1 1 Hf Pn*- "binnenland. f5'Ie Jaargang. „DE EEMLANDER". Zaterdag 5 Mei 1917. ZONNEWEELDE. N° 2S9 Tweede ES ad. BUITENLAND. FEUILLETON. Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURG. Uitgevers: VALKHOFF C< ABONNEMENTSPRIJS: PRIJS DER ADVEHTENXIEN: Idem franco per post Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.12*. Afzonderlijke nummers O.05. Wekel^jkach byvoogeel VD* hollawtschs Huisvrouw' (onder redactie van Thérèae Hoven) per a mnd. ÖO cis. Wekelyksoh bijvoogsol Wereldrevue per 3 mnd. 52 Cts. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 66. Dienstaanbiedingen 1—5 regels.. 0.3D. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handol on bodrjjf bestaan zoor voordeelige bepalingen tot het herhaald advortoeron in dit Blad, bi| abonnonient. Eene circulairo, bevattende de voorwaarden, wordt ou aanvraag toegezonden. B e r 1 ij n, 3 Mei. (V. B.) De hoofdcom missie van den Rijksdag heeft zich Donder dag met de Belgische kwestie bezig gehou den. Een lid van de vrijzinnige volkspartij ver klaarde, dat de annexatie van België als af gedaan is te beschouwen. Zij is ook onge- wenscht met het oog op den nationalen samenhang en het vrijwillig karakter van het Duitsche rijksverband, die Duitschland's kracht uitmaakt. Een half-souverein België zou een voortdurend protest en een voort durende oorlogsbedreiging beteekenen; maar een volledig herstel van den status quo ante zou eveneens de grootste gevaren met zich medebrengen. De eenige weg, die aan het doel beantwoordt, is de bestuursscheiding van de Vlaamsche en de Waalsche gewes ten. Wij kunnen de ge den oorlog sterk-op- geleefde Vlaamsche beweging als aanknoo- pingspunt aangrijpen. De staatssecretaris van binnenlandsche zaken herdacht in gevoelvolle bewoordingen den overleden gouverneur-generaal von Bis sing, wiens werk krachtig zal worden voort gezet. Aan de administratieve scheiding wordt, in nauw contact met den Raad van Vlaanderen, met allen nadruk gewerkt. Een lid van het centrum aohtte het on- gewenscht, dat men zich thans reeds over het oorlogsdoel van Duitschland ten op zichte van België uitspreekt. In elk geval moest echter een consequente en bezonnen Vlaamsche politiek gevoerd worden. Een lid van de Duitsche fractie achtte, op grond van met gezaghebbende Vlamingen gehouden besprekingen, het plan van een vereenigd België onder de oude dynastie een ernstig gevaar. In een door alle fracties gemeenschappe lijk ingediend voorstel werd verlangd, dat spoedige maatregelen zuilen worden geno men voor den terugkeer der Belgische dwangarbeiders uit Noord-Frankrijk naar hunne haardsteden. Een conservatieve afgevaardigde ver klaarde, dat, welken vorm België ook mocht krijgen, Duitschland steeds voor de vraag wordt gesteld, of de Vlaamsche kust onder invloed van Duitschland of van Enge land zal komen. Zijne politieke vrienden moeten verlangen, dat deze kust onder mili tairen invloed van Duitschland blijft. Ministerialdirektor Lewald gaf inlichting over de doorvoering der administratieve scheiding; hij zeide, dat ondanks eenige bezwaren, de scheiding in enkele weken voltooid zal zijn. De woordvoerder der sociaal-demoorati- sche fractie verklaarde, dat niet door een politiek van geweld een toestand in het Westen geschapen kan worden, die de toe komst van het Duitsche volk waarborgt, maar dat dit slechts kan geschieden door een poli tiek van wederzijdsch overleg. Londen, 3 Mei. (R.) Het departement van koloniën maakt bekend, dat de rijks- oorlogsconferentie, die bijgewoond is door de voornaamste staatslieden uit