m (3oof ê.z QzoM* J Een heerBéjke vacamc>. Naar het Engelsch van N. C 11 c Vrij bewerkt door C. II. HOOFDSTUK V. Toen de inspanning van den arbeid voorbij ..was en de vacaiilic aanbrak, begon Elsje onle- ■vreden lc worden. Bovendien kwam Mary 'Norman, die den leckcnwcdstrijd gewonnen had en nu met juffrouw Browning, naar Lon den zou gaan, haar. schoolvriendinnetje goe dendag zeggen. Haar verwachting van het uil- stapje was hoog gespannen en zij deelde die tEIsjc in kleuren en geuren mee, zoodat deze alle moeite had niet jalocrscli te worden. .vjlel weer was drukkend en hdbwel het bij de iamilie Rooscn altijd de gewoonte geweest v\\as des zomers eenigc weken in een eenvou dig optrekje aan zee door te brengen, lieten flc omstandigheden zulks dit jaar niet toe. Dc jlaatslc maanden van ingespannen studie had den Elsje danig aangegrepen; zij had eenigc yerandering noodig, want zij was prikkelbaar geworden. Zij kibbelde zelfs met de tweè- jïingen en was ongeduldig tegen het kleintje, 'Allemaal dingen, die zij vroeger nooit deed. „Elsje", zei haar moeder op een mooien dag in Augustus, toen zelfs het grauwe Bur- irliesler zijn best deed er vroolijk en opgewekt •uit tc zien, „ik kan hel niet langer aanzien, jlal jc zoo lusteloos omhangt. Knap Jantje en jlBob wat op en ga dan met hen in het park Wandelen". Gewoonlijk was Elsje blij in liet vooruitzicht van een wandeling met haar broertjes, maar vandaag gehoorzaamde zij onwillig en ging zij lusteloos met de tweelingen op weg. Het was een vrij groolc wandeling cn de straten vvareii warm en stoffig, zoodat Elsje ziclx meer voortsleepte dan dat zij liep. In het begin sprongen dc tweelingen vroolijk om haar heen, ïiiaar na een tijdje kwamen zij ieder aan een 'arm van hun zusje hangen. Dat maakte liaar jpog warmer cn toen zij eindelijk het park be zeilden, viel zij zoo gauw mogelijk op et-n dbank neer en liet dc jongens om zich been pelen. Zij had een boek meegenomen, maar 'tl it viel op den grond cn bleef daar open 'liggen. Het was een prachtige zomerdag cn hel jiarlc lag een eind builen dc stad met haar «ookende en alles zwart makende fabrieken. De schaduw der booincn deed heerlijk aan cn de lucht was verzadigd van allerlei geuren, «lic.uit dc perken opstegen. De bijen gonsden cn sierlijke zwanen zwommen statig in den vijver, dc vogels zongen cn alles en iedereen fccliccn gelukkig te zijn, behalve hel arme, on tevreden Elsje. Na een tijdje kwam er een vricndelijk-uil- fcictidè oude heer aan, die naast haar op dc Jb&nlc ging zitten. „Is dat jouw boek, beste meid?'' vroeg hij, 'lei wijl hij niet zijn stok op den grond wees. Het cigeiVaresje van het verguisde boek kreeg een kleur, terwijl zij bevestigend ant woordde cn het opraapte. De rug was ge scheurd en sommige bladeren zagen er al lieel vuil uit. „Foei, foei!'' zei de vreemdeling afkeurend. ..Boeken zijn niet gemaakt om op den grond lc liggen. Kleine meisjes moesten daar beter ©p passen. Hou jc niet van lezen, mijn kind? Elsje kreeg nog meer kleur bij deze beris ping. ,,.To, ik hou wel veel van lezen, heel veel zelfs nnlwoordde zij beschaamd, „maar il; Jjeii vandaag te moe". Dc oude lieer keek liaar onderzoekend aan. Jlij zag, dat het kind, niettegenstaande haar kleur, niet heclcmnal in orde was. „Een meisje van jouw leeftijd kan locli niet moe zijn. Waar ben je dan zoo moe van?" „Ik weet liet niel", antwoordde Elsje zaclil, „ik ben tegenwoordig altijd moe". „Laat mij eens kijken, wat je daar voor boek hebt", zei de oude lieer, plotseling het gesprek een andere wending gevend. Hij nam het boek van haar over cn bladerde het door. Op de <crsle bladzijde slond Elsje's naam. Deze scheen hem te verrassen, want hij zclle zijn lorgnet op cn keek Elsje zóó onderzoekend aan, dat zij zich niets op liaar geniale voelde. „Ben jij Elsje Rooscn, die den Curzon-prijs gewonnen heeft?'' vroeg hij. '.