien af te staan, sloeg de koning
het beleg om het kasteel. De bezetting zag
wel in, dat zij het tegen zulk een overmacht
niet kon volhouden, en wilde zich overge
ven. Richard zcide, dat daar. hij de moeite
genomen had om zoo ver te komen, hij nu
ook het genoegen wilde hebbep de plaats
stormenderhand in te nemen en de bezetting
op te laten hangen. Met zulk een lot voor
oogen, verdedigden de Franschen zich dap
per en op den vierden dag van het beleg
werd Richard met een pijl in den schouder
gekwetst. Door de onhandigheid van den
wondheeler verergerde de wond zoo, dat de
vorst er aan bezweek.
zingen af. „Drommels", zei Hendrik, „dat
is wat erg! Als ik in den oorlog sterf, wil ik
ten minste te paard bezwijken", en hij be
steeg weder zijn strijdros, niettegenstaande
zijn zware koorts.
In 1603 keerden de Koning en de Ko
ningin van Saint-Germain-en-Laye terug; in
het rijtuig zaten ook de hertog van Montpen-
sier en de prinses van Conti. Er bestond nog
gee'n brug te NeulRy, maar de wagens wer
den in ee.i pont overgezet. Toen de vorste
lijke familie in het midden van den stroom
was, begonnen de paarden te steigeren en
het rijtuig viel in het water. Hendrik en de
twee overige reizigers kwamen er spoedig,
uit, maar de koningin werd met moeite ge
red en bij de haren op het droge getrokken.
Met zijn gewone vrodlijkhëid zei Hendrik:
„ziezoo, mijn kiespijn is geheel over, dat
schijnt een kostelijk middel te zijn.Wij
hadden ook wat zout gegeten; men heeft ons
te drinken willen geven." De vorst vervolg
de zijn weg, maar liet daarna de prachtige
brug bouwen, die nu Neuilly met Courbevoie
vereenigt.
Den 14den Mei 1610, na het middagmaal,
liet Hendrik zijn rijtuig voorkomen om zich'
naar Sully, den bekwamen minister, te be
geven. Men verliet het paleis, maar de toe
bereidselen tot de plechtige ontvangst van
Maria de Médicis, die den volgenden dag
haar intrede zou doen, beletten hier en daar
den doortocht. Op den hoek van de nauwe:
straat de-la-Ferronnière gekomen, moest het
rijtuig stilhouden om een wagen met wijn
vaten door te laten. De soldaten begaven
zich voorwaarts om plaats te maken. Een
misdadige dweper, die het rijtuig gevolgd
was, klom op het wiel en bracht den koning,
drie messteken toe, waarvan één hem het.
hart doorboorde. Die ellendeling was RavaiL-
lac. Hendrik IV gaf op'de trappen van liet
paleis den geest. Het huis, waarvóór de mis?-
daad gepleegd werd, prijkte later met het
borstbeeld van den beminden vorst, waaron
der in kreupeldicht gebeiteld was: „Hier
prijkt het beeld van Hendrik den Groote,
die door zijn liefhebbende onderdanen nim
mer zal vergeten worden."
Als een bijzonderheid, die wij u bij die
der koetsen willen mededeelen, vinden wij
opgeteekend, dat 33 jaren later, op den sterf
dag van zijn vader, zijn zoon Lodewijk XIII
bezweek. Nog opmerkelijker is het, dat Hen
drik IV geboren is den Hden December; hij
won den slag van Ivry den 14den Maart en
stierf den 14den Mei; na een leven van 4
maal 14 jaren, 4 maal 14 dagen en 14 we
ken. Eindelijk bestond zijn naam uit 14 let
ters: Henri de Bourbon; de eerste Koning
van dien naam werd gekroond den 14den
Mei 1027 en de eerste echtgenoote van
Hendrik IV. Margaretha van Frankrijk werd1
den 14den Mei 1582 geboren.
I>rïe rljtiiisen -rai» Hentlrik
(It'll Tierde.
In het jaar 1597 na de inneming van Cor
bie kreeg Hendrik de vierde van Frankrijk,
een zware lioorls. Hij kon dus niet langer le
paard blijven en liet een rijtuig komen. De
wegen waren smal en bergachtig, de regen
had diepe sporen achtergelaten en den weg
glad gemaakt. Op eens glijdt het rijtuig ach
teruit en stort met den zieke in de diepte.
Gelukkig kwam 'de vorst er met eenige kneu-
O ingekeerd.
Toen gen. de We', onlangs een bezoek aan
het Afrikaans Koffiehuis te Pretoria bracht
en binnen weinige oogenblikken 'n groote
schaar vrienden zich gezellig om hem ge
schaard had, kreeg hij van iemand (vermoe
delijk een-detektief) een wenk, dat de gene?-
raai er aan denken moest; dat hij geen ven*
gadering mocht bijwonen. Heel gevat ant-
woordde de generaal„"Maar zeg jij me
eens. hoe ik moet maal; als die vergadering.'
mij bijwoont?"
(H.-Z. A.)
Ver van huis.
Zij pralen samen over thuis,
hoe of 'l daar wel /al wezen
heeft moedertje hun eersten brief
misschien nu al gelezen?
Mist vader óók zijn tweetal erg?
hoe lang zal 't moeten duren,
dat zij weer allen samen zijn?
zc worden moe van '1 luren.
Ginds, ver, ligt hun geboorteland,
zij moesten hel verlaten
0111 straks te worden opgevoed
in Ilolland. bii oom ltateu.
De tweelingen herhaalden hetgeen Elsje ge- - k a n ik God ooit genoeg danken, dat Ilij mij snavels zoo hard ze on< cn j
zegd had en het huis weergalmde van leven- het goede bet kiezen. Moeder?'- bik. li; bleef op een als an n
't Is alles vreemd daar: 't land, dc school,
dc menschen cn dc kind'rcn
zeg, komen zij in jullie klas,
och, wilt hen dan niel hind'rcn.
Jc lacht graag om wat anders is
en houdt zooveel van plagen
doet 't niet; denkt liever j' in hun plaatsj
helpt hen die eerste dagent
Hermann».