de groote overzeesche koloniën, haar einde nadert. Terwijl enkele van de aangenomen beslui ten niet vóór het einde van den oorlog ge publiceerd kunnen worden, kunnen de vol gende feiten thans worden bekend gematrkt: Het is opmerkelijk, dat alle resoluties met algemeene stemmen werden aangenomen. De conferentie nam besluiten aan ten gun ste van gelijkmaking der wapens en uitrus ting van alle deelen van het rijk en'van het geven van een gelijke opleiding aan het or- donnance-personeel van de verschillende militaire organisaties van het rijk. De conferentie verzocht de admiraliteit, onmiddellijk na het einde van den oorlog een volledig plan voor de maritieme verde diging van het rijk voor te beuiden, jter overweging door de regeeringen, die op de conferentie vertegenwoordigd waren. De conferentie heeft aangeraden, na den oorlog een bijzondere rijks-conferentie bij een te roepen ten einde eene wijziging in de constitutioneele betrekkingen tusschen de samenstellende deelen van bet rijk te over wegen, welke zal leiden tot voortdurende raadpleging en gezamenlijke actie in alle. gewichtige aangelegenheden van gemeen schappelijk belang. De conferentie drong aan op eenheid in het standpunt ten opzichte van naturalisatie. Voorts achtte de conferentie het wensche- lijk, te Londen een rijksbureau voor mine rale hulpbronnen op te richten, waarop de samenstellende deelen van het rijk, met in begrip van Indië, vertegenwoordigd zullen worden, ten einde de minerale hulpbronnen van het rijk te ontwikkelen en maatregelen te overwegen, waardoor deze beschikbaar worden om te voorzien in de behoefte van het rijk. Men sprak de meening uit, dat de in dezen oorlog opgedane ervaring van belang is voor gezamenlijke actie; 1. om een voldoend productievermogen van materieel en mu- nTie voor leger en vloot te ontwikkelen; 2. om toezicht te houden op de natuurlijke hulpbronnen binnen het rijk, vooral die, welke noodig zijn voor nationale doeleinden zoowel in oorlogs- als in vredestijd, en 3. om die natuurlijke hulpbronnen binnen het rijk voor de industrie aan te wenden. Ten slotte nam de conferentie het navol-1 gend besluit aan, waarvan de kern reeds I door Lloyd George in zijn rede in Guild-. Hall is meegedeeld: Het tijdstip is aangebroken, waarop alle mogelijke -steun moet worden gegeven aan de ontwikkeling van de rijks-hulpbronnen, voorat om het rijk van andere landen onaf hankelijk te maken op het gebied van voed- sel-voorziening, grondstoffen en noodzake lijke industrie. Met dit doel voor oogen heeft de confe rentie zich uitgesproken ten gunste van het beginsel, dat ieder deel van het rijk, met inachtneming van de belangen der geallieer den, bijzonder gunstige voorwaarden en fa ciliteiten zal verleenen aan producten en fa brikaten uit andere deelen van het rijk, en voorts dat regelingen worden getroffen om emigranten uit het Vereenigd Koninklijk te bewegen zich te vestigen in landen onder Britsche vlag. Tweede telegram. De koning, die de grootste belangstelling heeft getoond in de beraadslagingen van de rijksoorlogscon- ferentie, ontving heden de leden op Windsor Castle. Zij boden hem een adres van trouw aan'. In zijn antwoord drukte de koning de overtuiging uit, dat deze conferenties zullen bijdragen om de verschillende deelen van het rijk nauwer samen te verbinden. Hij be tuigde zijn leedwezen er over, dat Australië geene rechtstreeksche vertegenwoordiger op deze conferentie had gehad, en hoopte, dat op toekomstige conferentiën ieder deel van de Döminions vertegenwoordigd zou zijn. Kameroverzicht. Tweede