•„Je mijnheer", antwoordde zij verbaasd. De oude heer scheen nu nog meer verrast. „Wel heb ik van mijn levent" riep hij uit. Elsje raakte door dezen uitroep nog meer ,van liaar stuk cn was juist van plan op tc slaan, toen dc tweelingen kwamen aanhollen. Zij gingen naast haar slaan cn keken nieuws gierig naar den ouden heer. „Zijn dit jc broertjes?"' begon deze weer te vragen. „Ja mijnheer luidde liet antwoord, „Jantje en Bob, kleine Bert is thuis". ..Zoo, zoo", klonk hel, terwijl de heer zijn lorgnet in zijn zak stak..„Jullie ziet er allemaal glit,. of jc eens een paar weken naar zee moest. Mi- dunkt, Elsje, dat, als jc nog moe bent, wan neer de school weer begint, je niet veel aan ■den prijs zult hebben". Dc tweelingen trokken aan haar mouw en dc ondergaande zon herinnerde Elsje cr aan, dal hel lijd werd om naar huis te gaan. Zij stond op, waarop dc oude heer liaar het boek teruggaf cn haar handje even in de zijne hield. Hij nam dc kinderen van*hot hoofd tot de voelen op. „Ik ben mijnheer Curzon", zei hij eindelijk, .,€11 heel blij, dat ik kennis gemaakt heb met je. Elsje. Doe mijn groeten aan je vader pn zeg hem, dat ik ook gaarne kennis met hem teou willen maken en ik daarom zoo vrij zal zijn hem morgenavond te bezoeken, als hij dan ten minste thuis is. Goeden dag, kinderen". Terwijl hij met zijn stok ten afscheid wuilde, liep hij in de tegenovergestelde richting der kinderen verder. Het drietal haastte zich nu ïyiar huis. Het .Overstelpende nieuws scheen hun vleugelen te verleenen. Alle vermoeidheid was vergelen ën zij stormden hel huis binnen. „Moeder, Moeder, wicn denkt u, dat wij Igcsproken hebbenriep Elsje uit. „Mijnheer .Curzon! Hij was in hel park. Het is zoo'n aar dige oude lieer en hij komt morgen kennis maken met Vader". dige stemmen, -lui men dc avond: ging eten i i d. kinderen bemerkten, li gerig zij" v. ;i:\ xaodat zij al hun n aan hun boterhammen en hun bckus wijdden. HOOFDSTUK VI. r.r'm r drukte haar innig tegen zich zooaF dlccii ecu moeder doen kan. ei:t „Dank Hem door jc gcheelc leven den weg melk 1 wandelen, dien Hij je aanwijst, lieve ling." Fr. dit nam Elsje zich op dien avond ernstig voor. (Wordt vervolgd.) In heel Bun hosier was er geen man te vin den. die meer bemind en.geacht was dan mijn heer Curzon, de eigenaar der reusachtige molens aan de zuidzijde der ri\ier en die in een mooi oudcrwclsch huis tegenover het park woonde. Hij cn zij vrouw hadden geen kin deren, cn met de liefde welke zij dus niet aan eigen kiwderen konden geven, kwamen zij anderen, die minder bevoorrecht waren dan zij, tegemoet. Geen wonder dus, dal zij op dc handen gedragen werden. Mijnheer Curzon kwam nu op leeftijd en had zijn drukke zaken gedeeltelijk aan anderen overgedaan, zoodat liij nu volop lijd had om wel te doen. Hel verstandige, vermoeide gezichtje en de donkerbruine oogen van Robert Rooscn's dochtertje hadden indruk op hem gemaakt. .Het had in zijn bedoeling gelegen persoonlijk kennis te maken met de winster van den prijs, docli daar hij juist terug was van een bezoek aan Amerika, had hij daartoe nog geen gele genheid gehad, vóór hij haar in het park ont moette. Zijn belangstelling voor het kind was opgewekt en hij nam zich voor meer over de familie tc vernemen en tc ontdekken op welke wijze hij Elsje verder kon helpen, zonder daarbij haar ouders tc kwetsen. Direct nadat hij de kinderen verlaten had, ging bij dan ook naar juffrouw Macpherson, hel hoofd der meisjesschool. Deze verklaarde zicli gaarne bereid hem inlichtingen tc geven. „Elsje Rooien is één mijner beste leerlingen mijnbeer Curzon, een vlijtig meisje met een goed hoofd. Zij zal u niet teleurstellen," zei zij. „Zij ziet er niet heel sterk uil." „Tot het begin van dit jaar zag zij cr eigen lijk lied best uitman de heele'school, doch de harde studie der laatste maanden heeft haar slcrlc aangegrepen, zoodat zij verandering van luclil noodig heeft." Dit was liet juist, wal mijnheer Curzon weten wilde. „Dat daclil ik al," zei hij, „maar waarom stellen haar ouders haar daartoe niet in de gelegenheid? Juffrouw Macpherson aarzelde even. Zij overlegde bij zicli zelve wat zij verlellcn mocht cn wat zij verzwijgen moest omtrent hetgeen zij van meneer Rooscn's aangelegen heden giste. Doch tcf wille van liaar geliefde leerling besloot zij te vertellen wal zij gedeel telijk wist cn gedeeltelijk vermoedde, Na een lang gesprek vertrok mijnheer Cur zon, zichtbaar in gedachten verdiept. Den gc- heelcn verderen dag cn den volgenden waren Elsje Roosen cn de vraag, hoe hij haar hel best kon helpen, niet uil zijn gedachten, doch toen hij 's avonds tegen zeven uur bij dc familie Roosen aanbelde, bewezen zijn opgewekte slem cn zijn vlugge binnentreden, dat hij liet vraagstuk, hetwelk hem zooveel hoofdbreken gekost had, opgelost had Mijnheer Rooscn verwachtte 'den bezoeker en Elsje deed dc deur open, toen hij aanbelde Haar moeder had gezegd ,dat zij haar haar eens extra moest borstelen en haar beste jurk aantrekken en daar haar gezichtje nu heel vriendelijk slond. leek zij niets op hel Elsje van den vorigen dag. „Maar jij bent locli niel hetzelfde meisje, dat ik gisteren in het park ontmoette?" vroeg dc bezoeker na de eerste begroeiing. Mijnheer Curzon bleef langen tijd mei haar ouders pralen. Het gesprek liep groolcndeels over zaken cn hij vroeg niet Elsje nog eens le zien. Zij was mei dc andere kinderen in de keuken, doch hij had hen niet vergelen, want uit zijn zak haalde hij een doos heerlijke bon bons voor Elsje en een handvol van dc mooiste knikkers voor de jongens le voorschijn. Toen de bezoeker vertrokken was, kwam Elsje weer binnen cn ging naast haar vader slaan, verlangend le welen, wat hel doel van het bezoek was geweest. Vader nam haar op zijn knie cn kuste haar. „Jc hebt Vader nu inderdaad geholpen, lieveling, misschien meer dan iemand.anders had kunnen doen.'' Elsje zellc groolc oogen op en was (en hoogste verbaasd. „Wat heb ik dan gedaan, Vader?" vroeg zij. Daarop vertelde haar vader de wonderlijk ste geschiedenis. Het bleek, dal meneer Cur zon juist een nieuwen opzichter zocht cn daar Elsje zijn aandacht op haar vader gevestigd had, was het denkbeeld in hem opgekomen, dat deze dc geschikte man zou zijn om de opengevallen plaats tc vervullen. Het was algemeen bekend, dat mijnheer Alcroft's