Kamer. Vergadering op Vriiwg 4 Mei. Buitengewoon Oorlogscredief. Aan deo rde is het wetsontwerp tot wijzi ging en verhooging von Hoofdstuk III (Oor log) der Stoatsbegrooting voor 1917. (Bui tengewoon Crediet) met de motie Scheurer, v. d. Voort v. Zijp, luidende „De Kamer, gehoord het verhandelde in het Comité- generaal, van oordeel, dat er onderdeelen in 's lands weerbaarheid 'zijn, die meer afdoende ver zorging vragen, gaat over tot de orde van den dag." De Minister van Oorlog motiveert die late indiening van het ontwerp, hetgeen verband hield met de gegevens, welke Spr. aan de Kamer wilde overleggen. Wat het totaal getal uitgaven betreft, dit is 465 millioen. De achterstand in de militaire administra tie is belangrijk verminderd, zoodat de af rekening over 1916 nog slechts 3 maanden te laat zijn zal. Verhooging der maximum-vergoedingen acht Spr. niet gemotiveerd. Inzake de be zoldiging van de onderofficieren is overleg gepleegd met de Minister van Financiën het door Spr. toegezegde onderzoek is ech ter nog niet beëindigd. Er zijn zoovele werk zaamheden welke afdoening eischen. Inzake de verlofregeling zegt Spr. dal een maal per maand verlof voor de gehuwden inderdaad te weinig is. Hij wil onderzoeken of ruimer verlof gegeven kan worden, al moet rekening worden gehouden met het beperkte spoorwegvervoer. Het slapen op de grond is onaangenaam, erkent Spr., maar dikwijls is het moeielijk geschikt materiaal te krijgen. Het ziekenverblijf te Harderwijk zal Spr. persoonlijk onderzoeken. Wat de verspreiding van geschriften in het 'eger betreft, meent Spr. dat geestesrichtin gen, baanbrekend onder het volk, niet moe ten worden onderdrukt. Het ligt niet op den weg van den Minister, bepaalde verboden uit te vaardigen. De troepencommandanten zijn verantwoor delijk voor de krijgstucht en den goeden geest, de Minister moet niet op hun terrein tredenwel kan hij wenken geven, zooals hij deed ten aanzien van „Het Volk." De subsidie aan de „Soldaten-Courant" is door de Kamer goedgekeurd het is een blad dat allen kunnen lezen. Wat „de Nederl. Krijgsman" betreft, dit blad heeft zich in on behoorlijke termen uitgelaten over de veld predikers, die niet tot zijn richting behooren en daardoor oneenigheid gewekt; een reden voor den Minister, dit blad geen subsidie te verleenen. De schorsing van het klein-verlof der reserve-landweer is in de eerste plaats voor inspectie. De troepen zijn nooit als geheel onder de wapenen geweest. Gewenscht is het deze bataljons in organiek Verband bij een te hebben. Ook is noodzakelijk dat de troep en officieren elkaar leeren kennen. De inschrijving der mannen tusschen 30 en 40 jaar behoeft geen onrust te verwekken. De bedoeling is wanneer wij in oorlog wor den betrokken, onmiddellijk een wetosntwerp in te dienen om deze mensohen op te roe pen. Daarom wil men de inschrijving gereed hebben. De betrokkenen kunnen zioh naar v/ensch al of niet laten keuren. De lichting 1909 van de bereden en 1911 van de on bereden wapens gaan binnenkort met klein verlof behalve de onderofficieren. De minister kan de militielichting 1918 niei vroeger oproepen ten gunste van de land» stormlichting 1908. Wat de motie-Scheurei betreft, Spr. kan niet anders doen, don voortgaan op den weg welke hij volgde. Hij erkent, dat er leemten zijn, maar tracht dezo weg te nemen, een toezegging waarna de voorstellers z. i. hun motie zouden kunnen intrekken. De heer Ketelaar (v.