op zichter een bekwaam cn nauwgezet man was. „Je behoeft geen bezwaar lc maken, Roosen, dat je mijnheer Alcroft gaat verlaten," ging mijnheer Curzon voort, „ik hej) reeds met hem gesproken en hij heeft al liet oog op een plaatsvervanger. Hij wil jc niet in den weg slaan en als jc mijn aanbod aanneemt, zal il jc tegenwoordige salaris verdubbelen.'' Ik behoef zeker niet tc zeggen, dat mijnheer Roosen liet edelmoedige aanbod met beide handen aannam. „Maar wat licb ik daar nu mee tc maken, Vader?" vroeg Elsje, nog altijd even ver baasd. „Wel, lieve kind, begrijp jc niet, dat als je zelfzuchtig genoeg geweest was om jc eigen genot le zoeken, jc nooit den examen-prijs ge wonnen zon hebben en mijnheer Curzon dus nooit op het denkbeeld -gekomen zou zijn mij dlc betrekking aan le bieden? Door zijn be langstelling in Elsje Roosen, dacht hij aan haar vader. En nu heb ik nog een heerlijk nieuwtje dc volgende week gaan wp met ons allen naar zee!" Elsje klapte in liaar handen. „O Vader, Vader, wat heerlijkriep zij uil „Je zult je best doen cn trachten jc vriend eer aan le doen, niel waar. Elsje?" „Ja Vader, natuurlijk! En kan Moeder nu ook weer een meisje nemen, nu u meer geld verdient?" „Ja, zoodra wij terugkomen." Elsje liep nu naar haar moeder toe en om helsde haar. „Ik ben zoo blij. Moesje" zei zij, innig ver heugd. Toen verborg zij haar gezichtje tegen liet gelaat van haar moeder en zei zacht: „Hoe Goed ingezien. door F. J. II o f f m a n. lierman deed een boodschap voor zijn móe der. Onderweg kwam liij Jan tegen. „Ik ga straks vogels vangen, Herman F zei Jan. „Waar?" vroeg Herman. „Bij ons in den tuin! 't Krioelt er van vinken en koolmcezen cn een.paar lijsters heb ik ook gezien.' „Hoe >ang jc die dan?" „Met een knip van drie steencn met een plankje er tussclien en een langen draad er aan. Daarmee gaat het wal bestl" .Ja-n liep door en Herman ook. „Dat kon ik ook wel eens probeeren," dacht Herman onderweg. „Bij ons in den tuin komen ook vogels genoeg. En we hebben nog een oude kooi op zolder. Als ik er een vang, doe ik 'm daar in." Herman liep wal door, want liij kreeg hoe langer lioe meer zin in <lc vogeljacht. Een kwartier later was liij weer thuis. Hij zocht drie steencn bij elkaar en vond in het schuurtje een plankje, dat hij met zijn knip mes pasklaar maakte. Vervolgens een stokje van een paar vingers lang om onder het plankje te zetten, een kaartje zwart garen, dat hij in moeders naaimandje vond, een brokje droog brood om kruimels te maken, cn toen was hij gereed om te beginnen. Herman haalde ook nog dc kooi van den zolder cn zette die in hel schuurtje gereed, voor 't geval liij eens gelukkig mocht zijn. Daarop ging liij naar den tuin om een mooi plekje op te zoeken. Juist, naasr het rozenperk zou hij 't probee ren, want daar zag hij vogels. Het waren wel meest musschen, maar hij zag ook een kool mees cn een paar scliildvinken, je weet wel, die zoo'n helderen, klinkenden slag hebben. Herman zette de drie steencn in een hokje bij elkaar. Het plankje kwam aan den vierden kant. Hij zette het stokje onder liet plankje op den middelsten steen en bond den draad aan liet slokje vast. Daarna strooide liij krui mels tussclien de slecnen en ook eèn paar cr builen om de vogeltjes tc lokken. En toen liep liij oen lieel eind achteruit, waarbij hij den draad van liet kaartje afwond, en ging acliler den kastanjeboom