-d.) spreekt naar aanleiding van een adres van de reserve- officieren Eckhardt en Groote. Spr. komt er tegen op, dat er inhouding van pensioen heeft plaats gehad. Wetsontwerp-Limburg. In stemming komt hierna het voorstel van wet van den heer Limburg c.s. tot wijziging van de artt. 132, 133 en 186 en aanvulling der Hoogere Onderwijswet (toelating van einddiploma's H. B. S. met 5-jar. cursus voor de universiteit). De heer v. d. Velde verklaart, mede na mens eenige politieke vrienden, vóór Ie zul len stemmen, al wenscht hij principieel geen achterstelling van de klassieke opleiding. Het ontwerp wordt dan aangenomen met 49 tc^en 17 stemmen. Wijziging der Inkomstenbelasting. Het wetsontwerp tot wijziging der wet op de Inkomstenbelasting 1911 wordt z. h. su aangenomen. In de middagvergadering spreekt de heer Kleerekooper (s.-cl.) over de persvrij heid en de vrijheid van vergaderen in het leger. Wat het huwelijksverbod voor mili tairen betreft, dit zou zonder finantieele kos ten onmiddellijk zijn op te heffen. De finan tieele kwestie is dan nader onder oogen te zien. De heer De Savornin Lobman (c.-h.) betoogt, dat het hoofd van de motie afmoet, maar dan blijft cr niets over na de toezeggingen van den Minister. Hij nadt daarom aan, de motie in te trekken. De heer Duymaerv. Twist (c.-h.) re pliceert en stelt de volgende motie voor: „De Kamer, van oordeel dat de subsidie van de Sol* daten-Courant niet verder behoort te worden voortgezet, gaat over tot de orde van den dog." De Voorzitter merkt op, dat dezo motie niet bij de algemeene beschouwingen, maar bij de artikelen dient te worden be handeld. De heer M e n d e 1 s (s.-d.) repliceert. De heer Nolens (R. K. bestrijdt de mo- tie-Scheurer, waar die verbond houdt met het comité-généraal. Niet alle leden hebben dat bijgewoond en zijn dus niet in toat tof oordeelen. Een mensch kan niet zorgvuldig genoeg zijn in de keuze zijner vijanden. ROMAN VAN OLGA WOHLBRüCK met autorisatie uertaald door Mevr. I. P. WESSELINK- VAN ROSSUM. 107 Dan wist hij wal beters. Rood en warm moest het neerstroomen op de trillende bee- nen om ze weer sterk te.maken, zoodat ze in dolle sprongen door de arena joegen. Rood en heet moest hel het beest om den kop 'gol ven zoodal het de horens vooruit stak in zijn loop, en rood en heet moest het opspatten en dan neerdruppelen in het gele zand, waar hij het razende dier zou bedwingen met zijn arm... Hij werd heel bleek, zoo wit als zijn witte hemd en zijn hand greep naar zijn gordel, eens en nog ecus en voor de derde maal. En de scherp* geslepen, korte messen fon kelden in de zon, onder den blauwen hemel, bliksemden door de glinsterende lucht, als lichte pijlen, daalden neer op den breeden, .Witten nek van den slier en scheurden liet iyleesch uiteen, zoodat het bloed in dikke stra len opspatte- en rood en dik over liet wille \el uitliep. Een kreet van afschuw, een kreet van ver ontwaardiging uit duizend kelen over deze Idaad, zoo volkomen in strijd met de vreed zame gewoonten, bruiste door de ar«na/~ En bijna onmiddellijk daarop werd het stil, doodstil, alsof de ontzetting al deze menschen had verlamd, hen de keel had dichtgesnocrd, Jttin ledematen als mei ketenen geboeid hield. Een ieere vrouw had de rijea dejc jonge mannen aan de barrière doorbroken en was naar hel midden van de arena geloopen, blin delings met fladderende lichtblonde haren en daar was zij ineengezakt, nog voor haar uit gestoken armen de knieën van den man aan raakten. Slechts één kreet gilde nog over het gele zand zoo ontzettend en langgerekt, zoo ont zettend schril dat allen verslijfden. Toen ontwaakte Gerhard-Obcrwall. Hij vergat het met bloed bedekte, als beze ten