slaan. Nu kwam zijn geduld aan dc beurl, want hij moest wachten, tot een vogeltje zoo dom zou zijn, om in dc knip te gaan. Dan een rul; aan den draad, die aan liet slokje zal en daar door moest het plankje neervallen en was het vogeltje gevangen. Listig bedacht, nietwaar? Maar de vogeltjes schenen 'geen liaast le hebben. Het was voorjaar en zc vonden overal In den tuin wat le eten. lierman had nl wel een kwartier achter zijn boom gezeten en nog kwam geen vogel in dc nabijheid van zijn knip. „Gruwelijk vervelend!' mompelde hij bij zichzelf en begon er sterk over tc denken, om liet maar op le geven. Van verycling liad hij de rest van hel brood al ongemerkt opgegeten. Wacht daar zal jc 't hebben,'' fluisterde hij. F.cn dikke muscli streek uil een boom vlak bij dc knip neer. Ilij z.ag dc kruimels, die cr bij lagen en begon le pikken, zoo hard liij kon. Dat lokte een schildvink naderbij en toen kwa men cr vanzelf nog meer. Herman hield den draad iusschcn de vingers, gereed om tc trekken. Trip, trip, trip wip daar zal er een op het plankje. Hij draaide met zijn kopje licen cn weer en keek nieuwsgierig naar binnen. Zou bij 't wagen? Herman beefde er van. Het vogeltje keek weer in de knip. Wip hij sprong cr in. Een ruk aan den draad; lik deed liet plankje en het arme vogeltje was gevangen. De andere alogen van schrik weg. Herman was in de wolken natuurlijk. Hij draafde naar dc kuip. Heel -voorzichtig stak hij zijn hand onder het plankje om het vogel tje te grijpen. Maar het (liertje deed wanho pige pogingen om vrij tc blijven en fladderde van den cenen lioclc in den andere. Eindelijk kreeg Herman hel bij een pootje le pakken en trok het tc voorschijn. Het hing met zijn kopje naar beneden cn spartelde zoo geweldig, dat dc mooie veertjes rondvlogen. Herman vond het erg onaangenaam en hij kreeg al half spijl, dat liij liet vogeltje had ge vangen. Ilij nam liet goed in de hand en liep cr mee naar dc schuur, waar hij het in de kooi opsloot. Het was een schildvink, maar een wijfje, dus op mooi gezang behoefde hij niet le rekc lien. Herman liep weg om Jan op dc hoogte tc gaan stellen van zijn buitenkansje. Jan was lang niet zoo gelukkig geweest, want hij zal nog steeds tevergeefs lc wachten op bezoek in zijn knip. „Er hebben cr al wel tien op het plankj< gezeten, maar zc willen er niet in. 'lc Wou, dat ik xoo gelukkig was als jij, jó!" zei Jan. Herman bleef nog wel een paar uren bij Jan, om hem te helpen. Zc probeerden liet nu bier, dan daar, strooiden nu brood, dan be scliuit. maar niets liielp. De vogeltjes lieten zich niet vangen .Tan gaf liet op cn Herman ging weer naar huis en natuurlijk regelrecht naar de schuur. IIcl vinkewijfje was lot bedaren gekomen en zal op den bodem van dc kooi lieel treurig tc kijken. Er was niet veel aan tc zien cn Her man vond cr eigenlijk weinig aan. 's Middags vertelde vader van een vinken nest, dat hij in dc haag achter in den tuin had gevonden. „liet geschreeuw van de kleintjes (rok mijn aandacht, toen ik er voorbij liep." zei vader. „Ik zoclil het op en keek er eens in. Eén van de jongen lag dood op hel randje van het nest cn dc andere schreeuwden met wijdgeopende snavels zoo hard ze konden om eten natuur- J slaan kijken, of de oude zou komen, om zc le voeren, maar die kwam niet.'' „Als dc oude maar geen ongeluk heeft ge kregen/' meende moeder. „Dat zou jammer zijn, want dan moeten dc