voortrennende dier, keerde zich om, als werd hij aangetrokken door een ijzeren hand. „Lou Lou Hij zag nog, hoe menschen haar ophieven zag haar onder liggen diep onder hem toen zag hij den blauwen hemel, zag de zon en toen was het hem, alsof hij in de lucht werd geworpen heel hoog omhoog daar, waar Madlon stond onbeweeglijk als een standbeeld onder de heete zon Er boorde iels in zijn lichaam steeds die per en dieper en toen stroomde er wrat warms en roods over hem heen, zoodat de adem hom benomen werd, en hij wist, dat hij verdrin ken moest in de roodgloeiende zon van zijn geboorteland. In de arena, rondom de sleenen treden, liep alles wild door elkaar klonk gekrijsch en gehuil hysterisch, waanzinnig gelach, luid gesteun en gevloek. Allen schuiven, sloo- ten, 4r'ngcn naar den uitgang in wilde uit zinnige vlucht. Op het gele zand in een robijnroodo plas ligt een verpletterd lichaam met onherken baar gelaat. Een paar knechts leggen op een baar, wat over is gebleven van graaf Ger hard Oberwall En voor de met ijzerbeslagen poort van het hok der dieren slaan anderen met kolven de hersenpan van den stervenden stier in. De zon gloeit over het roode bloed. De dood grijnst in het gele zand van de arena. Aan den uitgang staal Madlon. Zij staat, waar de jonge mijnheer haar ge vraagd heeft te wachten. Zij ziet, hoe hij wordt uitgedragen onder een grooten. rooden, met galen doorboorden doek. De doek, die naar liaar omhoog werd gezwaaid» En zij ziet ook, hoe menschen zich bezig houden met een tweede baar, waarop een jonge, bewuslelooze vrouw ligt met lichtblond krullend haar, en zij ziel ook, hoe zij woor den doode uit wordt gedragen naar het oude huis der Yidals aan het uitgedroogde Kanaal... Paarden, druipend van het zweet, staan voor het oude gegoten ijzeren hek en in het huis wijzen twee vrouwen den vreemden gast, dien zij van het station hebben afge haald, de oude met rijk snijwerk versierde kasten en de vermolmde, kostbare kisten der idals, „tot dat de kinderen uit de Arena komen"... En toen kwamen zij. Het geboorteland had hem terug.-' Het laatste klokgelui is weggestorven van de heilige Trophimekork. De laatste handvol aarde is op de gladde, gele kist in het graf der Yidals neergevallen. Met leege, doode oogen, zonder tranen, zon der woorden, onbeweeglijk, staan moeder en grootmoeder bij het geopende graf. Zij wenden zich ook niet om, als de vreem de man de jonge vrouw wegleidt, die liaar dochter wegleidt, die haar dochter ge weest is... Dat alles gaal haar nu niet meer aan. Wat daar nu nog is, buiten in de groote wereld, aan gene zijde van dit geopende graf, dat beslaat niet meer voor haai-. In het oude vervallen huis, aan het Kanaal willen zij het einde van haar leven afwach ten, haar dagen verdcelcnd tusschen de hei lige Trophimekcrk en den versckcn grafheu vel. En van allen, die haar in vroeger dagen omgeven hebben, zullen zij slechts de beide ouden meenemen, wien de groote zon der Provence het licht der oogen gedoofd heeft. Den blinden herder, omdat hij in de toe komst kan lezen, den ouden professor, omdat zijn blik naar hetzelfde verleden teruggaat als het hare. Het is het begin der lente. Een lente, met glinsterende sneeuwvlokken, onder zacht zon- geflikker, met voortjagende, witte wolken, en frisschen bloesemgeur over uitbottend groen... Gravin Marie Antoinette Oberwall .wacht op den dood van haar zoon, graaf André; zij wacht er op met doffe berusting. Misschien is het dc boete voor veel, wat niet had moeten gebeuren in haar leven, dat zij hot laatst overblijft van hen allen, die