kleintjes van honger omkomen," antwoordde vader. Nauwelijks liad Herman dit gehoord, of hij ging naar buiten cn haalde dc kooi uit dc schuur. Ilij zellc liet dctirlje-open en in een wip was het vogeltje gevlogen. Daarna zocht bij liet vinkennest in dc lïaag op cn hield het op oen afstand in het oog. Ilij merkte spoedig, dat de jonge vogeltjes weer gevoederd werden cn hij meende in liet vogel- moedertje hetzelfde vogeltje te herkennen,.dat liij in de kooi opgesloten had gehouden. Her man was blij, dal hij liet vogeltje zijn vrijheid teruggegeven had. Edel antwoord. Abraham Lincoln, president der Vereenigde Stalen van Amerika, was een man, die om zijn edele denkwijze algemeen geacht werd. Eens trad hij, vergezeld van een ambtenaar van hoogen rang, een tram binnen. Deze was vol, doeli een neger, die reeds in dc tram zat, stond bij liet binnentreden van den president eerbiedig op en bood hem zijn plaats aan. Lincoln beantwoordde den groet beleefd, maar bedankte voor het aanbod. „Waarom neemt gij. uw hoed zoo diep af voor oen neger? vroeg een metgezel ver baasd. „Mijn vriend," was liet antwoord, „zoudt gij dan willen, dal een neger beleefder was dan ik?"- Kklirtrd Leeuwenhart. De dood van Richard Leeuwenhart, ko ning van Engeland, was in volkomen over eenstemming met zijn onrustig leven. Een landman in de omstreken van Limoux had, bij het omSpitten van den grond, een schat gevonden. Die schat moet nogal van gewicht zijn geweest, want de burggraaf de Limoges, op wiens grondgebied de vondst had plaats gehad, had zich dien toegeëigend en be waarde hem op zijn slot van Cholus. Richard vorderde, als vorst over het gewest, den schat voor zich op en toen de burggTaaf weigerde dien af te staan, sloeg de koning het beleg om het kasteel. De bezetting zag wel in, dat zij het tegen zulk een overmacht niet kon volhouden, en wilde zich overge ven. Richard zcide, dat daar. hij de moeite genomen had om zoo ver te komen, hij nu ook het genoegen wilde hebbep de plaats stormenderhand in te nemen en de bezetting op te laten hangen. Met zulk een lot voor oogen, verdedigden de Franschen zich dap per en op den vierden dag van het beleg werd Richard met een pijl in den schouder gekwetst. Door de onhandigheid van den wondheeler verergerde de wond zoo, dat de vorst er aan bezweek. zingen af. „Drommels", zei Hendrik, „dat is wat erg! Als ik in den oorlog sterf, wil ik ten minste te paard bezwijken", en hij be steeg weder zijn strijdros, niettegenstaande zijn zware koorts. In 1603 keerden de Koning en de Ko ningin van Saint-Germain-en-Laye terug; in het rijtuig zaten ook de hertog van Montpen- sier en de prinses van Conti. Er bestond nog gee'n brug te NeulRy, maar de wagens wer den in ee.i pont overgezet. Toen de vorste lijke familie in het midden van den stroom was, begonnen de paarden te steigeren en het rijtuig viel in het water. Hendrik en de twee overige reizigers kwamen er spoedig, uit, maar de koningin werd met moeite ge red en bij de haren op het droge getrokken. Met zijn gewone vrodlijkhëid zei Hendrik: „ziezoo, mijn kiespijn is geheel over, dat schijnt een kostelijk middel te zijn.Wij hadden ook wat zout gegeten; men heeft ons te drinken willen geven." De vorst vervolg de zijn weg, maar liet daarna de prachtige brug bouwen, die nu Neuilly met Courbevoie vereenigt. Den 14den Mei 1610, na het middagmaal, liet Hendrik zijn rijtuig voorkomen om zich' naar Sully, den bekwamen minister, te be geven. Men verliet het paleis, maar de toe bereidselen tot de plechtige ontvangst van Maria de Médicis, die den volgenden dag haar intrede zou doen, beletten hier en daar den doortocht. Op den hoek van de nauwe: straat de-la-Ferronnière gekomen, moest het rijtuig stilhouden om een wagen met wijn vaten door te laten. De soldaten begaven zich voorwaarts om plaats te maken. Een misdadige dweper, die het rijtuig gevolgd was, klom op het wiel en bracht den koning, drie messteken toe, waarvan één hem het. hart doorboorde. Die ellendeling was RavaiL- lac. Hendrik IV gaf op'de trappen van liet paleis den geest. Het huis, waarvóór de mis?- daad gepleegd werd, prijkte later met het borstbeeld van den beminden vorst, waaron der in kreupeldicht gebeiteld was: „Hier prijkt het beeld van Hendrik den Groote, die door zijn liefhebbende onderdanen nim mer zal vergeten worden." Als een bijzonderheid, die wij u bij die der koetsen willen mededeelen, vinden wij opgeteekend, dat 33 jaren later, op den sterf dag van zijn vader, zijn zoon Lodewijk XIII bezweek. Nog opmerkelijker is het, dat Hen drik IV geboren is den Hden December; hij won den slag van Ivry den 14den Maart en stierf den 14den Mei; na een leven van 4 maal 14 jaren, 4 maal 14 dagen en 14 we ken. Eindelijk bestond zijn naam uit 14 let ters: Henri de Bourbon; de eerste Koning van dien naam werd gekroond den 14den Mei 1027 en de eerste echtgenoote van Hendrik IV. Margaretha van Frankrijk werd1 den 14den Mei 1582 geboren. I>rïe rljtiiisen -rai» Hentlrik (It'll Tierde. In het jaar 1597 na de inneming van Cor bie kreeg Hendrik de vierde van Frankrijk, een zware lioorls. Hij kon dus niet langer le paard blijven en liet een rijtuig komen. De wegen waren smal en bergachtig, de regen had diepe sporen achtergelaten en den weg glad gemaakt. Op eens glijdt het rijtuig ach teruit en stort met den zieke in de diepte. Gelukkig kwam 'de vorst er met eenige kneu- O ingekeerd. Toen gen. de We', onlangs een bezoek aan het Afrikaans Koffiehuis te Pretoria bracht en binnen weinige oogenblikken 'n groote schaar vrienden zich gezellig om hem ge schaard had, kreeg hij van iemand (vermoe delijk een-detektief) een wenk, dat de gene?- raai er aan denken moest; dat hij geen ven* gadering mocht bijwonen. Heel gevat ant- woordde de generaal„"Maar zeg jij me eens. hoe ik moet maal; als die vergadering.' mij bijwoont?" (H.-Z. A.) Ver van huis. Zij pralen samen over thuis, hoe of 'l daar wel /al wezen heeft moedertje hun eersten brief misschien nu al gelezen? Mist vader óók zijn tweetal erg? hoe lang zal 't moeten duren, dat zij weer allen samen zijn? zc worden moe van '1 luren. Ginds, ver, ligt hun geboorteland, zij moesten hel verlaten 0111 straks te worden opgevoed in Ilolland. bii oom ltateu. De tweelingen herhaalden hetgeen Elsje ge- - k a n ik God ooit genoeg danken, dat Ilij mij snavels zoo hard ze on< cn j zegd had en het huis weergalmde van leven- het goede bet kiezen. Moeder?'- bik. li; bleef op een als an n 't Is alles vreemd daar: 't land, dc school, dc menschen cn dc kind'rcn zeg, komen zij in jullie klas, och, wilt hen dan niel hind'rcn. Jc lacht graag om wat anders is en houdt zooveel van plagen doet 't niet; denkt liever j' in hun plaatsj helpt hen die eerste dagent Hermann».

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 8