zij heeft liefgehad. Zoo denkt zij en zij verlaat de lichte, prach tige werkkamer niet, die volgens zijn wil zijn sterfkamer zal zijn. Hij vreest den dood niet. Alleen zou het hem aan het hart gaan, als hij weg moest, nog voor de blonde, jonge vrouw, in het zwarte weduwengewaad het nieuwe leven aan het huis had geschonken zij is voor hem een dochter geworden, meer dochter dan haar echtgenoot ooit een zoon voor hem was. Nooit wordt in het huis aan de ICupfergra- ben over dezen zoon gesproken, om elkaar te sparen en ook, omdat allen een lichte huivering bevangt, als zij aan hem terugden ken. Lou leunt tegen hel breede raam in de kamer van graaf André Oberwall. Zij kijkt naar de warrelende sneeuwvlokken en denkt er aan, dal het heden een jaar geleden Is, dat Gerhard Oberwall haar zijn liefde bekende in den kleinen salon in dc Rauchstrasse en toch den moed niet vond om haar als zijn verloof de in het huis zijns vaders te brengen. Nu heeft dit huis al zijn hoop op haar alleen gevestigd. En zij weet, dat graaf André Obenvall" zich met al zijn krachten aan het leven vastklemt. En toch heeft zij den moed niet te wen- schcn, dat hij blijft leven, opdat haar niet de schuld treffe van zijn dood, als het kind, dat zij ter wereld zal brengen geen zoon is. Maar liij, in tccre toegenegenheid, die hij voor het jonge schepsel koestert, wil niet, dat zij steeds opnieuw lijdt onder den tweestrijd van haar gevoel. En daarom roept hij haai* bij zich, heel zacht, en omvat zoo krachtig als hel hem nog mógelijk is haar beide handen. „Je moet niet treuren, Lou, als het/ een meisje wordt zegt hij zacht. „Het zou wat bijzonders zijn, want het zou voor het eerst zlin. sedert meer dan honderd jaren. Eu als hel op jou lijkt, dan zul je een verzoek mogen doen, dat het den naam Oberwall be houden mag en dat haar kinderen dien mogen erven". Dc ouile gravin zit in haar rooden brocalert stoel met de vergulde leuning, heel dicht bij het rustbed van haar zoon en begeleidt dc woorden met een plechtig knikken. „Wij behooren tot een edel geslacht", fluistert zij en zet een ronden rug, omdat zij niet zeker weet, of haar zoon ten slotte ook nu nog niet meer een afstammeling der Rcy's in liaar ziet, die Jacobijnenmulscn droegen in den tijd van de Fransclic revolutie dan een Oberwall. „Een oud, edel geslacht", zegt graaf Andrfi nadenkend en langzaam. „Jammer, dat het ons zoo vaak aan goede opvoeders ontbroken heeft en hij wil zeggen: „aan moeders Maar daar hij ziet dat dc oude gravin een ronden rug heeft gezet en ook nu nog het hoofd scheef op zijde wil leggen, breekt hij af en grijpt liaar haar hand. „Wij hebben het beiden nooit goed begre pen, Mama", zegt hij terugkrabbelend en met een glimlach, die een laatstcn sluier werpt over eigen dwalingen cn het verleden zijner, moeder. Dan wendt hij zich weer lot de moedige* blonde vrouw, die hem een dochter is gcwor-i' den cn^dat ook zal blijven, ook al zou zij eens een anderen naam dragen. „Maar als het een jongen is", zeg'l hij cn hij spant zich in om vastheid aan zijn stem ld geven, „dan ken ik iemand, die je helpen kart "om hem op te voeden, zoo op te voeden, dat jc in de toekomst noch de zon hebt te vree- zen voor jc zoon, noch den grauwen ncveL'5 Lou buigt zich met heldere, vochtig glan zende oogen, dankbaar en ontroerd, over haar schoonvader, graaf André Oberwall, dief ook nu nog in zijn diepste smart, dc voor name man blijft, die met zulke eenvoudige! woorden dc deur des levens voor haar opent EINDE., x :-t

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 5